Samenstelling

Zie voor hulpstoffen de productinformatie van CBG/EMA of raadpleeg een apotheker.

Qdenga XGVS Aanvullende monitoring Takeda Nederland bv

Toedieningsvorm
Poeder voor injectie
Verpakkingsvorm
flacon + solvens in wegwerpspuit

Bevat per dosis à 0,5 ml: denguevirus serotype 1: ≥ 3,3 log 10 PFU; denguevirus serotype 2: ≥ 2,7 log 10 PFU; denguevirus serotype 3: ≥ 4,0 log 10 PFU; denguevirus serotype 4: ≥ 4,5 log 10 PFU.

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Advies

Voor dit vaccin is geen advies opgesteld.

Indicaties

  • Actieve immunisatie ter preventie van dengue bij personen vanaf 4 jaar.

Doseringen

Klap alles open Klap alles dicht

Actieve immunisatie tegen dengue

Volwassenen en kinderen vanaf 4 jaar

s.c. 2 doses à 0,5 ml met 3 maanden tussentijd. Noodzaak voor een boostervaccinatie is niet vastgesteld.

Ouderen: niet onderzocht maar naar verwachting is er geen dosisaanpassing nodig.

Toediening

  • Poeder reconstitueren. Gebruik hiervoor alleen het meegeleverde oplosmiddel (0,22% NaCl); direct na reconstitutie toedienen.
  • Subcutaan toedienen, bij voorkeur in de bovenarm nabij de deltaspier. Niet intravasculair, intradermaal of intramusculair toedienen.

Bijwerkingen

Zeer vaak (> 10%): Pijn en roodheid op de injectieplaats, malaise, asthenie, koorts. Bovensteluchtweginfectie. Hoofdpijn. Spierpijn. Bij kinderen < 6 jaar verminderde eetlust, slaperigheid, prikkelbaarheid.

Vaak (1-10%): Zwelling, hematoom en jeuk op de injectieplaats. Griepachtige ziekte. Nasofaryngitis, (faryngo)tonsillitis. Artralgie.

Soms (0,1-1%): bloeding en verkleuring op de injectieplaats. Vermoeidheid. Bronchitis, rinitis. Duizeligheid. Diarree, misselijkheid, buikpijn, braken. Huiduitslag, jeuk, urticaria.

Zeer zelden (< 0,01%): angio-oedeem.

Voorbijgaande vaccinviremie met voorbijgaande, lichte tot matige symptomen, zoals hoofdpijn, artralgie, myalgie en huiduitslag, is zeer vaak waargenomen (ca. 49% bij niet eerder besmette personen en ca. 16% bij eerdere besmette personen). Meestal beginnend in de tweede week na de eerste injectie en met een gemiddelde duur van 4 dagen. Vaccinviremie is zelden waargenomen na de tweede dosis.

Interacties

Niet toedienen aan personen die een immunosuppressieve behandeling ontvangen, zoals chemotherapie of hoge dosis systemisch corticosteroïd (bv. prednison 20 mg/dag, of 2 mg/kg lichaamsgewicht/dag, gedurende 2 weken of meer) binnen 4 weken voorafgaand aan de vaccinatie.

Bij gebruik van immunoglobulinen of bloedproducten die immunoglobulinen bevatten, zoals bloed of plasma, vaccinatie uitstellen tot ten minste 6 weken, bij voorkeur 3 maanden, na het einde van de behandeling. Dit om neutralisatie van het verzwakte virus in het vaccin te voorkomen.

Kan gelijktijdig worden toegediend met hepatitis A-vaccin en gelekoortsvaccin. Toedienen op verschillende injectieplaatsen.

Zwangerschap

Levend-verzwakte vaccins kunnen de placenta passeren; in theorie kan dit infectie van de foetus veroorzaken.

Teratogenese: Onvoldoende gegevens om eventuele schadelijke effecten uit te sluiten.

Advies: Gebruik ontraden.

Overig: Volgens de fabrikant dienen vrouwen die zwanger kunnen worden, effectieve anticonceptie te gebruiken gedurende ten minste één maand na vaccinatie. Adviseer vrouwen die van plan zijn om zwanger te worden om vaccinatie uit te stellen.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Onbekend. Risico voor de zuigeling kan niet worden uitgesloten.

Advies: Gebruik ontraden.

Contra-indicaties

  • Aangeboren of verworven immuundeficiëntie, met inbegrip van immunosuppressieve therapieën zoals chemotherapie of hoge doses systemische corticosteroïden (bv. prednison 20 mg/dag, of 2 mg/kg lichaamsgewicht/dag, gedurende 2 weken of meer) binnen 4 weken vóór vaccinatie;
  • Symptomatische HIV-infectie, of een asymptomatische HIV-infectie met daarbij bewijs van een verstoord immuunsysteem;
  • Zwangerschap;
  • Lactatie.

Waarschuwingen en voorzorgen

Vaccinatie uitstellen bij acute ernstige ziekte gepaard gaande met koorts of een acute infectie. Bij aanwezigheid van een lichte infectie en/of lichte koorts hoeft de vaccinatie niet uitgesteld te worden.

Vanwege kans op anafylaxie dient er toezicht en adequate behandeling beschikbaar te zijn na toediening.

De beschermende immuunrespons kan na vaccinatie niet voldoende zijn tegen alle serotypen, of afnemen in de loop der tijd. Het is niet bekend of een gebrek aan bescherming kan resulteren in een verhoogde ernst van dengue. Na vaccinatie persoonlijke beschermende maatregelen blijven nemen tegen muggenbeten. Informeer patiënt om medische hulp in te roepen bij symptomen of waarschuwingstekenen van dengue.

Voorbijgaande vaccinviremie is waargenomen (zie Bijwerkingen). Diagnostische testen voor dengue zijn mogelijk positief tijdens vaccinviremie en kunnen niet worden gebruikt om vaccinviremie te onderscheiden van een infectie met wildtype dengue.

Veiligheid en werkzaamheid

  • niet vastgesteld bij kinderen < 4 jaar;
  • geen gegevens over gebruik bij personen ≥ 60 jaar;
  • weinig gegevens bij personen met chronische aandoeningen.

Eigenschappen

Levend, verzwakt denguevirus serotype 1, 2, 3 en 4 (tetravalent vaccin), geproduceerd in Vero-cellen met behulp van recombinant DNA-technologie. Het geeft een humorale en cellulaire immuunrespons tegen de vier serotypen van het denguevirus. Dengue (knokkelkoorts) wordt veroorzaakt door een virus dat wordt verspreid door muggen (Aedes-muggen).

Groepsinformatie

denguevaccin hoort bij de groep vaccins.