Samenstelling
Ciprofloxacine infusievloeistof (als lactaat) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Infusievloeistof
- Sterkte
- 2 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 100 ml, zak 100 ml, 200 ml
Ciprofloxacine infusievloeistof (als waterstofsulfaat) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Infusievloeistof
- Sterkte
- 2 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 100 ml, 200 ml, zak 100 ml, 200 ml
Ciprofloxacine tablet (als hydrochloride) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 250 mg, 500 mg, 750 mg
Ciproxin Bayer bv
- Toedieningsvorm
- Granulaat voor suspensie
- Sterkte
- 50 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 107 ml, flacon met granulaat + flacon met oplosmiddel
- Toedieningsvorm
- Granulaat voor suspensie
- Sterkte
- 100 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 107 ml, flacon met granulaat + flacon met oplosmiddel
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Ofloxacine Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 200 mg, 400 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
In het algemeen: Fluorchinolonen zoals ciprofloxacine zijn 'reserve' antimicrobiële middelen. Om resistentieontwikkeling te voorkomen, dient de toepassing ervan in het algemeen te worden gereserveerd voor situaties waarin met andere antimicrobiële middelen onvoldoende resultaat wordt verkregen.
Bij een bacteriële 'community-acquired' pneumonie (CAP) is behandeling met antibiotica altijd aangewezen. De verwekker van een pneumonie is bepalend voor de keuze van het antibioticum, maar bij een onbekende verwekker is de ernst van de pneumonie bepalend voor de keuze van het antibioticum. Bij behandeling van een milde pneumonie (C(U)RB-65 score: 0–1, PSI-klasse: I–II) heeft orale toediening van amoxicilline de voorkeur. Bij een matig-ernstige pneumonie (CURB-65 score: 2, PSI-klasse: III–IV) is intraveneuze toediening van benzylpenicilline of amoxicilline aangewezen. Bij een ernstige pneumonie (CURB-65 score: > 2, PSI-klasse: V) die op een normale afdeling wordt behandeld is monotherapie met een i.v.-cefalosporine (cefotaxim, ceftriaxon of cefuroxim) aangewezen. Bij een ernstige pneumonie (CURB-65 score: > 2, PSI-klasse: V) die op een intensivecare-afdeling wordt behandeld is i.v.-combinatietherapie van antibiotica aangewezen (ciprofloxacine met ofwel cefotaxim òf ceftriaxon òf cefuroxim) of monotherapie met i.v. moxifloxacine. Bij een nosocomiale pneumonie wordt de keuze voor een specifiek antibioticum bepaald door de lokale situatie met betrekking tot de aard en de resistentie van de ziekenhuisflora.
Tuberculose-infectie: Ciprofloxacine wordt afgeraden als behandeling van rifampicine-resistente of multidrug-resistente (MDR-)tuberculose, vanwege onvoldoende bewijs voor de effectiviteit.
Bij de behandeling van otitis media acuta gaat de voorkeur uit naar een afwachtend beleid met adequate pijnbestrijding. Is na 3 dagen het effect op pijn en/of koorts onvoldoende dan een antimicrobiële behandeling starten met amoxicilline. Bij risicogroepen en bij forse algemene ziekteverschijnselen direct starten met een antimicrobiële behandeling. Bij contra-indicatie voor amoxicilline komt cotrimoxazol in aanmerking.
Een cystitis bij gezonde niet-zwangere vrouwen kan vanzelf overgaan; overweeg in de eerstelijnszorg daarom in overleg met de patiënte een afwachtend beleid (met zo nodig pijnstilling). Ga bij risicogroepen, waaronder zwangeren, mannen en kinderen, direct over tot behandeling met antibiotica om complicaties te voorkomen. Start de behandeling meteen met een voorkeursmiddel, en pas het beleid zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling. De belangrijkste middelen zijn: nitrofurantoïne (bijna altijd eerste keus), fosfomycine (oraal), trimethoprim en bij zwangeren en kinderen ook amoxicilline/clavulaanzuur.
Ga bij een cystitis bij personen behorend tot een risicogroep, waaronder zwangeren en mannen, direct over tot behandeling met antibiotica om complicaties te voorkomen. Start de behandeling ‘blind’, en pas het beleid zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling. De belangrijkste middelen zijn: nitrofurantoïne (bijna altijd eerste keus), fosfomycine (oraal), trimethoprim en bij zwangeren ook amoxicilline/clavulaanzuur.
Ga bij een cystitis bij personen behorende tot een risicogroep, waaronder kinderen < 12 jaar, direct over tot medicamenteuze behandeling met antibiotica om complicaties te voorkomen. Start de behandeling ‘blind’, en pas het beleid zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling. Bij kinderen met cystitis is nitrofurantoïne eerste keus, en is amoxicilline/clavulaanzuur het alternatief. Bij kinderen met een urineweginfectie met tekenen van weefselinvasie is amoxicilline/clavulaanzuur eerste keus, tweede keus is cotrimoxazol.
Start bij een urineweginfectie met tekenen van weefselinvasie bij volwassenen met antibiotica met voldoende weefselpenetratie, zoals in de eerstelijnszorg met ciprofloxacine, cotrimoxazol of amoxicilline/clavulaanzuur. Start in de tweedelijnszorg met intraveneuze toediening van amoxicilline óf een tweede generatie cefalosporine mét een aminoglycoside óf een i.v. derde generatie cefalosporine als monotherapie. Neem altijd een kweek af, start daarna de behandeling ‘blind’ en pas deze zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling.
Probeer met hygiënische maatregelen uitbreiding van bacteriële huidinfecties of besmetting van anderen tegen te gaan. Behandel oppervlakkige bacteriële huidinfecties met een lokaal antimicrobieel middel. Bij impetigo en impetiginisatie heeft lokaal fusidinezuur de voorkeur. Bij diepe huidinfecties zijn meestal orale antibiotica geïndiceerd of is operatief ingrijpen noodzakelijk. Bij orale antimicrobiële behandeling heeft een smalspectrum-penicilline de voorkeur. Macroliden zijn een alternatief wanneer bijvoorbeeld penicillinen niet worden verdragen. Bij bijtwonden heeft een breedspectrum-penicilline de voorkeur.
De medicamenteuze behandeling van soa’s is afhankelijk van het type verwekker en het resistentiepatroon. Geef voorlichting over veilig vrijen en partnerwaarschuwing.
Bij gonorroe is ceftriaxon eerste keus. Bij contra-indicaties komen op basis van een kweekuitslag met resistentiebepaling ciprofloxacine, amoxicilline (offlabel) of als derde keuze azitromycine (offlabel) in aanmerking. Azitromycine kan ook ‘blind’ gegeven worden, als het niet mogelijk is een kweekuitslag met resistentiebepaling af te wachten.
Advies
Ofloxacine komt pas voor behandeling van een urineweginfectie of pneumonie in aanmerking op basis van onderzoek naar de aard en de gevoeligheid van de verwekker; dit onderzoek is noodzakelijk bij onvoldoende effect van de middelen die geadviseerd worden voor de initiële empirische behandeling (zie hieronder en via de hyperlinks).
Bij een bacteriële community-acquired pneumonie (CAP) is behandeling met antibiotica altijd aangewezen. De verwekker van een pneumonie is bepalend voor de keuze van het antibioticum, maar bij een onbekende verwekker is de ernst van de pneumonie bepalend voor de keuze van het antibioticum. Bij behandeling van een milde pneumonie (C(U)RB-65 score: 0–1, PSI-klasse I–II) heeft orale toediening van amoxicilline de voorkeur. Bij een matig-ernstige pneumonie (CURB-65 score: 2, PSI-klasse III–IV) is intraveneuze toediening van benzylpenicilline of amoxicilline aangewezen; bij overgevoeligheid hiervoor is een intraveneuze toediening van een fluorchinolon (moxifloxacine of levofloxacine) of een 2e of 3e generatie cefalosporine (zoals ceftriaxon) aangewezen. Bij een ernstige pneumonie (CURB-65 score: > 2, PSI-klasse V) die op een normale afdeling wordt behandeld is monotherapie met een i.v. cefalosporine (cefotaxim, ceftriaxon of cefuroxim) aangewezen. Bij een ernstige pneumonie die op een intensivecare-afdeling wordt behandeld is monotherapie met i.v. moxifloxacine dan wel i.v. combinatietherapie van antibiotica aangewezen (ciprofloxacine met ofwel cefotaxim of ceftriaxon of cefuroxim). Bij een nosocomiale pneumonie wordt de keuze voor een specifiek antibioticum bepaald door de lokale situatie met betrekking tot de aard en de resistentie van de ziekenhuisflora.
Tuberculose-infectie: Ofloxacine wordt afgeraden als behandeling van rifampicine-resistente of multidrug-resistente tuberculose, vanwege onvoldoende bewijs voor de effectiviteit.
Een cystitis bij gezonde niet-zwangere vrouwen kan vanzelf overgaan; overweeg in de eerstelijnszorg daarom in overleg met de patiënte een afwachtend beleid (met zo nodig pijnstilling). Ga bij risicogroepen, waaronder zwangeren, mannen en kinderen, direct over tot behandeling met antibiotica om complicaties te voorkomen. Start de behandeling meteen met een voorkeursmiddel, en pas het beleid zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling. De belangrijkste middelen zijn: nitrofurantoïne (bijna altijd eerste keus), fosfomycine (oraal), trimethoprim en bij zwangeren en kinderen ook amoxicilline/clavulaanzuur.
Ga bij een cystitis bij personen behorend tot een risicogroep, waaronder zwangeren en mannen, direct over tot behandeling met antibiotica om complicaties te voorkomen. Start de behandeling ‘blind’, en pas het beleid zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling. De belangrijkste middelen zijn: nitrofurantoïne (bijna altijd eerste keus), fosfomycine (oraal), trimethoprim en bij zwangeren ook amoxicilline/clavulaanzuur.
Start bij een urineweginfectie met tekenen van weefselinvasie bij volwassenen met antibiotica met voldoende weefselpenetratie, zoals in de eerstelijnszorg met ciprofloxacine, cotrimoxazol of amoxicilline/clavulaanzuur. Start in de tweedelijnszorg met intraveneuze toediening van amoxicilline óf een tweede generatie cefalosporine mét een aminoglycoside óf een i.v. derde generatie cefalosporine als monotherapie. Neem altijd een kweek af, start daarna de behandeling ‘blind’ en pas deze zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling.
Ga bij een cystitis bij personen behorende tot een risicogroep, waaronder kinderen < 12 jaar, direct over tot medicamenteuze behandeling met antibiotica om complicaties te voorkomen. Start de behandeling ‘blind’, en pas het beleid zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling. Bij kinderen met cystitis is nitrofurantoïne eerste keus, en is amoxicilline/clavulaanzuur het alternatief. Bij kinderen met een urineweginfectie met tekenen van weefselinvasie is amoxicilline/clavulaanzuur eerste keus, tweede keus is cotrimoxazol.
De medicamenteuze behandeling van soa’s is afhankelijk van het type verwekker en het resistentiepatroon. Geef voorlichting over veilig vrijen en partnerwaarschuwing.
Eerste keus bij een urogenitale chlamydia-infectie bij mannen is azitromycine. Tweede keus is doxycycline. Eerste keus bij mannen met een rectale chlamydia-infectie en vrouwen (ongeacht locatie) is doxycycline. Tweede keus is azitromycine. Bij contra-indicaties komen amoxicilline (offlabel) en levofloxacine (offlabel) in aanmerking. Bij een chlamydia-infectie tijdens de zwangerschap is azitromycine eerste keus en amoxicilline tweede keus.
Bij gonorroe is ceftriaxon eerste keus. Bij contra-indicaties komen op basis van een kweekuitslag met resistentiebepaling ciprofloxacine, amoxicilline (offlabel) of als derde keuze azitromycine (offlabel) in aanmerking. Azitromycine kan ook ‘blind’ gegeven worden, als het niet mogelijk is een kweekuitslag met resistentiebepaling af te wachten.
Gezien de resistentieproblematiek met ofloxacine behoort ofloxacine niet tot de voorkeursmiddelen bij gonorroe. Zie voor de eerstekeusmiddelen: seksueel overdraagbare aandoeningen.
Voor ofloxacine is voor overige indicaties geen advies vastgesteld over de plaats in de medicamenteuze behandeling.
Indicaties
Volwassenen
- Ondersteluchtweginfectie veroorzaakt door Gram-negatieve bacteriën zoals:
- pneumonie (o.a. community-acquired pneumonie; CAP);
- bronchopulmonale infectie bij cystische fibrose of bij bronchiëctasieën;
- bij acute exacerbatie van chronisch obstructief longlijden (COPD), en alleen wanneer andere aanbevolen antibiotica hierbij ongeschikt zijn.
- Acute exacerbatie van een chronische sinusitis, in het bijzonder wanneer deze veroorzaakt is door Gram-negatieve bacteriën;
- Chronische purulente otitis media;
- Maligne otitis externa;
- Urineweginfecties:
- zoals bij een ongecompliceerde acute cystitis, echter hierbij uitsluitend als andere antibiotica ongeschikt zijn;
- gecompliceerde urineweginfecties zoals o.a. bacteriële prostatitis en acute pyelonefritis, als andere antibiotica ongeschikt zijn en gebaseerd op de resultaten van microbiologisch onderzoek;
- Genitale infecties;
- Urethritis en cervicitis veroorzaakt door Neisseria gonorrhoeae, waarvan vooraf de gevoeligheid is vastgesteld;
- Epididymo-orchitis, waaronder gevallen die veroorzaakt zijn door een vastgesteld gevoelige Neisseria gonorrhoeae;
- Ontsteking in het kleine bekken bij vrouwen (PID, 'pelvic inflammatory disease'), waaronder gevallen die veroorzaakt zijn door een vastgesteld gevoelige Neisseria gonorrhoeae;
- Infecties van maag-darmstelsel (bv. als behandeling van reizigersdiarree);
- Intra-abdominale infecties;
- Infecties van de huid(structuren) en weke-delen, veroorzaakt door Gram-negatieve bacteriën;
- Bot- en gewrichtinfecties;
- Profylaxe en behandeling van infecties bij neutropene patiënten;
- Profylaxe van invasieve infectie als gevolg van Neisseria meningitidis;
- Respiratoire of inhalatie antrax, als profylaxe na blootstelling, en als curatieve behandeling ervan.
Bij de hierboven genoemde infecties van de geslachtsorganen geldt dat, wanneer verwacht wordt óf bekend is dat deze worden veroorzaakt door Neisseria gonorrhoeae, het belangrijk is lokale informatie op te vragen over de prevalentie van resistentie tegen ciprofloxacine en de gevoeligheid te bevestigen middels laboratoriumonderzoek.
Kinderen
- Bronchopulmonale infectie veroorzaakt door Pseudomonas aeruginosa bij patiënten met cystische fibrose (CF);
- Gecompliceerde urineweginfectie, zoals een acute pyelonefritis;
- Respiratoire of inhalatie antrax, als profylaxe na blootstelling, en als curatieve behandeling ervan;
- Andere ernstige infectie, waarbij dit noodzakelijk wordt geacht.
Voordat met een behandeling met ciprofloxacine begonnen wordt moet in het bijzonder gelet worden op beschikbare informatie over resistentie tegen ciprofloxacine.
Gerelateerde informatie
- Tuberculose
- bacteriële huidinfecties
- community-acquired pneumonie (CAP)
- cystitis bij gezonde, niet-zwangere vrouw
- cystitis bij risicogroepen ouder dan 12 jaar
- otitis externa
- otitis media acuta
- seksueel overdraagbare aandoeningen
- urineweginfectie bij kinderen jonger dan 12 jaar
- urineweginfectie met weefselinvasie (pyelonefritis, acute prostatitis)
Indicaties
Infecties veroorzaakt door micro-organismen die gevoelig zijn voor ofloxacine:
- ongecompliceerde cystitis;
- gecompliceerde infecties van de urinewegen (incl. acute pyelonefritis);
- 'community-acquired' pneumonie (CAP) en acute exacerbatie van chronisch obstructief longlijden (COPD), met inbegrip van bronchitis;
- urethritis en cervicitis veroorzaakt door Neisseria gonorrhoeae, waarvan vooraf de gevoeligheid is vastgesteld;
- non-gonokokken urethritis en cervicitis.
Bij een ongecompliceerde cystitis, bij CAP en bij acute exacerbaties van bronchitis of COPD mag ofloxacine uitsluitend worden gebruikt, indien andere antibiotica die doorgaans worden aanbevolen ongeschikt of niet effectief zijn gebleken.
Gerelateerde informatie
Doseringen
De dosering en wijze van toediening worden over het algemeen bepaald door de ernst van de infectie, de toestand van de patiënt en de gevoeligheid van het betreffende micro-organisme. De intraveneuze behandeling moet zo snel als mogelijk is worden gevolgd door orale behandeling.
Zorg in verband met de kans op kristalurie en nierbeschadiging voor een goede vochtinname door de patiënt en vermijd overmatige alkalisering van de urine.
Ondersteluchtweginfectie
Volwassenen
Oraal: Volgens de fabrikant 500–750 mg 2×/dag, gedurende 7–14 dagen. Zie, als een Klebsiella pneumoniae of Pseudomonas aeruginosa is aangetoond als verwekker voor een community-acquired pneumonie (CAP), deze SWAB-adviezen voor de dosering. Volgens de SWAB-richtlijn CAP (2024) is de behandelduur bij CAP door P. aeruginosa 7–14 dagen, afhankelijk van de ernst van de ziekte en de respons op de behandeling (p. 69 richtlijn). Zie voor de dosering en behandelduur bij aangetoonde Q-koorts het SWAB-advies CAP – Q-koorts.
I.v.-infusie: Volgens de fabrikant 400 mg 2–3×/dag, gedurende 7–14 dagen.
I.v.-infusie: Volgens de SWAB: bij een ernstige pneumonie (volgens CURB-65-score of PSI-klasse) met een onbekende verwekker behandeld op de intensivecare-afdeling (2024): i.v. 400 mg 3×/dag, in combinatie met een i.v. tweede- of derdegeneratie cefalosporine (cefuroxim, ceftriaxon of cefotaxim). Bij aangetoonde (< 1 jaar geleden) kolonisatie van de luchtwegen met Pseudomonas aeruginosa kan het, ook in een dosering van 400 mg 3×/dag, in combinatie met benzylpenicilline (1 mln. IE 4×/dag) gebruikt worden bij een matig-ernstige, of ernstige pneumonie (indien die niet behandeld wordt op de intensivecare-afdeling), zoals volgens de SWAB-adviezen ernstige CAP op zaal en matig-ernstige CAP (beide van juli 2024). Behandelduur: Bij een matig-ernstige pneumonie 5 dagen bij een goede klinische respons, de behandelduur bij een ernstige pneumonie betreft volgens de SWAB-richtlijn CAP (2024) 5–7 dagen; 5 dagen bij een goede klinische respons. Volgens deze richtlijn is de behandelduur bij CAP veroorzaakt door P. aeruginosa 7–14 dagen, afhankelijk van de ernst van de ziekte en de respons op de behandeling (p. 69 richtlijn).
Infecties bij cystische fibrose
Kinderen
Oraal: 20 mg/kg lichaamsgewicht 2×/dag en maximaal 750 mg per dosis, gedurende 10–14 dagen. Er is klinisch onderzoek verricht bij kinderen van 5–17 jaar; er is minder ervaring bij kinderen tussen 1–5 jaar.
I.v.-infusie: 10 mg/kg lichaamsgewicht 3×/dag en maximaal 400 mg per dosis, gedurende 10–14 dagen.
Acute exacerbatie van chronische sinusitis of een chronische purulente otitis media
Volwassenen
Oraal: 500–750 mg 2×/dag, gedurende 7–14 dagen.
I.v.-infusie: 400 mg 2–3×/dag, gedurende 7–14 dagen.
Maligne otitis externa
Volwassenen
Oraal: 750 mg 2×/dag, volgens de fabrikant gedurende 28 dagen tot 3 maanden. Zie voor de behandelduur ook het SWAB-advies otitis externa maligna.
I.v.-infusie: 400 mg 3×/dag, gedurende 28 dagen tot 3 maanden.
Acute ongecompliceerde cystitis
Volwassenen
Oraal: 250–500 mg 2×/dag, gedurende 3 dagen. Bij vruchtbare vrouwen evt. 500 mg eenmalig; dit is waarschijnlijk wel minder effectief, met name van belang gezien de in de EU toenemende resistentie van E. coli tegen fluorchinolonen.
Gecompliceerde cystitis of acute ongecompliceerde pyelonefritis bij volwassenen
Volwassenen
Oraal: Volgens de fabrikant: 500 mg 2×/dag, gedurende 7 dagen. Volgens de NHG-Standaard Urineweginfecties (2020) voor mannen een behandelduur van 14 dagen aanhouden. Bij een verblijfskatheter: zowel bij mannen als vrouwen en dosering als hierboven: bij een goede respons op de therapie, overwegen gedurende 7 dagen te behandelen. NB: Heroverweeg bij patiënten met een verblijfskatheter de indicatie hiervoor; vervang bij een persisterende indicatie de katheter liefst voor de start, maar in elk geval vóór het einde van de kuur. Zie voor de behandelduur bij pyelonefritis ook het SWAB-advies urineweginfectie met systemische verschijnselen (“urosepsis”). Zie voor de behandelduur in geval van een urineweginfectie bij een cystenier ook het SWAB-advies urineweginfectie bij cystenier.
I.v.-infusie: 400 mg 2–3×/dag, gedurende 7–21 dagen. Kan na 21 dagen, in specifieke gevallen zoals bij een cystenier (zie link hierboven) of bij abcessen, voortgezet worden.
Gecompliceerde acute pyelonefritis bij volwassenen
Volwassenen
Oraal: Volgens de fabrikant: 500–750 mg 2×/dag, gedurende minstens 10 dagen. In specifieke gevallen, zoals bij een cystenier of bij abcessen, kan de behandelduur langer zijn dan 21 dagen. Zie voor de dosering en behandelduur ook het SWAB-advies urineweginfectie met systemische verschijnselen (“urosepsis”), of voor de dosering en behandelduur in geval van een urineweginfectie bij een cystenier het SWAB-advies urineweginfectie bij cystenier.
I.v.-infusie: Volgens de fabrikant: 400 mg 2–3×/dag, gedurende 7–21 dagen; de behandeling na 21 dagen in specifieke gevallen (bv. abcessen, bij een cystenier) eventueel voortzetten. Zie voor de dosering en behandelduur bij een urineweginfectie bij een cystenier ook het SWAB-advies urineweginfectie bij cystenier. Zie voor de dosering en te combineren antibioticum in geval van een urineweginfectie bij een recente transplantaatnier (< 3 mnd. na transplantatie) ook het SWAB-advies urineweginfectie bij transplantaatnier.
Gecompliceerde urineweginfectie of acute pyelonefritis bij kinderen
Kinderen
Oraal: Volgens de fabrikant: 10–20 mg/kg lichaamsgewicht 2×/dag en maximaal 750 mg per dosis, gedurende 10 tot 21 dagen. Volgens de NHG-Standaard Urineweginfecties (2020) bij kinderen ≥ 12 jaar met een urineweginfectie met tekenen van weefselinvasie: 500 mg 2×/dag (gelijk aan volwassenen). Behandelduur: Bij niet-zwangere meisjes 7 dagen, jongens 14 dagen. Bij een verblijfskatheter: zowel bij jongens als meisjes, dosering als hierboven: bij een goede respons op de therapie, overwegen gedurende 7 dagen te behandelen. Bij kinderen < 12 jaar schrijft de NHG-Standaard andere antibiotica voor, en voor een zwangere een verwijzing naar de tweedelijnszorg.
I.v.-infusie: 6 tot 10 mg/kg lichaamsgewicht 3×/dag en maximaal 400 mg per dosis, gedurende 10 tot 21 dagen.
Door gonokokken veroorzaakte urethritis en cervicitis
Volwassenen
Oraal: 500 mg eenmalig, alleen bij bewezen gevoeligheid voor ciprofloxacine op geleide van een kweek mét resistentiebepaling.
Bacteriële prostatitis
Volwassenen
Oraal: Volgens de fabrikant: 500–750 mg 2×/dag, gedurende 2–4 weken (bij acute prostatitis) of 4–6 weken (bij chronische prostatitis). Bij chronische prostatitis, zie voor de dosering en behandelduur ook het SWAB-advies prostatitis, chronisch.
I.v.-infusie: 400 mg 2–3×/dag, gedurende 2–4 weken (bij acute prostatitis).
Epididymo-orchitis of ontstekingen in het kleine bekken bij vrouwen (PID)
Volwassenen
Oraal: 500–750 mg 2×/dag, gedurende ten minste 14 dagen.
I.v.-infusie: 400 mg 2–3×/dag, gedurende ten minste 14 dagen.
Infectie van het maag-darmstelsel zoals diarree, waaronder de empirische behandeling van ernstige reizigersdiarree
Volwassenen
Oraal: Volgens de fabrikant: 500 mg 2×/dag; gedurende 1 dag. De behandelduur wijkt af bij: Vibrio cholerae 3 dagen, Shigella dysenteriae (type 1) 5 dagen, Salmonella typhi 7 dagen. Zie voor dosering en behandelduur ook de SWAB-adviezen gastro-enteritis - onbekende verwekker, Vibrio cholerae, Shigella spp., Salmonella typhi - buiktyphus.
I.v.-infusie: Volgens de fabrikant: 400 mg 2×/dag; gedurende 1 dag. De behandelduur wijkt af bij: Vibrio cholerae 3 dagen, Shigella dysenteriae (type 1) 5 dagen, Salmonella typhi 7 dagen. Zie voor de behandelduur ook de SWAB-adviezen gastro-enteritis - onbekende verwekker, Salmonella typhi - buiktyphus en bij immuungecompromitteerden ook Shigella spp..
Intra-abdominale infectie, als gevolg van Gram-negatieve bacteriën
Volwassenen
Oraal: 500–750 mg 2×/dag, gedurende 5–14 dagen.
I.v.-infusie: 400 mg 2–3×/dag, gedurende 5–14 dagen.
Infectie van de huid(structuren) en weke delen
Volwassenen
Oraal: 500–750 mg 2×/dag, gedurende 7–14 dagen.
I.v.-infusie: 400 mg 2–3×/dag, gedurende 7–14 dagen.
Infectie van botten en gewrichten
Volwassenen
Oraal: 500–750 mg 2×/dag, gedurende maximaal 3 maanden.
I.v.-infusie: 400 mg 2–3×/dag, gedurende maximaal 3 maanden.
Profylaxe en behandeling van infecties bij neutropene patiënten
Volwassenen
Oraal: 500–750 mg 2×/dag gedurende de volledige periode van neutropenie, en in combinatie met één of meer geschikte antibacteriële middelen.
I.v.-infusie: 400 mg 2–3×/dag gedurende de volledige periode van neutropenie, en in combinatie met één of meer geschikte antibacteriële middelen.
Profylaxe van een invasieve infectie als gevolg van Neisseria meningitidis
Volwassenen
Oraal: 500 mg eenmalig. Zie het SWAB-advies profylaxe meningokokkeninfectie voor wie voor deze profylaxe in aanmerking komt.
Inhalatieantrax, profylaxe na blootstelling en curatieve behandeling
Volwassenen
Oraal: 500 mg 2×/dag. De behandeling zo spoedig mogelijk beginnen en de behandelduur is 60 dagen na bevestiging van blootstelling aan Bacillus anthracis.
I.v.-infusie: 400 mg 2×/dag. De behandeling zo spoedig mogelijk beginnen en de behandelduur is 60 dagen na bevestiging van blootstelling aan Bacillus anthracis.
Kinderen
Oraal: 10–15 mg/kg lichaamsgewicht 2×/dag en maximaal 500 mg per dosis. De behandeling zo spoedig mogelijk beginnen en de behandelduur is 60 dagen na bevestiging van blootstelling aan Bacillus anthracis.
I.v.-infusie: 10–15 mg/kg lichaamsgewicht 2×/dag en maximaal 400 mg per dosis. De behandeling zo spoedig mogelijk beginnen en de behandelduur is 60 dagen na bevestiging van blootstelling aan Bacillus anthracis.
Andere ernstige infecties bij kinderen
Kinderen
Oraal: 20 mg/kg lichaamsgewicht 2×/dag en maximaal 750 mg per dosis, de behandelduur is onder andere afhankelijk van het type infectie.
I.v.-infusie: 10 mg/kg lichaamsgewicht 3×/dag en maximaal 400 mg per dosis, de behandelduur is onder andere afhankelijk van het type infectie.
Verminderde nierfunctie, advies fabrikant
-
Oraal bij volwassenen
- creatinineklaring 30–60 ml/min/1,73 m² (serumcreatinine 124–168 micromol/l): 250–500 mg iedere 12 uur;
- creatinineklaring < 30 ml/min/1,73 m² (serumcreatinine ≥ 169 micromol/l): 250–500 mg iedere 24 uur;
- hemodialysepatiënten: 250–500 mg iedere 24 uur. Op dialysedagen na de dialyse geven;
- bij peritoneale dialyse: 250–500 mg iedere 24 uur.
-
Intraveneus bij volwassenen
- creatinineklaring 30–60 ml/min/1,73 m² (serumcreatinine 124–168 micromol/l): 200–400 mg iedere 12 uur;
- creatinineklaring < 30 ml/min/1,73 m² (serumcreatinine ≥ 169 micromol/l): 200–400 mg iedere 24 uur;
- hemodialysepatiënten: 200–400 mg iedere 24 uur. Op dialysedagen na de dialyse geven;
- bij peritoneale dialyse: 200–400 mg iedere 24 uur.
- Kinderen met een verminderde nierfunctie: Er zijn (te) weinig gegevens van het gebruik van ciprofloxacine om tot een doseeradvies te komen.
Zie ook de SWAB-pagina ciprofloxacine (voor volwassenen) voor doseringsadviezen bij een verminderde nierfunctie en nierfunctie-vervangende therapie; deze kunnen anders zijn dan hierboven vermeld.
Verminderde leverfunctie: Geen dosisaanpassing nodig.
Vergeten dosis: Deze zo snel mogelijk alsnog innemen als er nog ≥ 4 uur resteert vóór de volgende, geplande dosis bij gebruik 2×/dag en bij gebruik 3×/dag als er nog ≥ 2 uur resteert tot de volgende gift. Als er minder tijd resteert voor de volgende dosis de gemiste dosis niet inhalen en de behandeling voortzetten met de volgende, geplande dosis. Geen dubbele dosis toedienen om een vergeten dosis in te halen.
Toediening
- Infusie: Alleen bij ernstige infecties, waarbij orale therapie niet mogelijk of gewenst is. De infusietijd is bij volwassenen ca. 30 minuten (voor een flacon of zak van 100 ml), ca. 60 min (voor een flacon of zak van 200 ml) en bij kinderen 60 min. De ciprofloxacine-oplossingen voor infusie zijn licht zuur, houd rekening met onverenigbaarheden (te herkennen aan bv. neerslagvorming, troebeling, verkleuring) bij menging met (genees)middelen die bij deze pH niet stabiel zijn.
- Oraal: Vanwege de bittere smaak de tabletten zonder kauwen (of fijnmalen) innemen met een ruime hoeveelheid water. De suspensie schudden voor gebruik. Niet innemen met zuivelproducten (zoals melk of yoghurt) of met mineralen verrijkte dranken indien dit geen onderdeel van een maaltijd is. De tabletten en orale suspensie kunnen wel worden ingenomen tijdens maaltijden die deze producten of dranken bevatten (zie rubriek Interacties). Zo nodig na gebruik van de suspensie ook water nadrinken.
Doseringen
Sommige tabletten bevatten een breukstreep, zodat op 100 mg kan worden gedoseerd.
Als algemene richtlijn voor de behandeling van infecties
Volwassenen (incl. ouderen)
200–800 mg/dag, afhankelijk van het type en de ernst van de infectie. Verhoog in individuele gevallen de dosering naar 600 mg (of max. 800 mg/dag) voor de behandeling van ernstige infecties of bij patiënten met overgewicht. Doseringen tot 400 mg/dag kunnen als eenmalige dosis worden gegeven, bij voorkeur 's ochtends. De behandelduur bedraagt meestal 7–10 dagen.
Ongecompliceerde lage urineweginfectie (cystitis)
Volwassenen (incl. ouderen)
200–400 mg 1×/dag gedurende 3 dagen.
Gecompliceerde infecties van nieren en urinewegen
Volwassenen (incl. ouderen)
400 mg 1×/dag, eventueel verhogen tot 400 mg 2×/dag, gedurende 7–10 dagen.
CAP of acute exacerbatie van COPD (incl. bronchitis)
Volwassenen (incl. ouderen)
400 mg 1×/dag, eventueel verhogen tot 400 mg 2×/dag, gedurende 7–10 dagen.
Urethritis en cervicitis veroorzaakt door Neissereia gonorrhoeae
Volwassenen (incl. ouderen)
400 mg eenmalig.
Non-gonokokken urethritis en cervicitis
Volwassenen (incl. ouderen)
400 mg 1×/dag gedurende 7–10 dagen.
Verminderde nierfunctie: Na een normale eerste startdosis zijn de onderhoudsdoseringen:
- creatinineklaring 20–50 ml/min: 100–200 mg 1×/24 uur;
- creatinineklaring < 20 ml/min: 100 mg 1×/24 uur óf 200 mg 1×/48 uur;
- bij hemo- of peritoneaaldialyse: 100 mg 1×/24 uur óf 200 mg 1×/48 uur.
Bij ongecompliceerde urethrale en cervicale gonorroe is geen dosisaanpassing nodig, omdat er maar één dosis wordt gegeven.
Verminderde leverfunctie: Bij een ernstige leverfunctiestoornis (bv. levercirrose met ascites): max. 400 mg/dag i.v.m. een mogelijk verminderde excretie.
Toediening: De tablet zonder kauwen met water (géén melkproducten) innemen, bij een dosering 1×/dag bij voorkeur 's ochtends.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): misselijkheid, diarree. Bij i.v.-toediening: reacties op de infusieplaats.
Soms (0,1-1%): dyspepsie, buikpijn, braken, flatulentie, verminderde eetlust/anorexie. Mycotische superinfecties. Eosinofilie. Hoofdpijn, duizeligheid, slaapstoornissen, smaakverandering. Agitatie, (psychomotorische) hyperactiviteit. Huiduitslag, urticaria, jeuk, reactie op de injectie- en infusieplaats. Spierpijn, gewrichtspijn. Asthenie, koorts. Nierfunctiestoornis. Verhoogde waarden van transaminasen, bilirubine en alkalische fosfatase.
Zelden (0,01-0,1%): allergische reactie, angio-oedeem, lichtgevoeligheidsreacties. Vasodilatatie, hypotensie, syncope. Tachycardie. Oedeem, hyperhidrose. Dyspneu, astmatische aandoening. Pseudomembraneuze colitis. Paresthesie, dysesthesie, hypo-esthesie, tremor, vertigo, epileptische aanval (incl. status epilepticus). Verwardheid, desoriëntatie, angst, depressie (mogelijk culminerend in suïcidaal gedrag of een suïcidepoging), abnormale dromen, hallucinaties. Visuele stoornis (bv. diplopie). Oorsuizen, gehoorverlies. Artritis, verhoogde spiertonus, spierkrampen. Gestoorde leverfunctie, cholestatische icterus, hepatitis. Tubulo-interstitiële nefritis, nierfalen, kristalurie, hematurie. Leukopenie, anemie, neutropenie, trombocytopenie, leukocytose, trombocytose. Verhoogd amylase. Hyperglykemie, hypoglykemie (vooral bij oudere patiënten met diabetes mellitus), hypoglykemisch coma.
Zeer zelden (< 0,01%): anafylactische of anafylactoïde reacties (incl. shock), serumziekte. Levernecrose, leverfalen. Pancreatitis. Psychotische reacties. Hemolytische anemie, agranulocytose, pancytopenie (myelosuppressie). Vasculitis. Migraine, reukstoornis, coördinatiestoornis, intracraniële hypertensie, pseudotumor cerebri. Afwijkingen in de kleurwaarneming. Petechiën, erythema multiforme, erythema nodosum, Stevens-Johnsonsyndroom (SJS), toxische epidermale necrolyse (TEN). Spierzwakte, exacerbatie van myasthenia gravis. Tendinitis, peesruptuur.
Verder zijn gemeld: ventriculaire aritmie, verlenging QT-interval en 'torsade de pointes'. Perifere neuropathie, polyneuropathie. Psychose, manie, hypomanie. Acute gegeneraliseerde exanthemateuze pustulose (AGEP), geneesmiddelenreactie met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS-syndroom). Syndroom van inadequate secretie van antidiuretisch hormoon (SIADH). In verschillende studies is er meer kans op hartklepinsufficiëntie, aorta-aneurysma en -dissectie - soms gecompliceerd door (fatale) rupturen -, waargenomen na behandeling met fluorchinolonen. Toename INR bij patiënten behandeld met vitamine K-antagonisten.
Bij kinderen wordt artropathie (gewrichtspijn, artritis) vaak gemeld.
Bij intraveneuze toediening kunnen bij subgroepen van patiënten sommige bijwerkingen met een hogere frequentie voorkomen (o.a. epileptische aanvallen, tachycardie, hypotensie, nierfalen, tijdelijk gestoorde leverfunctie incl. afwijkingen in de transaminasen, anafylactische reacties, beenmergdepressie, pancreatitis, visus en/of gehoorstoornissen en peesruptuur).
In zeer zeldzame gevallen kunnen bepaalde bijwerkingen op de spieren en het zenuwstelsel ernstig, invaliderend en langdurig (maanden tot jaren) en mogelijk irreversibel zijn, zie voor meer informatie de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): maagklachten.
Soms (0,1-1%): schimmelinfectie. Misselijkheid, braken, buikpijn, diarree. Hoesten, nasofaryngitis. Hoofdpijn, (draai)duizeligheid, rusteloosheid. Slaapstoornis, agitatie. Huiduitslag, jeuk. Oogirritatie.
Zelden (0,01-0,1%): hypotensie, tachycardie. Anafylactische of anafylactoïde reactie (incl. shock), angio–oedeem. Anorexie, enterocolitis (soms met bloedingen). Dyspneu, bronchospasmen. Slaperigheid, paresthesie, smaakstoornis, veranderde reukwaarneming. Visusstoornis. Verwardheid, angst, depressie, nachtmerrie, psychotische reacties (bv. hallucinaties), delier. Malaise. Urticaria, pustuleuze huiduitslag, hyperhidrose, opvliegers. Tendinitis. Verhoogde waarden ALAT, ASAT, γ-GT en/of AF en bilirubine in bloed en creatinine in serum.
Zeer zelden (< 0,01%): circulatoir collaps. Verminderde nierfunctie, acuut nierfalen. Pseudomembraneuze colitis. Cholestatische icterus, ernstige leverbeschadiging. Convulsies, perifere neuropathie (sensorisch, motorisch), extrapiramidale symptomen, andere aandoeningen van de spiercoördinatie. Oorsuizen, gehoorverlies. Erythema multiforme, toxische epidermale necrolyse, 'fixed drug eruption', vasculaire purpura, vasculitis (in uitzonderlijke gevallen leidend tot huidnecrose), fotosensibilisatie. Spierpijn, gewrichtspijn, peesruptuur (bv. van de achillespees; kan binnen 48 uur na aanvang van de behandeling en beiderzijds optreden). Anemie, hemolytische anemie, leukopenie, eosinofilie, trombocytopenie.
Verder zijn gemeld: verlenging QT–interval, ventriculaire aritmie en 'torsade de pointes'. (Fulminante) hepatitis, ernstige andere leveraandoeningen (o.a. acuut leverfalen, soms fataal, m.n. bij onderliggende leveraandoeningen). Acute interstitiële nefritis. Agranulocytose, beenmergfalen eventueel leidend tot pancytopenie. Nervositeit, automutilatie, zelfmoordgedachten, zelfmoordpoging. Tremor, dyskinesie, syncope, ageusie. Uveïtis. Allergische pneumonitis. Stevens-Johnsonsyndroom (SJS), acute gegeneraliseerde exanthemateuze pustulose (AGEP), exfoliatieve dermatitis, overige huiduitslag. Verergering porfyrie. Myopathie, spierruptuur, gewrichtsbandruptuur, spierzwakte, rabdomyolyse, artritis. Stomatitis, dyspepsie, obstipatie, flatulentie, pancreatitis. Hypoglykemie (bij diabetici behandeld met bloedglucoseverlagende middelen, incl. het optreden van hypoglykemisch coma), hyperglykemie. Syndroom van inadequate secretie van antidiuretisch hormoon (SIADH). Asthenie, koorts, pijn in rug, borst en extremiteiten. In verschillende studies is meer kans op hartklepinsufficiëntie, aorta-aneurysma en -dissectie waargenomen na behandeling met fluorchinolonen.
In zeer zeldzame gevallen kunnen bepaalde bijwerkingen op de spieren en het zenuwstelsel ernstig, invaliderend en langdurig (maanden tot jaren) en mogelijk irreversibel zijn, zie voor meer informatie de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Interacties
Ciprofloxacine is een sterke remmer van CYP1A2 en kan hierdoor leiden tot een verhoogde (toxische) serumconcentratie van gelijktijdig toegediende middelen die door dit enzym gemetaboliseerd worden, zoals theofylline (xanthinederivaat), clozapine, olanzapine, rasagiline, ropinirol, duloxetine en agomelatine; gelijktijdig gebruik met tizanidine is daarom gecontra-indiceerd. Van andere xanthinederivaten (coffeïne en pentoxifylline) en lidocaïne (intraveneus) zijn verhoogde serumspiegels ook gemeld.
Bij gelijktijdig gebruik van vitamine K-antagonisten kan de INR veranderen; controleer deze regelmatiger.
Wees voorzichtig met comedicatie die het QT-interval verlengt (o.a. amiodaron, methadon, kinidine, disopyramide, sotalol, tricyclische antidepressiva, sommige antipsychotica, macroliden, enkele antimycotica). Oudere patiënten en vrouwen kunnen gevoeliger zijn voor geneesmiddelen die het QT-interval verlengen.
Comedicatie met theofylline, NSAID's of andere middelen die de convulsiedrempel verlagen vermeerdert de kans op epileptische aanvallen. Bij gelijktijdig gebruik kunnen de spiegels van fenytoïne verhoogd of verlaagd worden, de spiegel van carbamazepine kan toenemen tot toxische waarden.
Bij gelijktijdig gebruik met orale bloedglucoseverlagende middelen, met name sulfonylureumderivaten, en insuline neemt de kans op dysglykemie toe; bewaak de bloedglucosewaarden.
Gelijktijdig gebruik van methotrexaat wordt niet aanbevolen, omdat de renale klaring van methotrexaat door ciprofloxacine kan verminderen. Dit kan leiden tot het eerder bereiken van toxische spiegels van methotrexaat.
De spiegel van sildenafil en mogelijk ook van andere PDE-5-remmers kan stijgen tot het dubbele.
Ook de spiegel van zolpidem kan toenemen bij gelijktijdig gebruik.
Bij gelijktijdig gebruik van ciclosporine kan een voorbijgaande stijging van de serumcreatininespiegel optreden, controleer deze daarom vaak (2×/week).
Bij comedicatie met corticosteroïden is er meer kans op tendinitis en peesruptuur.
Meerwaardige kat-ionbevattende geneesmiddelen zoals aluminium- of magnesiumbevattende antacida, sucralfaat, calcium-, bismut-, zink- en ijzerzouten en polymere fosfaatbinders (sevelameer, lanthaancarbonaat) verminderen de absorptie van ciprofloxacine. Neem ciprofloxacine daarom ten minste 2 uur vóór of ten minste 4 uur na deze middelen in.
- Calcium als onderdeel van een maaltijd heeft geen significante invloed op de absorptie. Zonder voedselinname, dus inname gelijktijdig met alleen zuivelproducten of met calcium verrijkt vruchtensap, moet worden vermeden, omdat de absorptie van ciprofloxacine dan verminderd kan zijn. Neem ciprofloxacine dan 2 uur vóór of ten minste 4 uur na deze producten in.
Metoclopramide versnelt de absorptie van ciprofloxacine met mogelijk een hogere piekconcentratie in het bloed.
Probenecide verhoogt de serumspiegel van ciprofloxacine.
Interacties
Sucralfaat, ijzerzouten, zinkzouten, en aluminium-, magnesium- of calciumbevattende antacida kunnen de absorptie van ofloxacine verminderen; bij gelijktijdig gebruik een interval van ten minste 2 uur aanhouden.
Met theofylline, NSAID's of andere middelen die de convulsiedrempel verlagen, vergroot ofloxacine de kans op convulsies.
Voorzichtig met comedicatie die het QT–interval verlengt zoals:
- imidazool- en triazoolantimycotica;
- ketoconazol;
- klasse IA en III anti-aritmica;
- macroliden (bv. claritromycine, erytromycine);
- niet-sederende antihistaminica;
- sommige antidepressiva;
- sommige antipsychotica.
Bij gebruik van vitamine K–antagonisten is een verlenging van de stollingstijd (toename van de INR-waarde) waargenomen, bloedingen kunnen vóórkomen; controleer deze waarde daarom regelmatiger.
Bij gelijktijdig gebruik van orale bloedglucoseverlagende middelen, met name sulfonylureumderivaten, en insuline neemt de kans op dysglykemie toe; bewaak de bloedglucosewaarden.
Gelijktijdige behandeling met corticosteroïden doet de kans op tendinitis en peesruptuur toenemen.
Houd bij toediening van hogere doses rekening met wederzijdse nadelige beïnvloeding van de eliminatie en met een stijging van de serumspiegels bij comedicatie die in relevante mate wordt uitgescheiden via de renale tubuli (bv. cimetidine, furosemide en methotrexaat).
Zwangerschap
Teratogenese: Beschikbare gegevens bij de mens (redelijke mate van ervaring met blootstelling in het 1e trimester) duiden niet op teratogeniteit. Bij dieren zijn effecten op onrijp kraakbeen en gewrichtsafwijkingen gezien. Dergelijke effecten zijn bij de mens tot nu toe niet gemeld. Er is echter te weinig ervaring met fluorchinolonen in het 2e en 3e trimester om een goede risico-inschatting te maken.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig gebruikt worden in het 1e trimester. Gebruik in het 2e en 3e trimester ontraden.
Overig: Benzylalcohol, in de suspensies, passeert de placenta en kan daardoor toxiciteit, zoals het 'gasping'-syndroom, bij prematuren veroorzaken na toediening vlak voor of tijdens de bevalling. Benzylalcohol kan zich ophopen in het lichaam, ook in de foetus, en metabole acidose veroorzaken; wees voorzichtig tijdens de zwangerschap.
Zwangerschap
Ofloxacine passeert de placenta.
Teratogenese: Ruime ervaring met gebruik van de fluorchinolonen ciprofloxacine en norfloxacine tijdens het 1e trimester laat geen verhoogd risico zien op ernstige misvormingen van het embryo of andere nadelige effecten op de zwangerschap. Met andere fluorchinolonen, zoals ofloxacine, is beperkte ervaring opgedaan in het 1e trimester. Voor ofloxacine gaat het om ca. 300 gevolgde zwangerschappen, met blootstelling vrijwel altijd in het 1e trimester. Eén kleine studie zag mogelijk bij ofloxacine significant meer aangeboren afwijkingen, in andere studies werd dit niet gezien. Het gebruik van fluorchinolonen wordt afgeraden vanaf het 2e trimester. Bij dieren kunnen fluorchinolonen kraakbeen- en gewrichtsafwijkingen veroorzaken. Dergelijke effecten zijn bij de mens niet gemeld. Er is echter te weinig ervaring met fluorchinolonen in het 2e en 3e trimester om een goede risico-inschatting te maken.
Advies: Gebruik van ofloxacine is gecontra-indiceerd.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in geringe mate.
Farmacologisch effect: Bij dieren blijken fluorchinolonen een nadelige invloed te hebben op het kraakbeen in dragende gewrichten tijdens de groeifase; er is derhalve een potentieel risico van beschadiging van de gewrichten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.
Overig: Benzylalcohol, in de suspensies, kan zich ophopen in het lichaam en metabole acidose veroorzaken, wees voorzichtig tijdens lactatie. Een risico van het ophopen van benzylalcohol bij het kind dat borstvoeding krijgt is niet uitgesloten.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in relatief kleine hoeveelheden. De effecten hiervan op de zuigeling zijn beperkt onderzocht.
Farmacologisch effect: Bij dieren blijken fluorchinolonen een nadelige invloed te hebben op het kraakbeen in dragende gewrichten tijdens de groeifase. Artropathie en andere ernstige toxiciteit bij de zuigeling zijn niet uit te sluiten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding is gecontra-indiceerd.
Contra-indicaties
- Overgevoeligheid voor fluorchinolonen.
Zie ook de rubriek Interacties.
Contra-indicaties
- Epilepsie of een verhoogde neiging tot het ontwikkelen van epileptische aanvallen;
- Peesaandoeningen in de voorgeschiedenis, gerelateerd aan het gebruik van (fluor)chinolonen;
- Kinderen en jongeren in de groeifase (omdat bij dieren in de groei afwijkingen in het kraakbeen van de groeischijf zijn waargenomen);
- Overgevoeligheid voor (fluor)chinolonen.
Zie ook de rubrieken Zwangerschap en Lactatie.
Waarschuwingen en voorzorgen
Vermijd gebruik van ciprofloxacine als de patiënt eerder ernstige bijwerkingen (incl. peesaandoeningen) heeft ervaren door gebruik van (fluor)chinolonen. In dit geval dit middel pas starten als er geen andere behandelopties zijn, de microbiologische gegevens het gebruik van ciprofloxacine rechtvaardigen en na afweging van de voordelen en risico's.
Resistentie en combinatie van antibiotica bij diverse infecties
- Bij ernstige infecties en bij gemengde infecties met Gram-positieve en anaerobe pathogenen ciprofloxacine combineren met één of meer andere geschikte antibacteriële middelen.
- Bij epididymo-orchitis en ontstekingen in het kleine bekken bij vrouwen (PID), ciprofloxacine tegelijkertijd met een ander geschikt antimicrobieel middel toedienen, tenzij een ciprofloxacine-resistente Neisseria gonorrhoeae-stam kan worden/is uitgesloten. Klinische verbetering moet binnen 3 dagen na aanvang van de behandeling optreden.
- Een door gonokokken veroorzaakte urethritis en cervicitis alleen met ciprofloxacine behandelen als een ciprofloxacine-resistente Neisseria gonorrhoeae-stam kan worden/is uitgesloten.
- Houd bij de behandeling van urineweginfecties met weefselinvasie rekening met een toenemende en in de EU variërende resistentie van Escherichia coli voor ciprofloxacine. Bij gecompliceerde urineweginfecties en acute pyelonefritis ciprofloxacine volgens de fabrikant alleen toepassen als andere behandelingen ongeschikt zijn (gebleken). Baseer de (voortzetting van de) toepassing op de resultaten van microbiologisch onderzoek.
Kans op langdurige, invaliderende bijwerkingen: Laat de patiënt zich melden bij de eerste tekenen van ernstige bijwerkingen op de spieren of op het zenuwstelsel. Voorbeelden zijn: een loopstoornis, peesontsteking, gescheurde pees, spierpijn of -zwakte, zwelling van of pijn in een gewricht òf zenuwpijn, slapeloosheid, depressie, vermoeidheid, geheugenstoornis, vermindering van het zicht, de smaak, reuk en/of het gehoor. Dit vanwege de langdurige (maanden of jaren), invaliderende en potentieel irreversibele bijwerkingen op de spieren en het zenuwstelsel. Overweeg daarom bij patiënten met meer kans op deze bijwerkingen eerst andere behandelopties.
Verminderde nierfunctie: Dosisaanpassing is nodig om bijwerkingen als gevolg van accumulatie van ciprofloxacine te voorkomen; zie onderin rubriek Doseringen.
Vanwege kanstoename op door fluorchinolonen geïnduceerde tendinitis en peesruptuur extra voorzichtig zijn met de toepassing bij:
- ouderen;
- patiënten met een nierfunctiestoornis;
- na een solide orgaantransplantatie;
- (langdurige) comedicatie met corticosteroïden.
Bij symptomen van tendinitis, bv. bij pijnlijke zwelling of ontsteking, de behandeling onmiddellijk staken, dit vanwege de kans op een peesruptuur (meestal betreft dit de achillespees, soms bilateraal). Tendinitis en peesrupturen treden vooral op bij grote lichamelijke inspanning en bij de eerste wandeling van een voorheen bedlegerige patiënt. Ze kunnen binnen 48 uur na het begin van de behandeling optreden, tot verschillende maanden na het staken ervan. Behandel het ledemaat op gepaste wijze door bv. immobilisatie van de aangedane pees. Laat de patiënt geen corticosteroïden meer gebruiken als zich tekenen van tendinopathie voordoen.
Vanwege een relatief toegenomen kans op artropathie bij kinderen, ciprofloxacine bij hen alleen op strikte indicatie toepassen.
De kans op aorta-aneurysma en -dissectie neemt toe door systemische of geïnhaleerde fluorchinolonen, vooral bij ouderen. Instrueer de patiënt om onmiddellijk spoedeisende medische hulp in te roepen bij plotseling optredende ernstige pijn in de buik, borst of rug. Fluorchinolonen alleen bij patiënten toepassen die een verhoogde kans hebben op aorta-aneurysma of -dissectie, na zorgvuldige afweging van: de voordelen, risico's en andere behandelopties. Mogelijke (andere) oorzaken van aorta-aneurysma en -dissectie zijn: hypertensie, atherosclerose, (familiaire) voorgeschiedenis van aorta-aneurysma of -dissectie, M. Behçet, M. Marfan, Sjögren-syndroom, reumatoïde artritis, arteriitis gigantocellularis, Takayasu-arteriitis, vasculair Ehlers-Danlossyndroom, syndroom van Turner en gelijktijdige behandeling met systemische corticosteroïden.
Ook de kans op hartklepinsufficiëntie neemt toe door systemische of geïnhaleerde fluorchinolonen. Aandoeningen die het risico hierop verder verhogen zijn onder meer: hypertensie, reumatoïde artritis, M. Behçet, infectieuze endocarditis, aangeboren of reeds bestaande hartklepziekte en bindweefselaandoeningen (bv. M. Marfan, Ehlers-Danlossyndroom), het syndroom van Turner en – van Sjögren. Fluorchinolonen alleen gebruiken bij patiënten met toegenomen kans op hartklepinsufficiëntie na zorgvuldige afweging van voordelen tegen risico's en mogelijkheid van andere behandelopties. Instrueer de patiënt om onmiddellijk contact op te nemen met een arts bij: acute dyspneu, voor het eerst optredende hartkloppingen, de ontwikkeling van oedeem in de buik of de onderste ledematen.
Neuropsychiatrische reacties: Sensorische of sensomotorische (poly)neuropathie resulterend in paresthesie, hyperesthesie, dysesthesie en krachtverlies zijn gemeld bij gebruik van (fluor)chinolonen. Staak dit middel bij het optreden van symptomen van neuropathie, omdat deze bij voortgezet gebruik irreversibel kan worden. Wees terughoudend bij een voorgeschiedenis van - of risicofactoren voor - convulsies, zoals elektrolytstoornissen, verminderde nierfunctie en bij gebruik van bepaalde comedicatie; zie daarom ook de rubriek Interacties. Gevallen van status epilepticus zijn gemeld. Psychische reacties zoals depressie of psychose, kunnen al na de eerste toediening optreden; voortgezet gebruik kan een suïciderisico inhouden. Staak het gebruik bij het optreden van deze reacties.
Laat de patiënt zich direct melden wanneer afwijkingen in het gezichtsvermogen verergeren of nieuw ontstaan; raadpleeg in dat geval een oogarts.
Bij het optreden van symptomen van een leveraandoening de therapie staken.
Wees voorzichtig bij risicofactoren voor QT-verlenging zoals hypokaliëmie, hypocalciëmie, hypomagnesiëmie, bradycardie, hartfalen, na een myocardinfarct, hogere leeftijd, vrouwelijk geslacht, congenitale of verworven QT-verlenging en comedicatie met geneesmiddelen die het QT-interval verlengen (zie rubriek Interacties).
In verband met het risico van hemolytische reacties het gebruik vermijden bij patiënten met G6PD-deficiëntie.
In verband met fotosensibilisatie, de patiënt aanraden blootstelling aan overvloedig zonlicht of UV-stralen te vermijden.
Verstoring van de bloedglucoseregulatie komt voor, vooral bij oudere diabetespatiënten die behandeld worden met orale bloedglucoseverlagende middelen (bv. glibenclamide) of insuline. Zowel hypo- als hyperglykemie kan optreden (incl. hypoglykemisch coma); bewaak de bloedglucosewaarden bij alle diabetespatiënten.
Bij ernstige aanhoudende diarree de diagnose pseudomembraneuze colitis overwegen en de therapie staken indien deze diagnose bevestigd wordt.
De test op Mycobacterium tuberculosis kan een fout-negatieve uitslag geven.
Hulpstoffen: Benzylalcohol, in de suspensies, bij voorkeur niet gebruiken bij pasgeborenen < 4 weken oud, vanwege ernstige bijwerkingen, zoals het ‘gasping’-syndroom. Maximaal 1 week gebruiken bij kinderen < 3 jaar, vanwege stapeling. Benzylalcohol in grote hoeveelheden kan zich ophopen in het lichaam en metabole acidose veroorzaken; wees voorzichtig tijdens zwangerschap, lactatie en bij een verminderde lever- of nierfunctie.
Waarschuwingen en voorzorgen
Vermijd het gebruik van ofloxacine als de patiënt eerder ernstige bijwerkingen heeft ervaren door het gebruik van (fluor)chinolonen. In dit geval de behandeling pas starten indien er geen andere behandelopties zijn en na afweging van de voordelen en risico's.
Vanwege de verminderde gevoeligheid van streptokokken voor ofloxacine, is dit ongeschikt bij streptokokkeninfecties.
Wees voorzichtig bij:
- een psychiatrische aandoening (huidig of in de voorgeschiedenis);
- verminderde leverfunctie, vanwege de bijwerkingen op de lever;
- myasthenia gravis, ook in de voorgeschiedenis, vanwege de kans op respiratoire insufficiëntie;
- G6PD-deficiëntie, vanwege het risico van hemolytische anemie;
- risicofactoren voor verlenging van het QT–interval, zoals:
- bradycardie, cardiale aritmie;
- hypokaliëmie, hypocalciëmie, hypomagnesiëmie;
- ernstig hartfalen;
- congenitale of verworven QT-verlenging;
- comedicatie die het QT-interval verlengt (zie rubriek Interacties).
Kans op langdurige, invaliderende bijwerkingen: Laat de patiënt zich melden bij de eerste, mogelijk plotseling optredende, tekenen van ernstige bijwerkingen op de spieren of op het zenuwstelsel. Voorbeelden zijn: een loopstoornis, peesontsteking, gescheurde pees, spierpijn of -zwakte, zwelling van of pijn in een gewricht òf zenuwpijn, slapeloosheid, depressie, vermoeidheid, geheugenstoornis, vermindering van het zicht, de smaak, reuk en/of het gehoor. Dit vanwege de langdurige (maanden of jaren), invaliderende en potentieel irreversibele bijwerkingen op de spieren en het zenuwstelsel. Overweeg daarom bij patiënten met meer kans op deze bijwerkingen eerst andere behandelopties.
Staak het gebruik bij tekenen van neuropathie (pijn, branderig of doof gevoel, tintelingen of krachtverlies) om irreversibele effecten te voorkómen. Dit omdat sensorische of sensomotorische (poly)neuropathie resulterend in paresthesie, hyperesthesie, dysesthesie en krachtverlies zijn gemeld bij patiënten die (fluor)chinolonen kregen.
Vanwege kanstoename op door fluorchinolonen geïnduceerde tendinitis en peesruptuur extra voorzichtig zijn met de toepassing:
- bij ouderen;
- bij patiënten met een nierfunctiestoornis;
- na een solide orgaantransplantatie;
- bij (langdurige) comedicatie met corticosteroïden.
De behandeling onmiddellijk staken bij vermoeden van een tendinitis, bv. bij pijnlijke zwelling of ontsteking, dit vanwege de kans op een peesruptuur (meestal betreft dit de achillespees, soms bilateraal). Tendinitis en peesruptuur kunnen binnen 48 uur optreden na het begin van de behandeling, tot verschillende maanden na het staken ervan. Behandel het betrokken ledemaat/de ledematen op gepaste wijze, door bv. immobilisatie van de aangedane pees. Laat de patiënt geen corticosteroïden meer gebruiken als zich tekenen van tendinopathie voordoen.
De kans op aorta-aneurysma en -dissectie neemt toe door systemische of geïnhaleerde fluorchinolonen, vooral bij ouderen. Instrueer de patiënt om onmiddellijk spoedeisende medische hulp in te roepen bij plotseling optredende ernstige pijn in de buik, borst of rug. Fluorchinolonen alleen bij patiënten toepassen die een verhoogde kans hebben op aorta-aneurysma of -dissectie, na zorgvuldige afweging van: de voordelen, risico's en andere behandelopties. Mogelijke (andere) oorzaken van aorta-aneurysma en -dissectie zijn: hypertensie, atherosclerose, (familiaire) voorgeschiedenis van aorta-aneurysma of -dissectie, M. Behçet, M. Marfan, arteriitis gigantocellularis, Takayasu-arteriitis, vasculair Ehlers-Danlossyndroom.
Ook de kans op hartklepinsufficiëntie neemt toe door systemische of geïnhaleerde fluorchinolonen. Aandoeningen die het risico hierop verder verhogen zijn onder meer: hypertensie, reumatoïde artritis, M. Behçet, infectieuze endocarditis, aangeboren of reeds bestaande hartklepziekte en bindweefselaandoeningen (bv. M. Marfan, Ehlers-Danlossyndroom), het syndroom van Turner en – van Sjögren. Fluorchinolonen alleen gebruiken bij patiënten met toegenomen kans op hartklepinsufficiëntie na zorgvuldige afweging van voordelen tegen risico's en mogelijkheid van andere behandelopties. Instrueer de patiënt om onmiddellijk contact op te nemen met een arts bij: acute dyspneu, voor het eerst optredende hartkloppingen, de ontwikkeling van oedeem in de buik of de onderste ledematen.
Als in het gezichtsvermogen afwijkingen ontstaan of verergeren, of er enig ander effect is op de ogen, dan onmiddellijk een oogarts consulteren.
Deze behandeling ook staken bij:
- het optreden van een epileptisch insult;
- neiging tot automutilatie of suïcide;
- symptomen van verminderde leverfunctie, zoals anorexie, geelzucht, donkergekleurde urine, gevoelige buik, jeuk.
Vanwege de kans op ernstige bulleuze huidreacties de patiënt onmiddellijk contact laten opnemen bij eerste tekenen van overgevoeligheidsreacties. Tijdens de behandeling en gedurende 48 uur na het staken van het gebruik blootstelling aan natuurlijk of kunstmatig zonlicht vermijden, vanwege de kans op fotosensibilisatie.
Verstoring van de bloedglucoseregulatie komt voor, vooral bij diabetespatiënten die behandeld worden met insuline of orale antidiabetica (bv. glibenclamide). Zowel hypo- als hyperglykemie kan optreden (incl. hypoglykemisch coma); bewaak de bloedglucosewaarden bij deze diabetespatiënten.
Bij ernstige of aanhoudende diarree, tijdens of na de behandeling, de diagnose pseudomembraneuze colitis overwegen.
De bepaling van opiaten of porfyrinen in de urine kan fout-positieve resultaten opleveren.
Overdosering
Symptomen
Naast de bijwerkingen is o.a. reversibele nefrotoxiciteit gemeld.
Therapie
Bij recente orale inname: geactiveerde kool kan de absorptie verminderen.
Neem voor meer informatie over de symptomen en behandeling van een vergiftiging met ciprofloxacine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
Acute overdosering: verwardheid, hallucinaties, bewustzijnsdaling, duizeligheid, tremor, convulsies, verlenging van het QT-interval, maag-darmklachten met erosie van het maag-darmslijmvlies.
Therapie
Er is geen specifiek antidotum. De behandeling is symptomatisch. Overweeg: antacida ter bescherming van het maagslijmvlies, ECG-bewaking, anticonvulsiva bij convulsies. Hemodialyse en geforceerde diurese verhogen de eliminatie. Peritoneale dialyse/CAPD zijn niet effectief.
Neem voor meer informatie over de symptomen en behandeling van een vergiftiging met ofloxacine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Gefluorideerde chinolonverbinding. Ciprofloxacine werkt bactericide door remming van het bacteriële topo-isomerase II (DNA-gyrase) en topo-isomerase IV, die noodzakelijk zijn voor bacteriële DNA-replicatie, -transcriptie, -herstel en -recombinatie.
Doorgaans gevoelig zijn:
- Aeroob Gram-positief: Bacillus anthracis.
- Aeroob Gram-negatief: Aeromonas spp., Brucella spp., Citrobacter koseri, Francisella tularensis, Haemophilus ducreyi, Haemophilus influenzae, Legionella spp., Moraxella catarrhalis, Neisseria meningitidis, Pasteurella spp., Raoultella spp., Salmonella spp., Shigella spp., Vibrio spp. en Yersinia pestis.
- Anaeroob: Mobiluncus.
Van nature intermediair gevoelig (in de afwezigheid van een verworven resistentiemechanisme) zijn: Chlamydia trachomatis, Chlamydia pneumoniae, Mycoplasma hominis en Mycoplasma pneumoniae.
Verworven resistentie kan een probleem zijn bij:
- Aeroob Gram-positief: Enterococcus faecalis (van nature tevens middelmatig gevoelig) en Staphylococcus spp. (MRSA-stammen laten heel vaak een co-resistentie tegen fluorchinolonen zien).
- Aeroob Gram-negatief: Citrobacter freundii, Enterobacter cloacae, Escherichia coli, Klebsiella aerogenes, Klebsiella oxytoca, Klebsiella pneumoniae, Morganella morganii, Neisseria gonorrhoeae (resistentie ca. 57% in 2020), Proteus mirabilis, Proteus vulgaris, Providencia spp., Pseudomonas aeruginosa, Pseudomonas fluorescens en Serratia marcescens. De resistentie van Acinetobacter baumannii, Burkholderia cepacia en Campylobacter spp. voor ciprofloxacine bedraagt ≥ 50% in één of meer EU-landen.
- Anaeroob: Cutibacterium acnes (voorheen Propionibacterium acnes) en Peptostreptococcus spp.
Inherent resistent zijn:
- Aeroob Gram-positief: Actinomyces, Enterococcus faecium en Listeria monocytogenes.
- Aeroob Gram-negatief: Stenotrophomonas maltophilia.
- Anaerobe micro-organismen behalve die hierboven zijn vermeld.
- Overig: Mycoplasma genitalium en Ureaplasma urealyticum.
Ciprofloxacine is onvoldoende werkzaam tegen streptokokken. Er is discussie over de gevoeligheid van de Streptococcus pneumoniae voor ciprofloxacine. Het klinisch breekpunt voor resistentie ligt in Nederland dusdanig dat differentiëren tussen gevoelige en resistente stammen moeizaam is. De gerapporteerde resistentiegraad is hierom variabel en onbetrouwbaar.
Er is kruisresistentie tussen ciprofloxacine en andere fluorchinolonen waargenomen, in het algemeen bestaat er geen kruisresistentie tussen ciprofloxacine en andere klassen van antibacteriële middelen.
Kinetische gegevens
Resorptie | oraal snel en goed, vnl. vanuit de dunne darm. |
F | 70–80%, bij kinderen 50–80% (orale suspensie). |
T max | oraal na 1–2 uur. |
V d | 2–3 l/kg. |
Overig | Hoge concentraties ciprofloxacine worden bereikt in diverse weefsels, zoals de longen, sinussen, ontstoken laesies, galvloeistof en het urogenitale stelsel (urine, prostaat, endometrium). |
Metabolisering | voor een gedeelte, tot 4 minder actieve metabolieten. |
Eliminatie | na oraal gebruik 2/3 met de urine en 1/3 met de feces, grotendeels onveranderd; na i.v. toepassing 3/4 met de urine en 1/4 met de feces. Ciprofloxacine ondergaat zowel glomerulaire filtratie als tubulaire secretie. Hemodialyse en peritoneale dialyse hebben slechts een beperkt effect op de eliminatie van ciprofloxacine (< 10%). |
T 1/2el | 4–7 uur, bij een ernstige nierfunctiestoornis tot 12 uur. Bij kinderen 4–5 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Gefluorideerde chinolonverbinding. Systemisch toegediend ofloxacine heeft een bactericide werking en beïnvloedt de DNA-synthese door remming van het bacteriële DNA-gyrase en topo-isomerase IV.
Gewoonlijk gevoelig zijn:
- Aeroob Gram-positief: Staphylococcus aureus (meticilline-gevoelige stammen; 'MSSA') en Streptococcus. pyogenes.
- Aeroob Gram-negatief: Acinetobacter spp., Citrobacter spp., Enterobacter spp., Escherichia coli, Haemophilus influenzae, Klebsiella spp., Moraxella spp., Morganella morganii, Proteus spp. en Serratia marcescens.
- Overig: Chlamydia spp. en Legionella pneumophila.
Middelmatig gevoelig van nature (bij afwezigheid van verworven resistentiemechanismen) zijn:
- Aeroob Gram-positief: Providentia (resistentie ca. 17%), Streptococcus pneumoniae (en resistentie in ca. 70% van de stammen).
- Aeroob Gram-negatief: Enterococcus faecalis (resistentie ca. 50%), Pseudomonas aeruginosa (resistentie ca. 20–30%), andere Serratia spp. (resistentie ca. 20–40%), Stenotrophomonas maltophilia (resistentie ca. 5–11%),
- Overig: Mycoplasma spp. (resistentie tot 5,3%) en Ureaplasma spp. (resistentie tot 2%).
Een verworven resistentie kan een probleem zijn bij:
- Aeroob Gram-positief: Enterococcus faecium, Staphylococcus aureus (meticilline-ongevoelig; 'MRSA', resistentie ca. 69–86%) en β–hemolytische streptokokken uit de serologische groepen B, C en G.
- Aeroob Gram-negatief: Neisseria gonorrhoeae (resistentie bij ca. 25%).
Resistent zijn:
- Aeroob Gram-positief: Eubacterium spp.
- Anaerobe bacteriën zoals Bacteroides spp, Fusobacterium spp., peptokokken en peptostreptokokken,
- Overig: Treponema pallidum.
Het resistentiemechanisme berust voornamelijk op één of meerdere mutaties in de enzymen waar ofloxacine op aangrijpt, wat in het algemeen leidt tot kruisresistentie met andere fluorchinolonen. De resistentiepercentages hierboven hebben betrekking op Europees gebied en zijn afkomstig van de officiële productinformatie CBG/EMA.
Kinetische gegevens
F | ca. 95% |
T max | ca. 1 uur. |
V d | 1–2,5 l/kg. |
Overig | hoge penetratie in de meeste weefsels; concentratie 0,5–1,7× de serumconcentratie. |
Metabolisering | in geringe mate: < 5%. |
Eliminatie | met de urine, ca. 95% onveranderd. Door hemodialyse deels uit de circulatie te verwijderen, door peritoneale dialyse/CAPD niet. |
T 1/2el | ca. 5,7–7 uur, bij nierfunctiestoornis 10–30 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
ciprofloxacine hoort bij de groep fluorochinolonen.
Groepsinformatie
ofloxacine (systemisch) hoort bij de groep fluorochinolonen.
Kosten
Kosten laden…Kosten
Kosten laden…Zie ook
Geneesmiddelgroep
Indicaties
- Tuberculose
- bacteriële huidinfecties
- community-acquired pneumonie (CAP)
- cystitis bij gezonde, niet-zwangere vrouw
- cystitis bij risicogroepen ouder dan 12 jaar
- otitis externa
- otitis media acuta
- seksueel overdraagbare aandoeningen
- urineweginfectie bij kinderen jonger dan 12 jaar
- urineweginfectie met weefselinvasie (pyelonefritis, acute prostatitis)
Externe links
Zie ook
Geneesmiddelgroep
Indicaties
- Tuberculose
- community-acquired pneumonie (CAP)
- cystitis bij gezonde, niet-zwangere vrouw
- cystitis bij risicogroepen ouder dan 12 jaar
- seksueel overdraagbare aandoeningen
- urineweginfectie met weefselinvasie (pyelonefritis, acute prostatitis)