Samenstelling
Abacavir/lamivudine/zidovudine
Bijlage 2
Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
Bevat per tablet: abacavir 300 mg, lamivudine 150 mg en zidovudine 300 mg.
Trizivir
Bijlage 2
ViiV Healthcare bv.
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
Bevat per tablet: abacavir 300 mg, lamivudine 150 mg en zidovudine 300 mg.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Emtricitabine/tenofovirdisoproxil
Bijlage 2
Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
Bevat per tablet: emtricitabine 200 mg en tenofovirdisoproxil (als fosfaat, als fumaraat, als maleaat, als succinaat of als niet-zoutvorm) 245 mg.
Truvada
Bijlage 2
Gilead Sciences bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
Bevat per tablet: emtricitabine 200 mg en tenofovirdisoproxil (als fumaraat) 245 mg.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Eerste keus in de behandeling van therapie-naïeve volwassen patiënten met een HIV-1-infectie is meestal een tripeltherapie. Deze bestaat uit twee nucleoside reverse-transcriptaseremmers (NRTI’s) in combinatie met een derde actief antiretroviraal middel uit een van de volgende drie klassen: bij voorkeur een integraseremmer (INSTI) met een hoge barrière tot resistentie (bictegravir of dolutegravir), en in specifieke situaties met een non-nucleoside reverse-transcriptaseremmer (NNRTI), of een proteaseremmer (PI) met een farmacokinetische booster (cobicistat of ritonavir). Bij de meeste personen met HIV is ook een behandelregime bestaande uit twee middelen mogelijk, meestal dolutegravir/lamivudine (een INSTI met één NRTI), na uitsluiting van enkele exclusiecriteria. De keuze voor een combinatie van antiretrovirale middelen is afhankelijk van diverse factoren, en dient te worden gemaakt op geleide van het resistentieprofiel. Zie voor meer informatie de richtlijn HIV op nvhb.nl.
Gezien de lagere virologische effectiviteit van een tripel-NRTI regime wordt de combinatie abacavir/lamivudine/zidovudine afgeraden als behandeling van therapie-naïeve volwassenen met HIV-1. Daarnaast worden oudere NRTI’s, zoals zidovudine, niet langer aangeraden vanwege een hoge incidentie van ernstige toxiciteit.
Aan de vergoeding van abacavir/lamivudine/zidovudine zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.
Advies
Eerste keus in de behandeling van therapie-naïeve volwassen patiënten met een HIV-1-infectie is meestal een tripeltherapie. Deze bestaat uit twee nucleoside reverse-transcriptaseremmers (NRTI’s) in combinatie met een derde actief antiretroviraal middel uit een van de volgende drie klassen: bij voorkeur een integraseremmer (INSTI) met een hoge barrière tot resistentie (bictegravir of dolutegravir), en in specifieke situaties met een non-nucleoside reverse-transcriptaseremmer (NNRTI), of een proteaseremmer (PI) met een farmacokinetische booster (cobicistat of ritonavir). Bij de meeste personen met HIV is ook een behandelregime bestaande uit twee middelen mogelijk, meestal dolutegravir/lamivudine (een INSTI met één NRTI), na uitsluiting van enkele exclusiecriteria. De keuze voor een combinatie van antiretrovirale middelen is afhankelijk van diverse factoren, en dient te worden gemaakt op geleide van het resistentieprofiel. Zie voor meer informatie de richtlijn HIV op nvhb.nl.
Emtricitabine/tenofovirdisoproxil plus dolutegravir is een eerste keus combinatiebehandeling voor therapie-naïeve volwassenen met HIV-1. Het komt in specifieke situaties ook in aanmerking als (veel gebruikte) ‘backbone’ van 2 NRTI’s, in combinatie met een ander, derde antiretroviraal middel.
Emtricitabine/tenofovirdisoproxil is daarnaast het middel van eerste keus als pre-expositie profylaxe (PrEP) bij volwassenen 'at risk' voor het verkrijgen van een HIV-infectie. Zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen: Bij gebruik als profylaxe (PrEP).
Aan de vergoeding van emtricitabine/tenofovirdisoproxil zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.
Indicaties
- Behandeling van HIV-geïnfecteerde volwassenen.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Behandeling van een HIV-1-infectie bij:
- volwassenen, in combinatie met andere antiretrovirale middelen;
- kinderen van 12–18 jaar, waarbij sprake is van NRTI-resistentie of toxiciteit die het gebruik van eerstelijnsmiddelen uitsluit.
- Als pre-expositieprofylaxe (PrEP) bij personen die bewezen HIV-negatief zijn en ten minste elke 3 maanden een HIV-test ondergaan, dit in combinatie met maatregelen voor veilig seksueel contact, om de kans op seksueel verworven HIV-1-infectie te verminderen bij personen met een toegenomen kans daarop.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Screen bij alle patiënten voor aanvang van deze behandeling op het HLA-B*5701 allel, zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Bij dit geneesmiddel wordt (ook) gedoseerd op geleide van de bloedspiegel; zie voor meer informatie hiervoor op TDM-protocollen van antiretrovirale middelen van tdm-protocollen.nl.
HIV-infectie
Volwassenen
Eén tablet 2×/dag.
In de eerste 6–8 weken de behandeling met abacavir, lamivudine en zidovudine in losse combinatie (afzonderlijk) starten.
Verminderde leverfunctie: Bij een milde leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 5–6) nauwkeurig controleren, inclusief de abacavir-plasmaconcentratie, waar mogelijk. Dit combinatiepreparaat wordt niet aanbevolen bij een matige of ernstige leverfunctiestoornis wegens gebrek aan klinische gegevens over de toepassing daarbij, tenzij het gebruik noodzakelijk wordt geacht.
Verminderde nierfunctie: Bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min) overstappen van de vaste naar een losse combinatie van beide middelen voor dosisverlaging; dit omdat de plasmaspiegels van lamivudine en zidovudine stijgen door een verminderde klaring. Bij een mildere nierfunctiestoornis is initieel geen dosisaanpassing nodig. Bij een aanhoudende creatinineklaring van 30–49 ml/min kan de blootstelling aan lamivudine wel toenemen (met een factor 1,6–3,3× t.o.v. bij een creatinineklaring ≥ 50 ml/min); controleer op bijwerkingen van lamivudine, met name hematologische toxiciteit. Bij nieuwe of erger wordende anemie of neutropenie, verlaag de dosering van lamivudine door over te stappen van de vaste naar een losse combinatie van beide middelen, zie lamivudine, zidovudine en abacavir.
Bij anemie (Hb < 5,6 mmol/l) en/of neutropenie (aantal neutrofielen < 1,0 × 10 9/l): met de afzonderlijke geneesmiddelen (losse combinatie) lager doseren. Niet gebruiken bij een Hb-gehalte < 4,7 mmol/liter of een aantal neutrofielen < 0,75 × 10 9/liter; zie rubriek Contra-indicaties.
Ouderen
Er zijn geen farmacokinetische gegevens beschikbaar om een dosisaanpassing te bepalen. Wees alert op met de leeftijd samenhangende veranderingen in nierfunctie en hematologische parameters, omdat mogelijk met de afzonderlijke geneesmiddelen (lager) gedoseerd moet worden.
Toediening: De tablet kan zowel met als zonder voedsel worden ingenomen.
Meer (doseer)informatie:
Doseringen
Bij dit geneesmiddel wordt (ook) gedoseerd op geleide van de bloedspiegel; zie voor meer informatie hierover op TDM-protocollen van antiretrovirale middelen van tdm-protocollen.nl.
Als het staken van de behandeling met één van de componenten of een dosisaanpassing noodzakelijk is, zijn de afzonderlijke componenten los verkrijgbaar.
Behandeling van een HIV-1 infectie
Volwassenen
Één tablet 1×/dag.
Verminderde nierfunctie: Creatinineklaring 30–49 ml/min: één tablet om de 48 uur. De veiligheid en de werkzaamheid van dit toedieningsinterval is niet klinisch beoordeeld. Bij een creatinineklaring < 30 ml/min of hemodialyse: toepassing niet aanbevolen omdat geen dosisaanpassing van de afzonderlijke componenten mogelijk is met het combinatiepreparaat.
Kinderen van 12–18 jaar met een lichaamsgewicht ≥ 35 kg
Één tablet 1×/dag.
Verminderde nierfunctie: Toepassing niet aanbevolen omdat de farmacokinetiek bij deze populatie niet is onderzocht; de behandeling niet beginnen bij deze leeftijdsgroep als er sprake is van een verminderde nierfunctie; bij ontstaan van een nierfunctiestoornis tijdens de behandeling deze staken.
Pre-expositieprofylaxe (PrEP) bij bewezen HIV-negatieve personen
Volwassenen en kinderen vanaf 12 jaar en met een lichaamsgewicht > 35 kg
Het geregistreerde ('on-label') doseerregime is: één tablet 1×/dag. Daarnaast is alleen voor MSM binnen de Nederlandse PrEP-richtlijn (update 2022) op nvhb.nl een doseerregime (offlabel) beschikbaar (op p. 15) voor gebruik van PrEP rondom seks.
Verminderde nierfunctie: De veiligheid en werkzaamheid bij een creatinineklaring < 60 ml/min is bij deze indicatie niet onderzocht; PrEP met emtricitabine/tenofovirdisoproxil niet voorschrijven bij een creatinineklaring < 60 ml/min.
Verminderde leverfunctie: Geen dosisaanpassing nodig.
Ouderen: Er is geen dosisaanpassing nodig op basis van alleen de leeftijd.
Bij braken binnen 1 uur na het innemen van de tablet, een nieuwe tablet innemen.
Vergeten dosis
- Volgens de NVHB-richtlijn: een vergeten dosis zo snel mogelijk alsnog innemen, ongeacht op welk moment dit bemerkt wordt; eventueel een dubbele dosis bij het volgende gebruikelijke tijdstip innemen en daarna doorgaan met het gebruikelijke doseerschema.
- Volgens de fabrikant deze alsnog innemen als dit binnen 12 uur na het gebruikelijke tijdstip van innemen bemerkt wordt. Is meer dan 12 uur verstreken, de overgeslagen dosis niet meer innemen en doorgaan met het gebruikelijke doseerschema.
Toediening: Voor een betere absorptie innemen met voedsel. Bij slikproblemen kan de tablet worden opgelost in ca. 100 ml water of sap, daarna direct opdrinken.
Bijwerkingen
Overgevoeligheidsreacties bij gebruik van abacavir treden op bij circa 5% van de patiënten, vooral bij dragers van HLA-B*5701; sommige zijn levensbedreigend; fatale afloop is gemeld. Bij bijna alle overgevoeligheidsreacties is sprake van koorts en/of (gewoonlijk maculopapuleuze of urticariële) huiduitslag; andere frequent waargenomen symptomen zijn maag-darmstoornissen (misselijkheid, braken, diarree of buikpijn), dyspneu, hoesten, hoofdpijn, spierpijn, gestegen leverfunctietesten, lethargie of malaise. Andere overgevoeligheidsreacties zijn onder andere hypotensie, anafylaxie, ARDS, respiratoir falen, hepatitis, lever- en nierfalen, gewrichtspijn, paresthesieën, oedeem, conjunctivitis, zweren in de mond, lymfadenopathie, lymfopenie en stijgingen van CK en creatinine. Overgevoeligheidsreacties treden met name op binnen de eerste 6 weken na begin van de therapie.
Andere bijwerkingen zoals deze kunnen voorkomen:
Zeer vaak (> 10%): misselijkheid. Hoofdpijn.
Vaak (1–10%): braken, buikpijn en diarree. Duizeligheid, slapeloosheid, anorexie. Koorts, lethargie, vermoeidheid, malaise. Spierpijn, gewrichtspijn, andere spieraandoeningen. Hoesten, neusklachten, onaangenaam gevoel aan keel en amandelen. Huiduitslag (zonder systemische symptomen), alopecia. Verhoogde bloedspiegels van leverenzymen en bilirubine. Anemie, leukopenie en neutropenie.
Soms (0,1–1%): dyspneu. Gegeneraliseerde pijn en asthenie, myopathie. Flatulentie. Jeuk. Trombocytopenie, pancytopenie met beenmerghypoplasie.
Zelden (0,01–0,1%): cardiomyopathie. Paresthesie, convulsies. Slaperigheid, verlies van mentale scherpte, angst, depressie. Dyspepsie, smaakstoornis, pigmentatie van het mondslijmvlies. Nagel- en huidpigmentatie. Urticaria, toegenomen transpiratie. Toegenomen mictiefrequentie. Verhoging van serumamylase, pancreatitis. Hepatitis, leverstoornissen zoals hepatomegalie met steatose. Rabdomyolyse. Aplasie van rode bloedcellen. Lactaatacidose zonder hypoxie, lactaatacidose met hepatische steatose: lactaatacidose treedt over het algemeen enkele maanden na de start van de behandeling op en kan geassocieerd zijn met pancreatitis en lever- of nierfalen. Gynaecomastie. Koude rillingen, pijn op de borst en influenza-achtige symptomen.
Zeer zelden (< 0,01%): perifere neuropathie. Erythema multiforme, Stevens-Johnsonsyndroom (SJS), toxische epidermale necrolyse (TEN).
Verder zijn gemeld: lymfopenie. Infecties van de luchtwegen. Gevallen van osteonecrose, vooral bij gevorderde HIV-infectie of langdurige blootstelling aan antiretrovirale combinatietherapie.
Bij patiënten waarbij antiretrovirale combinatietherapie (cART) wordt gestart op het moment dat zij een ernstige immuundeficiëntie hebben, kan zich een ontstekingsreactie op een latent aanwezige opportunistische infectie voordoen. Van auto-immuunziekten, zoals de ziekte van Graves, auto-immuunhepatitis, polymyositis of het Guillain-Barré-syndroom, is ook gerapporteerd dat ze kunnen voorkomen in een setting van immuunreactivering. De gerapporteerde tijd tot begin van deze ziekten is echter variabeler en deze ziekten kunnen vele maanden na het starten van de behandeling nog optreden.
Bijwerkingen
Uit gegevens van klinische onderzoeken is gebleken dat het combinatiepreparaat emtricitabine/tenofovirdisoproxil (óók voor de toepassing als PrEP) geen nieuwe bijwerkingen liet zien vergeleken met de afzonderlijke middelen. De volgende gegevens zijn vastgesteld op basis van het bijwerkingenprofiel van de afzonderlijke middelen:
Zeer vaak (> 10%): hoofdpijn, duizeligheid. Misselijkheid, braken, diarree. Asthenie. Hypofosfatemie. Verhoogde waarde creatinekinase.
Vaak (1-10%): allergische reactie. Opgezette buik, dyspepsie, buikpijn, flatulentie. Slapeloosheid, abnormale dromen. Huiduitslag (vesiculobulleus, pustuleus, maculopapuleus), urticaria, jeuk, huidverkleuring (toegenomen pigmentatie). Pijn. Hyperglykemie, hypertriglyceridemie. Neutropenie. Verhoogde spiegels van: ASAT, ALAT, bilirubine, (pancreas-)amylase, lipase. Afname van de botmineraaldichtheid.
Soms (0,1-1%): angio-oedeem. Pancreatitis. Spierzwakte, rabdomyolyse. Anemie. Hypokaliëmie. Stijging creatininewaarde, proteïnurie. Proximale tubulopathie, waaronder het syndroom van Fanconi (hierbij kunnen voorkomen o.a. myopathie, spierzwakte, rabdomyolyse, hypokaliëmie, hypofosfatemie, osteomalacie).
Zelden (0,01-0,1%): hepatische steatose, hepatitis. Nierfalen (acuut en chronisch), acute tubulusnecrose, nefritis (incl. acute interstitiële nefritis), nefrogene diabetes insipidus. Myopathie, osteomalacie (manifesteert zich als botpijn en draagt zelden bij aan ontstaan van fracturen). Lactaatacidose.
Bij kinderen komt proximale tubulopathie vaker voor.
Interacties
Abacavir, lamivudine en zidovudine zijn geen substraten of inductoren van CYP-enzymen (zoals CYP3A4, CYP2C9 of CYP2D6). Abacavir kan CYP3A4 (beperkt) remmen. Daarom is er geringe kans op interacties met HIV-proteaseremmers, niet-nucleosiden en andere geneesmiddelen die gemetaboliseerd worden via belangrijke CYP-enzymen.
In vitro remt abacavir CYP1A1. Abacavir verhoogt de blootstelling aan het CYP1A1-substraat riociguat (na een enkele dosis) met ca. een factor 3. Mogelijk moet de dosis riociguat worden verlaagd, raadpleeg hiervoor: riociguat#doseringen (dosering i.c.m. CYP-remmers).
In vitro is abacavir ook een remmer van MATE1 en is lamivudine een remmer van OCT1 en OCT2, de klinische consequenties hiervan zijn onbekend.
Vermijd bij voorkeur chronische combinatie met osmotisch werkende polyalcoholen (bv. sorbitol, xylitol, mannitol, lactitol) omdat dit de blootstelling aan lamivudine vermindert.
Zie voor de interacties van abacavir, lamivudine en zidovudine de pagina HIV Drug Interactions van de University of Liverpool.
Interacties
Zie voor de interacties van emtricitabine/tenofovirdisoproxil en eventuele benodigde dosisaanpassingen de pagina HIV Drug Interactions van de University of Liverpool.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens komen bij gebruik van de drie afzonderlijke geneesmiddelen in combinatie, op basis van meer dan 300 zwangerschappen, geen gegevens naar voren die wijzen op een toegenomen kans op misvormingen. Ook uit een grotere hoeveelheid gegevens over de blootstelling aan lamivudine (> 5600 zwangerschapsuitkomsten met blootstelling in het 1e trimester) of zowel lamivudine als zidovudine (> 2000 zwangerschapsuitkomsten) en van monotherapie met abacavir (> 1450 zwangerschapsuitkomsten met blootstelling in het 1e trimester, > 1000 met blootstelling in het 2e en 3e trimester), komt geen toegenomen kans op misvormingen of foetale/neonatale toxiciteit naar voren.
Farmacologisch effect: Mitochondriale disfunctie is gemeld bij HIV-negatieve kinderen die in utero en/of postnataal zijn blootgesteld aan nucleoside-analoga, met als gevolg meestal voorbijgaande hematologische (anemie, neutropenie) en metabole (hyperlactatemie en hyperlipasemie) stoornissen en daarnaast in zeldzame gevallen laat intredende neurologische stoornissen (hypertonie, convulsies, abnormaal gedrag) waarvan nog niet is bekend of deze tijdelijk of blijvend van aard zijn.
Advies: Het gebruik afwegen, waarbij meegenomen kan worden dat volgens de Amerikaanse HIV-richtlijn de drie werkzame stoffen in Trizivir (voor zover bekend zonder gevaar voor teratogene afwijkingen) kunnen worden gebruikt.
Overig: Een kind dat in utero is blootgesteld aan NRTI's en relevante symptomen vertoont, klinisch en middels laboratoriumtesten controleren op mitochondriale disfunctie.
Zwangerschap
Teratogenese: Gebruik van emtricitabine leidt niet tot een toename van misvormende afwijkingen of foetale/neonatale toxiciteit volgens het Antiretroviral Pregnancy Registry (APR), gebaseerd op meer dan 4500 zwangerschapsuitkomsten met blootstelling in het 1e trimester. Bij de mens laten gegevens in het APR van > 4800 zwangerschapsuitkomsten met blootstelling aan tenofovirdisoproxil in het 1e trimester geen toegenomen kans op teratogene afwijkingen zien. Bij dieren eveneens geen aanwijzingen voor malformaties.
Farmacologisch effect: Mitochondriale disfunctie is gemeld bij HIV-negatieve kinderen die in utero en/of postnataal zijn blootgesteld aan nucleoside-analoga, met als gevolg meestal voorbijgaande hematologische (anemie, neutropenie) en metabole (hyperlactatemie en hyperlipasemie) stoornissen en daarnaast, in zeldzame gevallen, laat intredende neurologische stoornissen (hypertonie, convulsies, abnormaal gedrag) waarvan nog niet is bekend of deze tijdelijk of blijvend van aard zijn.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken. Een kind dat in utero is blootgesteld aan nucleoside- en nucleotide-analoga en relevante symptomen vertoont, klinisch en middels laboratoriumonderzoek controleren op mitochondriale disfunctie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, alle drie (lamivudine en zidovudine in concentraties gelijk aan die in het serum). De resulterende serumconcentratie lamivudine bij het kind is erg laag (< 4% van de maternale serumconcentratie), bij een kind ouder dan 24 weken is de spiegel ondetecteerbaar.
Advies: Bij een maternale HIV-infectie borstvoeding ontraden omdat de kans bestaat op overdracht van HIV.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja (emtricitabine, tenofovir). Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Bij een maternale HIV-infectie borstvoeding ontraden omdat de kans bestaat op overdracht van HIV.
Contra-indicaties
- Hb-gehalte < 4,7 mmol/l of een neutrofielen aantal < 0,75 × 109/liter;
- Terminale nierinsufficiëntie;
- (Mogelijke) overgevoeligheidsreacties na eerder gebruik van abacavir en/of dragerschap van het HLA-B*5701-allel, ongeacht het ras.
Contra-indicaties
- Ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 30 ml/min) en hemodialyse omdat er geen dosisverlaging mogelijk is met de combinatietablet;
- Als profylaxe voor blootstelling (PrEP): bij personen met een onbekende of positieve HIV-status.
Waarschuwingen en voorzorgen
Ernstige overgevoeligheidsreacties: Niet gebruiken bij patiënten die drager zijn van het HLA-B*5701-allel omdat die meer kans (48–61%) lopen op ernstige, soms levensbedreigende overgevoeligheidsreacties. Screen daarom vóór aanvang van deze behandeling elke patiënt op dragerschap van het HLA-B*5701-allel. Dit ook doen vóór een hernieuwde behandeling met abacavir bij patiënten die abacavir eerder hebben verdragen, maar van wie de HLA-B*5701-status onbekend is. Echter ook bij patiënten die géén drager van het HLA-B*5701-allel zijn en bij patiënten die bij eerder gebruik geen allergische reactie vertoonden kan een (ernstige) overgevoeligheidsreactie optreden door abacavir (0–4%). Deze overgevoeligheidsreacties kunnen verward worden met respiratoire aandoeningen of gastro-enteritis. Laat de patiënt bij het optreden van een mogelijke overgevoeligheidsreactie (ongeacht HLA-B*5701-status) dit direct melden en staak de behandeling met abacavir permanent wanneer een overgevoeligheidsreactie niet uit te sluiten is. Na het staken nooit opnieuw beginnen, vanwege de kans op snel optredende en levensbedreigende overgevoeligheidsreacties in geval van hervatten van de behandeling. Controleer iedere 2 weken nauwkeurig op overgevoeligheidsverschijnselen, vooral gedurende de eerste 2 maanden van de behandeling, hoewel de overgevoeligheidsreacties op elk moment van de behandeling kunnen optreden.
Verminderde lever- en/of nierfunctie: Beperkte gegevens bij patiënten met levercirrose wijzen op de mogelijkheid van accumulatie van zidovudine wegens verminderde glucuronidering. Bij een verminderde nierfunctie nemen de spiegels van lamivudine én zidovudine toe. In de oorspronkelijke registratie-onderzoeken naar lamivudine in combinatie met zidovudine ging een hogere blootstelling aan lamivudine gepaard met een toename van hematologische toxiciteit (anemie, neutropenie), hoewel van het staken van de therapie vanwege zowel neutropenie als anemie sprake was bij < 1% van de proefpersonen. Ook andere bijwerkingen in verband met lamivudine kunnen optreden (maag-darmstelsel- en leveraandoeningen). Bij een milde leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 5–6) nauwkeurig controleren, inclusief de abacavir-plasmaconcentratie, waar mogelijk. Dit combinatiepreparaat wordt niet aanbevolen bij een matige of ernstige leverfunctiestoornis wegens gebrek aan klinische gegevens over de toepassing daarbij, tenzij het gebruik noodzakelijk wordt geacht. Aanbevolen wordt om bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min) of matig of ernstig verminderde leverfunctie de dosering aan te passen door over te stappen op een losse combinatie van beide middelen, zie rubriek Dosering.
Leveraandoeningen: Lactaatacidose (in afwezigheid van hypoxie) – meestal samenhangend met ernstige hepatomegalie en hepatische steatose – is gerapporteerd tijdens gebruik van nucleoside-analoga (m.n. zidovudine); wees voorzichtig met het voorschrijven aan patiënten (in het bijzonder obese vrouwen) met reeds bestaande leveraandoeningen, leverenzymafwijkingen of (chronische) hepatitis B of C. De behandeling met nucleoside-analoga staken bij snel toenemende aminotransferasespiegels, verslechtering van eerder bestaande leveraandoeningen of metabole-/lactaatacidose van onbekende oorsprong. Wees, in verband met een toegenomen kans op zowel anemie als ernstige (en mogelijk fatale) leverbijwerkingen ook voorzichtig bij een co-infectie met hepatitis C, behandeld met ribavirine en interferon α. Lamivudine is niet specifiek onderzocht bij patiënten met HIV die óók zijn geïnfecteerd met hepatitis B virus (HBV). Bij patiënten met chronische hepatitis B behandeld met antiretrovirale combinatietherapie is er meer kans op ernstige (en mogelijk fatale) hepatische bijwerkingen, controleer daarom de leverfunctie. Bij duidelijke verergering van de leverziekte de behandeling tijdelijk of definitief staken. Daarnaast kan bij sommige van deze patiënten zich, na staken van lamivudine, klinisch een terugkerende hepatitis openbaren. Dit kan ernstige gevolgen hebben voor patiënten met een gedecompenseerde leverfunctie. Als de behandeling met lamivudine wordt gestaakt bij HIV-geïnfecteerden die ook met HBV zijn geïnfecteerd, zowel de leverfunctietesten (m.n. ALAT) als markers van HBV-replicatie (HBV-DNA, HBeAg) volgen gedurende minstens 4 maanden.
Vanwege het frequenter optreden van hematologische bijwerkingen verdient het aanbeveling bij aids in een gevorderd stadium gedurende de eerste 3 maanden van behandeling ten minste elke 2 weken het bloedbeeld te controleren en vervolgens ten minste 1×/maand. In een vroeg stadium van de ziekte volstaat in het algemeen, afhankelijk van de conditie, een bloedonderzoek eens per 1 tot 3 maanden. Bij het optreden van ernstige anemie of beenmergsuppressie de dosering aanpassen en hierbij overgaan op de afzonderlijke geneesmiddelen (losse combinatie).
Immuun reconstitutie inflammatoir syndroom (IRIS) is gemeld, doorgaans in de eerste 2–4 weken tot 6 maanden na de start van cART (antiretrovirale combinatietherapie). Vooral bij ernstige immuundeficiëntie (CD4-getal < 100 cellen/mm³) bij aanvang van de behandeling is er meer kans op ontstekingsreacties op latent aanwezige opportunistische infecties, met ernstige klinische ziektebeelden tot gevolg, zoals CMV-retinitis, focale en/of gegeneraliseerde mycobacteriële infecties of een Pneumocystis jiroveci-pneumonie. Ook gemeld zijn auto-immuunziekten, zoals de ziekte van Graves, auto-immuunhepatitis, polymyositis en het Guillain-Barré-syndroom. De tijd tot optreden van deze ziekten is variabel, echter vaak pas vele maanden na aanvang van de behandeling.
Verschillende studies met abacavir wijzen op een verhoogd cardiovasculair risico, in het bijzonder op een myocardinfarct, hoewel klinische en observationele onderzoeken inconsistente resultaten lieten zien. Onderneem actie om risicofactoren voor een myocardinfarct te minimaliseren (bv. roken, hypertensie, hyperlipidemie). Overweeg bij patiënten met een hoog cardiovasculair risico ook andere behandelingen dan die met abacavir.
Bij gebruik van zidovudine is aangetoond dat lipoatrofie kan optreden op basis van mitochondriale toxiciteit, dit veroorzaakt een verlies van subcutaan vet, het meest zichtbaar in het gelaat, op de ledematen en billen (vaak irreversibel). Controleer de patiënt regelmatig op tekenen van lipoatrofie; bij symptomen ervan, overgaan op een alternatieve behandeling.
Gewichtstoename en stijging van serumlipiden- en bloedglucosespiegels kunnen optreden tijdens de antiretrovirale behandeling.
Toepassen afzonderlijke werkzame stoffen: Bij een verminderde nierfunctie met een creatinineklaring < 30 ml/min, en bij een neutrofielenaantal < 1,0 × 109/liter of abnormaal laag Hb-gehalte (van < 5,6 mmol/l) wordt aangeraden de afzonderlijke geneesmiddelen toe te dienen, omdat lagere doseringen van lamivudine en zidovudine noodzakelijk zijn.
De veiligheid en werkzaamheid van dit combinatiepreparaat zijn bij kinderen niet vastgesteld; over het gebruik bij kinderen (< 18 jaar) zijn onvoldoende gegevens bekend.
Waarschuwingen en voorzorgen
Niet toepassen bij HIV-geïnfecteerde patiënten die eerder zijn behandeld met antiretrovirale middelen én tevens een virusstam met de K65R-mutatie hebben. Er is melding gemaakt van een hoog percentage van virologisch falen en ontwikkeling van resistentie bij gebruik van tripel-nucleoside-therapie (therapie met 3 NRTI's), mogelijk kunnen dezelfde problemen worden waargenomen wanneer dit combinatiepreparaat wordt toegediend met een derde nucleoside-analoog (NRTI).
Bij gebruik als profylaxe (PrEP) is dit combinatiepreparaat niet altijd effectief gebleken. Onbekend is hoeveel tijd moet verstrijken voordat de door PrEP geboden bescherming van kracht is. PrEP alleen gebruiken in combinatie met andere maatregelen ter preventie van HIV-transmissie zoals consistent en correct gebruik van condooms, regelmatig onderzoek naar andere SOA's, bekendheid van de HIV-1-status (de vereiste HIV-negatieve status regelmatig (bv. 1×/3 maanden) herbevestigen). In geval van klinische symptomen van een acute virusinfectie en vermoeden van recente (< 1 maand) blootstelling aan HIV-1 het gebruiken van PrEP gedurende één maand opschorten en de HIV-1-status opnieuw verifiëren voordat opnieuw wordt begonnen met het gebruik. Wijs de gebruiker van PrEP op het belang van therapietrouw voor de effectiviteit van PrEP om de kans op het oplopen van HIV-1 te verminderen. De veiligheid en werkzaamheid van PrEP is niet vastgesteld bij patiënten met een HBV- of HCV-infectie of bij een creatinineklaring < 60 ml/min.
Nierfunctie: Emtricitabine en tenofovir worden beide renaal geëlimineerd (door glomerulaire filtratie en tubulaire secretie) en tenofovir is bovendien nefrotoxisch. Aandachtspunten:
- Toepassing als behandeling van HIV bij een creatinineklaring < 30 ml/min is gecontra-indiceerd, wees voorzichtig bij een licht of matig-ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 80 ml/min). Controleer de nierfunctie bij elke patiënt vóór het begin van de behandeling, na 2 tot 4 weken, 3 maanden én daarna om de 3 tot 6 maanden als er geen renale risicofactoren aanwezig zijn. Controleer vaker bij renale disfunctie in de voorgeschiedenis of met een pre-existent verhoogd risico op renale disfunctie, zoals bij het gebruik van andere nefrotoxische geneesmiddelen. Bij een serumfosfaatgehalte < 0,48 mmol/l (volwassenen) of < 0,96 mmol/l (kinderen 12–18 jaar) of een creatinineklaring < 50 ml/min bij volwassenen de nierfunctie binnen 1 week opnieuw beoordelen, incl. bepaling kalium in bloed en glucose in bloed en urine. Voor de behandeling van een HIV-1-infectie bij een creatinineklaring van 30–49 ml/min het toedieningsinterval aanpassen, zie rubriek Doseringen. Bij een serumfosfaatgehalte < 0,32 mmol/l of als de creatinineklaring afgenomen is tot < 50 ml/min tevens overwegen om de behandeling te onderbreken.
- Vóór het gebruik als pre-expositieprofylaxe (PrEP) de nierfunctie controleren, het gebruik van de profylaxe bij een creatinineklaring < 60 ml/min is niet onderzocht en wordt niet aanbevolen. Indien al toegepast als profylaxe overwegen deze te onderbreken als de creatinineklaring daalt tot < 60 ml/min.
- Bij kinderen zijn er onzekerheden over de langetermijneffecten op de nieren; de reversibiliteit van nefrotoxiciteit van tenofovirdisoproxil na het staken van de behandeling is onvoldoende vastgesteld.
Leverziekten: Wees voorzichtig bij pancreatitis in de voorgeschiedenis, hepatomegalie (m.n. vrouwen met obesitas), hepatitis (m.n. chronische hepatitis B of C), of andere bekende risicofactoren voor leverziekte en -steatose (waaronder gebruik van bepaalde geneesmiddelen en alcohol). Bij verslechtering van een eerder bestaande leveraandoening onderbreking of beëindiging van de behandeling overwegen. Na staken van de behandeling met emtricitabine of tenofovirdisoproxil bij een co-infectie met hepatitis B zijn exacerbaties van hepatitis waargenomen; de patiënt gedurende ten minste enige maanden klinisch en middels laboratoriumonderzoek nauwlettend vervolgen. Bij gevorderde leverziekte of cirrose wordt het staken van de behandeling afgeraden omdat exacerbatie van hepatitis kan leiden tot leverdecompensatie.
Gevallen van lactaatacidose zijn gemeld bij tenofovirdisoproxil als monotherapie, of in combinatie met andere antiretrovirale middelen. Vatbaar zijn patiënten met gedecompenseerde leverziekte of die gelijktijdig andere geneesmiddelen krijgen waarvan bekend is dat ze lactaatacidose induceren; zij lopen een verhoogd risico op ernstige lactaatacidose, mogelijk met fatale afloop.
Serumlipiden en bloedglucosespiegels kunnen toenemen tijdens de behandeling met cART; overweeg controle van deze spiegels in nuchtere toestand, hiernaast kan ook het gewicht toenemen.
Immuun reconstitutie inflammatoir syndroom (IRIS) is gemeld, doorgaans in de eerste 2–4 weken tot 6 maanden na de start van cART (antiretrovirale combinatietherapie). Vooral bij ernstige immuundeficiëntie (CD4-getal < 100 cellen/mm³) bij aanvang van de behandeling is er meer kans op ontstekingsreacties op latent aanwezige opportunistische infecties, met ernstige klinische ziektebeelden tot gevolg, zoals CMV-retinitis, focale en/of gegeneraliseerde mycobacteriële infecties of een Pneumocystis jiroveci-pneumonie. Ook gemeld zijn auto-immuunziekten, zoals de ziekte van Graves, auto-immuunhepatitis, polymyositis en het Guillain-Barré-syndroom. De tijd tot optreden van deze ziekten is variabel, echter vaak pas vele maanden na aanvang van de behandeling.
Een afname in de botmineraaldichtheid (BMD) is waargenomen in RCT's. De afname van de BMD verbeterde over het algemeen na het staken van dit middel. De meest uitgesproken afnames van de BMD zijn gezien bij tenofovirdisoproxil als onderdeel van een behandelregime met een versterkte HIV-proteaseremmer. Overweeg bij mensen met osteoporose en/of een voorgeschiedenis van fracturen een ander behandelschema, ook gezien de beperkte hoeveelheid langetermijngegevens (na > 144 weken) over de invloed van tenofovirdisoproxil op de botgezondheid en het risico op fracturen. Bij kinderen is er nog onzekerheid over de langetermijneffecten van veranderingen in de BMD op de gezondheid van botten op lange termijn, en het risico op fracturen. Botafwijkingen, zoals osteomalacie, wat zich kan manifesteren als aanhoudende of progressieve botpijn, en in zeldzame gevallen kan bijdragen aan het ontstaan van fracturen, zijn mogelijk gerelateerd aan door tenofovirdisoproxil geïnduceerde proximale renale tubulopathie. Osteonecrose is ook gemeld, vooral bij een voortgeschreden HIV-infectie of langdurige blootstelling aan cART en bij patiënten met algemeen erkende risicofactoren zoals gebruik van corticosteroïden, overmatig alcoholgebruik, ernstige immuunsuppressie, hoge BMI. De frequentie hiervan is onbekend. Instrueer patiënten om een arts te raadplegen wanneer hun gewrichten pijnlijk zijn of stijf worden of wanneer zij moeilijk kunnen bewegen.
Voor aanvullende gegevens zie ook emtricitabine#waarschuwingen en tenofovirdisoproxil#waarschuwingen.
Onderzoeksgegevens
- Deze combinatie wordt niet aanbevolen voor gebruik bij kinderen < 12 jaar vanwege onvoldoende gegevens over de veiligheid en werkzaamheid.
- Wees bij ouderen extra voorzichtig, omdat de kans op een verminderde nierfunctie bij hen toeneemt.
- Er zijn weinig gegevens over het gebruik bij een matig-ernstig gestoorde nierfunctie (creatinineklaring 30–49 ml/min) voor de behandeling van HIV en géén gegevens bij de (niet aanbevolen) toepassing als pre-expositieprofylaxe bij een dergelijke nierfunctie.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met abacavir/lamivudine/zidovudine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met emtricitabine/tenofovirdisoproxil contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Abacavir, lamivudine en zidovudine zijn antivirale middelen behorend tot de zogenaamde nucleoside reverse-transcriptaseremmers (NRTI's), die werkzaam zijn tegen retrovirussen zoals HIV type 1 en 2. Ze zijn alle drie pas werkzaam als ze intracellulair middels fosforylering zijn omgezet tot de actieve trifosfaatmetabolieten. Deze remmen het HIV-reverse-transcriptase enzym en blokkeren daardoor voortijdig de virale DNA-ketenverlenging en daarmee de virale replicatiecyclus. Lamivudine is ook werkzaam tegen het hepatitis B-virus (HBV) en wordt als zodanig ook toegepast bij chronische hepatitis B.
Meer informatie, o.a. de farmacokinetiek:
Eigenschappen
Combinatie van een NRTI en een NtRTI. Emtricitabine is een analoog van cytidine, tenofovirdisoproxil een analoog van adenosine 5'-monofosfaat.
Voor de eigenschappen, werkingsmechanismen en de kinetische gegevens, zie de afzonderlijke geneesmiddelteksten:
Groepsinformatie
abacavir/lamivudine/zidovudine hoort bij de groep antiretrovirale middelen, combinatiepreparaten.
- abacavir/lamivudine (J05AR02) Vergelijk
- bictegravir/emtricitabine/tenofoviralafenamide (J05AR20) Vergelijk
- darunavir/cobicistat (J05AR14) Vergelijk
- darunavir/cobicistat/emtricitabine/tenofoviralafenamide (J05AR22) Vergelijk
- dolutegravir/abacavir/lamivudine (J05AR13) Vergelijk
- dolutegravir/lamivudine (J05AR25) Vergelijk
- dolutegravir/rilpivirine (J05AR21) Vergelijk
- doravirine/lamivudine/tenofovirdisoproxil (J05AR24) Vergelijk
- emtricitabine/tenofoviralafenamide (J05AR17) Vergelijk
- emtricitabine/tenofoviralafenamide/elvitegravir/cobicistat (J05AR18) Vergelijk
- emtricitabine/tenofoviralafenamide/rilpivirine (J05AR19) Vergelijk
- emtricitabine/tenofovirdisoproxil (J05AR03) Vergelijk
- emtricitabine/tenofovirdisoproxil/efavirenz (J05AR06) Vergelijk
- emtricitabine/tenofovirdisoproxil/elvitegravir/cobicistat (J05AR09) Vergelijk
- emtricitabine/tenofovirdisoproxil/rilpivirine (J05AR08) Vergelijk
- lamivudine/zidovudine (J05AR01) Vergelijk
- lopinavir/ritonavir (J05AR10) Vergelijk
Groepsinformatie
emtricitabine/tenofovirdisoproxil hoort bij de groep antiretrovirale middelen, combinatiepreparaten.
- abacavir/lamivudine (J05AR02) Vergelijk
- abacavir/lamivudine/zidovudine (J05AR04) Vergelijk
- bictegravir/emtricitabine/tenofoviralafenamide (J05AR20) Vergelijk
- darunavir/cobicistat (J05AR14) Vergelijk
- darunavir/cobicistat/emtricitabine/tenofoviralafenamide (J05AR22) Vergelijk
- dolutegravir/abacavir/lamivudine (J05AR13) Vergelijk
- dolutegravir/lamivudine (J05AR25) Vergelijk
- dolutegravir/rilpivirine (J05AR21) Vergelijk
- doravirine/lamivudine/tenofovirdisoproxil (J05AR24) Vergelijk
- emtricitabine/tenofoviralafenamide (J05AR17) Vergelijk
- emtricitabine/tenofoviralafenamide/elvitegravir/cobicistat (J05AR18) Vergelijk
- emtricitabine/tenofoviralafenamide/rilpivirine (J05AR19) Vergelijk
- emtricitabine/tenofovirdisoproxil/efavirenz (J05AR06) Vergelijk
- emtricitabine/tenofovirdisoproxil/elvitegravir/cobicistat (J05AR09) Vergelijk
- emtricitabine/tenofovirdisoproxil/rilpivirine (J05AR08) Vergelijk
- lamivudine/zidovudine (J05AR01) Vergelijk
- lopinavir/ritonavir (J05AR10) Vergelijk