edoxaban

Samenstelling

Zie voor hulpstoffen de productinformatie van CBG/EMA of raadpleeg een apotheker.

Lixiana (als tosilaat) Daiichi Sankyo Nederland bv

Toedieningsvorm
Tablet, omhuld
Sterkte
15 mg, 30 mg, 60 mg

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

edoxaban vergelijken met een ander geneesmiddel.

Advies

Geef bij atriumfibrilleren een anticoagulans bij vrouwen met een CHA2DS2-VASc-score ≥ 3, bij mannen met een CHA2DS2-VASc-score ≥ 2, vanwege een verhoogd risico op trombo-embolische complicaties. Bij vrouwen met een CHA2DS2-VASc-score 2 en bij mannen met een score 1 is het onduidelijk of het voordeel van orale anticoagulantia opweegt tegen het risico op bijwerkingen, zoals bloedingen. Overweeg verwijzing naar de tweedelijnszorg. Eerste keus bij nieuw vastgesteld atriumfibrilleren is een directwerkend oraal anticoagulans (DOAC). Tweede keus is een vitamine K-antagonist (VKA). Zowel het NHG als de NVVC spreken geen voorkeur uit voor een van de DOAC’s. Er lijkt geen verschil in effectiviteit. Kies op basis van patiëntkenmerken en voorkeur.

Behandel een veneuze trombo-embolie (diepveneuze trombo-embolie of longembolie) initieel met een direct-werkend oraal anticoagulans (DOAC) (voorkeur) of met de combinatie van een laagmoleculairgewicht heparine (LMWH) en een vitamine K-antagonist (VKA), gevolgd door een onderhoudsbehandeling met een DOAC resp. een VKA. De behandelduur is minimaal 3 maanden, en hangt o.a. af van of er sprake is van een uitlokkende factor of een recidief, en het bloedingsrisico. Wees terughoudend met DOAC’s bij patiënten met het antifosfolipidensyndroom (APS), VKA’s zijn effectiever in het voorkomen van een recidief van trombose bij APS.

Na een TIA of herseninfarct bestaat de secundaire preventie uit antitrombotische behandeling met clopidogrel monotherapie, acetylsalicylzuur (ASA) in combinatie met dipyridamol, of, bij intolerantie of een contra-indicatie, monotherapie met acetylsalicylzuur. Geef dit voor onbepaalde duur. Geef, bij een TIA of herseninfarct als gevolg van atriumfibrilleren of een andere cardiale emboliebron, na ASA een DOAC of een vitamine K-antagonist. Bij een hoogrisico TIA of ‘minor stroke’ is een behandeling gedurende ≤ 21 dagen met clopidogrel en acetylsalicylzuur een optie, mits gestart binnen 24 uur na ontstaan van de uitvalsverschijnselen. Deze duale behandeling wordt gevolgd door clopidogrel monotherapie of door dipyridamol in combinatie met acetylsalicylzuur. Na een intracerebrale bloeding bestaat secundaire preventie enkel uit bloeddrukverlagende therapie.

Indicaties

  • Preventie van een cerebrovasculair accident (CVA) en systemische embolie bij volwassen patiënten met non–valvulair atriumfibrilleren (nvAF) met minimaal één risicofactor zoals congestief hartfalen, hypertensie, leeftijd ≥ 75 jaar, diabetes mellitus, een eerder CVA of eerdere TIA.
  • Behandeling van diep–veneuze trombose (DVT) en pulmonale embolie (PE) en preventie van recidief DVT en PE bij volwassen patiënten.

Gerelateerde informatie

Doseringen

Klap alles open Klap alles dicht

Preventie van CVA en systemische embolie bij non–valvulair atriumfibrilleren

Volwassenen (incl. ouderen)

60 mg 1×/dag.

Bij cardioversie minimaal 2 uur vóór cardioversie starten met edoxaban, cardioversie uiterlijk 12 uur na de dosis edoxaban op de dag van de cardioversie uitvoeren.

Bij matig of ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring 15–50 ml/min), laag lichaamsgewicht (≤ 60 kg) of combinatie met systemisch ciclosporine, erytromycine of ketoconazol: 30 mg 1×/dag.

Behandeling van DVT en PE en preventie van recidief DVT en PE

Volwassenen (incl. ouderen)

60 mg 1×/dag, na behandeling met een parenteraal anticoagulans gedurende ten minste 5 dagen. Een korte behandelduur (ten minste 3 mnd.) baseren op risicofactoren van voorbijgaande aard (bv. recente operatieve ingreep, trauma of immobilisatie); een langere behandelduur op permanente risicofactoren of idiopathische DVT of PE.

Bij matig of ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring 15–50 ml/min), laag lichaamsgewicht (≤ 60 kg) of combinatie met systemisch ciclosporine, erytromycine of ketoconazol: 30 mg 1×/dag.

Vergeten dosis: deze dezelfde dag onmiddellijk alsnog innemen; de vergeten dosis mag niet worden ingehaald door de dosis de volgende dag te verdubbelen.

Overstappen van en naar andere antistollingsmiddelen

  • van een vitamine K-antagonist (VKA) naar edoxaban: de VKA staken en edoxaban starten bij een INR ≤ 2,5.
  • van dabigatran, rivaroxaban of apixaban op edoxaban: andere orale antistollingsmiddel staken en starten met edoxaban op het tijdstip van de volgende dosis van het andere orale antistollingsmiddel.
  • van parenterale antistollingsmiddelen naar edoxaban: het parenterale antistollingsmiddel staken, start met edoxaban op het tijdstip van de normaliter volgende geplande s.c.-toediening van het parenterale middel of bij een continue toediening van niet-gefractioneerde heparine op 4 uur na het tijdstip van staken hiervan.
  • van edoxaban naar een vitamine K-antagonist (VKA):
    • orale optie: bij een dosis van 60 mg 1×/dag; geef edoxaban 30 mg 1× per dag, samen met de vitamine K-antagonist; edoxaban staken bij een INR ≥ 2,0. Bij patiënten die 30 mg edoxaban 1× per dag kregen; geef edoxaban 15 mg 1× per dag, samen met de vitamine K-antagonist. Gebruik geen oplaaddosis van de VKA om snel een stabiele INR van 2–3 te bereiken. Tijdens de eerste 14 dagen van gelijktijdige therapie de INR minimaal 3 keer bepalen kort vóór inname van de dagelijkse dosis edoxaban; staak de toediening van edoxaban bij een INR ≥ 2,0.
    • parenterale optie: edoxaban staken, een parenteraal antistollingsmiddel toedienen en een VKA; het parenteraal antistollingsmiddel staken bij een INR ≥ 2,0.
  • van edoxaban naar een oraal antistollingsmiddel anders dan een vitamine K-antagonist: edoxaban staken, starten met het antistollingsmiddel op het tijdstip van de normaliter volgende dosis van edoxaban.
  • van edoxaban naar een parenteraal antistollingsmiddel: edoxaban staken, het parenterale antistollingsmiddel toedienen op het tijdstip van de normaliter volgende geplande dosis edoxaban.

Toediening

  • Bij slikproblemen de tablet vlak vóór gebruik vermalen en mengen met water of appelmoes en dan direct oraal innemen. De vermalen tablet mag ook via een (neus-)maagsonde worden toegediend, gesuspendeerd in een kleine hoeveelheid water; de (neus-)maagsonde na de toediening met water spoelen. Fijngemalen tabletten zijn tot 4 uur stabiel in water of appelmoes.

Bijwerkingen

Vaak (1-10%): bloedingen (gastro-intestinaal (incl. orofaryngeaal), cutaan, vaginaal (vaker bij vrouwen < 50 jaar dan bij vrouwen > 50 jaar), urogenitaal, op een injectieplaats, bloedneus). Anemie. Hoofdpijn, duizeligheid. Misselijkheid, buikpijn. Huiduitslag, jeuk. Stijging van bilirubine, γ-GT. Abnormale leverfunctietest.

Soms (0,1-1%): intracraniële bloeding, oogbloeding, bloeding op de plaats van een ingreep, haemoptysis, overige bloedingen. Trombocytopenie. Overgevoeligheid. Urticaria. Stijging van alkalische fosfatase, ASAT en ALAT.

Zelden (0,01-0,1%): subdurale of subarachnoïdale bloeding, pericardhemorragie, retroperitoneale hemorragie, intramusculaire/intra-articulaire bloeding of bloedingen tijdens een ingreep. Anafylaxie, allergisch oedeem.

Verder zijn gemeld: bekende complicaties als gevolg van een ernstige bloeding, zoals compartimentsyndroom en nierfalen als gevolg van hypoperfusie, of nefropathie gerelateerd aan antistollingsmiddel.

Interacties

Combinatie met andere antistollingsmiddelen zoals niet-gefractioneerde heparine (UFH), laagmoleculairgewicht heparinen (o.a. enoxaparine, dalteparine), heparinederivaten (o.a. fondaparinux), orale antistollingsmiddelen (o.a. dabigatran, apixaban, rivaroxaban, vitamine K-antagonisten) is gecontra-indiceerd behalve bij wisselen van antistollingsmiddel of bij gebruik van UFH in een dosering om de centrale veneuze of arteriële katheter open te houden.

Vanwege de toegenomen kans op bloedingen voorzichtig zijn bij het gelijktijdig behandelen met NSAID's (incl. acetylsalicylzuur) en trombocytenaggregatieremmers. Chronisch gebruik van NSAID's (excl. acetylsalicylzuur ≤ 100 mg/dag) wordt ontraden. Ook voorzichtig zijn bij combinatie met SSRI's of SNRI's vanwege meer kans op bloedingen.

Edoxaban is een substraat voor P-glycoproteïne (Pgp) en voor CYP3A4/5. Combinatie met Pgp-remmers veroorzaakt verhoogde plasmaconcentraties van edoxaban. In combinatie met de Pgp-remmers ciclosporine, erytromycine of systemisch ketoconazol moet de edoxabandosering aangepast worden (zie rubriek Dosering). Bij combinatie met amiodaron, claritromycine, kinidine of verapamil is aanpassing van de dosering op basis van klinische gegevens niet nodig. Combinatie met andere Pgp-remmers (incl. HIV-proteaseremmers) is niet onderzocht. Combinatie met Pgp-inductoren (rifampicine, fenytoïne, carbamazepine, fenobarbital, sint-janskruid) kan de edoxabanspiegel verlagen. Bij combinatie met digoxine (Pgp-substraat) stijgt de Cmax van digoxine met ca. 28%, andersom verhoogt digoxine de Cmax van edoxaban met ca. 17%; dosisaanpassing is niet nodig.

Edoxaban wordt vnl. geabsorbeerd in het bovenste gedeelte van het maag-darmkanaal; combinatie met middelen die de maaglediging of darmmotiliteit verhogen kan de absorptie van edoxaban verminderen.

Zwangerschap

Edoxaban passeert de placenta.

Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren in zeer hoge dosering schadelijk gebleken (o.a. post-implantatieverlies, galblaasafwijkingen).

Farmacologisch effect: Bloedingscomplicaties.

Advies: Gebruik is gecontra-indiceerd.

Overige: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen tijdens de therapie.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Onbekend. Ja (bij dieren).

Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding is gecontra–indiceerd.

Contra-indicaties

  • klinisch significante actieve bloeding;
  • leveraandoening gepaard gaande met coagulopathie en een klinisch relevant bloedingsrisico;
  • ernstige hypertensie die niet onder controle is;
  • laesie of aandoening met significant meer kans op ernstige bloedingen zoals:
    • (recente) gastro-ulceratie;
    • (verdenking op) oesofagusvarices;
    • maligne neoplasmata met meer kans op bloedingen;
    • recent letsel/operatie aan hersenen, ruggenmerg of ogen;
    • recente intracraniële bloeding;
    • arterioveneuze malformaties;
    • vasculair aneurysma;
    • ernstige bloedvatafwijking in de hersenen of het ruggenmerg.

Mogelijk wordt gebruik ontraden bij morbide obesitas of na bariatrische chirurgie; neem in deze gevallen contact op met de apotheker.

Zie voor meer contra-indicaties de rubrieken Zwangerschap, Lactatie en Interacties.

Waarschuwingen en voorzorgen

Schrijf geen DOAC's voor bij patiënten met het antifosfolipidensyndroom (APS), met name bij veel kans op trombo-embolische aandoeningen (dit is: positief getest op alledrie de antifosfolipidetesten). Rivaroxaban is bij deze patiënten in verband gebracht met meer kans op een recidief van trombose in vergelijking met warfarine; dit geldt mogelijk ook voor de andere DOAC's. Beoordeel of de behandeling met een DOAC voortgezet moet worden bij patiënten met APS, met name bij een toegenomen kans op trombo-embolische aandoeningen en overweeg om over te stappen op een vitamine K-antagonist.

Bij meer kans op bloedingen en bij langdurig gebruik is extra controle noodzakelijk op tekenen van complicaties door bloedingen en anemie. Wees uiterst voorzichtig bij ziekten en aandoeningen met een toegenomen bloedingsneiging (bloedingsstoornissen, gastro-intestinale ziekten zonder actieve ulceratie, vasculaire retinopathie, bronchiëctasie of pulmonale bloeding in de voorgeschiedenis). Bij hogere leeftijd is de bloedingskans toegenomen.

Vóór het begin van de behandeling de nier- en leverfunctie controleren en tijdens de behandeling indien klinisch noodzakelijk. Bij patiënten met lichte (creatinineklaring 50–80 ml/min) tot ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring < 30 ml/min, zonder dialyse) kunnen de plasmaconcentraties van edoxaban significant verhoogd zijn, wat kan leiden tot meer kans op bloedingen. Het gebruik wordt niet aanbevolen bij terminale nierinsufficiëntie (creatinineklaring < 15 ml/min) of dialyse. Bij gebruik van edoxaban bij nvAF bij patiënten met een verhoogde creatinineklaring uitsluitend toepassen na een zorgvuldige evaluatie van het trombo-embolische en bloedingsrisico vanwege een mogelijk verminderde werkzaamheid.

Edoxaban niet gebruiken bij een ernstig verminderde leverfunctie, edoxaban kan met voorzichtigheid gebruikt worden bij een licht of matig gestoorde leverfunctie of bij gestegen leverenzymwaarden (ALAT/ASAT > 2× ULN of totaal bilirubine ≥ 1,5× ULN).

Edoxaban indien mogelijk minimaal 24 uur vóór een invasieve ingreep stoppen; overweeg tijdens de ingreep een parenteraal antistollingsmiddel en herstart de behandeling zo snel mogelijk.

Volgens de richtlijn Antitrombotica van het Kenniscentrum Mondzorg (KIMO) 2019 is staken van edoxaban niet nodig bij extracties, parodontale behandeling, implantaatplaatsing, biopteren, operatieve verwijdering van gebitselementen, apexresectie, sinusbodemelevatie of peri-implantaire chirurgie. Aanvullende maatregelen (zoals verkleinen van het wondoppervlak, faseren van de behandeling, inhechten resorbeerbare wondverbanden) kunnen overwogen worden bij meerdere factoren die het bloedingsrisico verhogen. Eventueel overleggen met de voorschrijver als deze aanvullende maatregelen mogelijk niet voldoende zijn. Bij geleidingsanesthesie hoeft edoxaban niet gestaakt te worden. Voor een abcesincisie bij twijfel overleggen met een MKA-chirurg. Bij een combinatie van edoxaban met een trombocytenaggregatieremmer overleggen met de voorschrijver of het veilig is kortdurend de medicatie aan te passen. Zie voor meer informatie, ook over eventueel te nemen lokale maatregelen, de richtlijn Antitrombotica van het KIMO (2019).

Hoewel geen routinematige controle van de blootstelling aan edoxaban noodzakelijk is, kan het meten van de concentratie met een gekalibreerde kwantitatieve anti-factor Xa-bepaling in uitzonderlijke gevallen (bv. bij overdosering of spoedoperatie) nuttig zijn.

Edoxaban kan de resultaten van stollingstests (PT, aPTT, INR) beïnvloeden; uitkomsten zijn zeer variabel.

De veiligheid en werkzaamheid van edoxaban zijn niet onderzocht bij:

  • hemodynamisch instabiele PE-patiënten;
  • wanneer trombolyse of pulmonale embolectomie nodig is;
  • patiënten met een mechanische hartklep;
  • in eerste 3 maanden na implantatie van een bioprothetische hartklep (met of zonder atriumfibrilleren);
  • matig-ernstige tot ernstige mitralisklepstenose.

De werkzaamheid en veiligheid bij de behandeling en/of preventie van VTE zijn niet onderzocht bij patiënten met een actieve maligniteit.

Edoxaban wordt niet aanbevolen bij kinderen < 18 jaar met een VTE vanwege een gebrek aan gegevens over de werkzaamheid.

Overdosering

Symptomen

bloedingen.

Neem voor informatie over een vergiftiging met edoxaban contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.

Eigenschappen

Edoxaban is een zeer selectieve, directe, reversibele factor Xa-remmer. Remming van factor Xa onderbreekt zowel de intrinsieke als de extrinsieke route van de bloedstollingscascade.

Therapeutisch antistollingseffect begint na 1–2 uur.

Kinetische gegevens

Resorptie voornamelijk in het bovenste gedeelte van het maag-darmkanaal.
F ca. 62%.
Overig Bij een mediaan laag lichaamsgewicht (55 kg) was de piekconcentratie en AUC verhoogd met respectievelijk 40% en 13% vergeleken met een mediaan hoog gewicht (84 kg). Bij een licht (creatinineklaring 50-80 ml/min), matig-ernstig (creatinineklaring 30-50 ml/min) tot ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min, geen dialyse) was de AUC verhoogd met respectievelijk 32%, 74% en 72% vergeleken met een normale nierfunctie. Bij ESRD met peritoneale dialyse was de AUC 93% verhoogd vergeleken met een normale nierfunctie.
T max 1–2 uur.
V d ca. 1,5 l/kg.
Metabolisering door hydrolyse (gemedieerd door carboxylesterase 1), conjugatie of oxidatie door CYP3A4/5 (< 10%), tot 3 actieve en 4 inactieve metabolieten. De meest gevormde actieve metaboliet M4 bereikt < 10% van de blootstelling van edoxaban; blootstelling aan de andere metabolieten is < 5%. Bij patiënten met een gestoorde nierfunctie wijzigt het metabolietenprofiel en worden meer actieve metabolieten gevormd.
Eliminatie 35% met de urine (onveranderd), metabolisme en gal-/intestinale uitscheiding nemen de resterende klaring voor hun rekening. Hemodialyse draagt niet significant bij aan de klaring van edoxaban.
T 1/2el 10–14 uur.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Groepsinformatie

edoxaban hoort bij de groep directwerkende orale anticoagulantia.

Kosten

Kosten laden…

Zie ook

Geneesmiddelgroep

Indicaties

Externe links