Samenstelling
Cyclofosfamide XGVS Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 500 mg, 1000 mg, 2000 mg
Endoxan XGVS Baxter bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 50 mg
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 750 mg, 2000 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Carmustine XGVS Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Poeder voor concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 100 mg
- Verpakkingsvorm
- met solvens 3 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Voor de behandeling van solide tumoren staat op Richtlijnendatabase.nl de geldende behandelrichtlijn.
Zie voor de behandeling van hematologische tumoren de behandelrichtlijnen op hovon.nl.
Advies
Voor de behandeling van gliomen staat op richtlijnendatabase.nl de geldende behandelrichtlijn.
Voor de behandeling van Hodgkin-lymfoom staat op hovon.nl de geldende behandelrichtlijn.
Voor de behandeling van non-Hodgkinlymfoom staat op vademecumhematologie.nl de geldende behandelrichtlijn met de plaats van carmustine daarbij.
Indicaties
Solide tumoren:
- gemetastaseerd ovariumcarcinoom, mammacarcinoom, kleincellig bronchuscarcinoom en Ewingsarcoom;
- als adjuvante behandeling bij mammacarcinoom en kleincellig bronchuscarcinoom;
- als inductie- en consolidatiebehandeling bij gevorderd of gemetastaseerd neuroblastoom.
Hematologische tumoren:
- bij chronische lymfatische leukemie;
- als consolidatiebehandeling bij acute lymfatische leukemie, bij subtypen rijpe B-cel en T-cel ook als remissie-inductiebehandeling;
- maligne lymfoom, multipel myeloom;
- als voorbereiding op beenmergtransplantatie bij acute lymfoblastische leukemie, acute myeloïde leukemie en chronische myeloïde leukemie (in combinatie met totale lichaamsbestraling of busulfan).
Bij levensbedreigende auto-immuunziekten:
- zoals systemische lupus erythematodes, auto-immuun hemolytische anemie, syndroom van Goodpasture en granulomatose van Wegener.
Indicaties
Maligniteiten in het CZS
- glioblastoom
- hersenstamglioom
- medulloblastoom
- astrocytoom
- ependymoom
- hersenmetastasen
Maligniteiten van het maag-darmstelsel
Maligne melanoom
- indien gebruikt in combinatie met andere anti-neoplastische middelen
Hematologische maligniteiten (secundaire behandeling)
- Hodgkin-lymfoom
- non-Hodgkinlymfoom
Hematopoëtische stamceltransplantatie (HPCT)
- Conditionerende behandeling voorafgaand aan een autologe HPCT bij de behandeling van maligne hematologische aandoeningen (Hodgkin- en non-Hodgkinlymfoom).
Doseringen
Dien mesna toe indien:
- de dosis cyclofosfamide ≥ 10 mg/kg lichaamsgewicht is;
- eerder cystitis is opgetreden na gebruik van alkylerende middelen;
- eerdere radiotherapie van het kleine bekken heeft plaatsgevonden en mictie- of urinewegklachten bestaan.
Hematologische maligniteiten en solide tumoren:
Volwassenen en kinderen
Dagelijkse behandeling: i.v. 3–6 mg/kg lichaamsgewicht.
Intervalbehandeling: i.v. 10–15 mg/kg lichaamsgewicht/dag, iedere 2–5 dagen.
Intervalbehandeling met hoge dosis: i.v. 20–40 mg/kg lichaamsgewicht/dag, iedere 21–28 dagen.
Voorbereiding op beenmergtransplantatie:
Volwassenen en kinderen
i.v. 60 mg/kg lichaamsgewicht gedurende 2 dagen óf 50 mg/kg lichaamsgewicht gedurende 4 dagen. Toediening van cyclofosfamide niet eerder beginnen dan 24 uur na de laatste dosis busulfan.
Auto-immuunziekten:
oraal of i.v.: 500–1000 mg/m² lichaamsoppervlak per maand.
Bij myelosuppressie: Verlaag de dosis met 50% bij een leukocytenaantal van 2,5–4,0× 109/l en/of een trombocytenaantal van 50–100× 109/l. Staak de behandeling tijdelijk tot normalisatie bij een leukocytenaantal van < 2,5× 109/l en/of een trombocytenaantal van < 50× 109/l.
Bij nierfunctiestoornis (m.n. ernstige), overwegen de dosis te verlagen. Verlaag de dosis met 50% bij een GFR < 10 ml/min.
Bij ernstige leverfunctiestoornis de dosis verlagen. Verlaag de dosis met 25% bij een serumbilirubinegehalte van 53–86 micromol/l.
Toedieningsinformatie: Oraal en i.v.: cyclofosfamide ’s ochtends toedienen met voldoende vocht (≥ 3 liter per 24 uur) om de urineproductie te bevorderen. De tablet zonder kauwen (in zijn geheel) met water innemen. Intraveneuze toediening bij voorkeur via een infuus gedurende 30 min tot 2 uur; eventueel via zeer langzame injectie.
Doseringen
Maligniteiten in het CZS, hematologische maligniteiten
Volwassenen
Algemene richtlijn monotherapie: bij nog niet eerder behandelde patiënten: i.v. 150–200 mg/m² lichaamsoppervlak elke 6 weken óf 75–100 mg/m² op twee opeenvolgende dagen, elke 6 weken. De behandeling staken indien de werkzaamheid onvoldoende is of de therapie niet wordt verdragen.
In combinatietherapie gelden andere doseringen afhankelijk van de soort kuur.
Conditionerende behandeling voorafgaand aan HPCT
Volwassenen
In combinatie met andere chemotherapie: i.v. 300-600 mg/m² lichaamsoppervlak.
Ouderen (> 65 j): start in verband met mogelijke comorbiditeit met een dosis aan de lage kant van het dosisbereik.
Verminderde nierfunctie: pas zo nodig de dosis aan op basis van toxiciteit. Gebruik bij een ernstige (terminale) nierfunctiestoornis is gecontra-indiceerd.
Ernstige bijwerkingen: bij zowel monotherapie als combinatietherapie: bij een aantal leukocyten 2–3 × 109/l en/of aantal trombocyten 25–75 × 109/l na de voorafgaande dosis, de dosis carmustine verlagen tot 70% van de voorafgaande dosis; bij een aantal leukocyten < 2 × 109/l en/of aantal trombocyten < 25 × 109/l na de voorafgaande dosis, de dosis carmustine verlagen tot 50% van de voorafgaande dosis.
Toediening: na reconstitutie onmiddellijk verdunnen met 500 ml van een NaCl-oplossing 0,9% of een glucose-oplossing 5% en daarna gedurende 1–2 uur i.v. toedienen via een pvc-vrije infusieset van polytheen (PE). De infusie mag niet korter dan 1–2 uur duren, omdat anders kans bestaat op brandwonden en pijn op de infusieplaats. Wees alert op extravasatie.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): myelosuppressie, leukopenie, (febriele) neutropenie. Alopecia. (Hemorragische) cystitis, hematurie. Koorts.
Vaak (1-10%): infecties. Mucositis. Gestoorde spermatogenese. Rillingen, asthenie, malaise.
Soms (0,1-1%): pneumonie, sepsis. Allergische of anafylactische/anafylactoïde reactie (zeer zelden incl. shock). Trombocytopenie, anemie. Anorexie. Perifere neuropathie, polyneuropathie, neuralgie. Doofheid. Cardiomyopathie, myocarditis, hartfalen, tachycardie. Ovulatiestoornis (zelden irreversibel), verlaagde vrouwelijke geslachtshormonen. Verhoogde LDH in bloed, verhoogde CRP, ECG-verandering, verminderde LVEF.
Zelden (0,01-0,1%): myelodysplastisch syndroom, secundaire maligniteiten (zoals acute leukemie, blaascarcinoom, uretercarcinoom). Dehydratie. Convulsies. Visusstoornis. (Supra)ventriculaire aritmie. Bloedingen. Leverfunctiestoornis, hepatitis. Huiduitslag, dermatitis. Amenorroe, azoöspermie, oligospermie, aspermie. Borstpijn.
Zeer zelden (< 0,01%): tumorlysissyndroom. Gedissemineerde intravasale stolling. Hemolytisch uremisch syndroom. SIADH (zelden fataal). Hyponatriëmie. Smaakstoornis, duizeligheid, paresthesie. Conjunctivitis, oogoedeem. Ventrikelfibrilleren, atriumfibrilleren, angina pectoris, myocardinfarct, pericarditis. Trombo-embolie, hypertensie, hypotensie. ARDS, interstitiële pulmonaire fibrose, longoedeem, bronchospasmen, dyspneu, hypoxie, hoest. Stomatitis, misselijkheid, braken, acute pancreatitis, enterocolitis, diarree. Ascites. Veno-occlusieve leverziekte (zelden fataal), hepatomegalie, geelzucht. Stevens-Johnsonsyndroom, toxische epidermale necrolyse. Verkleuring van nagels of huid, jeuk. Rabdomyolyse, spierkramp. Blaaswandoedeem, blaasfibrose, nierinsufficiëntie, niertubulusnecrose, verhoogde creatinine in bloed. Hoofdpijn, multi-orgaanfalen. Reactie op de injectieplaats (incl. necrose, trombose). Gewichtstoename.
Verder zijn gemeld: andere secundaire maligniteiten (non-Hodgkinlymfoom, sarcoom, niercelcarcinoom, pyelumcarcinoom, schildklierkanker). Agranulocytose, lymfopenie, verlaagd Hb. Verhoogde of verlaagde bloedglucose. Encefalopathie, reversibele posterieure leuko-encefalopathie syndroom (RPLS), myelopathie, hypo-esthesie, tremor, parosmie. Verhoogde traanproductie. Tinnitus. Cardiogene shock, pericardiale effusie, bradycardie, hartkloppingen, verlengd QT-interval. Vasculitis, perifere ischemie, blozen. Verstopte neus, loopneus, keelpijn, veno-occlusieve longziekte, bronchiolitis obliterans, pneumonitis, pleurale effusie. Parotitis, caecitis, stijging van leverenzymwaarden. Erythema multiforme, hand-voetsyndroom, urticaria, gezichtsoedeem, erytheem, overmatig zweten. Sclerodermie, spierpijn, gewrichtspijn, spierspasme. Toxische nefropathie, ureteritis, blaasconstrictie, nefrogene diabetes insipidus, atypische blaasurotheelcellen, verhoogde waarden bloedureum. Vroeggeboorte, onvruchtbaarheid, oligomenorroe, testisatrofie, verlaagde waarden oestrogeen in bloed, verhoogde waarden gonadotropine in het bloed.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): hypotensie (bij hoge doses, door oplosmiddel ethanol). Pneumonitis, interstitiële fibrose (vooral bij langdurige behandeling en cumulatieve dosis). Ernstige misselijkheid en braken. Hoofdpijn, duizeligheid, ataxie. Rode conjunctiva, wazig zien door retinale bloeding. Dermatitis, hyperpigmentatie (bij huidcontact). Flebitis. Beenmergsuppressie.
Vaak (1–10%): stomatitis, diarree, obstipatie. Anorexie. Blozen, alopecia, reactie op de infusieplaats. Encefalopathie (bij hoge doses). (Secundaire) acute leukemie. Stijging ASAT, AF en serumbilirubine. Anemie, beenmergdysplasie (na langdurige behandeling).
Zelden (0,01–0,1%): veneuze occlusie (hoge doses). Niertoxiciteit. Gynaecomastie. Neuroretinitis. Gastro-intestinale bloeding.
Zeer zelden (< 0,01%): tromboflebitis.
Verder zijn gemeld: myalgie, insulten, status epilepticus. Tachycardie, pijn op de borst. Neutropene enterocolitis. Onvruchtbaarheid. Allergische reactie. Azotemie, daling in niervolume. Hypokaliëmie, hypomagnesiëmie, hypofosfatemie. Secundaire maligniteiten.
Bij toediening in de halsslagader (experimenteel): oculaire toxiciteit.
Interacties
Gelijktijdig gebruik van de volgende middelen kan de activering van cyclofosfamide verminderen en daarmee de effectiviteit wijzigen: aprepitant, bupropion, chlooramfenicol, fluconazol, itraconazol, ondansetron, prasugrel, sulfonamiden, thiotepa, grapefruit(sap) of pompelmoes(sap).
Gelijktijdig gebruik van de volgende middelen kan de toxiciteit van cyclofosfamide verhogen: allopurinol (toename myelosuppressie), azathioprine (toename hepatotoxiciteit), cimetidine, disulfiram, proteaseremmers (mucositis) of geneesmiddelen die een klinisch belangrijke inductie van leverenzymen veroorzaken (zoals corticosteroïden, carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne, rifampicine, sint-janskruid). Gelijktijdig gebruik met ACE-remmers, natalizumab, paclitaxel, thiazide-diuretica of zidovudine kan de hematotoxiciteit van cyclofosfamide verhogen.
Gelijktijdig gebruik met antracyclinen, cytarabine, suxamethonium, trastuzumab, of gelijktijdige bestraling van de hartstreek of totale lichaamsbestraling kan de cardiotoxiciteit van cyclofosfamide verhogen.
Gelijktijdig gebruik met amiodaron of G(M)-CSF kan de longtoxiciteit van cyclofosfamide verhogen. Gelijktijdig gebruik met amfotericine B of indometacine kan de nefrotoxiciteit van cyclofosfamide verhogen.
Bij gelijktijdig gebruik met busulfan de toediening van cyclofosfamide niet eerder beginnen dan 24 uur na de laatste dosis busulfan in verband met veno–occlusieve levertoxiciteit.
Cyclofosfamide kan de werkzaamheid verminderen van de volgende middelen: ciclosporine, digoxine, verapamil.
Cyclofosfamide versterkt de werking van sulfonylureumderivaten (versterkte bloedglucosedaling) en depolariserende spierrelaxantia (o.a. suxamethonium; geeft verlengde apneu door een verminderde pseudocholinesterase-concentratie).
Gelijktijdig gebruik met tamoxifen kan leiden tot een toename van trombo-embolieën. Alcohol kan door cyclofosfamide geïnduceerd braken en misselijkheid versterken. Gelijktijdig gebruik met metronidazol kan mogelijk leiden tot een toename van toxiciteit (o.a. acute encefalopathie).
Gelijktijdig gebruik met etanercept bij Wegener-granulomatose is geassocieerd met een toename van niet–cutane solide tumoren.
Het gebruik van levende vaccins tijdens behandeling met cyclofosfamide vermeerdert de infectiekans en een verminderde werking van het vaccin door immunosuppressie.
Interacties
Anti-epileptica zoals fenytoïne kunnen minder werkzaam worden.
Combinatie met cimetidine vergroot de toxiciteit van carmustine.
Wees voorzichtig met de immunisatie met levende vaccins, vanwege de toegenomen kans op infectie bij verlaagde immuuncompetentie.
Een dosis bevat maximaal 7,62 g alcohol, overeenkomend met 11,2 ml bier of 4,65 ml wijn. Vanwege toxische reacties op de alcohol niet combineren met disulfiram of metronidazol.
De digoxinespiegel kan mogelijk verlagen.
Combinatie met melfalan vergroot de kans op pulmonale toxiciteit.
Zwangerschap
Cyclofosfamide en metabolieten passeren de placenta.
Teratogenese: Bij de mens, relatief weinig gegevens; gebruik van cyclofosfamide is schadelijk gebleken in het eerste trimester (ernstige meervoudige congenitale afwijkingen). Bij dieren schadelijk gebleken.
Farmacologisch effect: Vroeggeboorte is gemeld.
Advies: Gebruik ontraden tijdens het eerste trimester; tijdens het tweede en derde trimester alleen op strikte indicatie gebruiken.
Vruchtbaarheid: Cyclofosfamide kan bij zowel mannen als vrouwen tot verminderde fertiliteit leiden; bij jongens die zijn behandeld in de prepuberteit is later azoöspermie en oligospermie gemeld. Raad een man voorafgaand aan de behandeling aan om advies in te winnen over cryopreservatie van sperma.
Overige: Een vruchtbare vrouw of man dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 6–12 maanden na de therapie.
Zwangerschap
Teratogenese: Onbekend. Bij dieren in therapeutische doseringen schadelijk gebleken. Op grond van het werkingsmechanisme kan schadelijkheid worden verwacht.
Advies: Gebruik ontraden.
Vruchtbaarheid: Carmustine kan de mannelijke vruchtbaarheid verminderen. Raad een man voorafgaand aan de behandeling aan om advies in te winnen over cryopreservatie van sperma. Genetisch advies wordt aanbevolen voor patiënten die een kinderwens hebben.
Overig: Een vruchtbare vrouw of man dient anticonceptieve maatregelen te nemen tijdens en gedurende ten minste 6 maanden na de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja.
Farmacologisch effect: neutropenie, trombocytopenie, verlaagd Hb, diarree.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding is gecontra-indiceerd.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Gezien het lipofiele karakter van carmustine en het werkingsmechanisme is een nadelig effect bij de zuigeling niet uit te sluiten.
Advies: Gebruik is gecontra-indiceerd.
Contra-indicaties
- beenmergdepressie;
- acute urotheeltoxiciteit door chemo- of radiotherapie;
- acute infecties;
- lagere urinewegobstructies;
- urineweginfecties.
Voor meer contra-indicaties, zie de rubriek Lactatie.
Contra-indicaties
- ernstige beenmergsuppressie (aantal leukocyten ≤ 4 × 10⁹/l en/of aantal trombocyten ≤ 100 × 10⁹/l);
- ernstige (terminale) nierfunctiestoornis;
- kinderen (< 18 jaar) in verband met longtoxiciteit (zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen).
Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Lactatie.
Waarschuwingen en voorzorgen
Beenmergsuppressie: Controleer vóór iedere toediening en regelmatig tijdens de behandeling het volledige bloedbeeld; controleer vaker indien het aantal leukocyten < 3,0 × 109/l is. Wees voorzichtig bij een bestaande ernstige aantasting van de beenmergfunctie of bij ernstige immunosuppressie; in het bijzonder bij eerdere of gelijktijdige chemo- en/of radiotherapie.
Uro- en nefrotoxiciteit: Het optreden van urotoxiciteit kan onderbreken van de behandeling nodig maken. Sluit voor de behandeling urinewegobstructies uit en controleer tijdens de behandeling regelmatig het urinesediment op tekenen van uro- of nefrotoxiciteit. Staak de behandeling indien ernstige hemorragische cystitis optreedt; eerdere radiotherapie of behandeling met busulfan vergroot het risico van hemorragische cystitis. Wees voorzichtig bij actieve urineweginfecties. Geforceerde diurese door sterke hydratie en/of toedienen van mesna, verkleint het risico van blaastoxiciteit.
Cardiotoxiciteit: Wees voorzichtig bij al bestaande hartafwijkingen, ouderen, hoge doses cyclofosfamide, eerdere bestraling van de hartstreek en/of behandeling met andere cardiotoxische middelen, omdat deze factoren de kans op cardiotoxiciteit vergroten.
Longtoxiciteit: Zelfs jaren na behandeling met cyclofosfamide, kan pneumonitis optreden waardoor een hoge mortaliteit ontstaat.
Secundaire maligniteiten: Tot jaren na de behandeling kunnen zich ook secundaire maligniteiten ontwikkelen; voorkom hemorragische cystitis om de kans op blaascarcinoom te verminderen.
Veno-occlusieve leverziekte: Wees voorzichtig bij bestaande leverfunctiestoornissen, eerdere radiotherapie van het abdomen of een lage performance status van ECOG (Eastern Cooperative Oncology Group), vanwege een toenemende kans op veno-occlusieve leverziekte.
Bij diabetici kan interactie optreden met insuline en orale bloedglucoseverlagende middelen.
Wondgenezing kan verstoord worden. Aanbevolen wordt om 10-14 dagen na een operatieve ingreep niet te behandelen met cytostatica.
Kruisovergevoeligheid met andere alkylerende middelen is gemeld.
Voor behandeling van vruchtbare mannen, zie rubriek Zwangerschap.
Waarschuwingen en voorzorgen
Vanwege kans op beenmergtoxiciteit voorafgaand aan en regelmatig gedurende ten minste 6 weken na een dosis het volledig bloedbeeld controleren. De daling van de bloedcellen begint doorgaans 7–14 dagen na toediening, het herstel 42–56 dagen na toediening. Bij een verlaagd aantal bloedcellen (meetpunt de nadir) zo nodig de dosis uitstellen en/of aanpassen, zie ook de rubriek Doseringen. De beenmergtoxiciteit is cumulatief. Herhaaldoses mogen niet vaker dan om de 6 weken worden gegeven.
Voorafgaand aan en regelmatig tijdens de behandeling de lever- en nierfunctie controleren. Renale toxiciteit is zeldzaam, maar kan optreden bij cumulatieve doses < 1000 mg/m² lichaamsoppervlak.
Vanwege kans op longtoxiciteit voorafgaand aan en regelmatig tijdens de behandeling longfunctieonderzoek verrichten en röntgenonderzoek van de borstkas uitvoeren. De toxiciteit bestaat o.a. uit longinfiltraten en/of longfibrose (incidentie tot 30%) en kan binnen 3 jaar ná behandeling optreden. Risicofactoren voor het optreden van longtoxiciteit zijn cumulatieve doses van 1200–1500 mg/m² lichaamsoppervlak, roken, reeds bestaande radiologische afwijkingen/luchtwegaandoeningen, sequentiële of gelijktijdige bestraling van de borstkas en contact met andere agentia die een longbeschadiging kunnen veroorzaken. Voorbeelden zijn een aanvangswaarde < 70% van de voorspelde geforceerde vitale capaciteit (FVC) of koolmonoxide-diffusiecapaciteit (DLCO). Bij patiënten die carmustine in de kinderjaren/adolescentie hebben gekregen, kan zeer vertraagd longtoxiciteit optreden, tot 17 jaar na toediening met een groot risico van overlijden. Gebruik bij kinderen (< 18 j.) is daarom gecontra-indiceerd. Andere manifestaties van longtoxiciteit zijn pneumonitis (cumulatieve dosis > 450 mg/m² lichaamsoppervlak) en interstitiële longziekte (cumulatieve dosis > 1400 mg/m²). Bij een conditionerende behandeling voorafgaand aan HPCT bestaat er bij vrouwen een verhoogd risico op longtoxiciteit, vooral bij een dosis van 600 mg/m². Het is niet bekend of dit verhoogde risico kan worden toegeschreven aan carmustine. Weeg bij patiënten met risicofactoren voor longtoxiciteit het gebruik af tegen de risico's.
Misselijkheid en braken zijn ernstig en de kans hierop is groot bij doses > 250 mg/m² lichaamsoppervlak en matig bij ≤ 250 mg/m². Misselijkheid en braken beginnen doorgaans binnen 2–4 uur na toediening en duren ongeveer 4–6 uur. Anti-emetische profylaxe wordt aanbevolen.
Carmustine is een zeer irritatieve stof: bij extravasatie treedt lokaal een stekend of branderig gevoel op en is er kans op tromboflebitis en ernstige progressieve weefselnecrose. Meerdere maatregelen zijn noodzakelijk, zie de NVZA Crashkaart oncolytica versie 7.
Een dosis bevat maximaal 7,62 g alcohol, overeenkomend met 11,2 ml bier of 4,65 ml wijn. Dit kan schadelijk zijn bij o.a. alcoholisme. Langzaam toedienen, bv. gedurende een periode van 6 uur, kan de bijwerkingen van alcohol verminderen.
Overdosering
Symptomen
Dosisafhankelijke bijwerkingen zoals myelosuppressie, urotoxiciteit, cardiotoxiciteit en veno-occlusieve leverziekte.
Therapie
Ter preventie van cystitis en urotoxische effecten, mesna geven. Snelle hemodialyse is aangewezen.
Overdosering
Symptomen
Beenmergsuppressie, levernecrose, encefalomyelitis, interstitiële pneumonie.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met carmustine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Prodrug van 4-hydroxy-cyclofosfamide en aldofosfamide. De oncolytische werkingvan cyclofosfamide berust op alkylering van het DNA met waarschijnlijk een effect op de G2– of S–fase van de celcyclus. De immunosuppressieve werking berust op een remmend effect op B-cellen, CD4+ T-cellen en in mindere mate op CD8+ T-cellen. Daarnaast wordt verondersteld dat het een remmende werking heeft op suppressorcellen, die de IgG2-klasse van antilichamen reguleren.
Kinetische gegevens
Overig | cyclofosfamide is zelf onwerkzaam. |
Resorptie | oraal bijna volledig (cyclofosfamide). |
T max | i.v. en oraal 2–4 uur (actieve metabolieten). |
Overig | passeert de bloed-hersenbarrière (cyclofosfamide). |
Metabolisering | in de lever door diverse CYP-enzymsystemen in de actieve metabolieten 4-hydroxy-cyclofosfamide (4-OHCP) en aldofosfamide (cyclofosfamide). In de lever door glutathion-S-transferasen en alcoholdehydrogenase tot inactieve metabolieten (actieve metabolieten). |
Eliminatie | vnl. met de urine (cyclofosfamide en metabolieten). |
T 1/2el | 4–8 uur (cyclofosfamide), ca. 3 en 9 uur (actieve metabolieten). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Alkylerend middel. Carmustine is een nitroso-ureumverbinding die DNA en RNA alkyleert en zo verstorend werkt op de DNA- en RNA-synthese en op het DNA-herstel. Het werkt onafhankelijk van de celcyclusfase. Daarnaast reageert carmustine met lysineresten van enzymen (carbamoylering) zoals glutathionreductase; dit werkt mogelijk eveneens verstorend op het DNA-herstel. Carmustine is evenals andere nitroso-ureumverbindingen niet stabiel in waterige oplossingen en valt spontaan uiteen in reactieve tussenproducten die eveneens alkylerende en carbamoylerende eigenschappen bezitten. Het is waarschijnlijk dat deze tussenproducten bijdragen aan het antitumoreffect.
Kinetische gegevens
Overig | bij fysiologische pH is carmustine zeer lipofiel. Passeert gemakkelijk de bloed-hersenbarrière. |
Metabolisering | in waterige oplossingen (ook bij fysiologische pH) valt carmustine spontaan snel uiteen in reactieve tussenproducten. |
Eliminatie | vnl. met de urine als metabolieten: na toediening 60–70% in 96 uur. Ca. 10% als CO2 via de ademhaling. |
T 1/2el | ca. 18–69 min. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
cyclofosfamide hoort bij de groep alkylerende middelen.
- bendamustine (L01AA09) Vergelijk
- busulfan (L01AB01) Vergelijk
- carmustine (L01AD01) Vergelijk
- chloorambucil (L01AA02) Vergelijk
- chloormethine (L01AA05) Vergelijk
- dacarbazine (L01AX04) Vergelijk
- ifosfamide (L01AA06) Vergelijk
- melfalan (L01AA03) Vergelijk
- procarbazine (L01XB01) Vergelijk
- temozolomide (L01AX03) Vergelijk
- thiotepa (L01AC01) Vergelijk
- treosulfan (L01AB02) Vergelijk
Groepsinformatie
carmustine hoort bij de groep alkylerende middelen.
- bendamustine (L01AA09) Vergelijk
- busulfan (L01AB01) Vergelijk
- chloorambucil (L01AA02) Vergelijk
- chloormethine (L01AA05) Vergelijk
- cyclofosfamide (L01AA01) Vergelijk
- dacarbazine (L01AX04) Vergelijk
- ifosfamide (L01AA06) Vergelijk
- melfalan (L01AA03) Vergelijk
- procarbazine (L01XB01) Vergelijk
- temozolomide (L01AX03) Vergelijk
- thiotepa (L01AC01) Vergelijk
- treosulfan (L01AB02) Vergelijk