Samenstelling
Rxulti Lundbeck bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, filmomhuld
- Sterkte
- 1 mg, 2 mg, 3 mg, 4 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Reagila (als hydrochloride) Gedeon Richter Benelux Sprl.
- Toedieningsvorm
- Capsule, hard
- Sterkte
- 1,5 mg, 3 mg, 4,5 mg, 6 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Geef bij een psychose zonder agitatie een antipsychoticum op basis van oorzaak van de psychose, effectiviteit, bijwerkingen en toedieningsvorm (voorkeur olanzapine bij schizofreniespectrum).
Geef een benzodiazepine als agitatie de overhand heeft. Indien dit niet mogelijk is, geef (als noodmedicatie) de combinatie haloperidol en promethazine.
Therapieresistente psychose kan, na gebruik van achtereenvolgens twee verschillende antipsychotica, met clozapine worden behandeld. Hierbij zijn intensieve controles geïndiceerd, zoals leukocytencontrole vanwege de kans op agranulocytose. Zie voor meer informatie het NHG-Standpunt Herhalen gespecialiseerde ggz-medicatie en de bijlage Voorzorgen bij patiënten die clozapine gebruiken.
Antipsychotica worden niet aanbevolen voor de behandeling van angststoornissen, vanwege de kans op ernstige bijwerkingen als extrapiramidale stoornissen en metabool syndroom. Voor de keuze van de juiste standaardbehandeling zie Angststoornissen.
Advies
Geef bij een psychose zonder agitatie een antipsychoticum op basis van oorzaak van de psychose, effectiviteit, bijwerkingen en toedieningsvorm (voorkeur olanzapine bij schizofreniespectrum).
Geef een benzodiazepine als agitatie de overhand heeft. Indien dit niet mogelijk is, geef (als noodmedicatie) de combinatie haloperidol en promethazine.
Therapieresistente psychose kan, na gebruik van achtereenvolgens twee verschillende antipsychotica, met clozapine worden behandeld. Hierbij zijn intensieve controles geïndiceerd, zoals leukocytencontrole vanwege de kans op agranulocytose. Zie voor meer informatie het NHG-Standpunt Herhalen gespecialiseerde ggz-medicatie en de bijlage Voorzorgen bij patiënten die clozapine gebruiken.
Indicaties
- Schizofrenie bij volwassenen.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Schizofrenie bij volwassenen.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Schizofrenie
Volwassenen
Startdosering: 1 mg 1×/dag op dag 1 t/m 4. Op dag 5 de dosis ophogen naar de minimale effectieve dosis van 2 mg 1×/dag; daarna op basis van de klinische respons en tolerantie eventueel verder verhogen tot max. 4 mg 1×/dag vanaf dag 8.
Pas bij CYP2D6-polymorfisme zonodig de dosering of het middel aan in overleg met de apotheker. In het algemeen geldt: bij poor metabolizers de dosis halveren; als daarnaast gelijktijdig een matige of sterke CYP3A4-remmer gebruikt wordt, een kwart van de normale dosis toedienen.
Dosisaanpassing bij CYP-remmers: Bij combinatie met een sterke CYP3A4- óf CYP2D6-remmer de dosis halveren. Bij gelijktijdig gebruik van een matige of sterke CYP3A4- én CYP2D6-remmer een kwart van de normale dosis toedienen. Bij staken van CYP-remmers de dosis zo nodig weer terugbrengen naar de aanbevolen dosis.
Dosisaanpassing bij sterke CYP3A4-inductoren: Verdubbel de dagelijkse stabiele dosis geleidelijk over een periode van 1–2 weken, daarna op geleide van de klinische respons de dosis verder ophogen tot max 3× de gebruikelijke dosis. Verdeel de dosis over twee giften per dag om fluctuaties te voorkomen. CYP3A4-enzymen nemen bij starten van een CYP3A4-inductor in 2 weken toe en nemen na staken van de CYP3A4-inductor in twee weken weer af. Bij staken van een CYP3A4-inductor de dosis zo nodig weer terugbrengen naar de aanbevolen dosis.
Nier- of leverfunctiestoornis: Bij matige tot ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 60 ml/min) of matige tot ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore ≥ 7) is de aanbevolen dosis verlaagd tot 3 mg 1×/dag. Bij een lichte nier- of leverfunctiestoornis is een dosisaanpassing niet nodig.
Overschakelen van brexpiprazol op andere antipsychotica: brexpiprazol hoeft niet langzaam te worden afgebouwd; begin met de laagste dosis van het andere antipsychoticum. Vanwege de lange halfwaardetijd zal de plasmaconcentratie gedurende 1 tot 2 weken geleidelijk afnemen. Overweeg bij overschakelen van andere antipsychotica naar brexpiprazol kruislings op - en af te bouwen. Voor meer informatie zie Switchtabellen van psychiatrienet.
Toedieningsinformatie: De tabletten kunnen met of zonder voedsel worden ingenomen.
Doseringen
Schizofrenie
Volwassenen
Begindosering: 1,5 mg 1×/dag. Geleidelijk ophogen met 1,5 mg per keer tot max. 6 mg/dag. Na starten en bij iedere dosisverandering meerdere weken controleren op bijwerkingen en respons, vanwege de lange halfwaardetijd van cariprazine en werkzame metabolieten.
Overgaan van ander antipsychoticum op cariprazine: dosering van oude behandeling geleidelijk afbouwen, terwijl de behandeling met cariprazine wordt ingezet.
Overgaan van cariprazine op een ander antipsychoticum: staak cariprazine op de dag dat van de nieuwe behandeling met de laagste dosis wordt gestart.
Gemiste dosis: De gemiste dosis zo snel mogelijk innemen. Sla de gemiste dosis over als het bijna tijd is voor de volgende dosis; neem de volgende dosis op de gebruikelijke tijd in. Vermijd het innemen van een dubbele dosis.
Verminderde nier- of leverfunctie: Bij lichte tot matige nier- of leverfunctiestoornis (creatinineklaring ≥ 30 ml/min) is een dosisaanpassing niet nodig. Gebruik bij ernstige nier- of leverfunctiestoornis (creatinineklaring < 30 ml/min) wordt ontraden.
Toediening: Innemen op steeds hetzelfde tijdstip van de dag, met of zonder voedsel. Gebruik geen grapefruitsap tijdens de behandeling.
Bijwerkingen
Zeer vaak (≥ 10%): verhoogde serumprolactine (meestal mild en voorbijgaand).
Vaak (1-10%): huiduitslag. Gewichtstoename. Duizeligheid, acathisie, tremor, sedatie. Misselijkheid, braken, bovenbuikpijn, diarree. Pijn in extremiteit, rugpijn. Verhoogde serumcreatinekinase.
Soms (0,1-1%): angio-oedeem, urticaria, gezwollen gelaat. Suïcidaal gedrag. Parkinsonisme, dyskinesie. Veneuze trombo-embolie (incl. longembolie en diep-veneuze trombose), orthostatische hypotensie. Hoesten. Tandcariës. Flatulentie. Myalgie. Hypertensie. Verhoogde serumtriglyceriden, verhoogde leverenzymwaarden.
Verder zijn gemeld: Gestoorde impulsbeheersing (leidend tot ongecontroleerd gokken, eten, shoppen en seksueel gedrag). Insulten, neuroleptisch maligne syndroom. Verlengd QT-interval. Rabdomyolyse. Neonataal abstinentiesyndroom.
Bijwerkingen
Zeer vaak (≥ 10%): acathisie, parkinsonisme.
Vaak (1-10%): slaapstoornis, angst. Sedatie, duizeligheid, dystonie, andere extrapiramidale aandoeningen en aandoeningen met abnormale bewegingen. Gewichtstoename, veranderde eetlust, dyslipidemie. Troebel zien. Tachycardie. Hypertensie. Misselijkheid, braken, obstipatie. Vermoeidheid. Verhoogde leverenzymwaarden. stijging serumcreatinekinase.
Soms (0,1-1%): depressie, suïcidaal gedrag, libidostoornis, erectiestoornis, delier. Dysesthesie, (tardieve) dyskinesie, lethargie. Anemie, eosinofilie. Verlaagd TSH, hypo- en hypernatriëmie, hyperglykemie, diabetes mellitus. Oogirritatie, verminderde visus, accommodatiestoornis, verhoogde intraoculaire druk. Vertigo. Bradycardie, hartgeleidingsstoornissen, verlengde QT-tijd en T-golfafwijkingen op ECG. (Orthostatische) hypotensie. Hik. Gastro-oesofagale refluxziekte. Hyperbilirubinemie. Jeuk, huiduitslag. Dysurie, pollakisurie. Dorst.
Zelden (0,01-0,1%): convulsie, amnesie, afasie. Neutropenie. Overgevoeligheid. Hypothyroïdie. Fotofobie, cataract. Dysfagie. Rabdomyolyse.
Verder zijn gemeld: neuroleptisch maligne syndroom. Toxische hepatitis. Neonataal onthoudingssyndroom.
Interacties
Bij gelijktijdig gebruik met een sterke CYP3A4-remmer (zoals itraconazol, ketoconazol, ritonavir, claritromycine) of CYP2D6-remmer (zoals kinine, paroxetine, fluoxetine) neemt de blootstelling aan brexpiprazol toe en is een dosisverlaging nodig (zie rubriek Dosering).
Bij gelijktijdig gebruik met een sterke CYP3A4-inductor (zoals carbamazepine, fenobarbital, rifampicine, sint-janskruid) neemt de blootstelling aan brexpiprazol af en is een dosisverhoging nodig (zie rubriek Dosering).
Wees voorzichtig met geneesmiddelen waarvan bekend is dat ze verlenging van het QT-interval (zoals moxifloxacine) óf verstoring van de elektrolytenhuishouding (bv. diuretica zoals furosemide) veroorzaken.
Wees voorzichtig met alcohol en andere centraal dempende middelen (bv. opiaten zoals codeïne en morfine) vanwege overlappende effecten.
Interacties
Gecontra-indiceerd is gelijktijdig gebruik met sterke CYP3A4-remmers ( zoals claritromycine, cobicistat, itraconazol, ketoconazol, posaconazol, voriconazol, indinavir, ritonavir) én matige tot sterke CYP3A4-inductoren (zoals carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne, rifampicine, sint-janskruid, bosentan, efavirenz, etravirine, modafinil).
Bij gelijktijdig gebruik met een matige CYP3A4-remmer (bv. erytromycine, fluconazol, diltiazem, verapamil) kan de blootstelling van cariprazine toenemen. Wijzigingen van de behandeling met een CYP3A4-remmer is pas na enkele weken volledig zichtbaar in de plasmaspiegel, vanwege de lange halfwaardetijd van cariprazine (en actieve metabolieten). Controleer gedurende enkele weken op bijwerkingen en respons na het starten of staken van een matige CYP3A4-remmer of na een dosisverandering van cariprazine; verlaag zo nodig (tijdelijk) de dosis cariprazine.
Gebruik geen grapefruit-/pompelmoessap tijdens de behandeling.
Wees voorzichtig met gelijktijdig gebruik van substraten van P-glycoproteïne met een smalle therapeutische breedte, zoals dabigatran en digoxine; extra controle en dosisaanpassing kan nodig zijn.
Wees voorzichtig met gelijktijdig gebruik van alcohol en andere centraalwerkende middelen.
Wees voorzichtig met gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die het QT-interval verlengen.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij dieren is reproductietoxiciteit gebleken.
Farmacologisch effect: Antipsychotica kunnen bij toepassing in het 3e trimester extrapiramidale stoornissen en bij langdurig gebruik tot aan de partus onthoudingsverschijnselen bij de neonaat veroorzaken.
Advies: Gebruik ontraden. Bij gebruik in het 3e trimester de pasgeborene controleren op extrapiramidale symptomen en/of ontwenningsverschijnselen.
Overige: Het niet adequaat behandelen van een zwangere vrouw met een psychose of manie kan ernstige gevolgen hebben voor zowel moeder als kind. Plotseling staken of switchen van een antipsychoticum tijdens de zwangerschap vergroot de kans op een recidiefpsychose. Switch daarom indien mogelijk vóór de conceptie van antipsychoticum.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren aanwijzingen voor schadelijke effecten.
Farmacologisch effect:Antipsychotica kunnen bij toepassing in het 3e trimester extrapiramidale stoornissen en bij langdurig gebruik tot aan de partus onthoudingsverschijnselen bij de neonaat veroorzaken.
Advies: Gebruik ontraden. Bij gebruik in het 3e trimester de pasgeborene controleren op extrapiramidale symptomen en/of ontwenningsverschijnselen.
Overige: Het niet adequaat behandelen van een zwangere vrouw met een psychose of manie kan ernstige gevolgen hebben voor zowel moeder als kind. Plotseling staken of switchen van een antipsychoticum tijdens de zwangerschap vergroot de kans op een recidiefpsychose. Switch daarom indien mogelijk vóór de conceptie van antipsychoticum.
Overige: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 10 weken na de therapie. Het is niet bekend of cariprazine de werkzaamheid van hormonale anticonceptiva kan verminderen; daarom een additionele barrièremethode toepassen.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, bij dieren.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Overige: Streef bij gebruik naar monotherapie in een zo laag mogelijke dosering. Controleer de zuigeling op sufheid of irritatie, apneu, droge mond, niet wakker worden voor de voeding, slecht drinken, gewichtstoename of extrapiramidale symptomen.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Ja, bij dieren.
Advies: Gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Overige: Streef bij gebruik naar monotherapie in een zo laag mogelijke dosering. Controleer de zuigeling op sufheid of irritatie, apneu, droge mond, niet wakker worden voor de voeding, slecht drinken, gewichtstoename of extrapiramidale symptomen.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
Zie voor contra-indicaties de rubriek Interacties.
Waarschuwingen en voorzorgen
Dementie: Gebruik bij ouderen met dementie wordt niet aanbevolen, vanwege meer kans op (overlijden aan) cerebrovasculaire accidenten.
Veneuze trombo-embolie (VTE): Controleer vóóraf én tijdens de behandeling op risicofactoren voor VTE en neem indien nodig preventieve maatregelen.
Orthostatische hypotensie: De meeste kans op orthostatische hypotensie bestaat aan het begin van de behandeling of bij dosisescalatie. Risicofactoren voor (ontwikkeling van complicaties bij) hypotensie zijn: gevorderde leeftijd, hypovolemie, behandeling met antihypertensiva, een voorgeschiedenis van cardio- of cerebrovasculaire ziekte en een eerste behandeling met antipsychotica. Verlaag de aanvangsdosis en bouw de dosis geleidelijker op bij aanwezigheid van risicofactoren.
Hyperglykemie: Controleer altijd vóóraf én regelmatig tijdens langdurige behandeling de nuchtere bloedglucosepiegel en controleer regelmatig op symptomen van hyperglykemie.
Gewichtstoename: Controleer vóóraf en tijdens de behandeling het gewicht en lipidenprofiel.
Neutropenie: Leukopenie, neutropenie en agranulocytose zijn gemeld bij gebruik van antipsychotica. Risicofacoren zijn een pre-existent laag aantal witte bloedcellen en een voorgeschiedenis van geneesmiddelgeïnduceerde leukopenie of neutropenie. Controleer bij risicofactoren regelmatig het volledig bloedbeeld tijdens de eerste maanden van de behandeling en staak de behandeling bij de eerste tekenen van afname van het aantal witte bloedcellen zonder aanwijsbare (andere) oorzaak. Controleer bij neutropenie zorgvuldig op koorts en andere symptomen van infectie. Staak de behandeling bij ernstige neutropenie (aantal neutrofielen < 1000/mm³).
Suïciderisico: Bij suïcidaal gedrag in de voorgeschiedenis en bij andere hoogrisicopatiënten is extra controle aangewezen, met name in de eerste weken van elke behandeling met antipsychotica (als het middel nog onvoldoende effectief is).
Impulscontrole: Stoornissen in het beheersen van impulsen, met name gokstoornis, zijn gemeld. Patiënten met een voorgeschiedenis van gestoorde impulscontrole hebben hierop tijdens de behandeling een verhoogd risico en moeten nauwgezet gecontroleerd worden. Overweeg de dosis te verlagen of de behandeling te staken bij het ontwikkelen van een drangstoornis.
Neuroleptisch maligne syndroom (NMS): Net als met andere antipsychotica kan het NMS optreden; een mogelijk fatale complicatie, gekenmerkt door hyperthermie, toegenomen spierstijfheid, autonome instabiliteit, veranderd bewustzijn, stijging in creatinekinase, rabdomyolyse en acuut nierfalen. Bij vermoeden van NMS (of bij onverklaarde hyperthermie) de behandeling staken.
Tardieve dyskinesie: Overweeg de dosis te verlagen of de behandeling te staken bij optreden van symptomen van tardieve dyskinesie. Symptomen kunnen na staken tijdelijk verergeren of zelfs ontstaan.
Comorbiditeit: Wees voorzichtig bij een voorgeschiedenis van cardio- en cerebrovasculaire ziekte, extrapiramidale symptomen of convulsies en een toegenomen kans op aspiratiepneumonie.
Kerntemperatuur: Wees voorzichtig bij omstandigheden die de lichaamskerntemperatuur verhogen (zoals sporten, extreme hitte, dehydratie, combinatie met anticholinergica), vanwege een mogelijke verstoring in het vermogen om de kerntemperatuur te verlagen.
Onderzoeksgegevens: De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen < 18 jaar en ouderen ≥ 65 jaar is niet vastgesteld.
Rijvaardigheid: Het gebruik kan leiden tot verminderd reactie- en concentratievermogen; vele dagelijkse bezigheden (bv. autorijden) kunnen daarvan hinder ondervinden.
Waarschuwingen en voorzorgen
Tardieve dyskinesie: Overweeg de behandeling te staken bij optreden van symptomen van tardieve dyskinesie.
Neuroleptisch maligne syndroom (NMS): Staak de behandeling direct bij optreden van symptomen van NMS of bij onverklaarde hoge koorts.
Suïciderisico: Suïcidaliteit is meest frequent gemeld kort na instellen of overgaan op een (ander) antipsychotisch middel. Hou hoogrisicopatiënten zorgvuldig in de gaten.
Acathisie: Wees voorzichtig bij patiënten die vatbaar zijn voor acathisie; de dosis geleidelijk op- of afbouwen.
Bij dementie: Cariprazine is niet aanbevolen voor de behandeling van ouderen met dementie, vanwege meer kans op overlijden. Antipsychotica kunnen (symptomen van) de ziekte van Parkinson verergeren.
Hyperglykemie: Bij (risicofactoren voor) diabetes mellitus de bloedglucosespiegel controleren vóór start van en tijdens de behandeling met een atypisch antipsychoticum.
Gewichtstoename: Het lichaamsgewicht van patiënten regelmatig controleren, vanwege mogelijke aanzienlijke gewichtstoename.
Cataract: Verwijs bij symptomen die kunnen duiden op cataract voor een oogheelkundig onderzoek, en herbeoordeel voortzetten van de behandeling. Overweeg de behandeling te staken bij optreden van symptomen van cataract.
Veneuze trombo-embolie (VTE): Risicofactoren voor VTE vóóraf en tijdens de behandeling met antipsychotica vaststellen en zo nodig preventieve maatregelen nemen.
Cardiovasculaire effecten: Wees voorzichtig bij patiënten met hart- en vaatziekten (met meer kans op bloeddrukveranderingen), risicofactoren voor beroerte, een verlengd QT-interval in de familie-anamnese en gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die het QT-interval verlengen.
Convulsiedrempel: Wees voorzichtig bij een voorgeschiedenis van epileptische insulten en met aandoeningen die de convulsiedrempel kunnen verlagen.
Onderzoeksgegevens: De veiligheid en werkzaamheid van cariprazine is niet vastgesteld bij kinderen < 18 jaar. Wees voorzichtig bij ouderen ≥ 65 jaar, omdat onvoldoende gegevens beschikbaar zijn. De veiligheid en werkzaamheid van cariprazine is niet onderzocht bij patiënten met ernstige nierinsufficiëntie.
Rijvaardigheid:Cariprazine heeft een geringe of matige invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te bedienen.
Overdosering
Voor informatie over symptomen en behandeling van een intoxicatie met brexpiprazol, neem contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met cariprazine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Atypisch antipsychoticum met partieel agonisme op de dopaminerge D2- en serotonerge 5HT1a-receptoren en antagonisme op de serotonerge 5HT2a- en noradrenerge α1B/2C-receptoren.
Kinetische gegevens
Resorptie | goed. |
Overig | poor metabolizers van CYP2D6 hebben een 47% hogere blootstelling aan brexpiprazol. |
F | 95%. |
T max | 4 uur. |
V d | 1,14–1,98 l/kg. |
Eiwitbinding | > 99%. |
Metabolisering | uitgebreid via de lever, voornamelijk via CYP3A4 en CYP2D6, leidend tot de vorming van oxidatieve metabolieten. |
Eliminatie | circa 25% via de urine en 46% via de feces. Onveranderd via de urine < 1% en onveranderd via de feces ca. 14%. |
T 1/2el | ca. 91 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Antipsychoticum met een partieel agonerende werking op dopamine D2- , D3- en serotonine 5HT1A-receptoren, een antagonerende werking op serotonine 5HT2A-, 5HT2B- en histamine H1-receptoren, een lage affiniteit voor 5HT2C- en α1-adrenerge receptoren en nauwelijks affiniteit voor muscarinerge acetylcholinereceptoren. De twee belangrijkste werkzame metabolieten (desmethyl- en didesmethylcariprazine) hebben hetzelfde receptorbindingsprofiel en functioneel werkingsprofiel als cariprazine. Het werkingsmechanisme is niet volledig bekend.
Kinetische gegevens
Resorptie | goed. |
T max | 3-8 uur. |
V d | cariprazine 13,1 l/kg, desmethylcariprazine 6,8 l/kg, didesmethylcariprazine 22,4 l/kg. |
Eiwitbinding | 92-97%. |
Metabolisering | uitgebreid in de lever, vnl via CYP3A4 en in mindere mate CYP2D6. Hierbij worden o.a. de belangrijkste werkzame metabolieten desmethyl- en didesmethylcariprazine gevormd, die zelf ook via deze enzymen worden omgezet. |
Eliminatie | ca. 21% via de urine (waarvan ca. 1% onveranderd). |
T 1/2el | de effectieve (functionele) halfwaardetijd voor cariprazine en desmethylcariprazine: ca. 2 dagen, voor didesmethylcariprazine: 8 dagen en voor cariprazine (totaal): ca. 1 week. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
brexpiprazol hoort bij de groep antipsychotica, atypische.
- amisulpride (N05AL05) Vergelijk
- aripiprazol (N05AX12) Vergelijk
- cariprazine (N05AX15) Vergelijk
- clozapine (N05AH02) Vergelijk
- lurasidon (N05AE05) Vergelijk
- olanzapine (N05AH03) Vergelijk
- paliperidon (N05AX13) Vergelijk
- quetiapine (N05AH04) Vergelijk
- risperidon (N05AX08) Vergelijk
- sertindol (N05AE03) Vergelijk
- sulpiride (N05AL01) Vergelijk
Groepsinformatie
cariprazine hoort bij de groep antipsychotica, atypische.
- amisulpride (N05AL05) Vergelijk
- aripiprazol (N05AX12) Vergelijk
- brexpiprazol (N05AX16) Vergelijk
- clozapine (N05AH02) Vergelijk
- lurasidon (N05AE05) Vergelijk
- olanzapine (N05AH03) Vergelijk
- paliperidon (N05AX13) Vergelijk
- quetiapine (N05AH04) Vergelijk
- risperidon (N05AX08) Vergelijk
- sertindol (N05AE03) Vergelijk
- sulpiride (N05AL01) Vergelijk