fulvestrant
Samenstelling
Faslodex AstraZeneca bv
- Toedieningsvorm
- Oplossing voor injectie
- Sterkte
- 50 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit 5 ml
Fulvestrant Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Oplossing voor injectie
- Sterkte
- 50 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit 5 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Zie voor het advies over fulvestrant+palbociclib bij gemetastaseerd mammacarcinoom de commissie BOM op NVMO.org.
Voor de behandeling van borstkanker staat op richtlijnendatabase.nl de geldende behandelrichtlijn.
Indicaties
Als monotherapie bij oestrogeenreceptorpositief, lokaal gevorderd of gemetastaseerd mammacarcinoom bij postmenopauzale vrouwen:
- die niet eerder zijn behandeld met endocriene therapie;
- met recidief tijdens of na adjuvante anti-oestrogene behandeling of met progressie van de ziekte tijdens anti-oestrogene behandeling.
In combinatie met palbociclib bij hormoonreceptor (HR)-positief, 'human epidermal growth factor 2' (HER2)-negatief, lokaal gevorderd of gemetastaseerd mammacarcinoom bij vrouwen:
- die eerder zijn behandeld met endocriene therapie.
Bij de combinatiebehandeling wordt bij pre- of perimenopauzale vrouwen tevens een LHRH-agonist toegevoegd: voorafgaand aan de behandeling en gedurende de gehele behandeling.
Doseringen
Lokaal gevorderd of gemetastaseerd mammacarcinoom:
Volwassenen (incl. ouderen):
Langzaam i.m. in de bilspier: 500 mg 1×/maand, met een aanvullende dosis van 500 mg, 2 weken na de initiële dosis.
Zie bij combinatie met palbociclib ook de geneesmiddeltekst van palbociclib.
Verminderde nierfunctie: bij een licht tot matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring ≥ 30 ml/min) is een dosisaanpassing niet nodig. Er kan geen doseeradvies worden gegeven bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min) vanwege onvoldoende gegevens.
Verminderde leverfunctie: bij een licht tot matig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 5–9) is een dosisaanpassing niet nodig; wel extra controleren op bijwerkingen. Er kan geen doseeradvies worden gegeven bij een ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 10–15) vanwege onvoldoende gegevens.
Toediening: bij het toedienen van de 2 injecties, in iedere bilspier 1 injectie toedienen in 1–2 min per injectie. Dit voorzichtig doen omdat er een kans is op neuralgie, ischias en perifere neuropathie vanwege de nabijheid van de onderliggende sciatische zenuw.
Bijwerkingen
Monotherapie
Zeer vaak (> 10%): misselijkheid. Opvliegers. Asthenie. Overgevoeligheidsreacties. Huiduitslag. Artralgie, myalgie, pijn in de ledematen (bij ca. 66%). Reactie op de injectieplaats. Stijging van leverenzymwaarden ASAT, ALAT en AF.
Vaak (1-10%): veneuze trombo-embolie. Braken, diarree, anorexie. Urineweginfecties. Vaginale bloedingen. Hoofdpijn. Rugpijn. Perifere neuropathie, sciatica. Daling aantal trombocyten. Stijging van de bilirubinewaarde.
Soms (0,1-1%): anafylactische reactie. Hepatitis, leverfalen. Vaginale candidiase, leukorroe. Op de injectieplaats: bloeding/hematoom, neuralgie. Verhoogde γ-GT.
Verder: op grond van het werkingsmechanisme is er mogelijk risico van osteoporose.
Combinatie met palbociclib
Zeer vaak (> 10%): infecties (bij ca. 55%; incl. parasitaire infecties). Stomatitis (bij ca. 30%, incl. o.a. cheilitis, glossitis, glossodynie, mondulceratie), misselijkheid (bij ca. 36%), braken, diarree (bij ca. 27%). Verminderde eetlust. Vermoeidheid (bij ca. 44%), koorts. Huiduitslag (erythemateus, papuleus, maculopapuleus, dermatitis, acneïforme dermatitis, toxische huideruptie), alopecia. Neutropenie (bij ca. 84%, ca. 70% CTCAE-graad ≥ 3), leukopenie (bij ca. 60%, ca. 38% graad ≥ 3), anemie (bij ca. 32%), trombocytopenie (bij ca. 26%). Stijging ASAT.
Vaak (1–10%): bloedneus. Smaakstoornis. Doge ogen, verhoogde traanproductie, wazig zien. Droge huid. Asthenie. Stijging ALAT.
Soms (0,1–1%): febriele neutropenie.
Interacties
Er zijn geen klinisch relevante interacties bekend. De injectievloeistof bevat alcohol (tot 1000 mg/dosis = 20 ml bier of 8 ml wijn); wees voorzichtig met metronidazol en disulfiram.
Zwangerschap
Fulvestrant passeert de placenta (bij dieren).
Teratogenese: Bij de mens: onvoldoende gegevens. Bij dieren schadelijk gebleken (vruchtdood, dystokie, afgenomen vruchtbaarheid, skeletafwijkingen).
Advies: Gebruik is gecontra-indiceerd.
Overige: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende en tot 2 jaar na staken van de therapie. De injectievloeistof bevat benzylalcohol; dit passeert de placenta en kan daardoor toxiciteit bij prematuren veroorzaken na toediening vlak voor of tijdens een bevalling.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, bij dieren. Nadelige effecten bij de zuigeling zijn waarschijnlijk.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding is gecontra-indiceerd.
Contra-indicaties
- Ernstige leverinsufficiëntie.
Zie voor meer contra-indicaties de rubrieken Zwangerschap en Lactatie.
Waarschuwingen en voorzorgen
Volledige bloedtelling uitvoeren bij de combinatietherapie met palbociclib, vóór aanvang van en regelmatig tijdens de behandeling en op klinische indicatie. Controleer op tekenen van infecties en laat de patiënt zich direct melden bij de ontwikkeling van koorts. De mediane tijd tot het optreden van neutropenie in klinische onderzoeken bedroeg ca. 15 dagen, de mediane duur van neutropenie ≥ graad 3 bedroeg ca. 16 dagen. Let ook op het ontstaan van blauwe plekken of extreme moeheid.
Houd rekening met het vaak voorkomen van trombo-embolieën, in het bijzonder bij behandeling van risicopatiënten.
Vanwege de intramusculaire toedieningsroute voorzichtig zijn bij een verhoogde bloedingsneiging, zoals bij trombocytopenie of gebruik van anticoagulantia. Bij toediening op de dorsogluteale injectieplaats is er meer kans op neuralgie, ischias en perifere neuropathie vanwege de nabijheid van de onderliggende sciatische zenuw.
De injectievloeistof bevat alcohol (tot 1000 mg/dosis = 20 ml bier of 8 ml wijn); wees voorzichtig bij risicogroepen zoals patiënten met epilepsie.
Wees voorzichtig bij milde tot matige leverinsufficiëntie omdat de blootstelling aan fulvestrant kan toenemen. De veiligheid en werkzaamheid bij ernstige leverinsufficiëntie zijn niet vastgesteld.
Onderzoeksgegevens: de veiligheid en werkzaamheid bij ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring < 30 ml/min), en bij kinderen < 18 jaar zijn niet vastgesteld. De werkzaamheid en veiligheid zijn niet onderzocht bij patiënten met ernstige viscerale ziekte.
Vanwege de structurele gelijkenis tussen fulvestrant en oestradiol kunnen estradioltesten een vals-hogere estradiolwaarde opleveren.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met fulvestrant contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Competitieve oestrogeenreceptorantagonist zonder oestrogene werking, met een affiniteit vergelijkbaar met die van estradiol. Fulvestrant geeft een significante downregulatie van de oestrogeenreceptor-expressie in oestrogeenreceptor-positieve tumoren bij vrouwen met primair mammacarcinoom.
Kinetische gegevens
Resorptie | langzaam na i.m. injectie. |
T max | ca. 5 dagen. |
V d | 3–5 l/kg. |
Overig | de maandelijkse toediening leidt tot een bij benadering drievoudig verschil tussen de maximum- en minimumconcentratie. De steady-state-plasmaconcentratie wordt bij het aanbevolen doseerschema in één maand bereikt. |
Eiwitbinding | ca. 99% (vooral VLDL, LDL en HDL). |
Metabolisering | uitgebreid (analoog aan endogene steroïden) tot actieve en minder actieve metabolieten. |
Eliminatie | voornamelijk via de feces (vnl. als metaboliet) en < 1% met de urine. |
T 1/2el | 50 dagen (door lange absorptiefase). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
fulvestrant hoort bij de groep anti-oestrogenen.