Samenstelling
Capecitabine XGVS Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 150 mg, 300 mg, 500 mg
Ecansya KRKA Belgium NV
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 150 mg, 500 mg
Xeloda XGVS Cheplapharm Arzneimittel GmbH
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 150 mg, 500 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Efudix Mylan bv
- Toedieningsvorm
- Crème
- Sterkte
- 50 mg/g
- Verpakkingsvorm
- 40 g
Conserveermiddelen: methyl– en propylparahydroxybenzoaat. Bevat tevens: propyleenglycol.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Zie voor de behandeling van colorectaal carcinoom, maagcarcinoom en mammacarcinoom de geldende behandelrichtlijnen op richtlijnendatabase.nl.
Voor adjuvant capecitabine na neoadjuvante chemotherapie bij het mammacarcinoom staat het advies (2018) van de commissie BOM op NVMO.org.
Advies
Verdachte huidafwijkingen: Actinische keratose (AK) hoeft niet altijd behandeld te worden. Bij een enkele kleine AK is behandeling meestal niet nodig. De noodzaak voor behandeling neemt toe naarmate er meer of grotere laesies zijn (arbitrair: > 5 laesies of > 1 cm), bij risicofactoren (actinische veldveranderingen, voorgeschiedenis van huidkanker, immuungecompromitteerden) of als de patiënt er hinder van ondervindt, zoals pijn, jeuk of cosmetische bezwaren. Kies dan in de eerstelijnszorg voor cryotherapie (bij ≤ 5 laesies) of behandeling met 5-fluoro-uracil (5-FU)-crème. Bij de ziekte van Bowen zonder hoogrisicokenmerken is excisie eerste keus. Op basis van patiëntkenmerken of –voorkeur kan een andere behandeling worden overwogen: cryotherapie (alleen bij laesies ≤ 5 mm op een voor de patiënt gemakkelijk te controleren plaats) of 5-FU-crème. Bij een superficieel basaalcelcarcinoom zonder hoogrisicokenmerken zijn excisie, cryotherapie en 5-FU-crème gelijkwaardige opties. Bij een nodulair basaalcelcarcinoom zonder hoogrisicokenmerken is excisie de voorkeursbehandeling.
Indicaties
Carcinomen van het maag-darmkanaal
- Stadium III (stadium Dukes C) coloncarcinoom als adjuvante behandeling;
- Gemetastaseerd colorectaalcarcinoom;
- Gevorderd maagcarcinoom als eerstelijnsbehandeling in combinatie met een op platina gebaseerd regime.
Mammacarcinoom
- Lokaal gevorderd of gemetastaseerd mammacarcinoom in combinatie met docetaxel, na falen van chemotherapie die een antracyclinederivaat bevatte;
- Lokaal gevorderd of gemetastaseerd mammacarcinoom als monotherapie, na falen van taxanen en chemotherapie die een antracyclinederivaat bevatte óf indien verdere behandeling met antracyclinederivaten niet is aangewezen.
Indicaties
- Oppervlakkige pre–neoplastische aandoeningen zoals keratosen door zonnestraling, seniele keratosen en morbus Bowen.
- Neoplastische huidveranderingen waaronder afzonderlijke en multipele oppervlakkige basaliomen.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Voorafgaand aan de therapie eerst eventuele dehydratie en elektrolytstoornissen behandelen en zonodig anti-emetica toedienen.
Colon-, colorectaal en mammacarcinoom, monotherapie:
Volwassenen:
1250 mg/m² lichaamsoppervlak iedere 12 uur gedurende 2 weken gevolgd door 1 week rust (cyclusduur van 3 weken). De aanbevolen behandelduur bij adjuvante behandeling van stadium III coloncarcinoom is 6 maanden.
Colon-, colorectaal en maagcarcinoom, combinatietherapie:
Volwassenen:
800–1000 mg/m² lichaamsoppervlak iedere 12 uur gedurende 2 weken gevolgd door 1 week rust (cyclusduur van 3 weken) óf 625 mg/m² lichaamsoppervlak iedere 12 uur continu (indien geen rustweek wordt gehanteerd). In combinatie met irinotecan (200 mg/m² op dag 1): 800 mg/m² indien tweemaal daags toegediend gedurende 14 dagen, gevolgd door een rustweek. De aanbevolen behandelduur bij adjuvante behandeling van stadium III coloncarcinoom is 6 maanden.
Mammacarcinoom, combinatietherapie:
Volwassenen < 60 jaar:
1250 mg/m² lichaamsoppervlak iedere 12 uur op de dagen 1 tot en met 14 gevolgd door 7 dagen rust (cyclusduur van 21 dagen) en op dag 1 docetaxel i.v. infusie 75 mg/m² lichaamsoppervlak 1× per 3 weken in 60 minuten toedienen.
Volwassenen ≥ 60 jaar:
Bij deze ouderen komen CTCAE graad 3- en 4-bijwerkingen vaker voor, zowel bij monotherapie als combinatietherapie. In verband met een significant toegenomen kans op CTCAE graad 3- en 4-bijwerkingen bij de combinatie met docetaxel: aanvankelijk 950 mg/m² lichaamsoppervlak iedere 12 uur, indien geen toxiciteit wordt waargenomen trapsgewijs verhogen tot 1250 mg/m² lichaamsoppervlak iedere 12 uur.
Verminderde nierfunctie: bij een matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring 30–50 ml/min) bij aanvang van de behandeling, de aanvangsdosering van 1250 mg/m² lichaamsoppervlak iedere 12 uur, verlagen naar 950 mg/m² lichaamsoppervlak iedere 12 uur (bij een aanvangsdosering van 1000 mg/m² lichaamsoppervlak iedere 12 uur is geen dosisreductie vereist). Indien tijdens de behandeling de nierfunctie daalt tot een creatinineklaring < 30 ml/min de behandeling staken.
Verminderde leverfunctie: er zijn onvoldoende gegevens beschikbaar; er kan geen doseringsadvies worden gegeven.
Pas bij (bekende) DPD-deficiëntie de dosering of het middel aan in overleg met de apotheker; bij (bijna) totale afwezigheid van DPD-activiteit is geen enkele dosis capecitabine veilig gebleken. Zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
(Ernstige) bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of stopzetting van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (diarree/dehydratie, buikpijn, misselijkheid, stomatitis, hand-voetsyndroom) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, o.a. tabel 3).
Toediening: tabletten met water innemen 's ochtends en 's avonds binnen 30 min na een maaltijd. De tabletten niet breken of vermalen.
Waarmee capecitabine gecombineerd wordt:
Doseringen
De klinische manifestatie van de genezing begint meestal in de tweede week van de behandeling (zie ook de rubriek Eigenschappen). Laesies aan gezicht en romp reageren meestal sneller dan die aan handen, armen en benen. Genezing treedt soms pas op 1–2 maanden nadat met de behandeling is gestopt.
Ernstige huidreacties kunnen worden verlicht door gebruik van een corticosteroïdcrème.
Behandelde huid met kleding of pet beschermen tegen de zon.
Keratosen door zonnestraling en seniele keratosen:
Volwassenen:
1–2×/dag een dunne laag crème op de aangedane plaatsen aanbrengen. Doorgaans wordt hierbij geen pleister of verband gebruikt, behalve bij keratosen van de handen. Max. 500 cm² (ca. 23×23 cm) huidoppervlak tegelijkertijd behandelen. Als de huidaandoeningen een groter oppervlak beslaan, deze in gedeeltes na elkaar behandelen. Laesies behandelen tot het stadium van erosie; in de regel gedurende 3–4 weken, in enkele gevallen langer.
Volgens de NHG-Standaard Verdachte huidafwijkingen: 2×/dag dun aanbrengen op max. 500 cm² gedurende 4 weken, eventueel korter als de huid eerder erosief is. Niet bedekken met pleister of verband. Na 2 weken controleren (therapietrouw en bijwerkingen), effect na 3 maanden beoordelen. Eventueel nabehandelen met een vette indifferente crème, zoals vaselinecetomacrogolcrème.
Overige aandoeningen:
Volwassenen:
1–2×/dag een dunne laag crème op de aangedane plaatsen aanbrengen in combinatie met occlusief verband, dat dagelijks wordt verwisseld (zie ook de rubriek Waarschuwingen/Voorzorgen). Max. 500 cm² (ca. 23×23 cm) huidoppervlak tegelijkertijd behandelen. Als de huidaandoeningen een groter oppervlak beslaan, deze in gedeeltes na elkaar behandelen. Basaliomen tot het stadium van ulceratie, de overige laesies tot het stadium van erosie behandelen; in de regel gedurende 3–4 weken, in enkele gevallen langer.
Volgens de NHG-standaard Verdachte huidafwijkingen: superficieel basaalcelcarcinoom en ziekte van Bowen, beide zonder hoogrisicokenmerken: 2×/dag dun aanbrengen op max. 500 cm² gedurende 4 weken; niet bedekken met pleister of verband. Na 2 weken controleren (therapietrouw en bijwerkingen), effect na 3 maanden beoordelen. Eventueel nabehandelen met een vette indifferente crème, zoals vaselinecetomacrogolcrème.
Toediening: was de vingers waarmee de crème is aangebracht grondig; gebruik eventueel een vingercondoom voor het aanbrengen van de crème. Contact met ogen en slijmvliezen vermijden bij het aanbrengen.
Bijwerkingen
Monotherapie: zeer vaak (> 10%): anorexie, stomatitis, misselijkheid, braken, buikpijn, diarree. Hand-voetsyndroom. Vermoeidheid, asthenie.
Vaak (1-10%): herpes infecties, nasofaryngitis, lage luchtweginfecties. Dehydratie, gewichtsafname. Slapeloosheid, depressie. Hoofdpijn, lethargie, duizeligheid, paresthesie, smaakstoornis. Toename traanvocht, oogirritatie, conjunctivitis. Tromboflebitis. Epistaxis, rinorroe, dyspneu, hoest. Droge mond, dyspepsie, gastro-intestinale bloeding, obstipatie, flatulentie. Alopecia, erytheem, droge huid, jeuk, huiduitslag (o.a. maculeuze huiduitslag, exfoliatieve dermatitis), pigmentatiestoornis (o.a. hyperpigmentatie van de huid), nagelaandoening. Pijn in de ledematen, rugpijn, artralgie. Koorts, lethargie, perifeer oedeem, malaise, pijn op de borst. Neutropenie, anemie. Hyperbilirubinemie, afwijkende leverfunctiewaarden.
Soms (0,1-1%): (instabiele) angina pectoris, myocardinfarct, atriumfibrilleren, aritmie, (sinus)tachycardie, palpitaties. Diepveneuze trombose, petechiën, hypertensie, hypotensie, opvliegers, perifeer koudegevoel. Pneumothorax, hemoptoë, longembolie, astma, inspanningsdyspneu. Sepsis, cellulitis, tonsillitis, gastro-enteritis, urineweginfectie, influenza, schimmelinfectie (o.a. orale candidiasis), abces aan tand of kies. Lipoom. Overgevoeligheid. Diabetes mellitus. Eetstoornis, ondervoeding. Verwardheid, paniekaanvallen, verlaagd libido. Afasie, verminderd geheugen, ataxie, syncope, evenwichtsstoornis, sensorische stoornis, perifere neuropathie. Verminderde gezichtsscherpte, dubbelzien, draaiduizeligheid, oorpijn. Slikstoornis, oesofagitis, gastro-oesofageale reflux, darmverstopping, ascites, colitis, bloed in ontlasting, geelzucht. Blaren, huidzweren, urticaria, fotosensibilisatie, gezwollen gezicht, purpura, 'Radiation recall'–syndroom. Gezwollen gewrichten, botpijn, aangezichtspijn, spierstijfheid, spierzwakte. Hydronefrose, hematurie, nycturie, urine incontinentie, verhoogde creatininespiegel. Vaginale bloedingen. Oedeem, rillingen. Hypertriglyceridemie, granulocytopenie, trombocytopenie, leukopenie, febriele neutropenie, hemolytische anemie, pancytopenie, verhoogde INR, verlengde protrombinetijd. Hypokaliëmie.
Zelden (0,01–0,1%): verlenging van het QT-interval, 'torsade de pointes', ventrikelfibrilleren, bradycardie, vasospasme. Leverfalen, cholestatische hepatitis. Traanbuisstenose, hoornvliesafwijkingen, hoornvliesontsteking, keratitis (incl. keratitis punctata). Cutane lupus erythematodes.
Zeer zelden (< 0,01%): ernstige huidreacties waaronder Stevens-Johnsonsyndroom en toxische epidermale necrolyse. Toxische leuko-encefalopathie.
In combinatietherapie zijn vergelijkbare bijwerkingen gemeld als bij capecitabine monotherapie, maar een aantal in een hogere frequentie van voorkomen. Daarnaast zijn in combinatietherapie gemeld: vaak (1-10%): angst. Tremor, neuralgie. Hikken, dysfonie. Overmatig zweten. Acuut nierfalen (secundair aan dehydratie). Proteïnurie, dysurie. Slijmvliesontsteking. Hyponatriëmie, hypocalciëmie, hypomagnesiëmie.
Bijwerkingen
De meeste huidreacties maken onderdeel uit van het genezingsproces (zie ook de rubriek Eigenschappen). Allergische huidreacties en reacties gerelateerd aan systemische toxiciteit zijn zelden waargenomen, maar de kans neemt toe bij DPD-deficiëntie, bij gebruik op huidgebieden met aangetaste barrièrefunctie en bij toepasing onder afdekkend verband.
Gemeld zijn: lokaal pijn en jeuk, brandende huid, erytheem (lokaal en gegeneraliseerd), erythema multiforme, schilfering, blaasjes, zwelling, ulceratie, (contact)eczeem, fotosensibilisatie, alopecia. Koorts, rillingen. Ontsteking van het neusslijmvlies. Irritatie van de conjunctiva, keratitis, tranenvloed. Stomatitis, misselijkheid, braken, maagpijn, (hemorragische) diarree. Allergische reacties (o.a. type IV overgevoeligheid). Hoofdpijn, duizeligheid, slaperigheid, smaakverandering, psychotische reacties. Neutropenie, trombocytopenie, pancytopenie, leukocytose.
Interacties
Behandeling binnen 4 weken met DPD-remmers is gecontra-indiceerd in verband met de stijging van de blootstelling aan capecitabine tot toxische concentraties. Een minimale 'wash out'-periode van 4 weken aanhouden.
Capecitabine remt het metabolisme van vitamine K-antagonisten, controleer daarom regelmatig de INR.
Wees voorzichtig bij de combinatie met geneesmiddelen die elektrolytstoornissen kunnen veroorzaken en/of het QT-interval verlengen (zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen).
Bij combinatie met folinezuur (30 mg 2×/dag oraal) of interferon α neemt de maximaal getolereerde dosis van capecitabine af van 3000 mg/m² lichaamsoppervlak tot 2000 mg/m² lichaamsoppervlak per dag. De toegenomen toxiciteit door folinezuur kan relevant zijn bij het overschakelen van 5-FU/LV naar een capecitabineregime. Ook foliumzuursuppletie (5–15 mg/dag) vergroot de toxiciteit van capecitabine; de combinatie vermijden.
Metronidazol kan de toxiciteit van capecitabine versterken. Vermijd de combinatie; indien combinatie toch noodzakelijk is het bloedbeeld extra controleren.
Gecombineerd gebruik met fenytoïne kan de plasmaspiegel van fenytoïne verhogen tot een toxische waarde, om deze reden bij gelijktijdig gebruik de plasmaspiegel van fenytoïne regelmatig controleren.
Mogelijk vermindert allopurinol de werkzaamheid van capecitabine; de combinatie vermijden.
Interacties
Behandeling binnen 4 weken met DPD-remmers is gecontra-indiceerd.
Niet in combinatie met andere huidmiddelen gebruiken, tenzij noodzakelijk.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren schadelijk gebleken. Gezien het werkingsmechanisme is het waarschijnlijk dat gebruik van capecitabine tijdens de zwangerschap schadelijk is voor de vrucht.
Advies: Gebruik is gecontra-indiceerd.
Vruchtbaarheid: Bij dieren zijn nadelige effecten op de mannelijke voortplantingsorganen (atrofische en degeneratieve veranderingen) en vrouwelijke vruchtbaarheid waargenomen; deze effecten waren echter reversibel na een geneesmiddelvrije periode.
Overig: Een vruchtbare vrouw of man dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste zes maanden (vrouw) of drie maanden (man) na de therapie.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren, bij systemisch gebruik in therapeutische dosering schadelijk gebleken. Op grond van het werkingsmechanisme wordt 5-fluoro-uracil (5-FU) als teratogeen beschouwd. Bij lokaal gebruik kan een significante hoeveelheid 5-FU systemisch beschikbaar komen (zie ook de rubriek Kinetische gegevens).
Advies: Gebruik ontraden.
Overig: Een vruchtbare vrouw of man dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste zes maanden (vrouw) of drie maanden (man) na de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Bij dieren zijn capecitabine en metabolieten in aanzienlijke hoeveelheden in de moedermelk aangetroffen.
Advies: Het geven van borstvoeding is gecontra–indiceerd tijdens de behandeling en gedurende 2 weken na de laatste dosis.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een nadelig effect op de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding is gecontra-indiceerd.
Contra-indicaties
- ernstige reacties op fluoropyrimidinetherapie in de voorgeschiedenis;
- bij een bekende totale afwezigheid van dihydropyrimidine-dehydrogenase (DPD)-activiteit;
- ernstige leukopenie, neutropenie (aantal neutrofielen < 1,5 × 109/l) of trombocytopenie (aantal trombocyten < 100 × 109/l);
- ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 30 ml/min);
- ernstige leverfunctiestoornis (bilirubine > 3,0 x ULN óf levertransaminasen > 2,5 x ULN).
Zie ook de rubrieken Zwangerschap, Lactatie en Interacties.
Contra-indicaties
Zie de rubrieken Lactatie en Interacties.
Waarschuwingen en voorzorgen
Patiënten vóór behandeling screenen op (heterozygote) DPD-deficiëntie met behulp van genotypering. Bij patiënten met een niet-herkende DPD–deficiëntie en ook bij een negatieve testuitslag op specifieke DPYD-variaties kan onverwachts levensbedreigende toxiciteit optreden met o.a. stomatitis, diarree, mucositis, beenmergdepressie, bloeding en neurotoxiciteit; de behandeling dan direct staken. Bij bepaalde heterozygote DPYD-varianten is er meer kans op ernstige toxiciteit. Gebruik bij een bekende totale afwezigheid van DPD-activiteit is gecontra-indiceerd. Wees extra voorzichtig bij gedeeltelijke DPD-deficiëntie, controleer nauwgezet op toxiciteiten en verlaag eventueel de startdosering ter voorkoming van ernstige toxiciteit. Bij afwezigheid van ernstige toxiciteit kan de dosering voorzichtig verhoogd worden, omdat de consequenties van een gereduceerde dosering voor de werkzaamheid onbekend zijn. Zie voor meer informatie over het gebruik bij de diverse mutaties in het DPYD-gen de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.4, p. 9–10).
Cardiotoxiciteit zoals hartaritmieën, angina pectoris, myocardinfarct, hartfalen en cardiomyopathie zijn gemeld bij gebruik van capecitabine. Bij andere fluoropyrimidinen zijn ook ECG-veranderingen en plotseling overlijden gemeld. De kans op cardiale toxiciteit is groter bij al bestaande coronaire hartaandoeningen. Wees daarom voorzichtig bij al bestaande hartaandoeningen en bij aanwezigheid van risicofactoren voor QT-verlenging zoals hypocalciëmie, hypokaliëmie, hypomagnesiëmie, bradycardie, comedicatie met geneesmiddelen die het QT-interval verlengen, en congenitale of verworven QT-verlenging.
Wees in verband met de neurologische bijwerkingen voorzichtig bij reeds bestaande aandoeningen van het centrale of perifere zenuwstelsel (bv. neuropathie) en bij aanwezigheid van hersenmetastasen.
Bij anorexia, asthenie, misselijkheid, braken of diarree ontstaat gemakkelijk dehydratie, die kan leiden tot acuut nierfalen. De kans hierop is groter bij al bestaande verminderde nierfunctie of bij comedicatie met nefrotoxische middelen.
Er zijn onvoldoende gegevens over het gebruik bij verminderde leverfunctie. Wees daarom voorzichtig bij licht tot matig verminderde leverfunctie, ongeacht de aan- of afwezigheid van levermetastasen. Gebruik bij ernstig verminderde leverfunctie is gecontra-indiceerd. Controleer bij lichte tot matige leverfunctiestoornissen regelmatig de leverfunctiewaarden. Onderbreek de behandeling bij een verhoging van het bilirubinegehalte van > 3 × ULN of ASAT/ALAT > 2,5 × ULN. Hervat behandeling met capecitabine monotherapie bij een bilirubinegehalte ≤ 3 × ULN of ASAT/ALAT ≤ 2,5 × ULN (bij combinatietherapie kan geen aanbeveling worden gedaan).
Hand-voetsyndroom is een dosisbeperkende bijwerking. Preventie: onder controle houden van callusweefsel en het gebruik van inlegzooltjes en handschoenen, om de drukbelasting op voetzolen en handpalmen te voorkómen. Er zijn aanwijzingen dat topicaal dexpanthenol een effectieve profylaxe kan zijn. Behandeling: keratolytische crème (bv. met ureum, salicylzuur of alfa-hydroxylzuur) dun aanbrengen uitsluitend op de aangedane plekken, en vochtinbrengende crème royaal aanbrengen ter verlichting van de symptomen. Gebruik bij optreden van hand-voetsyndroom géén vitamine B6 (pyridoxine) als ook cisplatine wordt gegeven, vanwege vermindering van de werkzaamheid van cisplatine.
Controleer regelmatig op het ontstaan van oogheelkundige complicaties, zoals hoornvliesontsteking en hoornvliesafwijkingen, met name bij pre-existente oogaandoeningen. Een oogheelkundige behandeling kan nodig zijn.
Er is geen relevante toepassing bij kinderen (< 18 j).
Waarschuwingen en voorzorgen
Diepe, penetrerende of nodulaire basaalcarcinomen, plaveiselcelcarcinomen en spinaliomen reageren in het algemeen niet op 5-FU-crème. De crème zou dan wel als palliatie kunnen worden gebruikt indien geen andere vorm van therapie mogelijk is.
Een pleister of afsluitend verband kan ontstekingsreacties van de huid doen toenemen. UV-straling versterkt de werking van 5-FU-crème wat kan leiden tot ernstige huidreacties. Vermijd blootstelling van de huid aan UV-straling (zonlicht, zonnebank) gedurende de therapie; draag bedekkende kleding en een hoed/pet.
Er zijn geen gegevens over de werkzaamheid en veiligheid bij kinderen.
Overdosering
Accidentele orale inname, DPD–deficiëntie of overvloedig gebruik op beschadigde huidoppervlakken kan resulteren in systemische toxiciteit van 5-FU. De symptomen en tekenen van overdosering zijn kwalitatief hetzelfde als de bijwerkingen, maar zijn veelal ernstiger.
Neem voor informatie over een vergiftiging met 5-FU contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Capecitabine is een orale prodrug van 5-fluoro-uracil (5-FU). De actieve metabolieten van 5-FU, 5-fluoro-deoxyuridinemonofosfaat en 5-fluorouridinetrifosfaat veroorzaken niet-specifieke remming van het enzym thymidylaatsynthetase, wat leidt tot DNA-fragmentatie en celdood. Ook worden 5-FU en zijn actieve metabolieten voor een deel geïncorporeerd in DNA en RNA, wat leidt tot celdood.
Kinetische gegevens
Resorptie | wordt na orale toediening snel en grotendeels geresorbeerd. |
Metabolisering | wordt in de lever omgezet in 5-deoxy-5-fluorocytidine en vervolgens in de weefsels (m.n. tumorcellen) via 5-deoxy-5-fluorouridine in 5-FU. 5-FU wordt intracellulair omgezet in de actieve metabolieten 5-fluoro-deoxyuridinemonofosfaat en 5-fluorouridinetrifosfaat; daarnaast wordt 5–FU omgezet in minder toxische metabolieten door het enzym dihydropyrimidine-dehydrogenase (DPD), dat hierin de snelheidsbeperkende factor is. |
Eliminatie | vnl. met de urine uitgescheiden, 3% onveranderd. |
T 1/2el | ca. 45–70 min. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Gefluorideerd pyrimidine, dat behoort tot de antimetabolieten. 5-fluoro-uracil wordt snel in het DNA ingebouwd en remt tevens het enzym thymidylaat-synthetase, resulterend in remming van de DNA–synthese. Bij toepassing op preneoplastische en neoplastische huidveranderingen vindt door de cytostatische werking eerst een lokale ontstekingsreactie plaats, gevolgd door een necrotische fase waarna ten slotte genezing optreedt. De symptomen die hier bij horen zijn: erytheem, gewoonlijk gevolgd door vorming van blaasjes, erosie, ulceratie, necrose en epithelisatie.
Kinetische gegevens
Resorptie | ca. 10%, aanzienlijk hoger wanneer aangebracht op plaatsen waar de beschermende huidfunctie beperkt is. |
Metabolisering | als endogeen uracil, waarbij dihydropyrimidine dehydrogenase (DPD) een sleutelenzym is. DPD–deficiëntie kan resulteren in systemische toxiciteit van 5-FU (zie ook de rubriek Overdosering). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
capecitabine hoort bij de groep pyrimidine-antagonisten.
- 5-fluoro-uracil (cutaan) (L01BC02) Vergelijk
- 5-fluoro-uracil (systemisch) (L01BC02) Vergelijk
- azacitidine (L01BC07) Vergelijk
- cytarabine (L01BC01) Vergelijk
- decitabine (L01BC08) Vergelijk
- decitabine/cedazuridine (L01BC58) Vergelijk
- gemcitabine (L01BC05) Vergelijk
- tegafur/gimeracil/oteracil (L01BC53) Vergelijk
- trifluridine/tipiracil (L01BC59) Vergelijk
Groepsinformatie
5-fluoro-uracil (cutaan) hoort bij de groep pyrimidine-antagonisten.
- 5-fluoro-uracil (systemisch) (L01BC02) Vergelijk
- azacitidine (L01BC07) Vergelijk
- capecitabine (L01BC06) Vergelijk
- cytarabine (L01BC01) Vergelijk
- decitabine (L01BC08) Vergelijk
- decitabine/cedazuridine (L01BC58) Vergelijk
- gemcitabine (L01BC05) Vergelijk
- tegafur/gimeracil/oteracil (L01BC53) Vergelijk
- trifluridine/tipiracil (L01BC59) Vergelijk