terlipressine
Samenstelling
Glypressin (als acetaat) XGVS Ferring bv
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 0,1 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 8,5 ml
Terlipressine (acetaat) XGVS Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 0,12 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 8,5 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Zie voor de behandeling van bloedingen in de tractus digestivus, de betreffende richtlijn van de Nederlandse Vereniging van Maag-Darm-Leverartsen.
Indicaties
- Acute behandeling van bloedingen in de tractus digestivus (m.n. van oesofagusvarices), als sprake is van een levensbedreigende situatie, waarbij een grote transfusiebehoefte bestaat.
Alleen Glypressin tevens:
- Hepatorenaal syndroom (HRS) type 1, gekenmerkt door spontane acute nierinsufficiëntie, bij ernstige levercirrose met ascites.
Doseringen
Bij acute bloedingen van oesofagusvarices, terlipressine gebruiken totdat endoscopische therapie kan worden toegepast, daarna kan het als aanvullende behandeling worden gegeven.
Controleer tijdens behandeling bloeddruk, hartslag, zuurstofsaturatie, natrium- en kaliumspiegel en vochtbalans.
Bloedingen in de tractus digestivus (m.n. van oesofagusvarices)
Volwassenen
Glypressin (als acetaat): i.v. als injectie: begindosis 1,7 mg (= 2× ampul 8,5 ml) elke 4 uur. De behandeling 24 uur voortzetten nadat de bloeding onder controle is, tot maximaal 48 uur. Na de startdosis bij patiënten < 50 kg of bij optreden van bijwerkingen de dosis aanpassen tot 0,85 mg (= 1 ampul) elke 4 uur.
Terlipressine injectievloeistof (acetaat): i.v. als injectie: begindosis 1–2 mg (= 1–2 ampullen van 8,5 ml) afhankelijk van het lichaamsgewicht; bij een gewicht < 50 kg 1 mg; 50–70 kg 1,5 mg; > 70 kg 2 mg. Hierna zo nodig elke 4–6 uur 1 mg toedienen (onafhankelijk van het lichaamsgewicht), in het algemeen gedurende 2–3 dagen. Maximaal 120 microg/kg lichaamsgewicht per dag.
Hepatorenaal syndroom
Volwassenen
Glypressin (als acetaat): i.v. als injectie: begindosis veelal 0,85 mg (= 1 ampul van 8,5 ml) elke 4-6 uur. Zo nodig verhogen tot max. 1,7 mg (= 2 ampullen van 8,5 ml) iedere 4 uur, indien het serumcreatinine niet minstens 25% afneemt na 3 dagen behandeling. De behandeling voortzetten tot daling van het serumcreatinine < 1,5 mg/dl (133 micromol/l). Indien deze daling niet wordt behaald, de behandeling staken binnen 14 dagen. Herbehandeling kan in zeldzame gevallen nodig zijn.
Glypressin (als acetaat): i.v. als continue infusie: begindosis 1,7 mg/24 uur, verhoog tot max. 10,2 mg/24 uur. Bij toediening als continue i.v.-infusie lijkt de frequentie van ernstige bijwerkingen lager, ten opzichte van toediening via i.v. injectie.
Verminderde nierfunctie: gebruik bij voorkeur vermijden bij gevorderde nierinsufficiëntie (serumcreatinine ≥ 442 micromol/l), vanwege verminderd nierfunctieherstel, verhoogde mortaliteit en meer kans op bijwerkingen.
Verminderde leverfunctie: gebruik bij voorkeur vermijden bij ernstige leveraandoening (Acute-on-Chronic Liver Failure (ACLF) graad 3 en/of een ‘Model for End-stage Liver Disease’ (MELD)-score ≥ 39), vanwege verminderd nierfunctieherstel, verhoogde mortaliteit en meer kans op respiratoir falen.
Toediening
- De injectie intraveneus geven, om lokale necrose op de injectieplaats te voorkomen. Toedienen gedurende ten minste 1 minuut.
Bijwerkingen
Zeer vaak (≥ 10%): respiratoir falen en dyspneu bij HRS type 1.
Vaak (1-10%): bradycardie, (supra)ventriculaire aritmie, aanwijzingen voor ischemie op een ECG. Hypertensie, hypotensie, perifere vasoconstrictie/ischemie, bleekheid (in het gezicht). Longoedeem bij HRS type 1. Hoofdpijn. Diarree, buikkrampen.
Soms (0,1-1%): atriumfibrilleren, ventriculaire extrasystolen, tachycardie, verlengd QT-interval, 'torsade de pointes', acute bloeddrukstijging, pijn op de borst, angina pectoris, myocardinfarct, hartfalen, longoedeem. Darmischemie, perifere cyanose, opvliegers. Dyspneu, longoedeem en respiratoir falen bij bloedende oesofagusvarices. Misselijkheid, braken. Hyponatriëmie (indien de vochtbalans niet wordt gecontroleerd). Epileptische aanvallen. Lymfangitis. Uteriene hypertonie, uteriene ischemie. Necrose op de injectieplaats.
Zeer zelden (< 0,01%): beroerte. Hyperglykemie.
Verder zijn gemeld: cutane ischemie, huidnecrose niet gerelateerd aan de toedieningsplaats. Sepsis/septische shock bij patiënten met HRS type 1.
Interacties
Terlipressine versterkt het bloeddrukverlagende effect van niet-selectieve β-blokkers op de poortader.
Combinatie met geneesmiddelen die leiden tot bradycardie (bv. propofol, sufentanil) kan ernstige bradycardie tot gevolg hebben.
Wees zeer voorzichtig bij combinatie met geneesmiddelen die het QT-interval kunnen verlengen zoals kinidine, disopyramide, sotalol, amiodaron, tricyclische antidepressiva, sommige antipsychotica, sommige antihistaminica, macrolide antibiotica, chinolonen, enkele antimycotica, methadon of geneesmiddelen die hypokaliëmie of hypomagnesiëmie veroorzaken zoals sommige diuretica.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren schadelijk gebleken (spontane abortus, abnormale botvorming, gespleten gehemelte).
Farmacologisch effect: In de vroege zwangerschap kan terlipressine uteruscontracties en verhoogde intra-uteriene druk veroorzaken, alsook een verminderde doorbloeding van de uterus.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken: in levensbedreigende situaties, als het bloeden niet kan worden verholpen met een endoscopische therapie.
Lactatie
Overgang in moedermelk: Onbekend.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen contra-indicaties bekend.
Waarschuwingen en voorzorgen
Bij bloedingen in de tractus digestivus
Werkt niet bij arteriële bloedingen.
Houd rekening met hypovolemie bij onmiddellijke behandeling vóór ziekenhuisopname, waarbij verhoogde vasoconstrictie en abnormale hartfunctie kan voorkomen.
Bij hepatorenaal syndroom type 1
Bij voorkeur niet gebruiken bij gevorderde nierinsufficiëntie (serumcreatinine ≥ 442 micromol/l), vanwege verminderd nierfunctieherstel, verhoogde mortaliteit en meer kans op bijwerkingen. Tevens bij voorkeur niet gebruiken bij 'Acute-on-Chronic Liver Failure' (ACLF) graad 3 en/of 'Model for End-stage Liver Disease' (MELD) score ≥ 39, vanwege verminderd nierfunctieherstel, verhoogde mortaliteit en meer kans op respiratoir falen.
Stabiliseer zo nodig een patiënt met ademhalingsmoeilijkheden voorafgaand aan de behandeling, en monitor nauwlettend. Bij ontstaan van ademhalingssymptomen, overweeg dosisverlaging van humaan albumine als dit in gebruik is. Als de symptomen ernstig zijn of niet verdwijnen, stop dan het gebruik van terlipressine. (Fatale) gevallen van respiratoir falen zijn gemeld.
Controleer nauwlettend op tekenen van infectie. (Fatale) gevallen van sepsis/septische shock zijn gemeld.
Alle indicaties
Niet toedienen bij septische shock met laag hartminuutvolume.
Terlipressine kan geringe waterretentie veroorzaken. Als vochtverlies door bloeding tot stilstand is gebracht, de vochtbalans in evenwicht houden op geleide van diurese en serumosmolaliteit.
Wees voorzichtig bij (gebruik alleen onder strikte controle):
- (voorgeschiedenis van) ischemische hartziekte of coronairlijden, omdat terlipressine ischemie kan induceren;
- perifere veneuze hypertensie en obesitas, omdat waarschijnlijk meer kans bestaat op cutane ischemie en necrose (niet gerelateerd aan toedieningsplaats);
- cerebrale of perifere vaatziekten;
- hartritmestoornissen;
- lange QT-syndroom;
- elektrolytstoornissen (hypokaliëmie, hypomagnesiëmie, hypocalciëmie);
- combinatie met geneesmiddelen die het QT-interval kunnen verlengen (zie rubriek Interacties);
- astma, ademhalingsproblemen;
- ongecontroleerde hypertensie;
- epilepsie;
- arteriosclerose bij ouderen;
- chronische nierinsufficiëntie.
Vanwege onvoldoende gegevens over de werkzaamheid en veiligheid ontbreken dosisaanbevelingen voor kinderen en ouderen (> 70 j.).
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met terlipressine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Analoog van het natuurlijke hypofyse achterkwabhormoon argininevasopressine. Terlipressine is zelf onwerkzaam. Het wordt door peptidasen geleidelijk omgezet in de werkzame metaboliet lysinevasopressine (lypressine). Het onderscheidt zich van vasopressine door een geringer antidiuretisch effect. Het heeft hoofdzakelijk een vasoconstrictieve werking, met name in de tractus digestivus en de uterus. Bij bloedende oesofagusvarices berust de werking op vasoconstrictie in het splanchnicusgebied, waardoor de portale druk daalt en de bloedingen afnemen. Tevens trekken de gladde spieren van de oesofagus samen waardoor de varices worden samengedrukt. Werkingsduur: 2–8 uur.
Kinetische gegevens
T max | 60–120 min (lypressine). |
V d | ca. 0,5 l/kg. |
Metabolisering | uitgebreid door peptidasen in nieren, lever, hersenen en uterus (lypressine). |
Eliminatie | < 1% (onveranderd) met de urine (terlipressine). |
T 1/2el | 50–80 min (terlipressine). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
terlipressine hoort bij de groep vasopressine-analoga.