Samenstelling

Zie voor hulpstoffen de productinformatie van CBG/EMA of raadpleeg een apotheker.

Ayvakyt XGVS Aanvullende monitoring Blueprint Medicines bv

Toedieningsvorm
Tablet, omhuld
Sterkte
25 mg, 50 mg, 100 mg, 200 mg, 300 mg

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Advies

Voor dit geneesmiddel is geen advies vastgesteld.

Indicaties

Als monotherapie bij:

  • Niet-reseceerbare of gemetastaseerde gastro-intestinale stromale tumoren (GIST) met ‘platelet-derived growth factor’ receptor α (PDGFRα) D842V-mutatie bij volwassenen;
  • Agressieve systemische mastocytose (ASM), systemische mastocytose in combinatie met een hematologisch neoplasma (SM-AHN) óf mestcelleukemie (MCL) bij volwassenen, na minimaal één systemische therapie;
  • Indolente systemische mastocytose (ISM) bij volwassenen met matige tot ernstige symptomen, die onvoldoende onder controle zijn met een symptomatische behandeling.

Doseringen

Voorafgaand aan de behandeling de PDGFRA D842V mutatiestatus bepalen op basis van een gevalideerde test.

Klap alles open Klap alles dicht

Niet-reseceerbare of gemetastaseerde gastro-intestinale stromale tumoren (GIST)

Volwassenen (incl. ouderen)

Begindosis: 300 mg 1×/dag. De behandeling voortzetten totdat ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit optreedt.

In combinatie met matige CYP3A4-remmer: indien vermijden niet mogelijk is, is de aanbevolen dosis 100 mg 1×/dag.

Verminderde leverfunctie: bij een licht verminderde leverfunctie (totaal bilirubine ≤ ULN en ASAT > ULN óf totaal bilirubine > 1-1,5 × ULN en elke ASAT) of matig verminderde leverfunctie (totaal bilirubine > 1,5-3 × ULN en elke ASAT) is geen dosisaanpassing nodig. Bij een ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore ≥ 10) is de aanbevolen dosis 200 mg 1×/dag.

Gevorderde systemische mastocytose (AdvSM)

Volwassenen (incl. ouderen)

200 mg 1×/dag. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit optreedt. Gebruik ontraden bij een aantal bloedplaatjes < 50 × 10 9/l.

In combinatie met matige CYP3A4-remmer: indien vermijden niet mogelijk is, is de aanbevolen dosis 50 mg 1×/dag.

Verminderde leverfunctie: bij een licht verminderde leverfunctie (totaal bilirubine ≤ ULN en ASAT > ULN óf totaal bilirubine > 1-1,5 × ULN en elke ASAT) of matig verminderde leverfunctie (totaal bilirubine > 1,5-3 × ULN en elke ASAT) is geen dosisaanpassing nodig. Bij een ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore ≥ 10) is de aanbevolen dosis 100 mg 1×/dag.

Indolente systemische mastocytose (ISM)

Volwassenen (incl. ouderen)

25 mg 1×/dag. Deze dosis niet overschrijden. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit optreedt.

Verminderde leverfunctie: bij een licht verminderde leverfunctie (totaal bilirubine ≤ ULN en ASAT > ULN óf totaal bilirubine > 1-1,5 × ULN en elke ASAT) of matig verminderde leverfunctie (totaal bilirubine > 1,5-3 × ULN en elke ASAT) is geen dosisaanpassing nodig. Bij een ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore ≥ 10) is de aanbevolen dosis 25 mg 1×/twee dagen.

Verminderde nierfunctie: bij een licht en matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring 30-89 ml/min) is geen dosisaanpassing nodig. Avapritinib is niet onderzocht bij een ernstig verminderde nierfunctie of terminaal nierfalen (creatinineklaring < 30 ml/min); gebruik wordt ontraden.

Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (intracraniële bloeding, cognitieve stoornis, trombocytopenie of overige bijwerkingen) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2 tabel 1-2 en rubriek 4.4).

Gemiste dosis: een gemiste dosis alsnog innemen, tenzij de volgende binnen 8 uur is gepland.

Na braken: géén extra dosis innemen, maar de behandeling hervatten met de volgende geplande dosis.

Toediening: de tabletten in hun geheel innemen met water op een lege maag; ten minste 1 uur voor óf 2 uur na een maaltijd.

Bijwerkingen

Niet-reseceerbare of gemetastaseerde GIST

Zeer vaak (> 10%): verminderde eetlust. Geheugenvermindering, cognitieve stoornis, duizeligheid, smaakstoornis. Verhoogde traanproductie. Misselijkheid, braken, buikpijn, gastro-oesofageale refluxziekte, diarree. Droogte van ogen, lippen, mond en huid. Verandering van haarkleur, huiduitslag. Oedeem (waaronder periorbitaal oedeem, gelaatsoedeem, perifeer oedeem), vermoeidheid. Stijging transaminasewaarden, hyperbilirubinemie. Anemie, leukopenie, neutropenie.

Vaak (1-10%): conjunctivitis. Verwardheid, depressie, angst, slapeloosheid. Intracraniale bloeding, psychische stoornis, perifere neuropathie, slaperigheid, afasie, hypokinesie, hoofdpijn, evenwichtsstoornis, spraakstoornis, tremor. Oogbloeding, wazig zien, netvliesbloeding, fotofobie. Vertigo. Hypertensie. Pleurale effusie, dyspneu, neusverstopping, hoesten. Gastro-intestinale bloeding, ascites, obstipatie, dysfagie, stomatitis, winderigheid, speekselvloed. Hand-voetsyndroom, fotosensibilisatie, hypopigmentatie van de huid, jeuk, alopecia. Spierpijn, gewrichtspijn, rugpijn, spierspasmen. Acute nierschade, stijging van de creatinineconcentratie, hematurie. Asthenie, koorts, malaise, koud gevoel. Verlenging QTc-interval, stijging creatinekinase (CK) in het bloed. Gewichtsverlies, gewichtstoename, stijging LDH in het bloed. Trombocytopenie, lymfopenie. Hypofosfatemie, hypokaliëmie, hypomagnesiëmie, hyponatriëmie, dehydratie, hypoalbuminemie, hypocalciëmie.

Soms (0,1-1%): tumorbloeding. Encefalopathie. Pericardiale effusie. Leverbloeding.

Gevorderde systemische mastocytose

Zeer vaak (> 10%): trombocytopenie, anemie, neutropenie. Smaakstoornis, cognitieve stoornis. Diarree, misselijkheid, braken, gastro-oesofageale refluxziekte, ascites, obstipatie, buikpijn, gastro-intestinale bloeding. Haarkleurverandering. Oedeem, vermoeidheid.

Vaak (1-10%): verwarde toestand. Hoofdpijn, geheugenverlies, duizeligheid, perifere neuropathie, intracraniële bloeding. Verhoogde traanproductie. Bloedneus, pleurale effusie. Hyperbilirubinemie. Huiduitslag, alopecia. Artralgie. Pijn. Gewichtstoename. Stijging ASAT, ALAT, alkalische fosfatase in het bloed. QT-verlenging. Kneuzing.

Soms (0,1-1%): pericardeffusie. Fotosensibilisatie. Acuut nierletsel.

Indolente systemische mastocystose (meest voorkomende bijwerkingen)

Zeer vaak (> 10%): perifeer oedeem.

Vaak (1-10%): slapeloosheid. Blozen. Fotosensibilisatie. Gezichtsoedeem. Stijging alkalische fosfatase (AF) in het bloed.

Interacties

Vermijd de combinatie met een sterke of matige CYP3A4-remmer, zoals claritromycine, erytromycine, ketoconazol, itraconazol, posaconazol, ritonavir, voriconazol, grapefruit- en pompelmoessap, omdat de blootstelling aan avapritinib kan stijgen. Indien vermijden van een matige CYP3A4-remmer niet mogelijk is, dient bij de indicaties GIST en AdvSM de dosis avapritinib te worden verlaagd, zie de rubriek Dosering.

Vermijd ook de combinatie met een matige of sterke CYP3A4-inductor, zoals carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne, rifampicine, sint-janskruid, omdat de blootstelling aan avapritinib kan afnemen.

Avapritinib is in vitro zowel een remmer als een inductor van CYP3A; in combinatie met substraten van CYP3A kan de plasmaconcentratie van deze middelen respectievelijk stijgen of afnemen.

Avapritinib is in vitro een remmer van Pgp, BCRP, MATE1, MATE2-K en BSEP; bij gelijktijdig gebruik met substraten van één van deze transporters kan de plasmaconcentratie van deze middelen afnemen.

Wees voorzichtig bij gelijktijdige toediening met anticoagulantia, vanwege de kans op bloedingen.

Wees voorzichtig bij gelijktijdige toediening van geneesmiddelen die het QTc-interval kunnen verlengen, zoals klasse Ia antiaritmica, klasse III antiaritmica, enkele antipsychotica, enkele antidepressiva, enkele macrolide antibiotica en fluorchinolonen.

Zwangerschap

Teratogenese: Bij de mens geen gegevens, bij dieren schadelijk gebleken.

Advies: Gebruik ontraden.

Overig: Een vruchtbare vrouw, of man met vruchtbare vrouwelijke partner, dient adequate anticonceptie te gebruiken gedurende én tot ten minste 6 weken (vrouw) of 2 weken (man) na de therapie.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Onbekend, een risico voor de zuigeling kan niet worden uitgesloten.

Advies: Het geven van borstvoeding ontraden gedurende én tot ten minste 2 weken na de therapie.

Contra-indicaties

Er zijn van dit middel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.

Waarschuwingen en voorzorgen

Bloedingen: vanwege de kans op (ernstige) bloedingen bij GIST en gevorderde systemische mastocytose (AdvSM), waaronder intracraniële en gastro-intestinale bloedingen, de patiënt nauwgezet hierop controleren. Daarnaast het bloedbeeld en stollingsparameters controleren, in het bijzonder bij patiënten met een verhoogd bloedingsrisico, zoals bij gelijktijdig gebruik van anticoagulantia of andere medicatie die de kans op bloedingen vergroot. Voorzichtigheid is geboden bij patiënten met risicofactoren voor een intracraniële bloeding, zoals een voorgeschiedenis van een vasculair aneurysma of intracraniële bloeding of CVA in het afgelopen jaar, gelijktijdig gebruik van anticoagulantia of trombocytopenie. Adviseer de patiënt direct contact op te nemen bij neurologische symptomen zoals ernstige hoofdpijn, zichtproblemen, slaperigheid of focale zwakte. Bij optreden van een intracraniële bloeding de behandeling definitief staken.

Trombocytopenie bij gevorderde systemische mastocytose: bij patiënten met gevorderde systemische mastocytose met een aantal bloedplaatjes < 50 × 109/l werd in klinisch onderzoek vaker een intracraniële bloeding gezien. Daarom avapritinib ontraden bij een aantal bloedplaatjes < 50 × 109/l. Controleer voorafgaand aan en gedurende de eerste 8 weken van de behandeling iedere 2 weken het aantal bloedplaatjes, ongeacht het aantal bloedplaatjes bij start van de behandeling. Na 8 weken behandelen het aantal bloedplaatjes controleren op basis van het laatst gemeten aantal bloedplaatjes: bij <75 × 109/l iedere 2 weken (of vaker indien klinisch geïndiceerd), bij 75-100 × 109/l iedere 4 weken en > 100 × 109 alleen indien klinisch geïndiceerd. Bij een aantal bloedplaatjes < 50 × 109 de behandeling met avapritinib onderbreken en na herstel van het aantal bloedplaatjes > 50 × 109 hervatten in een lagere dosis. Overweeg ondersteunende behandeling met transfusie van bloedplaatjes indien het aantal bloedplaatjes niet herstelt tot > 50 × 109.

Cognitieve effecten: controleer een patiënt met GIST of AdvSM op tekenen van een cognitieve stoornis, zoals vergeetachtigheid, verwardheid of verminderde cognitieve functie. Adviseer patiënten met GIST of AdvSM direct contact op te nemen bij dergelijke nieuwe of verergerende symptomen. Een dosisonderbreking of -verlaging kan nodig zijn. Bij een CTCAE graad 4 cognitieve bijwerking, de behandeling definitief staken. Bij patiënten met ISM kunnen cognitieve effecten, symptomen van de ziekte zijn. Adviseer patiënten met ISM contact op te nemen bij nieuwe of verergerende cognitieve symptomen.

Vochtretentie: avapritinib verhoogt bij de indicaties GIST en AdvSM de kans op (ernstige) lokale en gegeneraliseerde vormen van oedeem. Een onverwachte gewichtstoename of respiratoire symptomen zijn tekenen van vochtretentie; controleer de patiënt hier regelmatig op en behandel indien nodig met ondersteunende therapie, zoals een diureticum.

Verlenging QTc-interval: voorzichtigheid is geboden bij patiënten met GIST of AdvSM met reeds bestaande verlenging van het QTc-interval of met risicofactoren voor QTc-verlenging, zoals gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die het QTc-interval kunnen verlengen, reeds bestaande hartziekte en/of een elektrolytenstoornis. Overweeg beoordeling van het QT-interval door middel van een ECG bij alle patiënten met risicofactoren voor QT-verlenging.

Gastro-intestinale bijwerkingen: bij patiënten met GIST of AdvSM en gastro-intestinale bijwerkingen, zoals misselijkheid, braken en diarree, de hydratietoestand regelmatig controleren en indien nodig behandelen met ondersteunende therapie, zoals een anti-emeticum.

Fototoxiciteit: adviseer de patiënt overmatige blootstelling aan zonlicht en UV-straling te vermijden en adequate bescherming te gebruiken tegen de zon.

Monitoring: controleer bij de indicaties GIST en AdvSM regelmatig het volledige bloedbeeld en de leverfunctie gedurende de behandeling.

Onderzoeksgegevens: avapritinib is niet onderzocht bij:

  • kinderen < 18 jaar;
  • patiënten met hersenmetastasen;
  • een ernstig verminderde leverfunctie (totaal bilirubine > 3× ULN en elke ASAT);
  • een ernstig verminderde nierfunctie of terminaal nierfalen (creatinineklaring < 30 ml/min).

Klinische gegevens bij ouderen > 75 jaar voor de indicatie ISM zijn beperkt.

Overdosering

De hoogst onderzochte dosis in klinisch onderzoek is 600 mg 1×/dag; het bijwerkingenprofiel is vergelijkbaar met dat van een dosis van 300 of 400 mg 1×/dag.

Neem voor informatie over een vergiftiging met avapritinib contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.

Eigenschappen

Proteïnekinaseremmer. Avapritinib is een type 1 kinaseremmer die gericht is op de actieve conformatie van de KIT-receptor (CD117) en de ‘platelet-derived growth factor’ receptor α (PDGFRα). Er is in vitro biochemische activiteit aangetoond op de PDGFRA D842V-mutatie en de KIT D816V-mutatie. De PDGFRα D842V-mutatie komt voor bij ca. 5% van de GIST-tumoren. Bij 90% van de patiënten met systemische mastocytose wordt de aandoening gedreven door de KIT-D816V mutatie. Voor de PDGFRA D842V-mutatie geldt dat deze mutatie ervoor zorgt dat de PDGFα-receptor een actieve conformatie krijgt. Hierdoor wordt de receptor resistent tegen imatinib, sunitinib en regorafenib, die aangrijpen op de inactieve conformatie. Avapritinib kan hier wel op aangrijpen.

Kinetische gegevens

T max 2-4,1 uur.
Resorptie Een vetrijke maaltijd verhoogt de Cmax met ca. 59% en de AUC met ca. 27%.
V d 17 l/kg.
Eiwitbinding 98,8%.
Metabolisering in de lever voornamelijk door CYP3A4 en CYP3A5 en in mindere mate door CYP2C9. De meest gevormde metabolieten zijn de inactieve hydroxyglucuronide-metaboliet M690 (35%) en oxidatief gedesamineerde metaboliet M499 (14%).
Eliminatie voornamelijk via de feces (70%, waarvan 11% onveranderd) en voor een kleiner deel in de urine (18%, waarvan 0,23% onveranderd).
T 1/2el 32-57 uur.
Overig De 'steady state'-plasmaconcentratie wordt na 15 dagen bereikt.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Groepsinformatie

avapritinib hoort bij de groep proteïnekinaseremmers.