Samenstelling
Calcitonine-EssPharma (synthetisch zalmcalcitonine) Essential Pharma Ltd
- Toedieningsvorm
- Injectie-/infusievloeistof
- Sterkte
- 100 IE/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 1 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Natpar XGVS Aanvullende monitoring Takeda Nederland bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 25 microg/dosis
- Verpakkingsvorm
- patroon + solvens 1 ml
Elk patroon bevat 14 doses.
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 50 microg/dosis
- Verpakkingsvorm
- patroon + solvens 1 ml
Elk patroon bevat 14 doses.
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 75 microg/dosis
- Verpakkingsvorm
- patroon + solvens 1 ml
Elk patroon bevat 14 doses.
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 100 microg/dosis
- Verpakkingsvorm
- patroon + solvens 1 ml
Elk patroon bevat 14 doses.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
De toepassing van calcitonine is aan gespecialiseerde artsen voorbehouden.
Advies
Let op: de productie van Natpar zal eind 2024 volledig stoppen, in verband met leveringsproblemen die niet kunnen worden opgelost. Zie voor meer informatie de website van Takeda. Wereldwijd mogen geen nieuwe patiënten starten met dit geneesmiddel.
Zie voor meer informatie over de behandeling van hypoparathyroïdie de richtlijn Hypoparathyroïdie van de European Society of Endocrinology (2015).
De EMA heeft de marktregistratie van dit geneesmiddel voorwaardelijk goedgekeurd om het versneld beschikbaar te maken; aanvullend bewijs over de baten van dit geneesmiddel wordt afgewacht.
Indicaties
- Ziekte van Paget, indien alternatieve behandelingen onvoldoende effectief zijn of niet geschikt zijn (bv. bij ernstige nierinsufficiëntie);
- Hypercalciëmie, ten gevolge van maligniteit;
- Preventie van acuut botverlies als gevolg van plotseling immobiel worden zoals bij een recente osteoporotische fractuur.
Indicaties
- Als aanvullende behandeling bij volwassenen met chronische hypoparathyroïdie wiens toestand onvoldoende onder controle kan worden gebracht met standaardtherapie alleen.
Doseringen
De behandelduur zo kort mogelijk houden en met de laagst mogelijke werkzame dosis, vanwege de samenhang tussen de toegenomen kans van maligniteiten en langdurig calcitoninegebruik.
Ziekte van Paget
Volwassenen
s.c. of i.m 100 IE/dag, individueel aanpassen aan de behoefte van de patiënt. Echter, met een minimum doseringsschema van 50 IE 3×/w. is eveneens klinische en biochemische verbetering bereikt. De behandeling staken zodra de patiënt reageert en de klachten verdwenen zijn. Behandelduur max. 3 maanden, in uitzonderlijke omstandigheden (bv. bij een dreigende pathologische fractuur) eventueel max. 6 maanden. Periodieke herhaling van de behandeling kan worden overwogen. Het effect controleren via de markers van de botombouw: serum alkalinefosfatase, urinair hydroxyproline, deoxypyridinoline.
Hypercalciëmie
Volwassenen
s.c. of i.m. 100 IE elke 6–8 uur, evt. via i.v.-injectie na voorafgaande rehydratie. Indien de reactie na 1–2 dagen onvoldoende is de dosering verhogen tot maximaal 400 IE elke 6–8 uur.
In ernstige gevallen of noodsituaties: 10 IE/kg lichaamsgewicht in 500 ml NaCl-opl. (9 g/l) als i.v.-infusie in ten minste 6 uur.
De dosering individueel aanpassen; vooral tijdens begin van de behandeling de klinische respons en laboratoriumwaarde (incl. serumcalcium) frequent controleren. Calcitonine kan adsorberen aan het plastic van infusiesets, waardoor de toegediende dosis mogelijk wordt verminderd.
Preventie van acuut botverlies
Volwassenen
s.c. of i.m. 100 IE 1×/dag óf 50 IE 2×/dag. Bij aanvang van (her)mobiliseren kan de dosering worden verlaagd tot 50 IE/dag. Aanbevolen behandelduur: 2 weken, max. 4 weken.
Bij misselijkheid of braken zo nodig de dosis verlagen en/of een anti-emeticum geven.
Toediening
- Intraveneus, subcutaan of intramusculair toedienen.
- De injectie kan voor het slapengaan en na het eten worden toegediend, om de kans op misselijkheid en braken te verminderen.
Doseringen
Controleer vóór en tijdens de behandeling of de reserves 25-OH-vitamine D voldoende zijn en of het serummagnesium binnen het referentiebereik ligt.
Doel van de behandeling is het bereiken van een (voor albumine gecorrigeerde) serumcalciumspiegel vóór toediening van 2,0–2,25 mmol/l en een serumcalciumspiegel 8–12 uur ná toediening van < 2,55 mmol/l.
Hypoparathyroïdie
Volwassenen
Start van behandeling: op geleide van de serumcalciumspiegel vóór toediening: begindosis s.c. 50 microg 1×/dag, bij een serumcalciumspiegel > 2,25 mmol/l een begindosis van 25 microg overwegen. Verlaag de dosis van actief vitamine D met 50% als de serumcalciumspiegel > 1,87 mmol/l is. Handhaaf de dosis van calciumsupplementen.
Meet vervolgens de serumcalciumspiegel (vóór toediening) binnen 2 tot 5 dagen; als deze < 1,87 mmol/l of > 2,55 mmol/l is, de meting de volgende dag herhalen. Pas de dosis PTH, vitamine D en/of calcium aan op basis van deze calciumspiegel en de klinische beoordeling (symptomen van hypocalciëmie of hypercalciëmie); zie tabel 1. Herhaal dit totdat de serumcalciumspiegel zich binnen het bereik van 2,0–2,25 mmol/l bevindt, vitamine D is gestaakt en de calciumsuppletie volstaat.
Na de startperiode: Monitor de serumcalciumspiegel ( vóór en na toediening) tijdens de stapsgewijze aanpassing van de dosis PTH. De dosis kan ongeveer om de 2 tot 4 weken worden verhoogd met stappen van 25 microg, tot max. 100 microg/dag. Een verlaging van de dosis naar minimaal 25 microg/dag kan op elk ogenblik gebeuren. Als de serumcalciumspiegel 8–12 uur ná toediening > ULN is, in eerste instantie de dosis van vitamine D en calcium verlagen. Als de serumcalciumspiegel 8–12 uur ná toediening > ULN blijft en alle vitamine D en calcium is gestaakt, óf bij symptomen van hypercalciëmie: verlaag de dosering PTH ongeacht het dosisniveau.
Serumcalciumspiegel vóór toediening |
Eerst aanpassen: PTH |
In tweede instantie: vitamine D |
In derde instantie: calcium |
---|---|---|---|
> ULN (2,55 mmol/l) |
overweeg dosisverlaging of stoppen en herbeoordeel op basis van serumcalcium |
verlaag dosis of stop |
verlaag dosis |
> 2,25 mmol/l en < ULN (2,55 mmol/l) |
overweeg dosisverlaging |
verlaag dosis of stop |
geen wijziging of verlaag dosis als vitamine D al gestopt werd vóór deze stap |
≤ 2,25 mmol/l en > 2 mmol/l |
geen wijziging |
geen wijziging |
geen wijziging |
< 2 mmol/l |
overweeg dosisverhoging na ten minste 2–4 weken op een stabiele dosis |
verhoog dosis |
verhoog dosis |
Verminderde nierfunctie: bij lichte tot matige nierfunctiestoornis (creatinineklaring 30–80 ml/min) is geen dosisaanpassing nodig. Bij ernstige nierfunctiestoornis zijn geen gegevens beschikbaar.
Verminderde leverfunctie: bij lichte tot matige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 7–9) is geen dosisaanpassing nodig. Bij ernstige leverfunctiestoornis zijn geen gegevens beschikbaar.
Vergeten van een dosis: dien PTH zo snel mogelijk toe en geef afhankelijk van de symptomen van hypocalciëmie aanvullend calcium en/of vitamine D.
Toedienen 1×/dag als s.c.-injectie in de dij (wissel elke dag van dij). Zelftoediening door de patiënt na instructie is mogelijk.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): misselijkheid en braken (vooral in het begin van de behandeling), blozen in het gezicht en bovenlichaam 10–20 min na toediening; deze effecten zijn dosisafhankelijk en komen vaker voor na i.v.-toediening.
Vaak (1-10%): maligniteit bij langdurige behandeling. Duizeligheid, hoofdpijn, smaakverandering. Diarree, buikpijn. Spierpijn, gewrichtspijn. Vermoeidheid.
Soms (0,1-1%): verminderde visus. Polyurie. Gegeneraliseerde huiduitslag, jeuk. Hypertensie. Griepachtige symptomen, oedeem (gezichts-, perifeer en gegeneraliseerd), reactie op de injectieplaats. Overgevoeligheid.
Zelden (0,01-0,1%): ontwikkeling van neutraliserende antilichamen, bij een klein percentage leidend tot een verminderde respons. Hypocalciëmie (m.n. bij hoge bot-remodellering, meestal asymptomatisch, optredend tussen 4 en 6 uur na toediening).
Zeer zelden (< 0,01%): ernstige allergie-achtige reacties zoals bronchospasmen, zwelling van tong en keel, anafylactische reactie.
Verder zijn gemeld: tremor, urticaria.
Bijwerkingen
Zeer vaak (≥ 10%): hyper- of hypocalciëmie. Hoofdpijn, hypo-esthesie, paresthesie. Misselijkheid, braken, diarree. Gewrichtspijn, spierspasmen.
Vaak (1-10%): hypomagnesiëmie, tetanie. Angst, slapeloosheid, slaperigheid. Hartkloppingen, hypertensie. Hoesten. Pijn in de bovenbuik. Spiertrekkingen, (skelet)spierpijn, nekpijn, pijn in extremiteit. Hypercalciurie, pollakisurie. Reacties op de injectieplaats, asthenie, pijn op de borst, vermoeidheid, dorst. Daling 25-hydroxycolecalciferolspiegel, ontwikkeling van antistoffen tegen PTH (hiervan is geen klinisch effect gezien).
Verder zijn gemeld: overgevoeligheidsreacties (dyspneu, angio-oedeem, urticaria, huiduitslag). Symptomatische hypocalciëmie, waaronder gevallen die tot epileptische aanvallen leidden. Het risico op ernstige hypocalciëmie is het hoogst wanneer de toediening van PTH is overgeslagen of (abrupt) gestopt, maar kan op elk moment optreden.
Interacties
Het effect van digoxine of calciumantagonisten kan worden beïnvloed (dosisaanpassing kan noodzakelijk zijn) omdat calcitonine de serumcalciumconcentratie tijdelijk kan verlagen.
Combinatie met bisfosfonaten kan resulteren in additionele calciumverlagende effecten.
Gelijktijdig gebruik van lithium kan leiden tot een daling van de lithiumspiegels.
Interacties
Bij gelijktijdig gebruik van bisfosfonaten kan het calciumsparende effect afnemen, wat de normalisering van de serumcalciumconcentratie kan verstoren; de combinatie wordt ontraden.
Een eventuele hypercalciëmie kan predisponeren voor een digoxinevergiftiging. Bij gelijktijdig gebruik van digoxine de serumcalcium- en digoxinespiegel controleren, en letten op verschijnselen van digoxinevergiftiging.
Bij gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die de serumcalciumspiegel beïnvloeden (bv. lithium, thiaziden) de serumcalciumspiegel extra controleren.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid. Risico voor de zwangere vrouw of de ontwikkelende foetus kan niet worden uitgesloten.
Advies: Weeg risico's van de behandeling af ten opzichte van het voordeel voor de vrouw.
Lactatie
Overgang in moedermelk: Ja, bij dieren, waarbij het de lactatie remt.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Ja, bij dieren.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
- Hypocalciëmie.
Contra-indicaties
- (voorafgaande) radiotherapie van het skelet;
- skeletmaligniteit of botmetastasen;
- onverklaarde verhoging van botspecifieke alkalische fosfatase;
- pseudohypoparathyroïdie;
- bij begin van de behandeling meer kans op osteosarcoom, zoals bij de botziekte van Paget of erfelijke aandoeningen.
Waarschuwingen en voorzorgen
Bij vermoede overgevoeligheid voorafgaande aan de behandeling een huidtest uitvoeren.
Na langdurige behandeling kan down-regulering van de calcitoninereceptor zelden leiden tot een verminderde respons.
Uit gerandomiseerde, gecontroleerde studies is bij langdurig gebruik van calcitonine (oraal of intranasaal) een toename van kanker variërend van 0,7–2,4% naar voren gekomen, alsmede een toegenomen sterfte daaraan. Met deze kanstoename ook rekening houden bij, met name langdurige, parenterale toediening van calcitonine, aangezien systemische blootstelling hierbij naar verwachting hoger is.
Er is onvoldoende bewijs om het gebruik bij pediatrische osteoporose te ondersteunen.
Waarschuwingen en voorzorgen
Controles: controleer de (voor albumine gecorrigeerde) serumcalciumspiegel vóór toediening, en in sommige gevallen na toediening. Controleer vóór en tijdens de behandeling of de reserves 25-OH-vitamine D voldoende zijn en of het serummagnesium binnen het referentiebereik ligt.
Hypercalciëmie komt vaak voor wanneer de doses orale calcium, actief vitamine D en PTH worden aangepast. Overweeg bij ernstige hypercalciëmie (> 3,0 mmol/l of > ULN, met symptomen) hydratie toe te passen en PTH, calcium en vitamine D tijdelijk stop te zetten tot normalisering van de serumcalciumspiegel. Bij hervatting lagere doses van deze middelen overwegen.
Hypocalciëmie is een vaak voorkomende klinische manifestatie van hypoparathyroïdie. Het risico op ernstige hypocalciëmie is het hoogst wanneer de toediening van PTH is overgeslagen of (abrupt) gestopt, maar kan op elk moment optreden. Controleer de serumcalciumspiegel bij staken of onderbreken van de behandeling, en verhoog zo nodig de dosering van calcium en/of vitamine D.
Tachyfylaxie: Het calciumverhogend effect van PTH kan bij sommige patiënten na verloop van tijd verminderen (tachyfylaxie). Als de serumconcentratie van 25-OH-vitamine D laag is, kan voldoende suppletie de serumcalciumrespons op PTH herstellen.
Wees voorzichtig bij jongvolwassenen met open epifysen, aangezien zij meer kans op osteosarcoom kunnen hebben.
Wees voorzichtig bij actieve of recente urolithiase vanwege het risico van exacerbatie van deze aandoening.
Staak de behandeling bij optreden van een ernstige overgevoeligheidsreactie. Controleer op hypocalciëmie na staken van de behandeling.
Onderzoeksgegevens: Wees voorzichtig bij ernstige nier- of leverfunctiestoornis, wegens ontbreken van gegevens. De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen < 18 jaar zijn niet vastgesteld. Er zijn onvoldoende gegevens over het gebruik bij ouderen > 65 jaar.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met calcitonine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
hypercalciëmie, met als mogelijke symptomen hartkloppingen, ECG-veranderingen, hypotensie, misselijkheid, braken, duizeligheid en hoofdpijn. Ernstige hypercalciëmie kan levensbedreigend zijn.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met parathyroïdhormoon contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Synthetisch polypeptide hormoon, dat gelijk is aan calcitonine afkomstig van de zalm (zalmcalcitonine). Het remt de botafbraak door een direct effect op de osteoclasten. Vermindering van de botafbraak is aangetoond, op basis van vermindering van urinair hydroxyproline en deoxypyridinoline. Het calciumverlagend effect wordt veroorzaakt door een verminderde efflux van calcium uit het bot naar de extracellulaire vloeistof en door remming van de tubulaire terugresorptie van calcium. Bij de ziekte van Paget en bij acuut botverlies door plotseling optredend immobiel worden kan het de botombouw verminderen. 1 IE zalmcalcitonine = 0,167 microg zalmcalcitonine.
Kinetische gegevens
F | ca. 66% (i.m.), 71% (s.c.). |
T max | binnen 1 uur (i.m.), ca. 23 min (s.c.). |
Metabolisering | hoofdzakelijk en bijna volledig in de nieren tot inactieve metabolieten. De metabole klaring is veel lager bij terminaal nierfalen. |
Eliminatie | met de urine als inactieve metabolieten, slechts 0,1% in onveranderde vorm. |
T 1/2el | ca. 1 uur (i.m.), 1–1½ uur (s.c.). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Recombinant humaan parathyroïdhormoon (rhPTH(1–84)), identiek aan de uit 84 aminozuren bestaande sequentie van endogeen parathyroïdhormoon dat wordt afgescheiden door de bijschildklieren. Oefent zijn werking uit via PTH-receptoren op het celoppervlak die aanwezig zijn in bot-, nier- en zenuwweefsel. PTH is een belangrijke regulator van de serumcalcium- en serumfosfaatspiegel; het beïnvloedt de calcium- en fosfaatexcretie via de nieren en de mobilisatie van calcium uit botweefsel.
De serumcalciumconcentratie stijgt op dosisgerelateerde wijze en bereikt een maximum na 10–12 uur; de respons in serumcalciumconcentratie houdt meer dan 24 uur aan.
Kinetische gegevens
F | ca. 53% |
T max | binnen 5–30 min. |
V d | ca. 0,08 l/kg. |
Metabolisering | vnl. in de lever, splitsing door cathepsinen. |
Eliminatie | met de urine via glomerulaire filtratie (parathyroïdhormoon en C-terminale fragmenten). |
T 1/2el | ca. 3 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
calcitonine hoort bij de groep calciumregulerende middelen, overige.
Groepsinformatie
parathyroïdhormoon hoort bij de groep calciumregulerende middelen, overige.