Samenstelling
Chloortalidon Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 12,5 mg, 25 mg, 50 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Hydrochloorthiazide drank FNA Formularium der Nederlandse Apothekers
- Toedieningsvorm
- Drank
- Sterkte
- 0,5 mg/ml
Hydrochloorthiazide tablet Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 12,5 mg, 25 mg, 50 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Bij hypertensie verlagen angiotensine I converterend enzym (ACE)-remmers, angiotensine receptor-blokkers (ARB’s), calciumantagonisten (dihydropyridinen), thiazidediuretica en β-blokkers de bloeddruk effectief en verminderen het tienjaarsrisico op cardiovasculaire morbiditeit en mortaliteit. Comorbiditeit en specifieke patiëntkarakteristieken bepalen welke groepen en welke middelen als eerste in aanmerking komen. Als één middel onvoldoende effectief is bij de aanbevolen dosering, is het toevoegen van een middel uit een andere groep effectiever dan het ophogen van de dosering; het risico op het optreden van dosisafhankelijke bijwerkingen wordt daarmee beperkt. Een vaste combinatie in de juiste dosisverhouding heeft om reden van therapietrouw de voorkeur.
Oedeem bij levercirrose of ten gevolge van nefrotisch syndroom: bij de behandeling van de genoemde oedemen gaat de voorkeur uit naar een lisdiureticum vanwege de snelle en kortdurende werking. Wanneer piekdiurese moet worden vermeden, komen thiazide-diuretica in aanmerking.
Start bij hartfalen met matige (‘midrange’) of verminderde (‘reduced’) ejectiefractie (HFmrEF of HFrEF) met een ACE-remmer en geef bij tekenen van overvulling een lisdiureticum. Voeg een selectieve bètablokker toe als de patiënt klinisch stabiel is (met name geen tekenen van overvulling). Overweeg bij persisterende klachten ondanks adequate instelling, toevoeging van een aldosteronantagonist. Een combinatie van deze middelen verlicht de klachten en kan een vroegtijdige mortaliteit en de kans op ziekenhuisopname door hartfalen verminderen. De behandeling van hartfalen met behouden ejectiefractie (HFpEF) is vooral symptomatisch; geef bij tekenen van overvulling een lisdiureticum en behandel eventuele cardiovasculaire en niet-cardiovasculaire comorbiditeit.
Bij therapieresistent oedeem als gevolg van hartfalen, kan bij uitzondering in de tweedelijnszorg een thiazidediureticum aan een lisdiureticum worden toegevoegd. Volgens het NHG hebben in de eerstelijnszorg thiazidediuretica bij hartfalen geen plaats.
Advies
Bij hypertensie verlagen angiotensine I converterend enzym (ACE)-remmers, angiotensine receptor-blokkers (ARB’s), calciumantagonisten (dihydropyridinen), thiazidediuretica en β-blokkers de bloeddruk effectief en verminderen het tienjaarsrisico op cardiovasculaire morbiditeit en mortaliteit. Comorbiditeit en specifieke patiëntkarakteristieken bepalen welke groepen en welke middelen als eerste in aanmerking komen. Als één middel onvoldoende effectief is bij de aanbevolen dosering, is het toevoegen van een middel uit een andere groep effectiever dan het ophogen van de dosering; het risico op het optreden van dosisafhankelijke bijwerkingen wordt daarmee beperkt. Een vaste combinatie in de juiste dosisverhouding heeft om reden van therapietrouw de voorkeur.
Start bij hartfalen met matige (‘midrange’) of verminderde (‘reduced’) ejectiefractie (HFmrEF of HFrEF) met een ACE-remmer en geef bij tekenen van overvulling een lisdiureticum. Voeg een selectieve bètablokker toe als de patiënt klinisch stabiel is (met name geen tekenen van overvulling). Overweeg bij persisterende klachten ondanks adequate instelling, toevoeging van een aldosteronantagonist. Een combinatie van deze middelen verlicht de klachten en kan een vroegtijdige mortaliteit en de kans op ziekenhuisopname door hartfalen verminderen. De behandeling van hartfalen met behouden ejectiefractie (HFpEF) is vooral symptomatisch; geef bij tekenen van overvulling een lisdiureticum en behandel eventuele cardiovasculaire en niet-cardiovasculaire comorbiditeit.
Bij therapieresistent oedeem als gevolg van hartfalen, kan bij uitzondering in de tweedelijnszorg een thiazidediureticum aan een lisdiureticum worden toegevoegd. Volgens het NHG hebben in de eerstelijnszorg thiazidediuretica bij hartfalen geen plaats.
Bij de behandeling van de genoemde oedemen gaat de voorkeur uit naar een lisdiureticum vanwege de snelle en kortdurende werking. Wanneer piekdiurese moet worden vermeden, komen thiazide-diuretica in aanmerking.
Indicaties
- Hypertensie bij een creatinineklaring > 30 ml/min.
- Oedeem bij levercirrose bij stabiele patiënten onder strikt toezicht.
- Oedeem ten gevolge van nefrotisch syndroom bij normokaliëmische patiënten zonder tekenen van volumedepletie of ernstige hypoalbuminemie.
- Profylaxe van herhaald optredende calciumoxalaatstenen in de urine, bij idiopathische hypercalciurie.
- Hartfalen NYHA–klasse II of III bij een creatinineklaring > 30 ml/min.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Arteriële hypertensie.
- Stabiel, chronisch licht tot matig ernstig hartfalen (NYHA-klasse II of III).
- Oedeem door levercirrose bij stabiele patiënten onder strikt toezicht.
- Oedeem door nefrotisch syndroom bij normokaliëmische patiënten zonder volumedepletie of ernstige hypoalbuminemie.
- Renale diabetes insipidus.
- Profylaxe van calciumoxalaatstenen in de urine bij idiopathische hypercalciurie.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Hypertensie
Volwassenen
Begindosering 12,5 mg per dag; bij onvoldoende effect na 3–4 weken verhogen tot een onderhoudsdosering van 25–50 mg, veelal 25 mg per dag.
Oedeem
Volwassenen
Begindosering 12,5–25 mg per dag; max. 50 mg per dag. Chloortalidon slechts gedurende een beperkte tijd toedienen.
Idiopathische hypercalciurie
Volwassenen
Gebruikelijk is 25 mg per dag, max. 50 mg per dag. Controleer de calciumuitscheiding in de urine ter controle van het effect.
Hartfalen
Volwassenen
Begindosering 25 mg per dag; als onderhoudsdosering de laagst mogelijk effectieve dosering: 12,5–50 mg per dag of 25–50 mg iedere 2 dagen.
Kinderen: De laagst mogelijke effectieve dosering toepassen, bv. begindosering 0,5–1 mg/kg lichaamsgewicht per 48 uur; max. 1,7 mg/kg per 48 uur.
Toediening: De tabletten 's morgens, bij voorkeur bij het ontbijt, innemen.
Doseringen
Een dagdosis ≤ 50 mg bij voorkeur in 1 dosis 's morgens innemen.
Hypertensie
Volwassenen
Begindosering 12,5–25 mg 1× per dag 's morgens; onderhoudsdosering vaak 12,5 mg per dag. Bij onvoldoende effect eventueel de dosering verhogen tot max. 50 mg per dag.
Prematuren geboren na een zwangerschapsduur < 30 weken
Volgens het Kinderformularium van het NKFK: begindosering 1 mg/kg lichaamsgewicht per dag in 1 dosis; onderhoudsdosering indien na enkele dagen geen hyponatriëmie is opgetreden: 2 mg/kg/dag in 2 doses.
Prematuren geboren na een zwangerschapsduur ≥ 30 weken en a terme neonaten
Volgens het Kinderformularium van het NKFK: 0,5–2 mg/kg lichaamsgewicht per dag in 2 doses, max. 3 mg/kg/dag.
Kinderen van 1 maand – 17 jaar
Volgens het Kinderformularium van het NKFK: 0,5–2 mg/kg lichaamsgewicht per dag in 1–2 doses; max. 50 mg/dag. Jonge kinderen kunnen hogere doses nodig hebben, tot 3 mg/kg/dag. Bij kinderen > 12 jaar kan 12,5 mg/dag in 1 dosis al voldoende zijn.
Hartfalen
Volwassenen
Begindosering 25–50 mg 1× per dag; zo nodig verhogen, max. 100 mg per dag.
Oedeem
Volwassenen
Begindosering 12,5–50 mg per dag; onderhoudsdosering meestal 25–100 mg per dag, maximaal 200 mg per dag in 1–2 doses.
Prematuren geboren na een zwangerschapsduur < 30 weken
Volgens het Kinderformularium van het NKFK: begindosering 1 mg/kg lichaamsgewicht per dag in 1 dosis; onderhoudsdosering indien na enkele dagen geen hyponatriëmie is opgetreden: 2 mg/kg/dag in 2 doses.
Prematuren geboren na een zwangerschapsduur ≥ 30 weken en a terme neonaten
Volgens het Kinderformularium van het NKFK: 0,5–2 mg/kg lichaamsgewicht per dag in 2 doses, max. 3 mg/kg/dag.
Kinderen van 1 maand – 17 jaar
Volgens het Kinderformularium van het NKFK: 0,5–2 mg/kg lichaamsgewicht per dag in 1–2 doses; max. 50 mg/dag. Jonge kinderen kunnen hogere doses nodig hebben, tot 3 mg/kg/dag. Bij kinderen > 12 jaar kan 12,5 mg/dag in 1 dosis al voldoende zijn.
Renale diabetes insipidus
Volwassenen
Begindosering tot 100 mg per dag; later de dosering eventueel verminderen.
Kinderen
Volgens de fabrikant: 1–2 mg/kg lichaamsgewicht per dag onder strikte controle van het kaliumgehalte.
Prematuren geboren na een zwangerschapsduur < 30 weken
Volgens het Kinderformularium van het NKFK: begindosering 1 mg/kg lichaamsgewicht per dag in 1 dosis; onderhoudsdosering indien na enkele dagen geen hyponatriëmie is opgetreden: 2 mg/kg/dag in 2 doses.
Prematuren geboren na een zwangerschapsduur ≥ 30 weken en a terme neonaten
Volgens het Kinderformularium van het NKFK: 0,5–2 mg/kg lichaamsgewicht per dag in 2 doses, max. 3 mg/kg/dag.
Kinderen van 1 maand – 17 jaar
Volgens het Kinderformularium van het NKFK: 0,5–2 mg/kg lichaamsgewicht per dag in 1–2 doses; max. 50 mg/dag. Jonge kinderen kunnen hogere doses nodig hebben, tot 3 mg/kg/dag. Bij kinderen > 12 jaar kan 12,5 mg/dag in 1 dosis al voldoende zijn.
Idiopathische hypercalciurie en profylaxe van calciumoxalaatstenen in de urine
Volwassenen
25–50 mg 1×/per dag.
Prematuren geboren na een zwangerschapsduur < 30 weken
Volgens het Kinderformularium van het NKFK: begindosering 1 mg/kg lichaamsgewicht per dag in 1 dosis; onderhoudsdosering indien na enkele dagen geen hyponatriëmie is opgetreden: 2 mg/kg/dag in 2 doses.
Prematuren geboren na een zwangerschapsduur ≥ 30 weken en a terme neonaten
Volgens het Kinderformularium van het NKFK: 0,5–2 mg/kg lichaamsgewicht per dag in 2 doses, max. 3 mg/kg/dag.
Kinderen van 1 maand – 17 jaar
Volgens het Kinderformularium van het NKFK: 0,5–2 mg/kg lichaamsgewicht per dag in 1–2 doses; max. 50 mg/dag. Jonge kinderen kunnen hogere doses nodig hebben, tot 3 mg/kg/dag. Bij kinderen > 12 jaar kan 12,5 mg/dag in 1 dosis al voldoende zijn.
Ouderen: Er is geen aanpassing van de startdosis nodig op basis van alleen de leeftijd. Ouderen kunnen wel gevoeliger zijn voor de effecten van hydrochloorthiazide waardoor uiteindelijk een lagere dosis voldoende kan zijn.
Verminderde nierfunctie: bij een lichte tot matige nierfunctiestoornis (creatinineklaring 30–70 ml/min): geen dosisaanpassing nodig. Bij een ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring < 30 ml/min) is gebruik volgens de fabrikant gecontra-indiceerd (zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen). Volgens het Kinderformularium van het NKFK bij kinderen > 3 maanden: bij een GFR ≥ 10 ml/min/1,73 m2 is geen dosisaanpassing nodig. Bij een GFR < 10 ml/min/1,73 m2 kan geen algemeen dosisadvies worden gegeven. Bij dialyse gebruik vermijden, thiaziden hebben geen effect bij dialysepatiënten zonder restdiurese.
Verminderde leverfunctie: bij een lichte tot matige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 5–9) is geen aanpassing van de startdosis nodig. Toepassing bij een ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore ≥ 10) is volgens de fabrikant gecontra-indiceerd.
Bijwerkingen
Vaak (1–10%): vooral bij hoge doses: hypokaliëmie, hyperurikemie en stijging van lipidenspiegel in bloed.
Soms (0,1–1%): duizeligheid, orthostatische hypotensie. Verlies van eetlust. Huiduitslag (urticaria). Impotentie. Hyponatriëmie, hypomagnesiëmie, hyperglykemie.
Zelden (0,01–0,1%): hoofdpijn, paresthesieën. Visusstoornissen. Hartaritmieën. Maag-darmstoornissen (misselijkheid, braken, maagpijn, obstipatie, diarree). Glucosurie. Hypercalciëmie. Intrahepatische cholestase, geelzucht. Fotosensibilisatie. Trombocytopenie, leukopenie, agranulocytose, eosinofilie.
Zeer zelden (< 0,01%): vasculitis. Idiosyncratisch pulmonaal oedeem. Pancreatitis. Allergische interstitiële nefritis. Hypochloremische alkalose.
Verder is gemeld: choroïdale effusie.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): hypokaliëmie, hyponatriëmie, hypochloremie, hypercalciëmie, stijging van de lipidenwaarden (cholesterol, triglyceriden), hyperglykemie, glucosurie, hyperurikemie (soms leidend tot acute jicht bij daarvoor gevoelige patiënten).
Vaak (1-10%): trombocytopenie (soms met purpura). Hartkloppingen. Verlies van eetlust, maag-darmstoornissen (zoals misselijkheid, braken, diarree, buikkrampen, buikpijn). Reversibele stijging van de creatinine- en ureumconcentratie.
Soms (0,1-1%): orthostatische hypotensie. Leukopenie. Allergische huidreacties (zoals jeuk, erytheem, fotoallergisch exantheem, purpura, urticaria). Visusstoornissen (zoals wazig zien, stoornis in het kleurenzien), verminderde traanproductie, toename van myopie. (Necrotiserende) vasculitis. Ademnood, (acute interstitiële) pneumonie. Pancreatitis, intrahepatische cholestase of geelzucht, verhoogde amylasewaarde. Impotentie. Hypomagnesiëmie. Interstitiële nefritis. Koorts.
Zelden (0,01-0,1%): overgevoeligheidsreacties. Paresthesie, hoofdpijn, duizeligheid, dufheid, slaapstoornissen, depressie. Hartaritmieën. Obstipatie.
Zeer zelden (< 0,01%): agranulocytose, beenmergdepressie, hemolytische anemie, aplastische anemie. Erythema multiforme. Pulmonaal oedeem met shock, pneumonitis, 'Acute Respiratory Distress Syndrome' (ARDS). Hypochloremische alkalose. Angiitis necroticans (vasculitis), toxische epidermale necrolyse, (cutane) lupus erythematodes-achtige reacties, (reactivatie van) cutane lupus erythematodes.
Verder zijn gemeld: trombo-embolische complicaties bij ouderen of patiënten met vaataandoeningen. Acuut gesloten kamerhoekglaucoom, acute myopie, choroïdale effusie. Spierspasmen, asthenie. Nierfunctiestoornis (incl. acuut nierfalen). Acute cholestase bij vooraf bestaande cholelithiase. Verergering of manifestatie van (latente) diabetes. Bij langdurig gebruik is een verhoogde incidentie van basaalcelcarcinoom en plaveiselcelcarcinoom van de huid waargenomen.
Interacties
De werking van andere antihypertensiva kan worden versterkt. Vóór instelling op een ACE-remmer dient de behandeling met het diureticum 2–3 dagen te worden gestaakt of de dosering te worden verlaagd om de kans op hypotensie na de eerste dosis te verminderen.
De werking van insuline en orale bloedglucoseverlagende middelen kan worden geantagoneerd, de hyperglykemische werking van diazoxide versterkt.
Hypokaliëmie (intra- en extracellulair) versterkt de toxiciteit van hartglycosiden en van geneesmiddelen die het QT-interval verlengen en kan de gevoeligheid voor spierrelaxantia doen toenemen. Gelijktijdig gebruik van kaliumsecreterende middelen (corticosteroïden, laxantia, amfotericine B of ACTH) kan leiden tot verhoogd kaliumverlies.
Gelijktijdig gebruik met vitamine D kan een verdere verhoging van het serum–calcium veroorzaken.
NSAID's kunnen het diuretisch, natriuretisch en antihypertensief effect verminderen; vooral bij een gestoorde nierfunctie of bij volumedepletie kan door deze combinatie de nierfunctie (verder) achteruit gaan en is er kans op hyperkaliëmie.
De renale lithiumklaring neemt af door toegenomen terugresorptie in de tubulus; verlaging van de lithiumdosis kan nodig zijn.
Colestyramine kan de absorptie doen afnemen, waardoor het diureticum niet gelijktijdig maar twee uur ervoor of vier uur erna dient te worden ingenomen.
Bij combinatie met allopurinol neemt de kans op overgevoeligheidsreacties toe, bij combinatie met amantadine de kans op bijwerkingen.
De renale uitscheiding van cytostatica kan verminderen waardoor het myelosuppressieve effect van het cytostaticum versterkt kan worden.
Combinatie met ciclosporine A vermeerdert de kans op hyperurikemie en jicht.
Interacties
Door hypokaliëmie (intra- en extracellulair) of hypomagnesiëmie is de toxische grens van hartglycosiden en van geneesmiddelen die het QT-interval verlengen eerder bereikt; verder kan de werking van niet-depolariserende spierrelaxantia toenemen. Bij combinatie met carbamazepine, SSRI's, sommige antipsychotica neemt de kans op hyponatriëmie toe. Gelijktijdig gebruik van kaliumsecreterende middelen (corticosteroïden, laxantia, amfotericine B of ACTH) kan leiden tot toenemend kaliumverlies. Gelijktijdig gebruik met vitamine D kan een verdere verhoging van het serum-calcium veroorzaken.
De renale lithiumklaring neemt af door toegenomen terugresorptie in de tubulus; verlaging van de lithiumdosis kan nodig zijn.
De werking van insuline en orale bloedglucoseverlagende middelen kan worden geantagoneerd, de hyperglykemische werking van diazoxide versterkt.
Colestyramine kan de absorptie doen afnemen, waardoor het diureticum niet gelijktijdig maar één uur ervoor of vier tot zes uur erna dient te worden ingenomen.
De werking van andere antihypertensiva kan worden versterkt. Vóór instelling op een RAAS-remmer de behandeling met het diureticum 2–3 dagen staken of de dosering verlagen om de kans op hypotensie na de eerste dosis te verkleinen.
NSAID's kunnen het diuretisch en antihypertensief effect verminderen; tevens is er meer kans op achteruitgang van de nierfunctie en hyperkaliëmie, vooral bij ouderen.
Combinatie met metformine voorzichtig toepassen vanwege meer kans op lactaatacidose, omdat hydrochloorthiazide nierfalen kan veroorzaken.
Combinatie met allopurinol vermeerdert de kans op overgevoeligheidsreacties, combinatie met amantadine de kans op bijwerkingen.
De renale uitscheiding van cytostatica kan verminderen waardoor het myelosuppressieve effect van het cytostaticum versterkt kan worden.
Bij combinatie met methyldopa is immunologische hemolytische anemie gemeld (als gevolg van de vorming van antilichamen tegen hydrochloorthiazide).
Zwangerschap
Chloortalidon passeert de placenta.
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect: Door de diuretische werking is er een theoretisch risico op een verminderde placentadoorbloeding, vooral als chloortalidon voor de zwangerschap nog niet gebruikt werd. Verder zijn elektrolytverstoringen (hyponatriëmie en hypokaliëmie), hypoglykemie en trombocytopenie mogelijk.
Advies: Alleen op zeer strikte indicatie gebruiken. Controleer dan regelmatig de groei van de foetus en de vullingsstatus (combinatie van hartslag, bloeddruk, lichamelijk onderzoek en bloedonderzoek) en elektrolyten (natrium en kalium) van de moeder. Niet gebruiken bij zwangerschapshypertensie, zwangerschapsoedeem en/of (pre)eclampsie.
Zwangerschap
Hydrochloorthiazide passeert de placenta.
Teratogenese: Geen aanwijzingen voor schadelijkheid (relatief weinig gegevens).
Farmacologisch effect: Door de diuretische werking is er een theoretisch risico op een verminderde placentadoorbloeding, vooral als hydrochloorthiazide voor de zwangerschap nog niet gebruikt werd. Verder zijn elektrolytverstoringen (hyponatriëmie en hypokaliëmie), hypoglykemie en trombocytopenie mogelijk.
Advies: Alleen op zeer strikte indicatie gebruiken. Start hydrochloorthiazide bij voorkeur niet tijdens de zwangerschap. Als hydrochloorthiazide al vóór de zwangerschap gebruikt werd, en er geen goed alternatief is, kan het worden voortgezet in de zwangerschap. Controleer dan regelmatig de groei van de foetus en de vullingsstatus (combinatie van hartslag, bloeddruk, lichamelijk onderzoek en bloedonderzoek) en elektrolyten (natrium en kalium) van de moeder.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja.
Farmacologisch effect: Mogelijk, mede door de lange halfwaardetijd met kans op stapeling.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Overige: Hooggedoseerd kan chloortalidon de melkproductie remmen door versterkte diurese.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in kleine hoeveelheden.
Farmacologisch effect: Verhoogd vrij bilirubine.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt. Indien hydrochloorthiazide gebruikt dient te worden een zo laag mogelijke dosering geven (max. 50 mg/dag) en de melkproductie in de gaten houden.
Overige: Diuretica kunnen de lactatie remmen. Vermijd daarom zoveel mogelijk het gebruik van deze middelen, vooral als de borstvoeding moeilijk op gang is gekomen.
Contra-indicaties
- ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring < 30 ml/min), zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen;
- anurie;
- prerenale (cardiogene) nierinsufficiëntie;
- ernstige leverinsufficiëntie;
- symptomatische hyperurikemie;
- refractaire hypokaliëmie, hyponatriëmie, hypercalciëmie;
- zoutverliezende nefropathieën;
- overgevoeligheid voor sulfonamiden.
Contra-indicaties
- ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring < 30 ml/min), zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen;
- prerenale (cardiogene) nierinsufficiëntie;
- anurie;
- symptomatische hyperurikemie, jicht;
- aandoening met een vergroot kaliumverlies (zoals zoutverliezende nefropathieën);
- ernstige leverfunctiestoornissen;
- refractoire hypokaliëmie, hyponatriëmie, hypercalciëmie, hypovolemie;
- overgevoeligheid voor sulfonamiden.
Waarschuwingen en voorzorgen
Controleer periodiek (bij de start van de behandeling, na 3–4 weken en vervolgens iedere 4–6 maanden) serumelektrolytconcentraties, met name van kalium, en corrigeer zo nodig. Dit is vooral van belang bij ouderen, ascites als gevolg van levercirrose, oedeem door nefrotisch syndroom, overmatig braken, diarree, diabetes mellitus, parenterale toediening van vloeistoffen en een streng zoutarm dieet, omdat dan de kans op hypokaliëmie is toegenomen. Hyponatriëmie met neurologische symptomen (misselijkheid, zwakte, progressieve desoriëntatie, apathie) is waargenomen bij thiazide-diuretica; bij ouderen en mensen met levercirrose is frequentere controle nodig. Een hypokaliëmie die verband houdt met een hypomagnesiëmie kan refractair zijn voor behandeling tenzij het serummagnesium wordt gecorrigeerd.
Bij diabetes mellitus de bloedglucosewaarden extra controleren.
Bij hyperlipidemie serumlipiden extra controleren.
Bij jicht in de voorgeschiedenis voorzichtig toepassen.
Bij een verminderde nierfunctie voorzichtig toepassen. Bij ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring < 30 ml/min) is chloortalidon volgens de fabrikant onwerkzaam en gecontra-indiceerd. Er zijn echter aanwijzingen dat thiazide(-achtigen) wél werkzaam zijn bij een verminderde nierfunctie, zie ook Hypertensie, essentiële of primaire#Behandelplan.
Bij een verminderde leverfunctie voorzichtig toepassen omdat verschuivingen in het vloeistof- en elektrolytenevenwicht coma hepaticum kunnen bevorderen; bij ernstige leverinsufficiëntie is chloortalidon volgens de fabrikant gecontra-indiceerd.
Stoffen verwant aan thiaziden verminderen de calciumuitscheiding en kunnen zo hypercalciëmie veroorzaken, wees daarom voorzichtig bij maligne aandoeningen of hyperparathyroïdie. Wegens hun invloed op het calciummetabolisme kunnen thiaziden bijschildklierfunctieproeven verstoren.
Bij acute oogpijn of daling van de gezichtsscherpte (binnen enkele uren tot weken na start van de behandeling) de behandeling onmiddellijk staken. Choroïdale effusie met visusstoornissen, acute myopie en gesloten-kamerhoekglaucoom zijn gemeld bij gebruik van sulfonamide(derivaten). Indien de oogdruk verhoogd is, deze proberen te verminderen vanwege de kans op acuut gesloten-kamerhoekglaucoom. Een van de risicofactoren voor het ontwikkelen van acuut afgesloten-kamerhoekglaucoom is een voorgeschiedenis van een sulfonamide- of penicilline-allergie.
Waarschuwingen en voorzorgen
Aan het begin van de behandeling, na 3–4 weken en vervolgens iedere 4–6 maanden serumelektrolytconcentraties (m.n. van kalium) controleren en zo nodig corrigeren. Dit is vooral van belang bij ouderen, ascites als gevolg van levercirrose, oedeem door nefrotisch syndroom, overmatig braken, diarree, diabetes mellitus, parenterale toediening van vloeistoffen en streng zoutarm dieet, omdat dan de kans op hypokaliëmie is toegenomen. Hyponatriëmie met neurologische symptomen (misselijkheid, zwakte, progressieve desoriëntatie, apathie) is waargenomen, vooral bij gebruik van hoge doseringen bij oedeem ten gevolge van hartfalen; hierbij is frequentere controle nodig.
Bij diabetes mellitus de bloedglucosewaarden extra controleren.
Bij hyperlipidemie serumlipiden extra controleren.
Voorzichtig toepassen bij jicht in de anamnese.
Nierinsufficiëntie: Voorzichtig toepassen bij een verminderde nierfunctie. Bij ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring < 30 ml/min) is hydrochloorthiazide volgens de fabrikant onwerkzaam en gecontra-indiceerd. Er zijn echter aanwijzingen dat thiaziden wél werkzaam zijn bij een verminderde nierfunctie, zie ook Hypertensie, essentiële of primaire#Behandelplan.
Leverinsufficiëntie: Voorzichtig toepassen bij een gestoorde leverfunctie omdat verschuivingen in het vloeistof- en elektrolytenevenwicht coma hepaticum kunnen bevorderen; bij ernstige leverinsufficiëntie is hydrochloorthiazide volgens de fabrikant gecontra-indiceerd.
Thiaziden verminderen de calciumuitscheiding en kunnen zo hypercalciëmie veroorzaken, wees daarom voorzichtig bij maligne aandoeningen of hyperparathyroïdie.
Zeer zeldzame ernstige gevallen van acute longtoxiciteit zoals 'Acute Respiratory Distress Syndrome' (ARDS) zijn gemeld na gebruik van hydrochloorthiazide. Longoedeem treedt doorgaans binnen minuten tot uren na inname van hydrochloorthiazide op. Pulmonale symptomen zoals dyspneu en verslechtering van de longfunctie, en ook koorts en hypotensie kunnen voortekenen zijn van ARDS. Bij optreden van deze symptomen de toediening staken en een passende behandeling geven. Hydrochloorthiazide niet geven bij eerder opgetreden ARDS na inname van hydrochloorthiazide.
Bij het optreden van symptomen van fotosensibilisatie de behandeling staken. Bij langdurig gebruik van hydrochloorthiazide neemt het risico op niet-melanome huidkanker (basaalcelcarcinoom en plaveiselcelcarcinoom) toe; de oorzaak hiervoor is waarschijnlijk fotosensibilisatie (grotere gevoeligheid voor UV-straling). Adviseer de patiënt overmatige blootstelling aan zonlicht en UV-straling te vermijden en adequate bescherming te gebruiken tegen de zon. Adviseer tevens contact op te nemen bij nieuwe laesies of veranderingen in laesies met verdachte kenmerken. Heroverweeg het gebruik van hydrochloorthiazide bij patiënten die al eerder huidkanker hebben gehad; dit geldt mogelijk ook voor andere thiazidediuretica.
Bij acute oogpijn of daling van de gezichtsscherpte (binnen enkele uren tot weken na start van de behandeling) de behandeling onmiddellijk staken. Choroïdale effusie met visusstoornissen, acute myopie en gesloten-kamerhoekglaucoom zijn gemeld bij gebruik van hydrochloorthiazide. Indien de oogdruk verhoogd is, deze proberen te verminderen vanwege de kans op acuut gesloten-kamerhoekglaucoom. Een van de risicofactoren voor het ontwikkelen van acuut gesloten-kamerhoekglaucoom kan zijn een voorgeschiedenis van een sulfonamide- of penicilline-allergie.
Wegens hun invloed op het calciummetabolisme kunnen thiaziden bijschildklierfunctieproeven verstoren.
Overdosering
Symptomen
duizeligheid, misselijkheid, slaperigheid, hypovolemie, hypotensie, elektrolytenstoornis, hartritmestoornis, spierkramp.
Zie voor meer symptomen en behandeling vergiftigingen.info.
Overdosering
Symptomen
Acuut vochtverlies, gastro-intestinale klachten, polyurie, oligurie, duizeligheid, verminderd bewustzijn. Bij ernstige hypokaliëmie: spierzwakte, vermoeidheid, concentratiestoornissen, dof gevoel, hartritmestoornis, hypotensie, coma. Bij acute hyponatriëmie: rusteloosheid, hoofdpijn, pijn/kramp, convulsies.
Zie voor meer symptomen en de behandeling www.vergiftigingen.info.
Eigenschappen
Diureticum, verwant aan thiazideverbindingen. Remt de terugresorptie van NaCl in de distale tubulus door aangrijping op de NaCl–co-transporter. Chloortalidon vermindert tevens de uitscheiding van calcium en bevordert de uitscheiding van kalium en magnesium. Werking: na 2–3 uur, max. na 4–24 uur (diurese); max. na 3–4 weken (bloeddrukdaling). Werkingsduur: 2–3 dagen (diurese).
Kinetische gegevens
F | ca. 64%. |
T max | 8–12 uur. |
Overig | sterke binding aan erytrocyten. |
Eliminatie | vnl. met de urine grotendeels onveranderd, bij ouderen langzamer dan bij jongeren. |
T 1/2el | ca. 50 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Thiazide-diureticum, werking voornamelijk in het distale deel van de niertubulus door remming van de NaCl-terugresorptie door aangrijping op de NaCl-cotransporter.
Diuretische werking: na 1–2 uur, max. na 4–6 uur. Werkingsduur: 10–12 uur.
Kinetische gegevens
F | ca. 70%; bij hartfalen lager. |
T max | ca. 4 uur. |
V d | 5–6 l/kg. |
Eliminatie | 60–80% via de urine (95% ongewijzigd), ≤ 24% via de feces. |
T 1/2el | 9,5–13 uur, bij nierinsufficiëntie (creatinineklaring 30–70 ml/min) ca. tweemaal zo lang. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
chloortalidon hoort bij de groep thiaziden.
Groepsinformatie
hydrochloorthiazide hoort bij de groep thiaziden.