Samenstelling
Fluorouracil (als Na-zout) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 50 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 5 ml, 10 ml, 20 ml, 50 ml, 100 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Cytarabine XGVS Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Injectie-/infusievloeistof
- Sterkte
- 100 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 1 ml, 5 ml, 10 ml, 20 ml, 40 ml, 50 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 20 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 5 ml 'oncotain'
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 100 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 10 ml 'oncotain', 20 ml 'oncotain'
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Voor de behandeling van oesofaguscarcinoom, maagcarcinoom, colorectaalcarcinoom, pancreascarcinoom en borstkanker staan op richtlijnendatabase.nl de geldende behandelrichtlijnen.
Zie voor de adviezen voor 5-FU de Commissie BOM (onder 5-FU).
Voor de behandeling van plaveiselcelcarcinoom hoofd/hals (2015) staat op NVMKA de geldende behandelrichtlijn Hoofd-halstumoren.
Advies
Voor de behandeling van acute lymfatische leukemie (incl. betrokkenheid van het CZS), acute myeloïde leukemie en chronische myeloïde leukemie bij volwassenen staat op hovon.nl de geldende behandelrichtlijn met de plaats van cytarabine daarbij.
Voor kinderen staat de richtlijn ALL op skion.nl.
Indicaties
- Behandeling van carcinomen van het maag-darmkanaal:
- gevorderd oesofaguscarcinoom;
- gevorderd maagcarcinoom;
- colorectaal carcinoom, als adjuvante behandeling.
- Behandeling van gevorderd pancreascarcinoom.
- Behandeling van mammacarcinoom:
- operabel primair invasief mammacarcinoom, als adjuvante behandeling;
- gevorderd of gemetastaseerd mammacarcinoom.
- Behandeling van plaveiselcelcarcinoom van het hoofd en de hals:
- inoperabel, lokaal gevorderd plaveiselcelcarcinoom dat nog niet eerder is behandeld;
- lokaal recidiverend of gemetastaseerd plaveiselcelcarcinoom.
Indicaties
Lage-dosistherapie
- Als monotherapie of in combinatiechemotherapie bij:
- behandeling van acute lymfatische leukemie (ALL; volwassenen en kinderen);
- behandeling van acute myeloïde leukemie (AML; volwassenen en kinderen);
- chronische myeloïde leukemie (CML; volwassenen en kinderen);
- profylaxe of behandeling van leukemie in het centraal zenuwstelsel (lymfomateuze meningitis), afzonderlijk of in combinatie met methotrexaat en een corticosteroïd (intrathecale toediening).
Hoge-dosistherapie
- acute leukemie, die refractair is voor lagere doses cytarabine;
- leukemie-recidief na eerdere remissie op chemotherapie;
- secundaire (door cytostatica en/of bestraling geïnduceerde) leukemie;
- non-Hodgkinlymfoom (NHL) met hoge maligniteitsgraad (zoals lymfoblastair NHL en Burkitt-lymfoom).
Doseringen
De dosering en het behandelschema hangt af van de tumorsoort, de stadiëring van de tumor, de toestand van de patiënt, of er eerdere behandelingen zijn geweest en of 5-FU als monotherapie of in combinatie met andere oncolytica wordt toegediend. De initiële behandeling in het ziekenhuis toedienen.
Oesofaguscarcinoom
Volwassenen (incl. ouderen)
200–1000 mg/m² lichaamsoppervlak per dag als continu i.v.-infuus gedurende enkele dagen; afhankelijk van het behandelregime in cycli herhalen. 5-FU wordt gegeven in combinatie met cisplatine, cisplatine+epirubicine of epirubicine+oxaliplatine. Voor carcinomen in het onderste deel van de oesofagus wordt 5-FU+cisplatine+epirubicine (ECF) peri-operatief gegeven of 5-FU+cisplatine in combinatie met radiotherapie.
Maagcarcinoom
Volwassenen (incl. ouderen)
200 mg/m² lichaamsoppervlak per dag als continu i.v. infuus gedurende 3 weken; afhankelijk van de effectiviteit en verdraagzaamheid worden 6 cycli gegeven. 5-FU wordt gegeven in combinatie met cisplatine+epirubicine (ECF).
Colorectaalcarcinoom
Volwassenen (incl. ouderen)
200–600 mg/m² lichaamsoppervlak, afhankelijk van de toedieningswijze: i.v. bolusinjectie of i.v. continu infuus. 5-FU wordt bij voorkeur gegeven in combinatie met folinezuur, eventueel daarnaast nog gecombineerd met irinotecan (FOLFIRI, FLIRI), oxaliplatine (FOLFOX) of irinotecan+oxaliplatine (FOLFIRINOX). Afhankelijk van het gekozen behandelregime wordt 5-FU wekelijks, twee keer per maand of maandelijks toegediend. Het aantal cycli is afhankelijk van het gekozen regime en van de effectiviteit en verdraagzaamheid.
Pancreascarcinoom
Volwassenen (incl. ouderen)
200–500 mg/m² lichaamsoppervlak per dag, afhankelijk van de toedieningswijze: i.v. bolusinjectie of i.v. continu infuus. 5-FU wordt gegeven in combinatie met folinezuur, gemcitabine of irinotecan+leucovorine. Het aantal cycli is afhankelijk van het gekozen regime en van de effectiviteit en verdraagzaamheid.
Mammacarcinoom
Volwassenen (incl. ouderen)
500–600 mg/m² lichaamsoppervlak als i.v. bolusinjectie, zo nodig elke 3–4 weken herhalen. 5-FU wordt gegeven in combinatie met cyclofosfamide+methotrexaat (CMF), epirubicine+cyclofosfamide (FEC), methotrexaat+leucovorine (MFL) of met doxorubicine+cyclofosfamide. In de adjuvante behandeling van primair, invasief mammacarcinoom zijn doorgaans 6 cycli nodig (indien verdragen).
Plaveiselcelcarcinoom van hoofd en hals
Volwassenen (incl. ouderen)
600–1200 mg/m² lichaamsoppervlak per dag als i.v. continu infuus gedurende enkele dagen. 5-FU wordt gegeven in combinatie met cisplatine of carboplatine. Het aantal cycli is afhankelijk van het gekozen regime en van de effectiviteit en verdraagzaamheid. De combinaties kunnen ook worden gegeven in combinatie met radiotherapie.
De dosering verlagen bij: cachexie, grote operatie in de voorafgaande 30 dagen, verminderde beenmergfunctie of een gestoorde lever- of nierfunctie. Verder de dosering verlagen of de behandeling onderbreken of uitstellen bij (ernstige) toxiciteit (bv. hematologisch, neurologisch, gastro-intestinaal).
Bij DPD-deficiëntie: pas de dosering of het middel aan in overleg met de apotheker. Bij totale afwezigheid van DPD-activiteit is geen enkele dosis veilig bevonden. Zie ook de rubrieken Contra-indicaties en Waarschuwingen en voorzorgen.
Doseringen
Vóór en tijdens de behandeling bij een hoge tumorlast maatregelen nemen ter preventie van uraatnefropathie zoals een adequate hydratie, alkaliseren van de urine en zonodig toedienen van allopurinol of rasburicase.
Overweeg bij hoge-dosis therapie profylactisch corticosteroïd-oogdruppels ter voorkóming van conjunctivitis.
Alle indicaties, behalve leukemie in het centraal zenuwstelsel
Volwassenen (incl. ouderen) en kinderen
Lage-dosistherapie: inductietherapie: de gebruikelijke dosering is 100–200 mg/m² lichaamsoppervlak per dag als snelle i.v.-bolusinjectie verdeeld over twee gelijke doses of als continue i.v.-infusie. Behandelen tot aplasie of toxiciteit, meestal na 7–10 dagen, gevolgd door een therapievrij interval voor beenmergherstel, meestal 2–4 weken.
Onderhoudstherapie: de gebruikelijke dosering is 75–100 mg/m² lichaamsoppervlak per dag i.v. of s.c. gedurende 5 dagen en dit 1×/maand.
Onderhoudstherapie 'Oncotain': de gebruikelijke dosering is s.c. 100 mg/m² lichaamsoppervlak 1–2× week. Ook andere doseerschema's zijn mogelijk.
Geef kinderen, indien dosisbereiken worden aangegeven, een hogere dosis dan volwassenen; kinderen verdragen hogere doses doorgaans beter.
Verminderde nier- of leverfunctie: verlaag de dosis. Bij hemodialysepatiënten toedienen ná de dialyse.
Volwassenen (incl. ouderen)
Hoge-dosistherapie: 2–3 g/m² lichaamsoppervlak i.v.-infusie in 1–3 uur, elke 12 uur gedurende 2–6 dagen.
Verminderde nier- of leverfunctie: verlaag de dosis. Bij hemodialysepatiënten toedienen ná de dialyse.
Leukemie in het centraal zenuwstelsel
Volwassenen
'Oncotain' intrathecaal: de gebruikelijke doseringen variëren van 5–75 mg/m² lichaamsoppervlak en van 1×/dag gedurende vier dagen tot 1× elke vier dagen. De behandeling voortzetten tot aan remissie van de ziekte, ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
Toediening
- Cytarabine kan zowel i.v. (per injectie of infuus) als s.c. worden gegeven. Bij lage-dosistherapie wordt een snelle i.v.-injectie over het algemeen beter verdragen dan continue infusie van eenzelfde dosis. Zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen
- 'Oncotain': verdunnen met 0,9% NaCl (zonder conserveermiddel). De injectievloeistof 20 mg/ml 'Oncotain' mag onverdund intrathecaal worden toegediend. Zie voor meer informatie over intrathecale toediening de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): ischemie, ECG-afwijkingen. Bronchospasmen. Anemie, leukopenie, neutropenie, agranulocytose, trombocytopenie, pancytopenie, beenmergdepressie met kans op o.a. infecties (nadir 9–14 dagen), faryngitis. Mucositis, stomatitis, anorexie, misselijkheid, braken, diarree (met kans op dehydratie). Haaruitval, hand-voetsyndroom (toegenomen kans bij continue infuus), vertraagde wondgenezing. Bloedneus, malaise, vermoeidheid, asthenie. Hyperurikemie.
Vaak (1-10%): angina pectoris, myocardinfarct. Febriele neutropenie. Sepsis.
Soms (0,1-1%): aritmie, myocardischemie, myocarditis, congestieve cardiomyopathie, hartfalen, cardiogene shock. Hypotensie. Nystagmus, hoofdpijn, duizeligheid, (extra)piramidale verschijnselen, euforie, slaperigheid, symptomen van de ziekte van Parkinson. Euforie. Overmatig traanvocht, traanbuisvernauwing, wazig of dubbel zien, verstoorde oogbeweging, optische neuritis, fotofobie, conjunctivitis, blefaritis, ectropion. Dehydratie, maag-darmulceratie of -bloeding, maag-darmslijmvliesexfoliatie. Dermatitis, huidafwijkingen (zoals huiduitslag, droge huid, erytheem, jeuk, kloven), urticaria, fotosensibilisatie, hyperpigmentatie, nagelveranderingen (zoals hyperpigmentatie, dystrofie, pijn, loslating). Beschadiging van levercellen. Stoornissen in de spermatogenese en ovulatie.
Zelden (0,01-0,1%): ischemie (o.a. cerebraal, intestinaal, perifeer), Raynaudfenomeen, trombo-embolie, tromboflebitis. Allergische reactie incl. anafylaxie. Verwardheid. Verhoogd T4, verhoogd T3.
Zeer zelden (< 0,01%): hartstilstand, plotselinge hartdood. Symptomen van leuko-encefalopathie, zoals ataxie, dysartrie, afasie, myasthenie, convulsies, coma). Levernecrose (soms fataal), biliaire sclerose, cholecystitis. Nierfalen.
Verder zijn gemeld: intracardiale trombus, pericarditis, stresscardiomyopathie (Tako-Tsubo-syndroom). Bloeding. Septische shock, neutropene sepsis, pneumonie, urineweginfectie, cellulitis. Melena. Perifere neuropathie, hyperammoniëmische encefalopathie, epilepsie, posterieur reversibel encefalopathiesyndroom (PRES). Koorts, verkleuring van de injectieplaats. Tumorlysissyndroom, melkzuuracidose, verminderde eetlust. Pneumatosis intestinalis. Cutane lupus erythematodes. Granulocytopenie.
Bijwerkingen
Lage-dosistherapie
Zeer vaak (> 10%): bloeding. Sepsis, infecties (met een virus, bacterie, schimmel of parasiet), pneumonie. Misselijkheid, braken. Koorts. Leverfunctiestoornis. Alopecia, huiduitslag. Cytarabine-syndroom (zie de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen). Anemie, leukopenie (incl. neutropenie), trombocytopenie, reticulocytopenie, megaloblastaire anemie.
Vaak (1-10%): dysfagie, diarree, orale/anale ontsteking of ulceratie. Icterus. Nierfunctiestoornis, nierfalen, urineretentie. Anorexie. Duizeligheid, neuritis, neuralgie. Conjunctivitis (incl. met bloedingen, waardoor fotofobie, visusstoornis, brandend gevoel, toegenomen traansecretie), keratitis. Huidreacties (zoals erytheem, urticaria), bulleuze dermatitis, huidulceratie, huidschilfering, cellulitis, vasculitis, sproetvorming, mucosa-bloeding. Gewrichtspijn, pijn in borstkas. Tromboflebitis op toedieningsplaats.
Soms (0,1-1%): angio-oedeem. Dyspneu, faryngitis. Oesofagitis, oesofageale ulceratie, maag-darmbloeding, buikpijn. Pancreatitis. Hoofdpijn, perifere neuropathie. Jeuk, lentigo. Myalgie.
Zelden (0,01-0,1%): anafylactische reactie. Enterocolitis (necrotiserend, neutropenisch). Leverbeschadiging met hyperbilirubinemie. Slaperigheid, neurologische afwijkingen/neurotoxiciteit, tetraplegie en verlamming, necrotiserende encefalopathie, coma. Blindheid.
Zeer zelden (< 0,01%): hartritmestoornis, pericarditis. Longoedeem, alveolair oedeem, 'acute respiratory distress syndrome', interstitiële longaandoening, (sub)acute respiratoire insufficiëntie. Peritonitis, ernstige gastro-intestinale ulceratie, pneumatosis cystoïdes intestinalis. Leverabces. Cerebrale en cerebellaire disfunctie (gewoonlijk reversibel). Persoonlijkheidsstoornis. Neutrofiele eccriene hidradenitis. Hyperurikemie.
Verder zijn gemeld: sinusbradycardie. Necrotiserende pancreatitis. Febriele neutropenie. Bloedingen in de huid. Hand-voetsyndroom. Irritatie of ontsteking op de toedieningsplaats.
Hoge-dosistherapie
Een aantal van de hierboven vermelde bijwerkingen komen nadrukkelijker naar voren zoals die door de neurotoxiciteit, respiratoire toxiciteit, myelotoxiciteit, gastro-intestinale toxiciteit en bijwerkingen op de cornea.
Verder komen nog andere bijwerkingen voor dan hierboven staan vermeld: cardiomyopathie; 'acute respiratory distress syndrome'; ataxie, tremor, convulsies, nystagmus; uitgesproken pancytopenie, beenmergaplasie; darmperforatie, darmnecrose met ileus; hepatomegalie, hepatische veneuze trombose (Budd-Chiarisyndroom); rabdomyolyse; reversibele hoornvliesbeschadiging; amenorroe, azoöspermie.
Intrathecale toediening
Zeer vaak (> 10%): arachnoïditis met symptomen van meningeale prikkeling zoals hoofdpijn, misselijkheid, braken, koorts, rugpijn, convulsies, nekpijn, stijve nek, hydrocephalus, meningisme, voorbijgaande verhoging van aantallen liquoreiwitten en witte bloedcellen, al dan niet met een verminderde bewustzijnstoestand. Misselijkheid, braken, diarree.
Vaak (1-10%): vermoeidheid, verwardheid, slaperigheid, convulsies, hemiplegie, paraplegie, hersenzenuwverlamming, visusstoornis, doofheid, gevoelsstoornissen, incontinentie, caudasyndroom. Intrathecaal toegediend cytarabine is in verband gebracht met ernstige en soms permanente neurotoxische effecten (o.a. blindheid, myelopathie, necrotiserende encefalopathie met of zonder epileptische aanval).
Interacties
Niet combineren met vaccins met een levend agens. Vermijd contact met mensen die recent zijn ingeënt met het poliovaccin. De respons op dode of geïnactiveerde vaccins kan verminderd zijn.
Behandeling binnen 4 weken met DPD-remmers is gecontra-indiceerd in verband met de stijging van de blootstelling aan 5-FU tot toxische concentraties. Een minimale 'wash out'-periode van 4 weken aanhouden.
Fluoropyrimidinen verhogen de plasmaconcentratie van fenytoïne; frequente controle van de bloed-/plasmaspiegel van fenytoïne wordt aangeraden.
Door gelijktijdig gebruik van nitro-imidazolen (zoals metronidazol), methotrexaat, clozapine of cimetidine kan de toxische grens van 5-FU eerder bereikt worden. De combinatie met clozapine tevens vermijden in verband met meer kans op agranulocytose.
Wees voorzichtig bij gelijktijdig gebruik met foliumzuur of folinezuur, omdat dit de activiteit van 5-FU versterkt, vooral stomatitis en levensbedreigende diarree. Folinezuur maakt soms deel uit van een behandelregime met 5-FU; bij toegenomen toxiciteit overwegen de dosering van 5-FU te verlagen
De cardiotoxiciteit van antracyclinen kan worden versterkt.
De INR-waarde kan verhoogd worden bij gelijktijdig gebruik met vitamine K-antagonisten.
Interacties
Wees in verband met de kans op een ernstige, mogelijk fatale, infectieziekte uiterst voorzichtig met de vaccinatie met levende vaccins; vermijd dit bij voorkeur. De respons op vaccinatie met dode of geïnactiveerde vaccins kan verminderd zijn.
Combinatie met andere myelosuppressiva of relevante radiotherapie vergroot de cytotoxische en immunosuppressieve werking van cytarabine.
Een gelijktijdige transfusie van granulocyten vermijden in verband met de kans op ernstige respiratoire insufficiëntie.
Intrathecale toediening van andere cytotoxische middelen, neurotoxische chemotherapie of craniale/spinale bestraling vergroot de kans op neurotoxiciteit. Zo vermeerdert de combinatie van intraveneus cytarabine met intrathecaal methotrexaat de kans op ernstige neurologische bijwerkingen, zoals hoofdpijn, paralyse, coma en beroerte-achtige episoden, met name bij adolescenten.
In vitro trad een cytarabinegebonden antagonisme op voor de gevoeligheid van Klebsiella pneumoniae voor gentamicine; als een behandeling met gentamicine geen resultaat heeft, een wisseling van antibiotica overwegen.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren, in therapeutische dosering foetotoxisch en teratogeen.
Advies: Gebruik is gecontra-indiceerd.
Vruchtbaarheid: Behandeling bij de man met 5-FU kan leiden tot een blijvende onvruchtbaarheid; raad zowel mannen als vrouwen voorafgaand aan de behandeling aan om advies in te winnen over behoud van vruchtbaarheid.
Overig: Een vruchtbare vrouw of man dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste zes maanden (vrouw) of drie maanden (man) na de therapie. Informeer de patiënt op het potentiële risico voor de foetus indien zij toch zwanger wordt en overweeg genetische counseling.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Er zijn meldingen van ernstige congenitale afwijkingen na gebruik in het 1e trimester, en van vroeggeboorte en/of een laag geboortegewicht. Bij dieren, schadelijk gebleken (vooral tijdens de organogenese en de ontwikkeling van de hersenen).
Advies: Gebruik ontraden, vooral tijdens het 1e trimester.
Vruchtbaarheid: Vooral in combinatie met alkylerende middelen kan gonadale suppressie optreden met amenorroe of azoöspermie; afhankelijk van dosis en duur van de behandeling kan dit mogelijk irreversibel zijn.
Overig: Een vruchtbare vrouw of man dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én ten minste 6 maanden na de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Het geven van borstvoeding is gecontra-indiceerd.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Tot 20% van een oraal ingenomen dosis wordt geabsorbeerd. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding is gecontra-indiceerd.
Contra-indicaties
- ernstige infecties zoals herpes zoster en waterpokken;
- ernstig verzwakte patiënten;
- bekende totale afwezigheid van dihydropyrimidine dehydrogenase (DPD)-activiteit.
- beenmergdepressie na radiotherapie of behandeling met andere anti-neoplastische middelen;
- ernstige leverinsufficiëntie;
Zie voor meer contra-indicaties de rubrieken Zwangerschap en Interacties
Contra-indicaties
- anemie, leukopenie en trombocytopenie van een niet-maligne oorzaak (bv. beenmergaplasie), tenzij de voordelen opwegen tegen het risico;
- degeneratieve of toxische encefalopathie, met name na gebruik van methotrexaat of ioniserende straling;
- bij intrathecale toediening: actieve meningeale infectie.
Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Lactatie.
Waarschuwingen en voorzorgen
Bij patiënten met een niet-herkende DPD-deficiëntie kan onverwachts levensbedreigende toxiciteit optreden, bv. stomatitis, mucositis, ernstige diarree, neurotoxiciteit en neutropenie; de behandeling dan direct staken. Indien mogelijk voorafgaande aan de behandeling de enzymactiviteit van DPD vaststellen met behulp van genotypering. Bij homozygote of bepaalde heterozygote DPYD-varianten is er meer kans op ernstige toxiciteit. Gebruik bij een bekende totale afwezigheid is gecontra-indiceerd. Wees extra voorzichtig bij gedeeltelijke DPD-deficiëntie, controleer nauwgezet op toxiciteit en verlaag eventueel de startdosering. Bij afwezigheid van ernstige toxiciteit kan de dosering voorzichtig verhoogd worden, omdat de gevolgen van een gereduceerde dosering voor de werkzaamheid onbekend zijn. Zie voor meer informatie over het gebruik bij de diverse mutaties in het DPYD-gen de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.4).
Wees voorzichtig bij:
- een cardiaal belaste anamnese;
- recente hooggedoseerde bestraling van het bekken;
- recent gebruik van alkylerende cytostatica;
- adrenalectomie of hypofysectomie;
- verminderde lever- of nierfunctie.
Cardiotoxiciteit, zich uitend als o.a. myocardinfarct, angina pectoris, aritmieën, myocarditis, cardiogene shock, plotselinge dood, stresscardiomyopathie, komt vaker voor als 5-FU als continu infuus dan als bolusinjectie wordt gegeven, en meestal tijdens of enkele uren na de eerste behandelcyclus. Wees voorzichtig bij coronaire hartziekte of cardiomyopathie in de voorgeschiedenis of als tijdens de behandeling pijn op de borst optreedt. Controleer gedurende de behandeling regelmatig de hartfunctie. Bij ernstige cardiotoxiciteit de behandeling staken.
Vormen van encefalopathie zijn gemeld, waaronder hyperammoniëmische encefalopathie, leuko-encefalopathie en posterieur reversibel encefalopathiesyndroom (PRES). Staak de behandeling bij eerste tekenen of symptomen van encefalopathie zoals veranderde mentale toestand, verwardheid, desoriëntatie, coma of ataxie en onderzoek de mogelijkheid van encefalopathie. Bij verminderde nier- of leverfunctie is er meer kans op hyperammoniëmische encefalopathie.
Tumorlysissyndroom: bij risicofactoren hiervoor (bv. bij verminderde nierfunctie, hyperurikemie, hoge tumorlast, snelle ziekteprogressie) de patiënt nauwlettend controleren. Overweeg preventieve maatregelen, zoals hydratie en correctie van hoge urinezuurspiegel.
Beenmergdepressie: controleer voorafgaande aan elke cyclus en daarnaast dagelijks het aantal bloedplaatjes en witte bloedcellen. Het laagste aantal witte bloedcellen wordt bij de eerste kuur gevonden meestal tussen dag 7–14, maar soms ook pas na 20 dagen. Het aantal normaliseert doorgaans weer tegen dag 30. Onderbreek de behandeling bij aantal bloedplaatjes < 100 × 109/l of het aantal witte bloedcellen < 3,5 × 109/l. Monitor zorgvuldig op het ontstaan van infecties en blauwe plekken/bloedingen. Overweeg een ondersteunende behandeling, bv. met antibiotica, bloedplaatjes of groeifactoren.
Diarree en dehydratie: beperken de dosering vanwege toxiciteit. Overweeg profylactische behandeling voor diarree. Bij diarree nauwkeurig de water- en elektrolytenhuishouding monitoren en start tijdig intraveneus vocht/elektrolyten en een behandeling tegen diarree (bv. loperamide). Bij eerste aanwijzingen voor maag-darmtoxiciteit (incl. stomatitis en bloedingen) de behandeling onderbreken. De kans op het ontstaan van dehydratie is groter bij patiënten met misselijkheid, braken, diarree, gastro-intestinale obstructie, stomatitis, anorexie en asthenie; bij hen extra alert zijn. Diarree en dehydratie vermeerderen de kans op renale toxiciteit.
Verminderde nier- of leverfunctie: hierbij (of bij geelzucht) is er meer kans op toxiciteit; een afwijkend ECG, klachten van angina pectoris en myocardinfarct zijn gemeld. Tevens is er meer kans op hyperammoniëmie en hyperammoniëmische encefalopathie.
Controleer op oculaire reacties en consulteer vroegtijdig een oogarts bij persisterende of visusreducerende klachten. Een behandeling kan nodig zijn (gebruik van een bril in plaats van contactlenzen, instillatie van kunsttranen, antibiotische oogdruppels, implantatie van glazen of siliconen buisjes in de punctum lacrimale (het traanpunt) of het traankanaal).
Radiotherapie: wees voorzichtig bij recente hooggedoseerde bestraling van het bekken.
Fotosensibilisatie: vermijd langdurige blootstelling aan natuurlijk of artificieel zonlicht.
Voor behandeling van vruchtbare mannen, zie de rubriek Zwangerschap.
Waarschuwingen en voorzorgen
Systemische toediening
Controles: vóór, tijdens en na behandeling, het bloedbeeld en de lever- en nierfunctie regelmatig controleren. Vanwege de hematologische effecten van cytarabine zijn tijdens inductietherapie frequente trombocyten-, hemoglobine- en leukocytentellingen verplicht. Staak de behandeling bij een trombocytenaantal < 50 × 109/l of een granulocytenaantal < 1 × 109/l. Na staken van de behandeling kunnen deze aantallen blijven dalen. Indien geïndiceerd de behandeling hervatten bij duidelijke tekenen van beenmergherstel. Regelmatige bepaling van urinezuur in het bloed wordt aanbevolen om eventuele hyperurikemie, secundair aan snelle lysis van neoplastische cellen (tumorlysissyndroom), te signaleren. Bij patiënten met een groot aantal blasten of grote tumormassa’s is profylaxe van hyperurikemie vereist. Bij hoge-dosistherapie is extra controle van het zenuwstelsel, de longen, het maag-darmkanaal, de lever en ogen noodzakelijk. De bijwerkingen op het oog kunnen worden voorkómen of verminderd door regelmatig de ogen uit te spoelen en door profylaxe met lokale corticosteroïdbevattende oogdruppels. Controle op tekenen van bloedingen is extra van belang bij patiënten die recent geopereerd zijn of die bekend zijn met maag-darmulcera.
Cytarabine-syndroom: treedt op met de symptomen koorts, myalgie, botpijn, pijn in de borstkas, misselijkheid, malaise, exantheem, maculopapuleuze uitslag en conjunctivitis. Ter profylaxe en behandeling van dit syndroom kunnen corticosteroïden worden gebruikt.
Voor de behandeling van vruchtbare mannen: zie de rubriek Zwangerschap.
Injectie of infusie: subcutane injecties worden doorgaans goed verdragen en zijn geschikt voor gebruik bij onderhoudsbehandeling. Bij intraveneuze toediening bij lage-dosistherapie wordt een snelle i.v.-injectie over het algemeen beter verdragen dan continue infusie van eenzelfde dosis. Bij hoge doses kan snelle intraveneuze injectie echter aanleiding geven tot ernstige misselijkheid en braken gedurende enkele uren na de injectie; als infuus gegeven zijn misselijkheid en braken minder ernstig.
Intrathecale toediening
Om cumulatie en toxiciteit van cytarabine in het CZS te voorkomen, vóór intrathecale toediening vaststellen dat de liquorcirculatie voldoende is.
Bij intrathecale toediening gelijktijdig corticosteroïden (bv. dexamethason) geven om de symptomen van arachnoïditis te verlichten en het risico van fatale afloop te verkleinen. De patiënt instrueren een arts te waarschuwen bij optreden van vroege symptomen van arachnoïditis, van neurotoxiciteit of wanneer dexamethason niet wordt verdragen.
Overdosering
Therapie
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met 5-FU contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met cytarabine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Fluoropyrimidine, pyrimidine-antagonist. Werkt als antimetaboliet door ingrijpen in de DNA- en RNA-synthese. Fluoro-uracil (5-FU) is een prodrug: de activiteit ontstaat na intracellulaire enzymatische omzetting tot de gefosforyleerde vormen van 5-fluoro-uridine en 5-fluorodeoxyuridine.
Kinetische gegevens
V d | 0,12 l/kg. 5-Fluoro-uracil wordt vooral aangetroffen in snel prolifererend weefsel zoals beenmerg, darmmucosa en neoplasmata. Het passeert de bloed-hersenbarrière. |
Metabolisering | intracellulair tot de actieve metabolieten 5-fluoro-deoxyuridinemonofosfaat en 5-fluoro-uridinetrifosfaat; daarnaast omzetting in inactieve metabolieten door het enzym dihydropyrimidine-dehydrogenase (DPD), dat hierin de snelheidsbeperkende factor is. In de lever metabolisering tot o.a. CO2 en ureum. |
Eliminatie | 60–90% via de longen als CO2; met de urine 7–20% onveranderd. |
T 1/2el | 10–20 min, dosisafhankelijk. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Pyrimidine-antagonist. Cytarabine (Ara-C) wordt intracellulair omgezet in het werkzame cytarabine-5'-trifosfaat (Ara-CTP). Dit is alleen cytotoxisch gedurende de S–fase van de celdeling. Ara-CTP wordt geïncorporeerd in het DNA en RNA. De cytotoxiciteit is gecorreleerd aan de mate van inbouw van Ara-CTP in het DNA (verstoring DNA-synthese). Indien bij lage doses resistentie voor cytarabine is ontstaan, kan hoge-dosistherapie nog werkzaam zijn.
Kinetische gegevens
T max | s.c. binnen 20–60 min (met veel lagere Cmax dan na i.v.-toediening en met grote interindividuele verschillen); na intrathecale toediening (Oncotain 20 mg/ml) lijkt de systemische blootstelling verwaarloosbaar. |
V d | ca. 2,4–2,7 l/kg. |
Overig | Bij i.v.-hoge-dosistherapie: aanzienlijke penetratie in het CZS. |
Metabolisering | cytarabine wordt in leukemische blasten en gezond beenmerg door nucleotidasen snel omgezet in de actieve vorm cytarabine–5–trifosfaat (Ara-CTP). Verder wordt cytarabine snel gedesamineerd tot inactieve metabolieten, vnl. in de lever maar in mindere mate ook in andere weefsels en het bloed. |
Eliminatie | vnl. met de urine (ca. 80%, waarvan 10% onveranderd). Cytarabine wordt verwijderd door hemodialyse. |
T 1/2el | i.v.: 1–3 uur. |
T 1/2el | in cerebrospinaal vloeistof na intrathecale toediening: ca. 3,4 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
5-fluoro-uracil (systemisch) hoort bij de groep pyrimidine-antagonisten.
- 5-fluoro-uracil (cutaan) (L01BC02) Vergelijk
- azacitidine (L01BC07) Vergelijk
- capecitabine (L01BC06) Vergelijk
- cytarabine (L01BC01) Vergelijk
- decitabine (L01BC08) Vergelijk
- decitabine/cedazuridine (L01BC58) Vergelijk
- gemcitabine (L01BC05) Vergelijk
- tegafur/gimeracil/oteracil (L01BC53) Vergelijk
- trifluridine/tipiracil (L01BC59) Vergelijk
Groepsinformatie
cytarabine hoort bij de groep pyrimidine-antagonisten.
- 5-fluoro-uracil (cutaan) (L01BC02) Vergelijk
- 5-fluoro-uracil (systemisch) (L01BC02) Vergelijk
- azacitidine (L01BC07) Vergelijk
- capecitabine (L01BC06) Vergelijk
- decitabine (L01BC08) Vergelijk
- decitabine/cedazuridine (L01BC58) Vergelijk
- gemcitabine (L01BC05) Vergelijk
- tegafur/gimeracil/oteracil (L01BC53) Vergelijk
- trifluridine/tipiracil (L01BC59) Vergelijk