Samenstelling
Dacogen XGVS Aanvullende monitoring Janssen-Cilag bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 50 mg
- Verpakkingsvorm
- flacon 50 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Efudix Mylan bv
- Toedieningsvorm
- Crème
- Sterkte
- 50 mg/g
- Verpakkingsvorm
- 40 g
Conserveermiddelen: methyl– en propylparahydroxybenzoaat. Bevat tevens: propyleenglycol.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Voor de behandeling van acute myeloïde leukemie (AML) staat op HOVON de geldende behandelrichtlijn met de plaats van decitabine daarbij.
Advies
Verdachte huidafwijkingen: Actinische keratose (AK) hoeft niet altijd behandeld te worden. Bij een enkele kleine AK is behandeling meestal niet nodig. De noodzaak voor behandeling neemt toe naarmate er meer of grotere laesies zijn (arbitrair: > 5 laesies of > 1 cm), bij risicofactoren (actinische veldveranderingen, voorgeschiedenis van huidkanker, immuungecompromitteerden) of als de patiënt er hinder van ondervindt, zoals pijn, jeuk of cosmetische bezwaren. Kies dan in de eerstelijnszorg voor cryotherapie (bij ≤ 5 laesies) of behandeling met 5-fluoro-uracil (5-FU)-crème. Bij de ziekte van Bowen zonder hoogrisicokenmerken is excisie eerste keus. Op basis van patiëntkenmerken of –voorkeur kan een andere behandeling worden overwogen: cryotherapie (alleen bij laesies ≤ 5 mm op een voor de patiënt gemakkelijk te controleren plaats) of 5-FU-crème. Bij een superficieel basaalcelcarcinoom zonder hoogrisicokenmerken zijn excisie, cryotherapie en 5-FU-crème gelijkwaardige opties. Bij een nodulair basaalcelcarcinoom zonder hoogrisicokenmerken is excisie de voorkeursbehandeling.
Indicaties
- Nieuw gediagnosticeerde of secundaire acute myeloïde leukemie (AML), indien standaard inductiechemotherapie niet in aanmerking komt.
Indicaties
- Oppervlakkige pre–neoplastische aandoeningen zoals keratosen door zonnestraling, seniele keratosen en morbus Bowen.
- Neoplastische huidveranderingen waaronder afzonderlijke en multipele oppervlakkige basaliomen.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Acute myeloïde leukemie (AML)
Volwassenen (incl. ouderen)
Monotherapie: gebruikelijke en tevens maximale dosis: i.v. 20 mg/m² lichaamsoppervlak/dag via infusie in 1 uur gedurende 5 achtereenvolgende dagen per behandelcyclus van 4 weken; minimaal 4 behandelcycli worden aanbevolen. De behandeling voortzetten tot aan ziekteprogressie of toxiciteit.
Verminderde nier- of leverfunctie: Op grond van een populatie-farmacokinetische analyse is een dosisaanpassing niet nodig. Zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Ernstige bijwerkingen: Bij (ernstige) immunosuppressie en geassocieerde complicaties de behandeling uitstellen, zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen/myelotoxiciteit. Een verlaging van de dosis wordt niet aanbevolen. Bij vaststelling van een interstitiële longziekte de behandeling staken.
Toediening: Na reconstitutie verder verdunnen tot een eindconcentratie van 0,15–1,0 mg/ml en i.v. toedienen over een periode van 1 uur. Een centraal veneuze katheter is niet nodig. Geen andere geneesmiddelen via dezelfde i.v. toegang/lijn toedienen.
Doseringen
De klinische manifestatie van de genezing begint meestal in de tweede week van de behandeling (zie ook de rubriek Eigenschappen). Laesies aan gezicht en romp reageren meestal sneller dan die aan handen, armen en benen. Genezing treedt soms pas op 1–2 maanden nadat met de behandeling is gestopt.
Ernstige huidreacties kunnen worden verlicht door gebruik van een corticosteroïdcrème.
Behandelde huid met kleding of pet beschermen tegen de zon.
Keratosen door zonnestraling en seniele keratosen:
Volwassenen:
1–2×/dag een dunne laag crème op de aangedane plaatsen aanbrengen. Doorgaans wordt hierbij geen pleister of verband gebruikt, behalve bij keratosen van de handen. Max. 500 cm² (ca. 23×23 cm) huidoppervlak tegelijkertijd behandelen. Als de huidaandoeningen een groter oppervlak beslaan, deze in gedeeltes na elkaar behandelen. Laesies behandelen tot het stadium van erosie; in de regel gedurende 3–4 weken, in enkele gevallen langer.
Volgens de NHG-Standaard Verdachte huidafwijkingen: 2×/dag dun aanbrengen op max. 500 cm² gedurende 4 weken, eventueel korter als de huid eerder erosief is. Niet bedekken met pleister of verband. Na 2 weken controleren (therapietrouw en bijwerkingen), effect na 3 maanden beoordelen. Eventueel nabehandelen met een vette indifferente crème, zoals vaselinecetomacrogolcrème.
Overige aandoeningen:
Volwassenen:
1–2×/dag een dunne laag crème op de aangedane plaatsen aanbrengen in combinatie met occlusief verband, dat dagelijks wordt verwisseld (zie ook de rubriek Waarschuwingen/Voorzorgen). Max. 500 cm² (ca. 23×23 cm) huidoppervlak tegelijkertijd behandelen. Als de huidaandoeningen een groter oppervlak beslaan, deze in gedeeltes na elkaar behandelen. Basaliomen tot het stadium van ulceratie, de overige laesies tot het stadium van erosie behandelen; in de regel gedurende 3–4 weken, in enkele gevallen langer.
Volgens de NHG-standaard Verdachte huidafwijkingen: superficieel basaalcelcarcinoom en ziekte van Bowen, beide zonder hoogrisicokenmerken: 2×/dag dun aanbrengen op max. 500 cm² gedurende 4 weken; niet bedekken met pleister of verband. Na 2 weken controleren (therapietrouw en bijwerkingen), effect na 3 maanden beoordelen. Eventueel nabehandelen met een vette indifferente crème, zoals vaselinecetomacrogolcrème.
Toediening: was de vingers waarmee de crème is aangebracht grondig; gebruik eventueel een vingercondoom voor het aanbrengen van de crème. Contact met ogen en slijmvliezen vermijden bij het aanbrengen.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): pneumonie (bij ca. 24%, CTCAE-graad 3–4 bij ca. 20%), urineweginfectie, overige infecties (bij ca. 63%, CTCAE-graad 3–4 bij ca. 39%: schimmel-, viraal, bacterieel). (Febriele) neutropenie (bij ca. 34%, CTCAE-graad 3–4 bij ca. 32%), trombocytopenie (bij ca. 41%, CTCAE-graad 3–4 bij ca. 38%; incl. hieraan gerelateerde bloedingen onder andere in het CZS en gastro-intestinaal), anemie (bij ca. 38%, CTCAE-graad 3–4 bij ca. 31%), leukopenie. Misselijkheid (bij ca. 33%), braken, diarree (bij ca. 31%). Koorts. Hoofdpijn. Hyperglykemie, afwijkende leverfunctiewaarden.
Vaak (1-10%): sepsis, incl. septische shock. Overgevoeligheidsreactie, incl. anafylaxie. Stomatitis. Sinusitis. Hyperbilirubinemie.
Soms (0,1-1%): cardiomyopathie. Pancytopenie. Acute febriele neutrofiele dermatose (Sweet-syndroom).
Verder zijn gemeld: interstitiële longziekte. Enterocolitis, waaronder neutropenische colitis, caecitis. Differentiatiesyndroom.
Bijwerkingen
De meeste huidreacties maken onderdeel uit van het genezingsproces (zie ook de rubriek Eigenschappen). Allergische huidreacties en reacties gerelateerd aan systemische toxiciteit zijn zelden waargenomen, maar de kans neemt toe bij DPD-deficiëntie, bij gebruik op huidgebieden met aangetaste barrièrefunctie en bij toepasing onder afdekkend verband.
Gemeld zijn: lokaal pijn en jeuk, brandende huid, erytheem (lokaal en gegeneraliseerd), erythema multiforme, schilfering, blaasjes, zwelling, ulceratie, (contact)eczeem, fotosensibilisatie, alopecia. Koorts, rillingen. Ontsteking van het neusslijmvlies. Irritatie van de conjunctiva, keratitis, tranenvloed. Stomatitis, misselijkheid, braken, maagpijn, (hemorragische) diarree. Allergische reacties (o.a. type IV overgevoeligheid). Hoofdpijn, duizeligheid, slaperigheid, smaakverandering, psychotische reacties. Neutropenie, trombocytopenie, pancytopenie, leukocytose.
Interacties
Er zijn van dit middel geen klinisch relevante interacties bekend.
Interacties
Behandeling binnen 4 weken met DPD-remmers is gecontra-indiceerd.
Niet in combinatie met andere huidmiddelen gebruiken, tenzij noodzakelijk.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren schadelijk gebleken.
Advies: Gebruik ontraden.
Vruchtbaarheid: Bij mannelijke dieren veroorzaakte decitabine atrofie van de testes, die niet herstelde binnen de geplande herstelperiode. Verder is er voldoende bewijs dat decitabine een mutagene stof is. Raad daarom een vruchtbare vrouw of man voorafgaand aan de behandeling aan om advies in te winnen over cryopreservatie van respectievelijk eicellen of sperma.
Overige: Een vruchtbare vrouw of man dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende en tot ten minste 6 maanden (vrouw) en 3 maanden (man) na de therapie. Het is niet bekend of decitabine de werkzaamheid van hormonale anticonceptiva kan verminderen; daarom een additioneel barrièremiddel overwegen. Voorafgaand aan de behandeling een zwangerschap uitsluiten.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren, bij systemisch gebruik in therapeutische dosering schadelijk gebleken. Op grond van het werkingsmechanisme wordt 5-fluoro-uracil (5-FU) als teratogeen beschouwd. Bij lokaal gebruik kan een significante hoeveelheid 5-FU systemisch beschikbaar komen (zie ook de rubriek Kinetische gegevens).
Advies: Gebruik ontraden.
Overig: Een vruchtbare vrouw of man dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste zes maanden (vrouw) of drie maanden (man) na de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Gezien het werkingsmechanisme is een schadelijk effect van decitabine op de zuigeling niet uit te sluiten.
Advies: Het geven van borstvoeding is gecontra-indiceerd.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een nadelig effect op de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding is gecontra-indiceerd.
Contra-indicaties
Zie voor contra-indicaties de rubriek Lactatie.
Contra-indicaties
Zie de rubrieken Lactatie en Interacties.
Waarschuwingen en voorzorgen
Myelotoxiciteit: Controleer regelmatig en in elk geval vóór het starten van iedere nieuwe cyclus het volledige bloedbeeld inclusief complete bloedtellingen. Overweeg om een nieuwe cyclus uit te stellen bij optreden van myelosuppressieve complicaties zoals: febriele neutropenie (temperatuur ≥ 38,5° C en ANC < 1 × 109/l), een actieve infectie waarvoor i.v. behandeling of uitgebreide zorg nodig is of een bloeding (met trombocyten < 25 × 109/l of iedere bloeding in het CZS). Hervat de behandeling na verbetering of stabilisatie van de symptomen. Indien de hematologische waarden na 4 cycli niet op het niveau van baseline zijn teruggekeerd of indien ziekteprogressie optreedt, overwegen om te stoppen met decitabine. Wees alert op tekenen van koorts of bloedingen.
Hartziekte: De veiligheid en werkzaamheid bij ernstig hartfalen of een klinisch onstabiele hartziekte zijn niet vastgesteld. Gevallen van cardiomyopathie met hartfalen zijn gemeld, soms reversibel na staken van de behandeling of verlaging van de dosering. Controleer op symptomen van hartfalen, in het bijzonder bij een hartziekte in de voorgeschiedenis.
Lever- en nierfunctie: De veiligheid en werkzaamheid bij leverinsufficiëntie of ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring < 30 ml/min) zijn niet vastgesteld, daarom voorzichtig toedienen bij deze groepen. De leverfunctie en nierfunctie vóór aanvang van de behandeling en regelmatig tijdens de behandeling controleren.
Interstitiële longziekten: Let op verergering van bestaande longklachten of het ontstaan van nieuwe pulmonale symptomen. Bij decitabine zijn longinfiltraten, organiserende pneumonie en longfibrose waargenomen. Bij het optreden van longklachten die wijzen op een interstitiële longziekte (ILD) de behandeling staken en de oorzaak onderzoeken; bij vaststelling van behandelinggerelateerde ILD de behandeling definitief staken.
Differentiatiesyndroom: is gemeld en kan fataal zijn. Het differentiatiesyndroom wordt gekenmerkt door koorts, dyspneu, acute ademnood, longinfiltraten, hypotensie, pleurale en pericardeffusie, hypotensie, oedeem, gewichtstoename, lever-, nier- en 'multiple organ dysfunction syndrome' (MODS). Bij eerste tekenen hiervan direct behandelen met hoge dosis i.v. corticosteroïde en hemodynamische controle uitvoeren. Overweeg de behandeling met decitabine tijdelijk te onderbreken en na verdwijnen van de symptomen de behandeling voorzichtig te hervatten.
Kinderen: Niet toepassen bij kinderen < 18 jaar omdat werkzaamheid niet werd vastgesteld.
Voor behandeling van vruchtbare mannen en vrouwen, zie de rubriek Zwangerschap.
Waarschuwingen en voorzorgen
Diepe, penetrerende of nodulaire basaalcarcinomen, plaveiselcelcarcinomen en spinaliomen reageren in het algemeen niet op 5-FU-crème. De crème zou dan wel als palliatie kunnen worden gebruikt indien geen andere vorm van therapie mogelijk is.
Een pleister of afsluitend verband kan ontstekingsreacties van de huid doen toenemen. UV-straling versterkt de werking van 5-FU-crème wat kan leiden tot ernstige huidreacties. Vermijd blootstelling van de huid aan UV-straling (zonlicht, zonnebank) gedurende de therapie; draag bedekkende kleding en een hoed/pet.
Er zijn geen gegevens over de werkzaamheid en veiligheid bij kinderen.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met decitabine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Accidentele orale inname, DPD–deficiëntie of overvloedig gebruik op beschadigde huidoppervlakken kan resulteren in systemische toxiciteit van 5-FU. De symptomen en tekenen van overdosering zijn kwalitatief hetzelfde als de bijwerkingen, maar zijn veelal ernstiger.
Neem voor informatie over een vergiftiging met 5-FU contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Pyrimidine-antagonist (cytidinedeoxynucleoside-analoog). Decitabine wordt intracellulair gefosforyleerd tot actief decitabinetrifosfaat, dat in het DNA wordt geïncorporeerd en selectief DNA-methyltransferase remt. Dit leidt via hypomethylering van de genpromotor tot reactivering van tumorsuppressorgenen, inductie van celdifferentiatie en apoptose.
Kinetische gegevens
V d | ca. 1,7 l/kg. |
Metabolisering | in de lever, de nier, het darmepitheel en het bloed, primair door desaminering tot inactieve metabolieten door cytidinedesaminase. |
Eliminatie | met de urine 90% vnl. als metaboliet, 4% onveranderd. |
T 1/2el | ca. 68 min. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Gefluorideerd pyrimidine, dat behoort tot de antimetabolieten. 5-fluoro-uracil wordt snel in het DNA ingebouwd en remt tevens het enzym thymidylaat-synthetase, resulterend in remming van de DNA–synthese. Bij toepassing op preneoplastische en neoplastische huidveranderingen vindt door de cytostatische werking eerst een lokale ontstekingsreactie plaats, gevolgd door een necrotische fase waarna ten slotte genezing optreedt. De symptomen die hier bij horen zijn: erytheem, gewoonlijk gevolgd door vorming van blaasjes, erosie, ulceratie, necrose en epithelisatie.
Kinetische gegevens
Resorptie | ca. 10%, aanzienlijk hoger wanneer aangebracht op plaatsen waar de beschermende huidfunctie beperkt is. |
Metabolisering | als endogeen uracil, waarbij dihydropyrimidine dehydrogenase (DPD) een sleutelenzym is. DPD–deficiëntie kan resulteren in systemische toxiciteit van 5-FU (zie ook de rubriek Overdosering). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
decitabine hoort bij de groep pyrimidine-antagonisten.
- 5-fluoro-uracil (cutaan) (L01BC02) Vergelijk
- 5-fluoro-uracil (systemisch) (L01BC02) Vergelijk
- azacitidine (L01BC07) Vergelijk
- capecitabine (L01BC06) Vergelijk
- cytarabine (L01BC01) Vergelijk
- decitabine/cedazuridine (L01BC58) Vergelijk
- gemcitabine (L01BC05) Vergelijk
- tegafur/gimeracil/oteracil (L01BC53) Vergelijk
- trifluridine/tipiracil (L01BC59) Vergelijk
Groepsinformatie
5-fluoro-uracil (cutaan) hoort bij de groep pyrimidine-antagonisten.
- 5-fluoro-uracil (systemisch) (L01BC02) Vergelijk
- azacitidine (L01BC07) Vergelijk
- capecitabine (L01BC06) Vergelijk
- cytarabine (L01BC01) Vergelijk
- decitabine (L01BC08) Vergelijk
- decitabine/cedazuridine (L01BC58) Vergelijk
- gemcitabine (L01BC05) Vergelijk
- tegafur/gimeracil/oteracil (L01BC53) Vergelijk
- trifluridine/tipiracil (L01BC59) Vergelijk