trazodon
Samenstelling
Trazodon (hydrochloride) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 50 mg, 100 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
De initiële behandeling van depressieve klachten bestaat uit voorlichting. Bij een depressie ook uit dagstructurering, activiteitenplanning en een kortdurende psychologische behandeling. Start in de eerstelijnszorg alleen een antidepressivum bij onvoldoende effect van niet-medicamenteus beleid bij een depressie zonder ernstig sociaal disfunctioneren, grote lijdensdruk of ernstige psychische comorbiditeit én als er een voorkeur voor antidepressiva boven psychotherapie bestaat. Bij (jong)volwassenen zijn de serotonineheropnameremmers (SSRI’s) citalopram, escitalopram, fluoxetine en sertraline voorkeursmiddelen; bij ouderen zijn dit citalopram of sertraline. Switch bij onvoldoende of geen respons naar een andere SSRI van voorkeur. Bij goede respons de behandeling ten minste 6 maanden (ten minste 1 jaar bij recidief depressie) voortzetten na bereiken van remissie. Bouw daarna het antidepressivum af.
Start in de tweedelijnszorg (basis gegeneraliseerde GGZ of gespecialiseerde GGZ) eventueel met een tricyclisch antidepressivum (TCA), een SSRI, een niet-selectieve serotonineheropnameremmer (SNRI), bupropion, mirtazapine of vortioxetine. Bij klinisch opgenomen patiënten heeft een TCA de voorkeur.
Trazodon is volgens het NHG ten opzichte van andere antidepressiva minder werkzaam en geeft meer bijwerkingen. Het kan in de tweedelijnszorg in aanmerking komen indien extra beïnvloeding van het slaappatroon gewenst is.
De plaats van een antidepressivum bij de behandeling van een depressieve episode van een bipolaire stoornis is in algemene zin controversieel vanwege relatief weinig bewijs voor effectiviteit. Als een antidepressivum wordt toegevoegd, hebben SSRI’s (uitgezonderd paroxetine) en bupropion de voorkeur. Het toevoegen van een serotonine-noradrenaline-heropnameremmer (SNRI) of een tricyclisch antidepressivum (TCA) (uitgezonderd imipramine) pas overwegen als andere antidepressiva niet effectief zijn gebleken. Antidepressiva kunnen een manie uitlokken. Voor de standaardbehandeling van een bipolaire stoornis, zie Bipolaire stoornis.
Indicaties
- Depressieve stoornis, met of zonder angst.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Depressieve stoornis
Volwassenen
Begindosering: 150 mg per dag in 2–3 doses of in één gift voor het slapen gaan. Iedere 3–4 dagen met 50 mg verhogen (bij voorkeur voor het slapen gaan) tot een optimaal effect is bereikt.
Onderhoudsdosering: tot 400 mg/dag, bij ambulante patiënten. Behandeling bij voorkeur voortzetten totdat de patiënt 4–6 maanden symptoomvrij is. Vervolgens de medicatie stapsgewijs afbouwen.
Ouderen
Begindosering: 100 mg/dag verdeeld over enkele doses of in 1 dosis voor het slapen gaan. Iedere 3–4 dagen de dosis met 50 mg verhogen tot een optimaal effect is bereikt; dit is waarschijnlijk niet hoger dan 300 mg/dag (max. 100 mg per enkelvoudige dosering).
Verminderde nierfunctie: Een aanpassing bij dosis is meestal niet nodig. Wees voorzichtig bij ernstige nierfunctiestoornis.
Verminderde leverfunctie: Wees voorzichtig bij (vooral ernstige) leverfunctiestoornis, vanwege een hoge mate van levermetabolisme.
Gebruik met CYP3A4-remmers: Mocht een combinatie met sterke CYP3A4–remmers toch noodzakelijk zijn, dan een verlaging van de dosis trazodon overwegen.
Gebruik met CYP3A4-inductoren: Bij de combinatie met carbamazepine en mogelijk ook andere sterke CYP3A4–inductoren kan een verhoging van de dosis trazodon nodig zijn.
Zie voor informatie over geleidelijk afbouwen het multidisciplinaire document, via Afbouwen overige antidepressiva (2023). De Praktische toelichting ‘Afbouwen overige antidepressiva’ geeft een handig overzicht van de afbouwstappen.
Overschakelen: Zie voor informatie over overschakelen van en naar andere antidepressiva de switchtabel van psychiatrienet.nl.
Toediening: Inname na de maaltijd kan de bijwerkingen verminderen.
Bijwerkingen
Zeer vaak (≥ 10%): nervositeit, duizeligheid, slaperigheid, moeheid, droge mond.
Vaak (1–10%): huiduitslag en jeuk, allergische reacties, influenza-achtige symptomen, oedeem, gewichtstoename, anorexie en verhoogde eetlust, verwardheid, agitatie (soms overgaand in delier), manie, agressieve uitbarstingen, expressieve afasie, hallucinaties, desoriëntatie, hoofdpijn, slapeloosheid, tremor, tinnitus, accommodatie- en zichtstoornissen, hartkloppingen, orthostatische hypotensie, bradycardie, tachycardie, syncope en hypertensie, nasale of sinus-congestie, dyspepsie, misselijkheid, braken, buikpijn, smaakveranderingen, flatulentie, gastro-enteritis, obstipatie en diarree, asthenie, pijn in de ledematen, pijn in de borst, pijn in de rug, gewrichts- en spierpijn, transpiratie, opvliegers.
Soms (0,1–1%): gewichtsafname, serotonine syndroom, convulsies, dyspneu, erectiestoornis, glaucoom, oculaire pruritus.
Zelden (0,01-0,1%): bloeddyscrasieën inclusief agranulocytose, eosinofilie, leukopenie, trombocytopenie en anemie, myoclonus, hepatotoxiciteit inclusief geelzucht, hepatocellulaire schade, stijging van leverenzymwaarden.
Zeer zelden (< 0,01%): neuroleptisch maligne syndroom, priapisme.
Verder zijn gemeld: verstoorde ADH-secretie, toename wanen, geremdheid, angst, zelfmoordgedachten en suïcidaal gedrag, darmperforatie, paralytisch ileus, maag-darmspasmen, hiatus hernia, intrahepatische cholestase, mictiestoornissen.
Interacties
De werking van alcohol en andere centraal dempende middelen evenals de effecten van parasympathicolytica kunnen worden versterkt. Bij gelijktijdig gebruik van centraal dempende middelen wordt een dosisverlaging aanbevolen.
Combinatie met sterke CYP3A4-remmers (zoals erytromycine, ketoconazol, itraconazol, ritonavir) kan de plasmaconcentratie van trazodon klinisch belangrijk verhogen; de combinatie vermijden.
Bij gelijktijdig gebruik met vitamine K-antagonisten zijn er veranderingen in de protrombinetijd gemeld.
Carbamazepine kan de plasmaconcentratie verlagen.
Antihypertensiva kunnen het hypotensieve effect versterken.
Bij gelijktijdig gebruik met fenothiazinen (zoals chloorpromazine en levomepromazine) is ernstige orthostatische hypotensie gemeld.
Wees terughoudend met gelijktijdig gebruik met MAO-remmers of tot circa 14 dagen na het staken ervan, en met gebruik van MAO-remmers binnen 1 week na staken van trazodon.
Bij gelijktijdig gebruik van kruiden die sint-janskruid (Hypericum perforatum) bevatten kunnen vaker bijwerkingen optreden.
Antidepressiva kunnen het metabolisme van levodopa versnellen.
Bij gelijktijdig gebruik met buprenorfine is er meer kans op het serotoninesyndroom.
Bij gelijktijdig gebruik met TCA's is er meer kans op het serotoninesyndroom en cardiovasculaire bijwerkingen.
Het effect van spierrelaxantia en vluchtige anesthetica kan worden versterkt.
Wees voorzichtig bij gelijktijdig gebruik met middelen die het QT-interval verlengen, vanwege de kans op ventriculaire ritmestoornissen.
Gelijktijdig gebruik van digoxine en fenytoïne kan de serumspiegels van deze middelen verhogen.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, relatief weinig gegevens. Bij de mens en bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect: Na langdurig gebruik van antidepressiva tot aan de bevalling kunnen neonatale onthoudings- en toxische verschijnselen optreden (zoals prikkelbaarheid, hypertonie, tremoren, onregelmatige ademhaling, slecht drinken en hard huilen); de verschijnselen zijn doorgaans mild, van voorbijgaande aard en dosisafhankelijk. Observationele gegevens wijzen op een verhoogd risico (minder dan factor 2) op post-partumbloeding na blootstelling aan SSRI/SNRI in de maand voorafgaand aan de geboorte. Het niet behandelen van een depressie tijdens de zwangerschap kan nadelige gevolgen hebben voor moeder en kind, zoals een vroeggeboorte of te laag geboortegewicht.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken. Maak een zorgvuldige afweging tussen de nadelige gevolgen van de depressie voor moeder en kind, tegen die van het geneesmiddel. Het abrupt staken of switchen van een antidepressivum tijdens de zwangerschap wordt afgeraden. In verband met veranderende farmacokinetiek in de zwangerschap is het aan te raden om regelmatig plasmaspiegels te bepalen.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja; in geringe hoeveelheden. Relatieve kinddosis is ca. 3%.
Farmacologisch effect: Met trazodon is onvoldoende ervaring opgedaan om een uitspraak te kunnen doen over de effecten op de lange termijn.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt. Als een vrouw al tijdens haar zwangerschap trazodon gebruikte, kan zij dit blijven gebruiken tijdens de borstvoedingsperiode. Staken of switchen van antidepressivum in de kraamperiode vergroot het risico op het ontstaan van een postpartum depressie. Controleer voor de zekerheid de zuigeling de eerste weken op onthoudings- en toxische verschijnselen.
Contra-indicaties
- acuut myocardinfarct;
- intoxicatie door alcohol of slaapmiddelen.
Waarschuwingen en voorzorgen
Controleer bij optreden van keelpijn en koorts het bloedbeeld.
Staak de behandeling bij optreden van priapisme en het optreden van geelzucht.
Dit middel kan door mydriase de oogdruk verhogen en een aanval van acuut glaucoom veroorzaken.
Een onderliggende psychose of manie kan manifest worden of verergeren. In geval van omslaan naar een manische fase bij een manisch-depressieve psychose de behandeling staken.
Er is een groter suïciderisico in het vroege stadium van herstel. Bij suïcidaal gedrag in de voorgeschiedenis, evenals bij patiënten jonger dan 25 jaar is extra controle aangewezen, met name in de eerste weken van de therapie (als het middel nog onvoldoende effectief is) en na dosisaanpassingen.
Comorbiditeit: Voorzichtig doseren en regelmatig controleren bij nier- en leverfunctiestoornissen (vooral in ernstige gevallen), epilepsie, hartaandoeningen (angina pectoris, geleidingsstoornissen, AV-blokkade, recent myocardinfarct), urineretentie, prostaathyperplasie, hyperthyroïdie. Wees voorzichtig bij ouderen vanwege verhoogde gevoeligheid voor de anticholinerge en cardiovasculaire bijwerkingen. Wees voorzichtig bij een cardiovasculaire aandoening en aandoeningen die gepaard gaan met QT-verlenging.
Onderzoeksgegevens: Niet gebruiken bij kinderen < 18 jaar vanwege een gebrek aan gegevens over de veiligheid.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Overdosering
Symptomen
bradycardie, QT–verlenging en 'torsade de pointes'. In ernstige gevallen: coma, stuipen, hyponatriëmie, hypotensie, tachycardie en respiratoire uitval.
Zie voor meer symptomen en de behandeling vergiftigingen.info.
Eigenschappen
Niet-tricyclisch antidepressivum. Het remt de heropname van serotonine sterker dan van noradrenaline. Bij lage doses heeft het een serotonine-antagonistische werking; in hoge dosis is het een serotonineheropnameremmer. Het heeft geringe anticholinerge en antihistaminerge werking. Het sederend effect kan een gevolg zijn van de α1-adrenerge blokkade. Aan m-chloorfenylpiperazine moet mogelijk de serotoninemimetische werking worden toegeschreven. Werking: na 1–2 weken merkbaar.
Kinetische gegevens
Resorptie | snel. |
F | ca. 65%. |
T max | 1½–2,5 uur. |
V d | ca. 0,84 l/kg. |
Eiwitbinding | 89–95%. |
Metabolisering | in de lever via o.a. CYP3A4 en CYP2D6, volledig tot o.a. actief m-chloorfenylpiperazine. |
Eliminatie | vnl. met de urine (ca. 70%) als metabolieten. |
T 1/2el | bifasisch. resp. 1 uur en 8 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
trazodon hoort bij de groep serotonineheropnameremmers, niet-selectief.