sacubitril/valsartan
Samenstelling
Entresto (als natriumzoutcomplex) Novartis Europharm ltd.
- Toedieningsvorm
- Granulaat '6/6'
Bevat per capsule om te openen: 4 granules, equivalent aan: sacubitril 6,1 mg en valsartan 6,4 mg.
- Toedieningsvorm
- Granulaat '15/16'
Bevat per capsule om te openen: 10 granules, equivalent aan: sacubitril 15,2 mg en valsartan 16,1 mg.
Entresto (als natriumzoutcomplex) XGVS Novartis Europharm ltd.
- Toedieningsvorm
- Tablet '24/26', omhuld
Bevat per tablet: sacubitril 24,3 mg en valsartan 25,7 mg.
- Toedieningsvorm
- Tablet '49/51', omhuld
Bevat per tablet: sacubitril 48,6 mg en valsartan 51,4 mg.
- Toedieningsvorm
- Tablet '97/103', omhuld
Bevat per tablet: sacubitril 97,2 mg en valsartan 102,8 mg.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
sacubitril/valsartan vergelijken met een ander geneesmiddel.
Advies
Start bij hartfalen met matige (‘midrange’) ejectiefractie (HFmrEF) of verminderde (‘reduced’) ejectiefractie (HFrEF) met een ACE-remmer. Geef bij tekenen van overvulling een lisdiureticum. Voeg een selectieve bètablokker toe als de patiënt klinisch stabiel is (met name geen tekenen van overvulling). Overweeg bij persisterende klachten ondanks adequate instelling, toevoeging van een aldosteronantagonist. Een combinatie van deze middelen verlicht de klachten en kan een vroegtijdige mortaliteit en de kans op ziekenhuisopname door hartfalen verminderen. De behandeling van hartfalen met behouden ejectiefractie (HFpEF) is vooral symptomatisch; geef bij tekenen van overvulling een lisdiureticum en behandel eventuele cardiovasculaire en niet-cardiovasculaire comorbiditeit.
Sacubitril/valsartan kan worden toegepast bij patiënten met HFrEF, die zijn opgenomen in het ziekenhuis voor hartfalen of als alternatief voor een ACE-remmer of een angiotensine-II-antagonist bij ambulante patiënten met HFrEF, die niet toereikend worden behandeld met een ACE-remmer of een angiotensine-II-antagonist in combinatie met een bètablokker. Om passende hartfalenzorg te bevorderen dient sacubitril/valsartan te worden toegepast onder supervisie van een cardioloog met passende begeleiding door een huisarts.
Aan de vergoeding van sacubitril/valsartan zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.
Indicaties
- Symptomatisch chronisch hartfalen bij volwassenen met een verminderde ejectiefractie.
- Symptomatisch chronisch hartfalen bij kinderen ≥ 1 jaar met een systolische functiestoornis van de linkerventrikel.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Behandeling bij een volwassene niet starten bij een systolische bloeddruk (SBD) < 100 mmHg of serumkaliumconcentratie > 5,4 mmol/l.
Behandeling bij een kind niet starten bij een SBD < 5e percentiel voor de leeftijd van de patiënt of serumkaliumconcentratie > 5,3 mmol/l.
De valsartan in dit combinatiepreparaat heeft een hogere biologische beschikbaarheid dan valsartan in andere tabletformuleringen. De 26, 51 en 103 mg valsartan in Entresto-tabletten komen overeen met 40, 80 en 160 mg valsartan in andere tabletformuleringen.
Chronisch hartfalen
Volwassenen
Begindosering: 1 tablet 49/51 mg 2×/dag; na 2–4 weken dosering verdubbelen tot de streefdosering van 1 tablet 97/103 mg 2×/dag. Bij volwassenen die nog geen of een lage dosis van een ACE-remmer of ARB gebruiken, bij een SBD ≥ 100–110 mmHg, bij een ernstig verminderde nierfunctie (eGFR < 30 ml/min/1,73 m²) of bij een matig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 7–9 of ASAT/ALAT > 2× ULN): Begindosering: 1 tablet 24/26 mg 2×/dag; dosering na 3–4 weken verdubbelen tot 1 tablet 49/51 mg 2×/dag en na nogmaals 3–4 weken tot 1 tablet 97/103 mg 2×/dag.
Kinderen ≥ 1 jaar
Zie tabel 1 voor de aanbevolen dosistitratie. Rond de berekende startdosis naar boven of beneden af tot de dichtstbijzijnde combinatie van volledige 6/6 mg of 15/16 mg capsules. Houd hierbij rekening met een geleidelijke toename tot de streefdosis. Verhoog de dosis om de 2-4 weken tot de door de patiënt te verdragen streefdosis; als wordt gestart met de helft van de startdosis dan de dosis om de 3-4 weken verhogen. Bij kinderen die nog geen of een lage dosis van een ACE-remmer of ARB gebruiken, bij een verminderde nierfunctie (eGFR < 60 ml/min/1,73 m²) of bij een matig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 7–9 of ASAT/ALAT > 2× ULN): de helft van de startdosis geven. 0,8 mg/kg, 1,6 mg/kg, 2,3 mg/kg en 3,1 mg/kg verwijzen naar de gecombineerde hoeveelheid van sacubitril en valsartan en moeten worden toegediend met behulp van granulaat.
Helft van de startdosis |
Startdosis |
Tussenliggende dosis |
Streefdosis |
|
Kinderen lichaamsgewicht < 40 kg |
0,8 mg/kg 2×/dag |
1,6 mg/kg 2×/dag |
2,3 mg/kg 2×/dag |
3,1 mg/kg 2×/dag |
Kinderen lichaamsgewicht 40 tot < 50 kg |
0,8 mg/kg 2×/dag |
24/26 mg 2×/dag |
49/51 mg 2×/dag |
72/78 mg 2×/dag |
Kinderen lichaamsgewicht ≥ 50 kg |
24/26 mg 2×/dag |
49/51 mg 2×/dag |
72/78 mg 2×/dag |
97/103 mg 2×/dag |
Verminderde nierfunctie: Bij een eGFR < 30 ml/min/1,73 m² bij volwassenen of eGFR < 60 ml/min/1,73 m² bij kinderen de helft van de startdosis geven. Overweeg deze begindosering ook bij volwassenen met een eGFR van 30–60 ml/min/1,73 m². Bij volwassenen en kinderen met een eGFR van 60←90 ml/min/1,73 m² is geen dosisaanpassing nodig. Gebruik bij eindstadium nierfalen (eGFR < 15 ml/min/1,73 m²) wordt afgeraden vanwege geen gegevens.
Verminderde leverfunctie: Bij een matig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 7–9 of ASAT/ALAT > 2× ULN) de helft van de startdosis geven. Bij een licht verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 5–6) is geen dosisaanpassing nodig. Gebruik bij een ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 10–15), biliaire cirrose of cholestase is gecontra-indiceerd.
Bij problemen met de verdraagbaarheid (SBD ≤ 95 mmHg bij volwassenen of SBD < 5e percentiel voor de leeftijd van een kind, symptomatische hypotensie, hyperkaliëmie, verminderde nierfunctie): de dosering van gelijktijdig gebruikte geneesmiddelen verlagen óf de dosering sacubitril/valsartan verlagen of stopzetten.
Vergeten dosis: Als een dosis wordt vergeten, de volgende dosis innemen op het geplande tijdstip.
Toediening
- De tablet niet breken of fijnmalen.
- Het granulaat toedienen door de capsule te openen en alle granules op 1-2 theelepels zacht voedsel te strooien in een klein bakje, en het voedsel direct in te nemen. Gooi de lege huls van de capsule weg.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): hypotensie (SBD < 90 mmHg). Verminderde nierfunctie. Hyperkaliëmie; waarbij bij ca. 20% van de patiënten een serumkalium > 5,4 mmol/l wordt gevonden.
Vaak (1-10%): orthostatische hypotensie. (Draai-)duizeligheid, hoofdpijn, syncope. Hoesten. Diarree, misselijkheid, gastritis. (Acuut) nierfalen. Vermoeidheid, asthenie. Anemie, hypokaliëmie, hypoglykemie.
Soms (0,1-1%): overgevoeligheid zoals jeuk, huiduitslag, angio-oedeem. Hyponatriëmie.
Zelden (0,01-0,1%): hallucinaties (incl. auditieve en visuele hallucinaties), slaapstoornissen.
Zeer zelden (< 0,01%): paranoia.
Interacties
Gelijktijdige behandeling met een ACE-remmer is gecontra-indiceerd vanwege meer kans op angio-oedeem bij gelijktijdige remming van neprilysine en ACE; sacubitril/valsartan minimaal 36 uur ná inname van de laatste dosis van een ACE-remmer starten. Dit geldt ook andersom; na staken van de behandeling met sacubitril/valsartan, niet eerder dan 36 uur na de laatste dosering starten met een ACE-remmer.
Bij diabetespatiënten of een verminderde nierfunctie (GFR < 60 ml/min/1,73 m² ) is het gebruik van sacubitril/valsartan in combinatie met aliskiren gecontra–indiceerd. Bij andere patiënten wordt de combinatie ontraden; indien de combinatie toch toegepast dient te worden, is periodieke bepaling van de nierfunctie, bloeddruk en serumelektrolyten aanbevolen.
Sacubitril is een remmer van de transporteiwitten OATP1B1 en OATP1B3; houd rekening met een mogelijk hogere systemische blootstelling bij combinatie met een substraat van een van deze transporteiwitten, zoals statinen. Bij combinatie met atorvastatine was de Cmax van atorvastatine en metabolieten maximaal tweemaal hoger en de AUC maximaal 1,3 maal. Bij combinatie met simvastatine werd geen klinisch relevante interactie waargenomen.
De actieve metabolieten van sacubitril (LBQ657) en valsartan zijn substraten voor de transporteiwitten OATP1B1, OATP1B3, OAT1 en OAT3; valsartan is ook een substraat voor MRP–2; combinatie met remmers van OATP1B1, OATP1B3 of OAT3 (zoals rifampicine, ciclosporine), OAT1 (zoals tenofovir) of MRP-2 (zoals ritonavir) kan de systemische blootstelling aan LBQ657 of valsartan verhogen.
Wees voorzichtig bij toediening van een PDE-5-remmer (zoals sildenafil, tadalafil, vardenafil) vanwege meer kans op hypotensie.
Kaliumzouten en kaliumsparende diuretica (zoals spironolacton) en andere plasmakalium-verhogende geneesmiddelen (bv. heparine, trimethoprim, tacrolimus, ciclosporine) kunnen het effect op het serumkaliumgehalte versterken en leiden tot hyperkaliëmie, met name bij gestoorde nierfunctie; controleer de nierfunctie en serumkaliumconcentratie.
Bij ouderen, volumedepletie (incl. diureticagebruik) of een verminderde nierfunctie is er meer kans op een (verdere) achteruitgang van de nierfunctie door combinatie met NSAID's (incl. COX-2-remmers); de nierfunctie controleren bij het starten van de behandeling of bij dosisverandering.
Bij combinatie van een ARB met lithium zijn reversibele verhogingen van lithiumconcentraties in serum en lithiumtoxiciteit gemeld; de combinatie bij voorkeur vermijden. Als combinatie noodzakelijk is, de lithiumwaarden nauwkeurig bewaken.
Bij combinatie met furosemide waren de Cmax en de AUC van furosemide met respectievelijk 50% en 28% verminderd, zonder relevante vermindering in urinevolume maar met een verminderde natriumuitscheiding in de urine.
Combinatie met metformine verlaagde de Cmax en de AUC van metformine met 23%.
Zwangerschap
Teratogenese: Sacubitril: Bij dieren aanwijzingen voor schadelijkheid, zoals een lager foetaal lichaamsgewicht en skeletafwijkingen. Valsartan: Bij gebruik van ARB's in het 2e en 3e trimester worden dezelfde effecten gezien als bij het gebruik van ACE-remmers, waaronder neonatale longhypoplasie, intra-uteriene groeivertraging, persisterende ductus arteriosus, schedelhypoplasie, ledemaatsafwijkingen en toegenomen sterfte.
Farmacologisch effect: Gebruik van ARB's tijdens het 2e en 3e trimester, kan leiden tot foetale en/of neonatale toxiciteit zoals hypotensie, gestoorde nierfunctie, nierfalen, oligohydramnion en hyperkaliëmie.
Advies: Gebruik tijdens het 1e trimester wordt niet aanbevolen; gebruik tijdens het 2e en 3e trimester is gecontra-indiceerd.
Overige: Bij kinderwens en zwangerschap instellen op een alternatieve therapie; aangeraden wordt de patiënte bij het begin van de behandeling al hierop te wijzen. Als blootstelling vanaf het 2e trimester heeft plaatsgevonden van de foetus een echoscopie verrichten van de nieren en schedel. Neonaten nauwkeurig controleren op hypotensie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, bij dieren (sacubitril, valsartan). Risico voor de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
- angio-oedeem in de voorgeschiedenis (al dan niet in verband met een ACE-remmer of een ARB);
- ernstige leverinsufficiëntie, biliaire cirrose en cholestase.
Zie voor meer contra-indicaties ook de rubrieken Zwangerschap en Interacties.
Waarschuwingen en voorzorgen
Voor het begin van de behandeling een eventuele natrium- en/of volumedepletie corrigeren; weeg de corrigerende maatregel nauwkeurig af tegen het risico van een volume-overbelasting. Bij starten en dosisaanpassingen de bloeddruk controleren, met name bij meer kans op hypotensie (zoals bij leeftijd ≥ 65 jaar, nierziekte, lage systolische bloeddruk (< 112 mmHg), gelijktijdig gebruik van diuretica, zoutarm dieet, diarree of braken).
Controleer vóór en tijdens behandeling de kaliumspiegel, met name bij patiënten met risicofactoren voor hyperkaliëmie zoals een verminderde nierfunctie, diabetes mellitus, een kaliumrijk dieet of combinatie met andere plasmakalium-verhogende middelen (zie ook rubriek Interacties). Overweeg aanpassing van gelijktijdig gebruikte geneesmiddelen, tijdelijke dosisverlaging of stopzetten van de behandeling bij klinisch significante hyperkaliëmie. Bij een serumkalium > 5,4 mmol/l overwegen de behandeling met sacubitril/valsartan te staken.
Overweeg een verlaging van de dosis bij vermindering van de nierfunctie tijdens de behandeling. Bij een uni-/bilaterale stenose van de nierarterie de nierfunctie extra controleren; sacubitril/valsartan kan een verhoging geven van de serumconcentraties van ureum en creatinine.
Voorzichtig toepassen bij ernstig verminderde nierfunctie (eGFR < 30 ml/min/1,73 m²), matig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 7–9 of ASAT/ALAT > 2× ULN) of hartfalen NYHA-klasse IV vanwege weinig gegevens over de werkzaamheid en veiligheid. Er zijn geen gegevens bij patiënten met eindstadium nierfalen (eGFR < 15 ml/min/1,73 m²); gebruik wordt afgeraden.
Bij optreden van angio-oedeem de toediening onmiddellijk staken en niet opnieuw starten. Zwellingsklachten beperkt tot het gezicht en lippen, gaan meestal over zonder behandeling (antihistaminica kunnen gebruikt worden ter verlichting van de klachten). Indien de zwelling de tong, glottis of larynx betreft is er kans op luchtwegobstructie; dien zo snel mogelijk 0,3–0,5 mg adrenaline i.m. toe en/of neem maatregelen om de luchtweg vrij te houden.
B-type-natriuretisch peptide (BNP) is geen geschikte biomarker voor hartfalen bij gebruik van sacubitril/valsartan omdat het een substraat voor neprilysine is; het NT-proBNP is in dit geval geschikter.
Psychiatrische stoornissen zoals hallucinaties, slaapstoornissen en paranoia, zijn in verband gebracht met sacubitril/valsartan. Overweeg staken van de behandeling bij het optreden van dergelijke aandoeningen.
ACE-remmers en ARB's zijn minder effectief tegen hypertensie bij mensen met een donkere huidskleur dan bij een lichte huidskleur.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met sacubitril/valsartan contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Combinatie van een neprilysineremmer (neutrale endopeptidase, NEP) en een angiotensinereceptorblokker (ARB). Sacubitril is een prodrug en wordt na opname gemetaboliseerd tot de actieve metaboliet LBQ657, een NEP-remmer. Door neprilysineremming worden verschillende natriuretische peptiden versterkt, die normaal door NEP worden afgebroken. Natriuretische peptiden activeren membraangebonden, aan guanylylcyclase gekoppelde, receptoren. Hierdoor stijgt de concentratie cyclisch guanosinemonofosfaat (cGMP). cGMP zorgt voor vaatverwijding, diurese en natriurese, stijging van de renale doorbloeding en glomerulaire filtratiesnelheid, remming van de renine- en aldosteronafgifte, verlaging van de sympathische activiteit en voor antihypertrofe en antifibrotische effecten. Tegelijkertijd worden de effecten van angiotensine II op de bloeddruk, de bloeddoorstroming in de nieren, de proliferatie van gladde spiercellen en aldosteronafgifte geantagoneerd door valsartan. Dit leidt onder andere tot vasodilatatie en een verminderde aldosteronsecretie.
Kinetische gegevens
Overig | De valsartan in dit combinatiepreparaat heeft een hogere biologische beschikbaarheid dan valsartan in andere tabletformuleringen. 26, 51 en 103 mg valsartan in Entresto-tabletten komen overeen met 40, 80 en 160 mg valsartan in andere tabletformuleringen. |
F | > 60% (sacubitril); 23% (valsartan). |
Overig | Blootstelling aan LBQ657 en valsartan bij leeftijd ≥ 65 jaar is verhoogd met 42% respectievelijk 30%. Blootstelling aan LBQ657 bij matig tot ernstig verminderde nierfunctie is 1,4 respectievelijk 2,2× hoger dan bij licht verminderde nierfunctie. Blootstelling aan sacubitril nam bij een licht tot matig verminderde leverfunctie met een factor 1,5 respectievelijk 3,4 toe, aan LBQ657 met een factor 1,5 respectievelijk 1,9 en aan valsartan met een factor 1,2 respectievelijk 2,1. |
T max | 1 uur (sacubitril); 2 uur (valsartan en actieve metaboliet van sacubitril; LBQ657). |
V d | 1,5 l/kg (sacubitril); 1,1 l/kg (valsartan). |
Eiwitbinding | 94–97% (sacubitril, LBQ657, valsartan). |
Metabolisering | sacubitril door carboxylesterase 1b en 1c tot actieve metaboliet LBQ657; valsartan slechts in lichte mate, ca. 20%. |
Eliminatie | met de urine: sacubitril 52–68% (vnl. als LBQ657); valsartan en metabolieten ervan ca. 13%. Met de feces: sacubitril 37–48% (vnl. als LBQ657); valsartan en metabolieten 86%. LBQ657 en valsartan worden waarschijnlijk niet effectief verwijderd door dialyse. |
T 1/2el | 1,4 uur (sacubitril); 11,5 uur (LBQ657); 9,9 uur (valsartan). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
sacubitril/valsartan hoort bij de groep ARB's met neprilysineremmer.