surfactant
Samenstelling
Curosurf (Varkenslongfosfolipiden) XGVS Chiesi Pharmaceuticals bv
- Toedieningsvorm
- Suspensie voor tracheaal gebruik
- Sterkte
- 80 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 1,5 ml, flacon 3 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Voor surfactant is geen advies vastgesteld over de plaats in de medicamenteuze behandeling.
Indicaties
- Pasgeborenen (geboortegewicht > 700 gr) met hyaliene membraanziekte ('Respiratory Distress Syndrome'= RDS);
- Profylaxe bij vroeggeborenen met een risico op hyaliene membraanziekte;
- Profylaxe bij vroeggeborenen met een vastgestelde tekort aan surfactant.
Doseringen
Behandeling van RDS:
Startdosering: 100–200 mg/kg lichaamsgewicht via endotracheopulmonaire instillatie (1,25–2,5 ml/kg) in één dosis zo snel mogelijk nadat de diagnose gesteld is. Zo nodig na 12 en 24 uur herhalen met 100 mg/kg. De maximale totale dosis is 300–400 mg/kg.
Profylaxe bij verhoogd risico op RDS:
Niet profylactisch toedienen als prenataal corticosteroïden zijn gegeven. Startdosering: 100–200 mg/kg lichaamsgewicht via endotracheopulmonaire instillatie (1,25–2,5 ml/kg) in één dosis binnen 15 min. na de geboorte, zo nodig 100 mg/kg na 6–12 uur en daarna weer 12 uur later bij aanhoudende tekenen van RDS. De maximale totale dosis is 300–400 mg/kg.
Bij ontmenging van de suspensie de flacon zachtjes omzwenken. Schudden van de flacon moet worden vermeden i.v.m. schuimvorming.
Bijwerkingen
Soms (0,1-1%): sepsis, intracraniële bloeding, pneumothorax.
Zelden (0,01-0,1%): bradycardie, hypotensie, bronchopulmonale dysplasie, longbloeding, daling zuurstofverzadiging.
Verder zijn gemeld: hyperoxie, neonatale cyanose, apneu, abnormaal EEG, endotracheale intubatiecomplicatie (incl. endotracheale reflux).
Interacties
Er zijn van dit middel geen interacties bekend.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen contra-indicaties bekend.
Waarschuwingen en voorzorgen
Vóór start van de behandeling dient de algemene toestand van de pasgeborene stabiel te zijn. Het is aanbevolen voorafgaand aan de toediening een eventuele metabole of respiratoire acidose, hypotensie, anemie, hypoglykemie en hypothermie te corrigeren.
Grondige tracheale afzuiging voorafgaand aan de behandeling is noodzakelijk om de kans op obstructie door slijmophoping te verminderen.
Mechanische beademing dient na toediening te worden voortgezet onder (bij voorkeur) continue transcutane PaO2-meting. Nauwkeurige controle van de arteriële bloedgassen, de fractie ingeademde zuurstof (FiO2) en de ventilatiedrukken tijdens de behandeling is noodzakelijk. Verbetering van oxygenatie treedt binnen enkele minuten op, waardoor aanpassing (reductie) van de zuurstofconcentratie in de beademingslucht en van de ventilatiedruk nodig is om hyperoxemie, overrekking van de longen en een fatale pulmonale lekkage van lucht te voorkomen. Bij beademing met hoge frequenties (> 60/min. en expiratietijd < 0,6 s) moet ervoor worden gewaakt dat de expiratieduur lang genoeg is. Om hyperoxie en aandoeningen aan de ogen van de vroeggeborene te voorkomen mag de arteriële zuurstofdruk niet boven de gewenste waarden stijgen; daartoe zonodig de zuurstofconcentratie in de inspiratoire lucht aanpassen.
Onderbreek de behandeling bij: bradycardie, hypotensie, verminderde zuurstofsaturatie, reflux, ernstige apneu.
Gedurende de eerste 6 uur na toediening dient tracheaal afzuigen zoveel mogelijk te worden vermeden.
Bij onvoldoende reactie of snelle terugval, moeten andere oorzaken van onrijpheid, zoals een patente ductus arteriosus of pneumonie, worden uitgesloten. Bij de eerste tekenen van infectie tijdens de behandeling dient antibiotica gegeven te worden.
Pasgeborenen met langdurige (> 3 w.) hernia van de membranen, kunnen longhypoplasie hebben die niet optimaal reageert op het exogene surfactant.
Profylaxe dient bijna altijd te worden gegeven aan prematuren van < 27 weken. Profylaxe moet worden overwogen bij prematuren van 27–30 weken als intubatie bij de geboorte nodig is of als de moeder geen prenatale corticosteroïden gekregen heeft.
Eigenschappen
Natuurlijk surfactant bestaat uit fosfolipiden met oppervlakteactieve eigenschappen (waarvan 70% colfoscerilpalmitaat) en uit apoproteïnen die zorgdragen voor spreiding over en adsorptie aan het longoppervlak. Door verlaging van de oppervlaktespanning blijven de alveoli ook bij de lage intra-alveolaire druk, die optreedt aan het einde van de uitademing, open.
Groepsinformatie
surfactant hoort bij de groep longsurfactanten.