Samenstelling
Ceftriaxon (als di-Na-zout) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Poeder voor oplossing voor injectie/infusie
- Sterkte
- 500 mg, 1000 mg, 2000 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Zinforo (als ceftarolinefosamilacetaat) XGVS Pfizer bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor concentraat voor infusie
- Sterkte
- 600 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
De cefalosporinen dienen als 'reserve'-antimicrobiële middelen te worden beschouwd. De Commissie adviseert de toepassing van parenterale cefalosporinen te reserveren voor de kliniek.
In het algemeen komt ceftriaxon pas voor behandeling van infecties in aanmerking op basis van onderzoek naar de aard en de gevoeligheid van de verwekker; dit onderzoek is noodzakelijk bij onvoldoende effect van de middelen die geadviseerd worden voor een initiële empirische behandeling. Dit geldt niet voor die infecties waar ceftriaxon geadviseerd wordt als initiële empirische behandeling (zoals o.a. bij gonorroe).
Bij een bacteriële community-acquired pneumonie (CAP) is behandeling met antibiotica altijd aangewezen. De verwekker van een pneumonie is bepalend voor de keuze van het antibioticum, maar bij een onbekende verwekker is de ernst van de pneumonie bepalend voor de keuze van het antibioticum. Bij behandeling van een milde pneumonie (C(U)RB-65 score: 0–1, PSI-klasse I–II) heeft orale toediening van amoxicilline de voorkeur. Bij een matig-ernstige pneumonie (CURB-65 score: 2, PSI-klasse III–IV) is intraveneuze toediening van benzylpenicilline of amoxicilline aangewezen; bij overgevoeligheid hiervoor is een intraveneuze toediening van een fluorchinolon (moxifloxacine) of een tweede- of derdegeneratie cefalosporine (zoals ceftriaxon) aangewezen. Ook na recent verblijf in een land met een hoge mate van penicilline-resistente pneumokokken komt ceftriaxon in aanmerking. Bij een ernstige pneumonie (CURB-65 score: > 2, PSI-klasse V) die op een normale afdeling wordt behandeld is monotherapie met een i.v. cefalosporine (zoals ceftriaxon) aangewezen. Bij een ernstige pneumonie die op een intensivecare-afdeling wordt behandeld is monotherapie met i.v. moxifloxacine dan wel i.v. combinatietherapie van antibiotica aangewezen (ciprofloxacine met ofwel cefotaxim of ceftriaxon of cefuroxim). Bij een nosocomiale pneumonie wordt de keuze voor een specifiek antibioticum bepaald door de lokale situatie met betrekking tot de aard en de resistentie van de ziekenhuisflora.
Ga bij een cystitis bij personen behorend tot een risicogroep, waaronder zwangeren en mannen, direct over tot behandeling met antibiotica om complicaties te voorkomen. Start de behandeling ‘blind’, en pas het beleid zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling. De belangrijkste middelen zijn: nitrofurantoïne (bijna altijd eerste keus), fosfomycine (oraal), trimethoprim en bij zwangeren ook amoxicilline/clavulaanzuur.
Ga bij een cystitis bij personen behorende tot een risicogroep, waaronder kinderen < 12 jaar, direct over tot medicamenteuze behandeling met antibiotica om complicaties te voorkomen. Start de behandeling ‘blind’, en pas het beleid zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling. Bij kinderen met cystitis is nitrofurantoïne eerste keus, en is amoxicilline/clavulaanzuur het alternatief. Bij kinderen met een urineweginfectie met tekenen van weefselinvasie is amoxicilline/clavulaanzuur eerste keus, tweede keus is cotrimoxazol.
Start bij een urineweginfectie met tekenen van weefselinvasie bij volwassenen met antibiotica met voldoende weefselpenetratie, zoals in de eerstelijnszorg met ciprofloxacine, cotrimoxazol of amoxicilline/clavulaanzuur. Start in de tweedelijnszorg met intraveneuze toediening van amoxicilline óf een tweede generatie cefalosporine mét een aminoglycoside óf een i.v. derde generatie cefalosporine als monotherapie. Neem altijd een kweek af, start daarna de behandeling ‘blind’ en pas deze zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling.
Ceftriaxon komt, als derde generatie cefalosporine, als monotherapie als één van de eerstekeus-behandelopties in aanmerking als empirische behandeling van een urineweginfectie met systemische symptomen. Bij zwangeren is het, net als cefotaxim, als monotherapie het eerstekeus-middel, omdat hiervan geen bijwerkingen op de foetus zijn beschreven.
Kijk in bacteriële huidinfecties voor het maken van een keuze bij de empirische behandeling ervan.
Conjunctivitis: Bij een infectieuze conjunctivitis door een banale verwekker is een lokaal antibioticum niet geïndiceerd, behalve bij risicogroepen voor complicaties (bv. na recente oogoperaties, bij chronisch infectieuze oogziekten of immuun-gecompromitteerde patiënten) of soms, als de conjunctivitis langer dan twee weken duurt. In deze gevallen gaat de voorkeur uit naar chlooramfenicol-oogdruppels en/of -oogzalf boven fusidinezuur-ooggel, vanwege een breder werkingsspectrum en minder snelle resistentieontwikkeling. Behandel een infectieuze conjunctivitis door chlamydia en/of gonokok met een gericht systemisch antibioticum, conform de behandeling van een anogenitale infectie (soa). Bij een herpes-simplexvirusconjunctivitis is aciclovir-oogzalf aangewezen. Verwijs, bij een conjunctivitis door het varicella-zostervirus, dezelfde dag naar de oogarts door en start direct met een oraal nucleoside-analogon.
De medicamenteuze behandeling van soa’s is afhankelijk van het type verwekker en het resistentiepatroon. Geef voorlichting over veilig vrijen en partnerwaarschuwing.
Bij gonorroe is ceftriaxon eerste keus. Bij contra-indicaties komen op basis van een kweekuitslag met resistentiebepaling ciprofloxacine, amoxicilline (offlabel) of als derde keuze azitromycine (offlabel) in aanmerking. Azitromycine kan ook ‘blind’ gegeven worden, als het niet mogelijk is een kweekuitslag met resistentiebepaling af te wachten.
Behandel syfilis met benzathinebenzylpenicilline (i.m.) of benzylpenicilline (i.v.), afhankelijk van het stadium. Bij een penicilline-allergie is doxycycline een alternatief. Overweeg na eerdere, (mogelijk) IgE-gemedieerde, ernstige overgevoeligheidsreacties, bij behandeling van neurosyfilis of behandeling van syfilis tijdens de zwangerschap penicilline-desensibilisatie gevolgd door benzylpenicilline of, na ernstige (waarschijnlijk) niet-IgE-gemedieerde of na eerdere niet-ernstige overgevoeligheidsreacties, ceftriaxon (i.v.).
De behandeling van infectieuze endocarditis (IE) bestaat uit langdurige behandeling met i.v.-antibiotica. Ceftriaxon komt bij IE in aanmerking als empirische therapie óf bij IE die veroorzaakt is door een aantal van de meest voorkomende verwekkers (streptokokken, enterokokken, HACEK-groep); onder meer bij een niet-ernstige penicilline-allergie, als vervanging voor benzylpenicilline. Zie voor uitgebreide (keuze-)informatie de SWAB-richtlijn: Infectieuze endocarditis. Zie voor de adviezen van de ESC: ESC Guidelines for the management of endocarditis.
Advies
Pneumonie, bacteriële huidinfecties: Ceftaroline komt pas voor behandeling van een community-acquired pneumonie (CAP) of bacteriële huidinfecties in aanmerking op basis van onderzoek naar de aard en de gevoeligheid van de verwekker; dit onderzoek is noodzakelijk bij onvoldoende effect van de middelen die geadviseerd worden voor de initiële empirische behandeling (zie community acquired pneumonie (CAP) en bacteriële huidinfecties). Bij een nosocomiale pneumonie wordt de keuze voor een specifiek antibioticum bepaald door de lokale situatie met betrekking tot de aard en de resistentie van de ziekenhuisflora.
Indicaties
Behandeling van (ernstige) infecties, bij volwassenen en kinderen (incl. voldragen neonaten vanaf de geboorte):
- pneumonie;
- opgelopen buiten het ziekenhuis; 'community-acquired'; CAP;
- opgelopen tijdens verblijf in een ziekenhuis of andere zorginstelling; 'hospital-acquired'; HAP;
- acute exacerbatie van COPD;
- acute otitis media;
- abdominale infecties (peritonitis, infecties van de galwegen);
- infecties van de botten en gewrichten;
- infecties van de bovenste urinewegen (waaronder acute en chronische pyelonefritis);
- gecompliceerde infecties van de huid en weke delen;
- gonorroe;
- syfilis;
- bacteriële meningitis;
- verspreide ziekte van Lyme (stadium II en III);
- bacteriële endocarditis;
- sepsis (bacteriëmie) opgetreden als (vermoedelijk) gevolg van een van de bovenstaande infecties.
Pre-operatief als profylaxe van:
- post–operatieve (wond)infecties.
Gerelateerde informatie
Indicaties
Bij volwassenen en kinderen (incl. pasgeborenen en zuigelingen) voor de behandeling van:
- Gecompliceerde infecties van huid en weke delen (cSSTI).
- Buiten het ziekenhuis opgelopen pneumonie (community-acquired pneumonie; CAP).
Zie voor aanvullende aanbevelingen met betrekking tot beide indicaties ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen en informatie over verwekkers en hun gevoeligheid voor ceftaroline in de rubriek Eigenschappen.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Algemene richtlijn behandelduur (tenzij anders vermeld bij de specifieke indicatie): de behandeling voortzetten tot ten minste 2–3 dagen nadat de patiënt koortsvrij is geworden of bacteriële eradicatie is bereikt. Bij infecties veroorzaakt door Streptococcus pyogenes (β-hemolytische streptokokken van groep A) is een behandeling gedurende ten minste 10 dagen noodzakelijk om complicaties als acuut reuma en glomerulonefritis te voorkomen. Na identificatie van het micro–organisme zonodig de dosering of de behandeling aanpassen.
Overweeg bij aangetoonde bacteriëmie de dosis aan de hogere kant van het bereik (waar van toepassing).
Community-acquired pneumonie (CAP)
Volwassenen (incl. ouderen)
Intraveneus: Volgens de SWAB-richtlijn CAP (2024): bij een matig-ernstige of ernstige pneumonie met een onbekende verwekker: 2 g 1×/24 uur; bij een ernstige pneumonie behandeld op de intensivecare-afdeling in combinatie met ciprofloxacine (i.v. 400 mg elke 8 uur). Behandelduur: Bij een matig-ernstige pneumonie 5 dagen bij een goede klinische respons; de behandelduur bij een ernstige pneumonie in deze richtlijn betreft 5–7 dagen; 5 dagen bij een goede klinische respons.
Volwassenen en kinderen ≥ 50 kg lichaamsgewicht
Volgens de fabrikant: 1–2 g 1×/dag.
Kinderen vanaf 15 dagen, tot 50 kg lichaamsgewicht
Intraveneus: 50–80 mg/kg 1×/dag. Overweeg bij toediening van een dagdosis hoger dan 2 g, tweemaal daagse toediening (elke 12 uur de helft).
Kinderen < 15 dagen
20–50 mg/kg 1×/dag; max. 50 mg/kg per 24 uur. Zie ook de rubriek Contra-indicaties.
Hospital-acquired pneumonie (HAP)
Volwassenen en kinderen ≥ 50 kg
2 g 1×/dag. Zie voor de behandelduur bij volwassenen het SWAB-advies hospital acquired pneumonie.
Kinderen vanaf 15 dagen, tot 50 kg lichaamsgewicht
50–80 mg/kg 1×/dag. Overweeg bij toediening van een dagdosis hoger dan 2 g, tweemaal daagse toediening (elke 12 uur de helft).
Kinderen < 15 dagen
20–50 mg/kg 1×/dag; max. 50 mg/kg per 24 uur. Zie ook de rubriek Contra-indicaties.
Acute exacerbatie van chronische obstructieve longziekte
Volwassenen
1–2 g 1×/dag.
Acute otitis media
Volwassenen en kinderen ≥ 50 kg
Intramusculair: Eenmalig 1–2 g. Op grond van relatief weinig gegevens bij een ernstig zieke patiënt of refractaire infectie: 1–2 g 1×/dag gedurende 3 dagen.
Kinderen vanaf 15 dagen, tot 50 kg lichaamsgewicht
Intramusculair: Eenmalig 50 mg/kg. Op grond van relatief weinig gegevens bij een ernstig ziek kind of refractaire infectie: 50 mg/kg 1×/dag gedurende 3 dagen.
Kinderen < 15 dagen
Intramusculair: Eenmalig 50 mg/kg. Zie ook de rubriek Contra-indicaties.
Intra-abdominale infecties
Volwassenen en kinderen ≥ 50 kg:
1–2 g 1×/dag.
Kinderen vanaf 15 dagen, tot 50 kg lichaamsgewicht
50–80 mg/kg 1×/dag. Overweeg bij toediening van een dagdosis hoger dan 2 g, tweemaal daagse toediening (elke 12 uur de helft).
Kinderen < 15 dagen
20–50 mg/kg 1×/dag; max. 50 mg/kg per 24 uur. Zie ook de rubriek Contra-indicaties.
Gecompliceerde urineweginfecties (waaronder pyelonefritis)
Volwassenen en kinderen ≥ 50 kg:
Volgens de fabrikant: 1–2 g 1×/dag. Voor de dosering en behandelduur voor een gecompliceerde urineweginfectie bij volwassenen zie ook de SWAB-adviezen in de sectie Nieren en urinewegen.
Kinderen vanaf 15 dagen, tot 50 kg lichaamsgewicht
50–80 mg/kg 1×/dag. Overweeg bij toediening van een dagdosis hoger dan 2 g, tweemaal daagse toediening (elke 12 uur de helft).
Kinderen < 15 dagen
20–50 mg/kg 1×/dag; max. 50 mg/kg per 24 uur. Zie ook de rubriek Contra-indicaties.
Gonorroe
Volwassenen
Intramusculair: Bij klinische verdachte urethrale/anale/conjunctivale gonorroe of gonokokkenkeratitis: eenmalig 500 mg, bij klinisch verdachte of bewezen faryngeale gonorroe: eenmalig 1000 mg. Het poeder, 500 mg respectievelijk 1000 mg, voor i.m.-injectie oplossen in 2 ml resp. 3,5 ml lidocaïne 10 mg/ml (1%) oplossing om pijn te voorkomen. Soms zijn 500 mg ampullen niet beschikbaar, in dat geval kan ook 1000 mg i.m. gegeven worden; (ver)deel een dosis van 1000 mg niet, o.a. omdat mogelijk ongelijke deling kan optreden, en dus onderdosering. Bij gegeneraliseerde infectie (bacteriëmie): i.m of i.v. 2000 mg elke 24 uur, gedurende 7 dagen. Bij klinische verbetering kan, na 48 uur, bij bewezen gevoeligheid voor ciprofloxacine, hierop worden overgegaan (oraal 500 mg 2×/dag). Al deze voorschriften komen uit: deel C2.9.1 van de multidisciplinaire richtlijn Seksueel Overdraagbare Aandoeningen (juli 2024) op richtlijnendatabase.nl.
Kinderen
Intramusculair: Eenmalig 50 mg/kg lichaamsgewicht, max. 500 mg. Deze 50 mg/kg dosis geldt ook bij Ophthalmia neonatorum door een Ng-infectie, geef de eenmalige dosis dan i.v. of i.m., en geef max. 125 mg. Bij gedissemineerde gonorroe (bacteriëmie): i.v. 50 mg/kg lichaamsgewicht/24 uur (max. 1000 mg/24 uur), gedurende 7 dagen. Al deze voorschriften komen uit: de multidisciplinaire richtlijn Seksueel Overdraagbare Aandoeningen (juli 2024) op richtlijnendatabase.nl (deel C2.9.1 van de richtlijn).
Syfilis
Volwassenen en kinderen ≥ 50 kg lichaamsgewicht
Volgens de fabrikant: op grond van relatief weinig gegevens 500 mg-1 g 1×/dag, verhoogd tot 2 g 1×/dag in het geval van neurosyfilis gedurende 10–14 dagen. Volgens de multidisciplinaire richtlijn SOA's (juli 2024) is in geval van neurosyfilis de behandeling i.v. 2 g 1×/dag gedurende 14 dagen (deel C3.9.1 van de richtlijn op richtlijnendatabase.nl).
Kinderen vanaf 15 dagen, tot 50 kg lichaamsgewicht
Op grond van zeer weinig gegevens: 75–100 mg/kg lichaamsgewicht (max. 4 g) 1×/dag gedurende 10–14 dagen.
Neonaten vanaf de geboorte tot 14 dagen
Intraveneus: Op grond van zeer weinig gegevens: 50 mg/kg lichaamsgewicht 1×/dag gedurende 10–14 dagen. Zie ook de rubriek Contra-indicaties.
Gecompliceerde infecties van huid en weke delen
Volwassenen en kinderen ≥ 50 kg
2 g 1×/dag.
Kinderen vanaf 15 dagen, tot 50 kg lichaamsgewicht
50–100 mg/kg 1×/dag; max. 4 g/dag. Overweeg bij toediening van een dagdosis hoger dan 2 g, tweemaal daagse toediening (elke 12 uur de helft).
Kinderen < 15 dagen
20–50 mg/kg 1×/dag; max. 50 mg/kg per 24 uur. Zie ook de rubriek Contra-indicaties.
Infecties van botten en gewrichten
Volwassenen en kinderen ≥ 50 kg
2 g 1×/dag.
Kinderen vanaf 15 dagen, tot 50 kg lichaamsgewicht
50–100 mg/kg 1×/dag; max. 4 g/dag. Overweeg bij toediening van een dagdosis hoger dan 2 g, tweemaal daagse toediening (elke 12 uur de helft).
Kinderen < 15 dagen
20–50 mg/kg 1×/dag; max. 50 mg/kg per 24 uur. Zie ook de rubriek Contra-indicaties.
Bacteriële meningitis
Volwassenen en kinderen ≥ 50 kg
Intraveneus: 2–4 g 1×/dag. Overweeg bij toediening van een dagdosis hoger dan 2 g, tweemaal daagse toediening (elke 12 uur de helft). Behandelduur: Gewoonlijk 1–3 weken én afhankelijk van de aangetoonde verwekker, maar bij een onbekende verwekker 14 dagen. Zie de SWAB-adviezen wanneer een van de volgende verwekkers van de meningitis is aangetoond: meningokok, pneumokok, H. influenzae, E. coli. Zie eventueel voor aanvullende informatie de tekst vanaf p. 11 en tabel op p. 15 in de SWAB-richtlijn Bacteriële CZS-infecties (2012). Voor de behandelduur bij kinderen zie het SWAB-advies primaire meningitis onder Opmerkingen.
Kinderen vanaf 15 dagen, tot 50 kg lichaamsgewicht
Intraveneus: 80–100 mg/kg 1×/dag; max. 4 g/dag. Overweeg bij toediening van een dagdosis hoger dan 2 g, tweemaal daagse toediening (elke 12 uur de helft). Behandelduur: Gewoonlijk 1–3 weken én afhankelijk van de aangetroffen verwekker van de meningitis, zie voor meer informatie het SWAB-advies primaire meningitis onder Opmerkingen.
Kinderen < 15 dagen
Intraveneus: 50 mg/kg 1×/dag (= tevens max. dosis). Behandelduur: Gewoonlijk 1–3 weken én afhankelijk van de aangetroffen verwekker van de meningitis, zie voor meer informatie het SWAB-advies primaire meningitis onder Opmerkingen. Zie ook de rubriek Contra-indicaties.
Ziekte van Lyme
Volwassenen en kinderen > 9 jaar
Intraveneus: Volgens de CBO-richtlijn Lyme-ziekte (2013) op rivm.nl: bij vroege neuroborreliose (incl. Lyme-meningitis), Lyme-artritis, Lyme-carditis: 2 g 1×/dag. Behandelduur: Gedurende 14 dagen. Bij Lyme-meningitis kan (in individuele gevallen) de behandeling tot in totaal 28 dagen worden voortgezet op basis van neurologische uitval en/of afwijkingen bij herhaald onderzoek van de liquor. Chronische neuroborreliose mét pleiocytose van de liquor cerebrospinalis gedurende 30 dagen behandelen.
Kinderen tot 9 jaar
Intraveneus: Volgens de CBO-richtlijn Lyme-ziekte (2013) op rivm.nl: bij vroege en chronische neuroborreliose (incl. Lyme-meningitis), Lyme-artritis, Lyme-carditis: 100 mg/kg lichaamsgewicht 1×/dag; maximaal 2 g per dag. Behandelduur: gedurende 14 dagen. Chronische neuroborreliose gedurende 30 dagen behandelen.
Bacteriële endocarditis
Volwassenen en kinderen ≥ 50 kg
Intraveneus: Volgens de fabrikant: 2–4 g 1×/dag. Overweeg bij toediening van een dagdosis hoger dan 2 g, tweemaal daagse toediening (elke 12 uur de helft).
Kinderen vanaf 15 dagen, tot 50 kg lichaamsgewicht
Intraveneus: Volgens de fabrikant: 100 mg/kg 1×/dag; max. 4 g/dag. Overweeg bij toediening van een dagdosis hoger dan 2 g, tweemaal daagse toediening (elke 12 uur de helft).
Kinderen < 15 dagen
Intraveneus: Volgens de fabrikant: 50 mg/kg 1×/dag (= tevens max. dosis). Zie ook de rubriek Contra-indicaties.
Neutropenie met koorts met vermoedelijk een bacteriële infectie als oorzaak
Volwassenen en kinderen ≥ 50 kg
2–4 g 1×/dag. Overweeg bij toediening van een dagdosis hoger dan 2 g, tweemaal daagse toediening (elke 12 uur de helft).
Kinderen vanaf 15 dagen, tot 50 kg lichaamsgewicht
50–100 mg/kg 1×/dag; max. 4 g/dag. Overweeg bij toediening van een dagdosis hoger dan 2 g, tweemaal daagse toediening (elke 12 uur de helft).
Kinderen < 15 dagen
20–50 mg/kg 1×/dag; max. 50 mg/kg per 24 uur. Zie ook de rubriek Contra-indicaties.
Pre-operatieve profylaxe
Algemeen
De gebruikelijke dagdosis in 1 gift 30–90 min vóór de ingreep toedienen. Zo nodig combineren met een antibioticum dat anaerobe dekking kan leveren. Zie voor aanvullende informatie eventueel ook het SWAB-advies chirurgische profylaxe.
Volwassenen en kinderen ≥ 50 kg lichaamsgewicht
2 g als enkele pre-operatieve dosis.
Kinderen vanaf 15 dagen, tot 50 kg lichaamsgewicht
50–80 mg/kg lichaamsgewicht als enkele pre-operatieve dosis.
Kinderen < 15 dagen
20–50 mg/kg lichaamsgewicht als enkele pre-operatieve dosis. Ceftriaxon is echter gecontra-indiceerd bij prematuren tot een postmenstruele leeftijd van 41 weken (aantal weken zwangerschap + aantal weken vanaf de geboorte), zie ook rubriek Contra-indicaties.
Ouderen (incl. > 75 jaar): Geen dosisaanpassing nodig op basis van alleen de leeftijd.
Verminderde nier- en/of leverfunctie: Volgens de officiële productinformatie CBG/EMA:
- Verminderde nierfunctie: bij een creatinineklaring < 10 ml/min: max. 2 g per dag.
- Controleer bij toepassing van dialyse de plasmaspiegel om na te gaan of dosisaanpassing nodig is, omdat de eliminatiesnelheid bij deze patiënten kan variëren.
- Bij een licht of matig-ernstig verminderde leverfunctie is geen dosisaanpassing nodig, tenzij er ook sprake is van een nierfunctiestoornis. Er zijn geen onderzoeksgegevens over toepassing bij een ernstig verminderde leverfunctie.
- Zowel een nier- als leverfunctiestoornis: Pas de dosering aan en controleer regelmatig de plasmaconcentratie van ceftriaxon.
- Let op dat deze informatie kan verschillen van andere bronnen (zoals de SWAB-pagina ceftriaxon of het Renal Drug Handbook).
Toediening
- De toediening van ceftriaxon kan intramusculair (met lidocaïne), maar bij voorkeur, en dan uitsluitend zonder lidocaïne, via infusie (inlooptijd ≥ 30 min, bij neonaten 60 min om het risico op bilirubine-encefalopathie te verminderen); eventueel als een intraveneuze injectie in 5 min (ook zonder lidocaïne), bij voorkeur in een grote ader. I.v doses van ≥ 50 mg/kg bij kinderen < 12 jaar uitsluitend per infusie toedienen.
- I.m.-toediening: diep intragluteaal/in het binnenste van een grote spier, max. 1 g aan elke zijde.
- I.v.-infusie: 2 g opgelost in 40 ml calciumvrije infusievloeistof (gebruik dus o.a. géén Ringer(lactaat)-oplossing), zie ook de rubriek Interacties.
Doseringen
De behandelduur bedraagt voor cSSTI 5–14 dagen en voor CAP 5–7 dagen.
De voorschriften voor hoge doses bij een cSSTI die is veroorzaakt door S. aureus waarbij de MIC voor ceftaroline 2 óf 4 mg/l is, zijn alle gebaseerd op farmacokinetische en -dynamische analyses.
cSSTI of CAP
Volwassenen
Standaarddosis: 600 mg elke 12 uur als i.v.-infusie gedurende 5–60 minuten. Hoge dosis: Bij een cSSTI veroorzaakt door S. aureus, waarbij de MIC voor ceftaroline 2 óf 4 mg/l is, 600 mg elke 8 uur, gebruikmakend van 2 uur durende infusies. Geef bij een MIC ≤ 1 mg/l de standaarddosis.
Verminderde nierfunctie, standaarddosis: bij een creatinineklaring 31–50 ml/min: 400 mg elke 12 uur als i.v.-infusie gedurende 5–60 minuten; creatinineklaring 15–30 ml/min: 300 mg elke 12 uur; eindstadium nierziekte (incl. hemodialyse): 200 mg elke 12 uur, op hemodialysedagen toedienen na de dialyse. Hoge dosis: Bij een cSSTI veroorzaakt door S. aureus, waarbij de MIC voor ceftaroline 2 òf 4 mg/l is, behandelen met dezelfde doseringen elke 8 uur, gebruikmakend van 2 uur durende infusies. Geef bij een MIC ≤ 1 mg/l de standaarddosis.
Kinderen van ≥ 12 jaar met een lichaamsgewicht ≥ 33 kg
Standaarddosis: 600 mg elke 12 uur als i.v.-infusie gedurende 5–60 minuten. Hoge dosis: Bij een cSSTI veroorzaakt door S. aureus, waarbij de MIC voor ceftaroline 2 óf 4 mg/l is, 12 mg/kg lichaamsgewicht (max. 600 mg) elke 8 uur, gebruikmakend van 2 uur durende infusies. Geef bij een MIC ≤ 1 mg/l de standaarddosis.
Verminderde nierfunctie, standaarddosis: bij een creatinineklaring 31–50 ml/min/1,73 m²: 400 mg elke 12 uur als i.v.-infusie gedurende 5–60 minuten; creatinineklaring 15–30 ml/min/1,73 m²: 300 mg elke 12 uur; eindstadium nierziekte (incl. hemodialyse): 200 mg elke 12 uur, op hemodialysedagen toedienen na de dialyse. Hoge dosis: Bij een cSSTI veroorzaakt door S. aureus, waarbij de MIC voor ceftaroline 2 óf 4 mg/l is, behandelen met: bij een creatinineklaring 31–50 ml/min/1,73 m²: 10 mg/kg lichaamsgewicht (max. 400 mg) en bij een creatinineklaring 15–30 ml/min/1,73 m²: 8 mg/kg lichaamsgewicht (max. 300 mg). Pas de genoemde doseringen elke 8 uur toe, als i.v.–infusie gedurende 2 uur. Geef bij een MIC ≤ 1 mg/l de standaarddosis.
Kinderen van ≥ 12 jaar met een lichaamsgewicht < 33 kg
Standaarddosis: 12 mg/kg lichaamsgewicht (max. 400 mg per keer) elke 8 uur als i.v.-infusie gedurende 5–60 minuten. Hoge dosis: Bij een cSSTI veroorzaakt door S. aureus, waarbij de MIC voor ceftaroline 2 óf 4 mg/l is, 12 mg/kg lichaamsgewicht (max. 600 mg) elke 8 uur, als i.v. infusie gedurende 2 uur. Geef bij een MIC ≤ 1 mg/l de standaarddosis.
Verminderde nierfunctie, standaarddosis: bij een creatinineklaring 31–50 ml/min/1,73 m²: 8 mg/kg lichaamsgewicht (max. 300 mg per keer) elke 8 uur als i.v. infusie gedurende 5–60 minuten; creatinineklaring 15–30 ml/min/1,73 m²: 6 mg/kg lichaamsgewicht (max. 200 mg per keer) elke 8 uur; eindstadium nierziekte (incl. hemodialyse): onvoldoende informatie beschikbaar voor aanbevelingen voor een dosisaanpassing. Hoge dosis: Bij een cSSTI veroorzaakt door S. aureus, waarbij de MIC voor ceftaroline 2 óf 4 mg/l is, behandelen met: bij een creatinineklaring 31–50 ml/min/1,73 m²: 10 mg/kg lichaamsgewicht (max. 400 mg) en bij een creatinineklaring 15–30 ml/min/1,73 m²: 8 mg/kg lichaamsgewicht (max. 300 mg). Pas de genoemde doseringen elke 8 uur toe, gebruikmakend van 2 uur durende infusies. Geef bij een MIC ≤ 1 mg/l de standaarddosis.
Kinderen van 2–11 jaar
Standaarddosis: 12 mg/kg lichaamsgewicht (max. 400 mg per keer) elke 8 uur als i.v.-infusie gedurende 5–60 minuten. Hoge dosis: Bij een cSSTI veroorzaakt door S. aureus, waarbij de MIC voor ceftaroline 2 óf 4 mg/l is, 12 mg/kg lichaamsgewicht (max. 600 mg) elke 8 uur, als i.v. infusie gedurende 2 uur. Geef bij een MIC ≤ 1 mg/l de standaarddosis.
Verminderde nierfunctie, standaarddosis: bij een creatinineklaring 31–50 ml/min: 8 mg/kg lichaamsgewicht (max. 300 mg per keer) elke 8 uur als i.v.-infusie gedurende 5–60 minuten; creatinineklaring 15–30 ml/min: 6 mg/kg lichaamsgewicht (max. 200 mg per keer) elke 8 uur; eindstadium nierziekte (incl. hemodialyse): onvoldoende informatie beschikbaar voor aanbevelingen voor een dosisaanpassing. Hoge dosis: Bij een cSSTI veroorzaakt door S. aureus, waarbij de MIC voor ceftaroline 2 óf 4 mg/l is, behandelen met: bij een creatinineklaring 31–50 ml/min/1,73 m²: 10 mg/kg lichaamsgewicht (max. 400 mg) en bij een creatinineklaring 15–30 ml/min/1,73 m²: 8 mg/kg lichaamsgewicht (max. 300 mg). Pas de genoemde doseringen elke 8 uur toe, gebruikmakend van 2 uur durende infusies. Geef bij een MIC ≤ 1 mg/l de standaarddosis.
Kinderen vanaf 2 mnd. tot 2 jaar
Standaarddosis: 8 mg/kg lichaamsgewicht elke 8 uur als i.v.-infusie gedurende 5–60 minuten. Hoge dosis: Bij een cSSTI veroorzaakt door S. aureus, waarbij de MIC voor ceftaroline 2 óf 4 mg/l is, 10 mg/kg lichaamsgewicht elke 8 uur, gebruikmakend van 2 uur durende infusies. Geef bij een MIC ≤ 1 mg/l de standaarddosis.
Verminderde nierfunctie: zolang de creatinineklaring > 50 ml/min is, is geen dosisaanpassing nodig; er zijn bij deze populatie onvoldoende gegevens om een aanbeveling te doen over dosisaanpassing bij een creatinineklaring ≤ 50 ml/min.
Pasgeborenen vanaf de geboorte tot < 2 maanden
Standaarddosis: 6 mg/kg lichaamsgewicht elke 8 uur als i.v.-infusie gedurende 60 minuten. Deze dosisaanbeveling is gebaseerd op farmacokinetische en farmacodynamische analyses én voor de behandeling van een cSSTI geldt, dat als deze wordt veroorzaakt door een S. aureus, dat de MIC voor ceftaroline ≤ 1 mg/l is. Voor een MIC van ≥ 2 mg/l is voor deze leeftijdscategorie geen dosisaanbeveling beschikbaar.
Leverinsufficiëntie: Geen dosisaanpassing nodig.
Toediening
- Na reconstitutie dient de concentratie maximaal 12 mg/ml te bedragen;
- Toedienen als i.v.-infusie gedurende 5–60 (of soms 120) minuten. De aanbeveling voor een infusieduur korter dan 60 min is uitsluitend gebaseerd op farmacokinetische en farmacodynamische analyses;
- Bij personen ≥ 12 jaar met een cSSTI veroorzaakt door S. aureus, zie de voorschriften voor wanneer de infusieduur van 120 minuten aan de orde is;
- In het algemeen kunnen infusiegerelateerde reacties (zoals flebitis) worden tegengegaan door de infusieduur te verlengen.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): diarree, misselijkheid, braken, stomatitis, glossitis. Huiduitslag, exantheem, allergische dermatitis, jeuk, urticaria en oedeem. Eosinofilie, trombocytopenie, leukopenie, hemolytische anemie, granulocytopenie.
Soms (0,1-1%): hoofdpijn, (draai)duizeligheid.
Zelden (0,01-0,1%): koorts, rillingen, anafylactische of anafylactoïde reacties (bv. bronchospasmen). Encefalopathie. Neerslag van ceftriaxon-calciumzout in de galblaas, reversibele cholelithiase, stijging van leverenzymwaarden. Oligurie, hematurie, verhoogd serumcreatinine. Genitale schimmelinfectie. Flebitis (bij i.v.-toediening).
Zeer zelden (< 0,01%): pseudomembraneuze colitis en gastro-intestinale hemorragie. Pancreatitis. Stollingsafwijkingen.
Verder zijn gemeld:
- Anafylactische shock. Kounis-syndroom (allergisch kransslagaderspasme dat kan resulteren in een myocardinfarct). Ernstige huidreacties, die fataal kunnen verlopen zoals het Stevens-Johnsonsyndroom (SJS), toxische epidermale necrolyse (TEN; Lyell–syndroom) en geneesmiddelexantheem met eosinofilie en systemische symptomen (het DRESS-syndroom); voorts erythema multiforme, acute gegeneraliseerde exanthemateuze pustulose (AGEP). Convulsies. Stomatitis, glossitis. Hepatitis, cholestatische hepatitis (beide meestal reversibel na staken ceftriaxon). Kernicterus. Agranulocytose. Verlengde stollingstijd. Pijn op de injectieplaats (m.n. bij i.m.-injectie zonder lidocaïne). Fout-positieve uitslagen bij de volgende onderzoeken: antiglobulinetest, test op galactosemie, glucosebepaling bij gebruik van niet-enzymatische methoden.
- Vooral bij kinderen zijn (reversibele) precipitaties in de nieren (m.n. bij kinderen ≥ 3 jaar) of urinewegen gemeld, vooral wanneer behandeld werd met hoge doses en in aanwezigheid van andere risicofactoren zoals een vochtbeperking of bedlegerigheid. In sommige gevallen leidde dit tot ureter-obstructie, (postrenale) acute nierinsufficiëntie en/of anurie.
- (Doorgaans reversibele) precipitaties in de galblaas vooral na hoge doses, asymptomatisch of gepaard met misselijkheid, braken en pijn.
- Jarisch-Herxheimerreactie: Tijdens de behandeling van spirochetose (bv. leptospirose, lymeborreliose, syfilis) kunnen binnen enkele uren na de toediening Jarisch-Herxheimer-achtige reacties optreden (met als symptomen o.a. hypotensie, tachycardie, vasodilatatie, koorts, rillingen, hoofd- en spierpijn, rigor), voor meer informatie zie de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): positieve directe Coombs-test (positieve DAGT).
Vaak (1-10%): koorts. Hoofdpijn, duizeligheid. Misselijkheid, braken, buikpijn, diarree. Huiduitslag (vaker bij Aziatische patiënten), jeuk. Verhoogde transaminasen. Reacties op de infusieplaats (erytheem, pijn, flebitis). Flebitis elders.
Soms (0,1-1%): (ernstige) overgevoeligheidsreacties zoals urticaria, angio–oedeem, anafylaxie. CDAD; colitis door Clostridioides difficile. Anemie, leukopenie, trombocytopenie. Verlenging van protrombinetijd (PT) en geactiveerde gedeeltelijke tromboplastinetijd (aPTT), verhoging van INR. Verhoging creatinine in het bloed.
Zelden (0,01-0,1%): agranulocytose, eosinofilie.
Bij andere β-lactamantibiotica (incl. cefalosporinen) zijn gemeld: Stevens-Johnson-syndroom (SJS), toxische epidermale necrolyse (TEN), geneesmiddelreactie met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS-syndroom), acute gegeneraliseerde exanthemateuze pustulose (AGEP), Kounis-syndroom; mogelijk kunnen deze bijwerkingen ook bij ceftarolinefosamil optreden.
Interacties
Ceftriaxon niet gelijktijdig toedienen met intraveneuze calciumhoudende oplossingen (waaronder parenterale voeding; TPV), volgens de officiële productinformatie CBG/EMA zelfs niet via verschillende infuuslijnen of op verschillende infusieplaatsen, vanwege het risico op neerslagvorming. Ceftriaxon en calciumhoudende oplossingen kunnen wel ná elkaar worden toegediend (maar níet bij een neonaat jonger dan 28 dagen, zie ook rubriek Contra-indicaties), als:
- de infuuslijnen tussen de toediening van de verschillende oplossingen vervangen of grondig gespoeld worden met een fysiologische zoutoplossing om neerslagvorming te voorkomen, óf
- er infuuslijnen op verschillende plaatsen worden gebruikt.
Als alternatief kan bij toediening van TPV de infusie hiervan onderbroken worden voor de duur van de infusie van ceftriaxon; spoel de infuuslijnen tussen de infusie van de verschillende oplossingen.
Niet mengen met aminoglycosiden, fluconazol, vancomycine, calciumbevattende oplossingen, labetalol of amsacrine.
Interacties
In vitro remt of induceert ceftaroline geen CYP-enzymen noch is het substraat voor of een remmer van opnametransporters zoals OCT2, OAT1 en OAT3.
Zwangerschap
Ceftriaxon passeert de placenta. De bereikte concentraties zijn ca. 20 microg/ml in navelstrengbloed en ca. 15 microg/ml in het vruchtwater.
Teratogenese: Bij de mens, zijn er volgens de fabrikant beperkte gegevens over de toepassing van ceftriaxon. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid. Met de groep cefalosporinen wordt in de meeste studies geen toegenomen kans op aangeboren afwijkingen in het algemeen gezien, daarom worden ze als compatibel met de zwangerschap gezien. Een kleine kans op een specifieke aangeboren (hart)afwijking (atriumseptumdefect) is vooralsnog niet uitgesloten op basis van één studie met methodologische beperkingen. In andere studies is dit risico niet gevonden. Volgens de SWAB-richtlijn Urineweginfecties (2020) zijn er geen nadelige effecten van ceftriaxon bij de foetus beschreven.
Farmacologisch effect: Bij toepassing tijdens de partus van lidocaïneoplossing (van toepassing bij i.m.-gebruik van ceftriaxon) rekening houden met het feit dat lokale anesthetica als lidocaïne de placenta passeren. Bij overdosering kan foetale ademdepressie door lidocaïne niet worden uitgesloten.
Advies: Kan volgens Lareb worden gebruikt. Kan volgens de SWAB-richtlijn Urineweginfecties worden gebruikt als een eerstekeusmiddel bij pyelonefritis tijdens de zwangerschap.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens over het gebruik van ceftarolinefosamil. Met de groep cefalosporinen wordt in de meeste onderzoeken geen toegenomen kans op aangeboren afwijkingen in het algemeen gezien, een kleine kans op specifieke aangeboren afwijkingen is vooralsnog niet uitgesloten. Bij dieren lichte afwijkingen (verandering van foetaal gewicht, vertraagde ossificatie van het interparietale bot) bij toepassing van ceftarolinefosamil in subtherapeutische doseringen tijdens de organogenese.
Advies: Ceftarolinefosamil alleen op strikte indicatie gebruiken.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in geringe hoeveelheden; door de slechte orale absorptie is dit echter van gering klinisch belang. De relatieve kinddosis is ongeveer 4%.
Farmacologisch effect: In theorie is het mogelijk dat de darmflora wordt beïnvloed. Diarree bij de zuigeling is hierdoor mogelijk.
Advies: Kan worden gebruikt.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Ceftarolinefosamil is niet onderzocht tijdens de borstvoeding. Cefalosporinen komen in het algemeen slechts in kleine hoeveelheden in de moedermelk terecht, verwacht wordt dat dit ook geldt voor ceftarolinefosamil. Een nadelig effect bij de zuigeling kan echter niet geheel worden uitgesloten.
Farmacologisch effect: In theorie is het mogelijk dat de darmflora van de zuigeling wordt beïnvloed. Dit kan leiden tot diarree, en mogelijk kan kolonisatie met gisten of schimmels optreden.
Advies: Kan desondanks waarschijnlijk veilig gebruikt worden.
Contra-indicaties
- Overgevoeligheid voor een andere cefalosporine;
- Een voorgeschiedenis van ernstige overgevoeligheid (zoals een anafylactische reactie) voor andere β-lactamantibiotica (d.w.z. een penicilline, monobactam of carbapenem);
- Vanwege het risico op neerslag van calciumceftriaxon in de bloedvaten van nieren, longen en/of lever, mogelijk met een fataal verloop: gebruik bij voldragen pasgeborenen (tot een leeftijd van 28 dagen) als bij hen i.v.-behandeling met calcium(-houdende stoffen) is geïndiceerd of binnenkort wordt toegepast;
- Vanwege het risico van bilirubine-encefalopathie door verdringing van bilirubine van de bindingsplaatsen aan serum-albumine, bij:
- pasgeborenen met hyperbilirubinemie;
- prematuren tot een gecorrigeerde leeftijd van 41 weken (zwangerschapsduur + levensweken);
- voldragen pasgeborenen (tot een leeftijd van 28 dagen): met icterus, hypoalbuminemie of acidose (omdat deze aandoeningen geassocieerd zijn met een verstoorde bindingscapaciteit voor bilirubine).
Bij i.m.-toediening met lidocaïne: zie in dat geval ook lidocaïne#contra-indicaties.
Contra-indicaties
- overgevoeligheid voor cefalosporinen;
- onmiddellijke en ernstige overgevoeligheid voor een ander type β-lactamantibioticum (penicillinen, carbapenems).
Waarschuwingen en voorzorgen
Kruisovergevoeligheid met andere β–lactamantibiotica kan voorkomen. Ga voor aanvang van de behandeling na of de patiënt in het verleden een ernstige overgevoeligheidsreactie heeft gehad op ceftriaxon, een ander cefalosporine of een ander type β-lactamantibioticum. Wees waakzaam bij een voorgeschiedenis van niet-ernstige overgevoeligheid voor dergelijke antibiotica. Overgevoeligheidsreacties kunnen leiden tot het Kounis-syndroom, een ernstige allergische reactie die kan resulteren in een myocardinfarct.
Encefalopathie is gemeld, met name bij ouderen met een ernstig verminderde nierfunctie of aandoeningen van het CZS. Overweeg het staken van de behandeling met ceftriaxon als met ceftriaxon geassocieerde encefalopathie wordt vermoed (bv. door een verminderd bewustzijnsniveau, veranderde geestelijke toestand, myoklonieën, convulsies).
Neerslagen van calciumceftriaxon kunnen bij echografisch onderzoek van de galblaas als schaduwen worden waargenomen en verward worden met galstenen. De neerslagen verdwijnen na het staken van dit middel. In symptomatische gevallen wordt een conservatieve niet-operatieve behandeling aanbevolen.
Jarisch-Herxheimerreactie: Tijdens de behandeling van spirocheet-infecties kan deze reactie binnen enkele uren na aanvang van de behandeling optreden (voor symptomen, zie rubriek Bijwerkingen). De reactie is het gevolg van een inflammatiereactie na het vrijkomen van endotoxinen en lipoproteïnen na de cellysis van deze bacteriën. Gewoonlijk verdwijnt de reactie vanzelf of kan deze symptomatisch behandeld worden; de behandeling niet staken als deze reactie optreedt.
Bij langdurig gebruik het bloedbeeld regelmatig controleren. Agranulocytose (aantal granulocyten < 0,5 × 109/l), treedt meestal na 10 dagen op, vooral bij een totale dosis van ≥ 20 gram. Als een patiënt tijdens de behandeling een anemie ontwikkelt, overweeg dan de diagnose met cefalosporine geassocieerde anemie; staak de behandeling totdat de oorzaak is vastgesteld. Deze immuun–gemedieerde hemolytische anemie kán fataal verlopen.
Bij ernstige, aanhoudende diarree de diagnose pseudomembraneuze colitis overwegen. Staak na vaststelling de ceftriaxon en geef een specifieke behandeling gericht tegen Clostridioides difficile. Geneesmiddelen die de peristaltiek remmen, zijn dan gecontra-indiceerd.
Superinfecties veroorzaakt door overgroei van niet-gevoelige micro-organismen, kunnen, net als bij andere antibiotica, optreden.
Invloed op diagnostische testen: Door gebruik van cefalosporinen kan de antiglobulinetest (Coombs-test) fout-positief worden, zo ook niet–enzymatische glucosebepalingen in de urine en testen op galactosemie. Bepaalde meetsystemen geven onjuiste, verlaagde bloedglucosewaarden aan.
Waarschuwingen en voorzorgen
Behandeling van CAP
Wees vanwege ontbreken van ervaring voorzichtig bij de volgende patiëntengroepen:
- immuungecompromitteerde patiënten;
- patiënten met een ernstige sepsis/septische shock;
- bij een ernstige onderliggende longziekte;
- patiënten met PSI klasse V (PORT risk klasse V);
- wanneer beademing is vereist bij opname;
- als de CAP is veroorzaakt door MRSA;
- patiënten die (om andere redenen) intensivecare-zorg nodig hebben.
Behandeling van cSSTI
Wees vanwege ontbreken van ervaring voorzichtig bij de volgende patiëntengroepen:
- immuungecompromitteerde patiënten;
- patiënten met een ernstige sepsis/septische shock;
- patiënten met een necrotiserende fasciitis of een perirectaal abces;
- bij derdegraads- en uitgebreide (totale oppervlakte) brandwonden.
Daarnaast is er beperkte ervaring met ceftarolinefosamil bij cSSTI:
- bij diabetische voetinfecties;
- als de cSSTI is veroorzaakt door S. aureus met een MIC van 2 óf 4 mg/l; dosisaanpassingen gebaseerd op farmacokinetische en farmacodynamische modellen zijn opgenomen in de rubriek Doseringen. Ceftaroline niet gebruiken als de MIC van de gekweekte S. aureus voor ceftaroline > 4 mg/l is.
Algemeen
Wees voorzichtig bij lichte tot matige overgevoeligheid voor penicillinen en carbapenems in de voorgeschiedenis. Toepassing bij een ernstige overgevoeligheid voor deze klassen antibiotica is gecontra-indiceerd (zie rubriek Contra-indicaties). Zoals bij andere β-lactamantibiotica zijn er meldingen van overgevoeligheidsreacties die zich ontwikkelden tot het Kounis-syndroom (acuut allergisch kransslagaderspasme die kan resulteren in een myocardinfarct). Bij het optreden van ernstige allergische of ernstige huidreacties, de behandeling met dit middel staken.
Nierfunctie: vanwege onvoldoende gegevens om tot een aanbeveling voor dosisaanpassing te komen, wordt gebruik van ceftarolinefosamil niet aanbevolen bij de volgende patiëntengroepen:
- kinderen 12–18 jaar met een lichaamsgewicht < 33 kg met eindstadium nierziekte (ESRD) of kinderen van 2–12 jaar met ESRD, inclusief hemodialyse;
- kinderen < 2 jaar met een creatinineklaring < 50 ml/min/1,73 m² of met ESRD.
Wees voorzichtig bij epileptische aandoeningen omdat bij dieren in (zeer) hoge dosering epileptische aanvallen zijn gezien, hiernaast is de ervaring bij patiënten met pre-existente epileptische aandoeningen beperkt.
Bij gebruik van ceftarolinefosamil kan de directe antiglobulinetest (DAGT, Coombs-test) positief uitvallen; bij anemie nagaan of er sprake is van hemolyse.
Bij optreden van ernstige en aanhoudende diarree de diagnose pseudomembraneuze colitis overwegen.
De werkzaamheid en veiligheid bij kinderen < 2 maanden zijn niet vastgesteld.
Overdosering
Voor informatie over een overdosering met ceftriaxon neem contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Therapie
Ceftaroline kan door hemodialyse worden verwijderd (ca. 74% na een dialysesessie van 4 uur).
Neem voor meer informatie over een overdosering van ceftaroline contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Breed-spectrum derdegeneratie-cefalosporine. Ceftriaxon bindt zich aan penicillinebindende eiwitten (PBP's) in de celwand van bacteriën, waardoor de synthese van peptidoglycaan wordt geremd. Dit resulteert in celdood.
Ceftriaxon is resistent tegen ontleding door het merendeel van de β-lactamasen (zoals TEM–1), maar wordt geïnactiveerd door β–lactamasen die effectief cefalosporinen hydrolyseren zoals 'extended spectrum beta-lactamases' (ESBL's), carbapenemasen en AmpC-type enzymen, die bij bepaalde aerobe Gram-negatieve bacteriën geïnduceerd of stabiel tot expressie gebracht kunnen worden. Andere resistentiemechanismen zijn een verminderde affiniteit tussen PBP's en ceftriaxon, onvoldoende permeabiliteit van de celwand van Gram-negatieve organismen en bacteriële effluxpompen.
Werkingsduur: ca. 24 uur.
Gewoonlijk gevoelig zijn:
- Gram-positief: Staphylococcus spp. (indien coagulase negatief en gevoelig voor methicilline), Staphylococcus aureus (uitgezonderd MRSA), Streptococcus spp. waaronder Streptococcus pneumoniae (uitgezonderd de penicilline–resistente stammen), Streptococcus pyogenes (groep A streptokokken; GAS), Streptococcus agalactiae (groep B streptokokken; GBS) en streptokokken uit de Viridans groep.
- Gram-negatief: Borrelia spp. (o.a. B. burgdorferi), Citrobacter spp. (uitgezonderd cefalosporinaseproducerende stammen van Citrobacter freundii), Escherichia coli (uitgezonderd ESBL–producerende stammen), Haemophilus influenzae, Haemophilus para–influenzae, Klebsiella spp. waaronder Klebsiella pneumoniae en Klebsiella oxytoca (uitgezonderd hun ESBL–producerende stammen); Moraxella catarrhalis, Morganella morganii (uitgezonderd cefalosporinaseproducerende stammen), Neisseria gonorrhoeae, Neisseria meningitidis, Proteus mirabilis, Proteus vulgaris (sommige stammen), Salmonella spp., Shigella spp. en Treponema pallidum.
Verminderd gevoelig zijn:
- Gram-positief: Staphylococcus epidermidis.
- Gram-negatief: Enterobacter spp. waaronder Enterobacter cloacae, Klebsiella aerogenes.
Doorgaans ongevoelig (vaak resistent) zijn:
- Gram-positief: Streptococcus pneumoniae (de penicilline-resistente stammen).
- Gram-negatief: Aeromonas spp., Achromobacter spp., Alcaligenes spp., cefalosporinaseproducerende stammen van Citrobacter freundii, van Enterobacter spp., van Morganella spp. en van Serratia spp.; verder Flavobacterium spp., Proteus vulgaris (sommige stammen) en Providencia spp.
- Anaeroob: Bacteroides spp. waaronder Bacteroides fragilis.
- Overig: Mycobacteria en Rickettsia spp.
Resistent: alle Staphylococcus spp. die meticilline-resistent zijn (waaronder derhalve MRSA), zijn ook resistent voor ceftriaxon. ESBL-producerende stammen van Escherichia coli en Klebsiella spp. zijn altijd resistent.
Inherent resistent zijn verder:
- Gram-positief: Enterococcus spp. (waaronder E. faecalis en E. faecium) en Listeria monocytogenes.
- Gram-negatief: Acinetobacter spp. (o.a. A. baumannii), Pseudomonas spp. (waaronder P. aeruginosa) en Stenotrophomonas maltophilia.
- Anaeroob: Clostridioides difficile.
- Overig: Chlamydia spp., Chlamydophila spp., Mycoplasma spp., Legionella spp., en Ureaplasma urealyticum.
Kinetische gegevens
T max | 1,5–4 uur (i.m.); in de liquor na ca. 3–6 uur (na i.v. injectie bij meningitispatiënten). |
V d | bij gezonde volwassenen 0,08–0,19 l/kg; na een enkele dosis van 50–100 mg/kg: 0,26–0,54 l/kg (bij kinderen 1,5 mnd.–16 jaar) en 0,50–0,61 l/kg bij neonaten (1–45 dagen oud). |
Overig | Ceftriaxon diffundeert snel in weefsels (o.a. longen, hart, galwegen/lever, tonsillen, middenoor, neusslijmvlies, botten) en vocht (o.a. hersen-, pleura- en prostaatvocht, synoviale vloeistof) met concentraties die de MIC van het merendeel van de klinisch relevante pathogenen ruim overstijgt. Penetratie in de liquor: voldoende bij ontstoken hersenvliezen (piekconcentratie in hersenvocht dan ca. 25% (range 1–32%) van de plasmaconcentratie). |
Eiwitbinding | aan albumine, reversibel en concentratie-afhankelijk: ca. 95% bij concentratie < 100 microg/ml en ca. 85% bij 300 microg/ml. |
Metabolisering | niet systemisch, maar door darmflora, tot inactieve metabolieten. |
Eliminatie | onveranderd, met de urine (60%, door glomerulaire filtratie) en feces (40%). In de feces wordt ceftriaxon geïnactiveerd. Ceftriaxon wordt niet geëlimineerd door hemodialyse of peritoneale dialyse. |
T 1/2el | ca. 8 uur, 2–3× langer bij zuigelingen < 8 dagen en bij ouderen > 75 jaar; verlengd bij een gecombineerde lever- én nierfunctiestoornis. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Ceftarolinefosamil is een bactericide antibioticum uit de groep van cefalosporinen (vijfde generatie). Prodrug, wordt na snelle hydrolyse omgezet in het actieve ceftaroline. Ceftaroline bindt zich aan penicilline-bindende eiwitten in de celwand van bacteriën, waardoor de synthese van peptidoglycaan (onderdeel van de bacteriële celwand) wordt geremd. Dit resulteert in bacteriële celdood. De tijd boven de minimale remmingsconcentratie (MIC) van het pathogeen correleert het best met de werkzaamheid van ceftaroline.
De klinische werkzaamheid is aangetoond tegen de volgende pathogenen, nadat is gebleken dat zij in vitro gevoelig waren voor ceftaroline:
- bij beide geregistreerde indicaties: Staphylococcus aureus (bij infecties van de huid en weke delen: met inbegrip van meticilline–resistente stammen; MRSA), Escherichia coli en Klebsiella pneumoniae.
- voor de indicatie gecompliceerde infectie van huid en weke delen (cSSTI) daarnaast: Streptococcus agalactiae, de Streptococcus anginosus–groep, Streptococcus dysgalactiae, Streptococcus pyogenes, Klebsiella oxytoca en Morganella morganii.
- voor de indicatie community-acquired pneumonie (CAP) daarnaast: Streptococcus pneumoniae, Haemophilus influenzae en Haemophilus parainfluenzae.
Een verworven resistentie kan een probleem zijn bij: Peptostreptococcus spp. en Fusobacterium spp. Bij afwezigheid van een verworven resistentiemechanisme geven in vitro gegevens aan dat deze pathogenen gevoelig zijn voor ceftaroline. De klinische werkzaamheid tegen deze pathogenen is echter niet vastgesteld.
Ongevoelig zijn (in vitro): Chlamydophila spp., Legionella spp., Mycoplasma spp., Proteus spp. en Pseudomonas aeruginosa.
In vitro is ceftaroline werkzaam tegen penicilline-ongevoelige stammen van S. pneumoniae (PNSP). In vivo is echter door de gekozen exclusiecriteria in de klinische onderzoeken de werkzaamheid bij de indicatie community-acquired pneumonie (CAP) veroorzaakt door PNSP niet aangetoond. In de klinische onderzoeken waren daarnaast geen gevallen van CAP door MRSA geïncludeerd.
Kinetische gegevens
V d | ca. 0,29 l/kg (ceftarolinefosamil). |
Metabolisering | ceftarolinefosamil wordt door fosfatasen in het plasma snel omgezet in het actieve ceftaroline. Deze wordt vervolgens door hydrolyse verder gemetaboliseerd tot een inactieve metaboliet. Niet door CYP450-enzymen. |
Eliminatie | vnl. met de urine via filtratie (ceftaroline). Hemodialyse verwijdert ca. 74% van de ceftaroline na een dialysesessie van 4 uur. |
T 1/2el | ca. 2,5 uur (ceftaroline). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
ceftriaxon hoort bij de groep cefalosporinen.
- cefaclor (J01DC04) Vergelijk
- cefalexine (J01DB01) Vergelijk
- cefazoline (J01DB04) Vergelijk
- cefepim (J01DE01) Vergelijk
- cefiderocol (J01DI04) Vergelijk
- cefotaxim (J01DD01) Vergelijk
- ceftarolinefosamil (J01DI02) Vergelijk
- ceftazidim (J01DD02) Vergelijk
- ceftazidim/avibactam (J01DD52) Vergelijk
- ceftolozaan/tazobactam (J01DI54) Vergelijk
- cefuroxim (systemisch) (J01DC02) Vergelijk
- cefuroximaxetil (J01DC02) Vergelijk
Groepsinformatie
ceftarolinefosamil hoort bij de groep cefalosporinen.
- cefaclor (J01DC04) Vergelijk
- cefalexine (J01DB01) Vergelijk
- cefazoline (J01DB04) Vergelijk
- cefepim (J01DE01) Vergelijk
- cefiderocol (J01DI04) Vergelijk
- cefotaxim (J01DD01) Vergelijk
- ceftazidim (J01DD02) Vergelijk
- ceftazidim/avibactam (J01DD52) Vergelijk
- ceftolozaan/tazobactam (J01DI54) Vergelijk
- ceftriaxon (J01DD04) Vergelijk
- cefuroxim (systemisch) (J01DC02) Vergelijk
- cefuroximaxetil (J01DC02) Vergelijk
Kosten
Kosten laden…Kosten
Kosten laden…Zie ook
Geneesmiddelgroep
Indicaties
- bacteriële huidinfecties
- community-acquired pneumonie (CAP)
- conjunctivitis
- cystitis bij risicogroepen ouder dan 12 jaar
- endocarditis
- seksueel overdraagbare aandoeningen
- urineweginfectie bij kinderen jonger dan 12 jaar
- urineweginfectie met weefselinvasie (pyelonefritis, acute prostatitis)