Samenstelling
Parsabiv (als hydrochloride) XGVS Amgen bv
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 0,5 ml, flacon 1 ml, flacon 2 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Natpar XGVS Aanvullende monitoring Takeda Nederland bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 25 microg/dosis
- Verpakkingsvorm
- patroon + solvens 1 ml
Elk patroon bevat 14 doses.
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 50 microg/dosis
- Verpakkingsvorm
- patroon + solvens 1 ml
Elk patroon bevat 14 doses.
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 75 microg/dosis
- Verpakkingsvorm
- patroon + solvens 1 ml
Elk patroon bevat 14 doses.
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 100 microg/dosis
- Verpakkingsvorm
- patroon + solvens 1 ml
Elk patroon bevat 14 doses.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Voor dit geneesmiddel is geen advies vastgesteld over de plaats in de medicamenteuze behandeling van secundaire hyperparathyroïdie.
Advies
Let op: de productie van Natpar zal eind 2024 volledig stoppen, in verband met leveringsproblemen die niet kunnen worden opgelost. Zie voor meer informatie de website van Takeda. Wereldwijd mogen geen nieuwe patiënten starten met dit geneesmiddel.
Zie voor meer informatie over de behandeling van hypoparathyroïdie de richtlijn Hypoparathyroïdie van de European Society of Endocrinology (2015).
De EMA heeft de marktregistratie van dit geneesmiddel voorwaardelijk goedgekeurd om het versneld beschikbaar te maken; aanvullend bewijs over de baten van dit geneesmiddel wordt afgewacht.
Indicaties
Secundaire hyperparathyroïdie bij volwassenen met chronische nierschade die hemodialyse ondergaan.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Als aanvullende behandeling bij volwassenen met chronische hypoparathyroïdie wiens toestand onvoldoende onder controle kan worden gebracht met standaardtherapie alleen.
Doseringen
Controleer de serumconcentratie parathyroïdhormoon (PTH) 4 weken na starten of dosisaanpassing, en in de onderhoudsfase ongeveer elke 1–3 maanden.
Controleer de serumcalciumconcentratie binnen 1 week na starten of dosisaanpassing, en in de onderhoudsfase ongeveer elke 4 weken.
Vóór toediening van de eerste dosis, vóór elke dosisverhoging en vóór hervatten van de behandeling moet de serumcalciumconcentratie gelijk aan of hoger zijn dan de ondergrens van het normale bereik.
Secundaire hyperparathyroïdie
Volwassenen
begindosering 5 mg 3×/week. Vervolgens individueel instellen tot een onderhoudsdosering van 2,5–15 mg 3×/week, om de gewenste streefwaarde van parathyroïdhormoon (PTH) te bereiken. Verhoog de dosering met stappen van 2,5 of 5 mg, niet vaker dan elke 4 weken, tot max. 15 mg 3×/week. Toediening aan het einde van de hemodialyse.
Dosisaanpassingen op basis van PTH-concentratie: Bij een PTH-concentratie < 100 pg/ml (10,6 pmol/l): verlaag de dosering of onderbreek de behandeling. Als de PTH-concentratie na dosisverlaging niet stijgt tot > 100 pg/ml: onderbreek de behandeling. Hervat de behandeling in een lagere dosering, zodra de PTH-concentratie weer stijgt tot > 150 pg/ml (15,9 pmol/l) én de predialyseconcentratie van gecorrigeerd calcium ≥ 8,3 mg/dl (2,08 mmol/l) is. Als hierbij de laatst toegediende dosis 2,5 mg was, mag de behandeling worden hervat in deze dosis als de PTH-concentratie > 300 pg/ml (31,8 pmol/l) en de meest recente predialyseconcentratie van gecorrigeerd calcium ≥ 8,3 mg/dl (2,08 mmol/l) is.
Dosisaanpassingen op basis van serumcalciumconcentratie: zie Aanbevelingen bij hypocalciëmie.
Bij overschakelen van cinacalcet: de behandeling minimaal 7 dagen na de laatste dosis cinacalcet starten, en pas als de gecorrigeerde calciumconcentratie gelijk aan of hoger is dan de ondergrens van het normale bereik.
Bij gemiste doses: als de behandeling > 2 weken is onderbroken, de behandeling hervatten met een dosis van 5 mg (of 2,5 mg als dat de laatst toegediende dosis was) en individueel instellen om de gewenste PTH-concentratie te bereiken.
Toediening: aan het einde van de hemodialyse, als injectie via de veneuze lijn tijdens de teruggave of intraveneus na de teruggave. Bij toediening tijdens de teruggave, ten minste 150 ml van het teruggavevolume ná de injectie toedienen. Als de teruggave al is voltooid, dan intraveneus toedienen, gevolgd door spoeling met ten minste 10 ml fysiologische zoutoplossing.
Aanbevelingen bij hypocalciëmie
Bij een gecorrigeerde calciumconcentratie < 8,3 mg/dl (2,08 mmol/l) en ≥ 7,5 mg/dl (1,88 mmol/l)
- indien klinisch geïndiceerd: start of verhoog calciumsupplementen, calciumbevattende fosfaatbinders, vitamine D-sterolen en/of verhoog de calciumconcentratie van het dialysaat;
- overweeg verlaging van de dosering etelcalcetide.
Bij een gecorrigeerde calciumconcentratie < 7,5 mg/dl (1,88 mmol/l) of symptomen van hypocalciëmie
- stop etelcalcetide tot de gecorrigeerde calciumconcentratie ≥ 8,3 mg/dl (2,08 mmol/l) is en eventuele symptomen van hypocalciëmie zijn verdwenen;
- indien klinisch geïndiceerd: start of verhoog calciumsupplementen, calciumbevattende fosfaatbinders, vitamine D-sterolen en/of verhoog de calciumconcentratie van het dialysaat;
- hervat etelcalcetide in een dosering die 5 mg lager is dan de laatst toegediende dosis. Als de laatst toegediende dosis 2,5 of 5 mg was dan moet worden hervat met 2,5 mg.
Doseringen
Controleer vóór en tijdens de behandeling of de reserves 25-OH-vitamine D voldoende zijn en of het serummagnesium binnen het referentiebereik ligt.
Doel van de behandeling is het bereiken van een (voor albumine gecorrigeerde) serumcalciumspiegel vóór toediening van 2,0–2,25 mmol/l en een serumcalciumspiegel 8–12 uur ná toediening van < 2,55 mmol/l.
Hypoparathyroïdie
Volwassenen
Start van behandeling: op geleide van de serumcalciumspiegel vóór toediening: begindosis s.c. 50 microg 1×/dag, bij een serumcalciumspiegel > 2,25 mmol/l een begindosis van 25 microg overwegen. Verlaag de dosis van actief vitamine D met 50% als de serumcalciumspiegel > 1,87 mmol/l is. Handhaaf de dosis van calciumsupplementen.
Meet vervolgens de serumcalciumspiegel (vóór toediening) binnen 2 tot 5 dagen; als deze < 1,87 mmol/l of > 2,55 mmol/l is, de meting de volgende dag herhalen. Pas de dosis PTH, vitamine D en/of calcium aan op basis van deze calciumspiegel en de klinische beoordeling (symptomen van hypocalciëmie of hypercalciëmie); zie tabel 1. Herhaal dit totdat de serumcalciumspiegel zich binnen het bereik van 2,0–2,25 mmol/l bevindt, vitamine D is gestaakt en de calciumsuppletie volstaat.
Na de startperiode: Monitor de serumcalciumspiegel ( vóór en na toediening) tijdens de stapsgewijze aanpassing van de dosis PTH. De dosis kan ongeveer om de 2 tot 4 weken worden verhoogd met stappen van 25 microg, tot max. 100 microg/dag. Een verlaging van de dosis naar minimaal 25 microg/dag kan op elk ogenblik gebeuren. Als de serumcalciumspiegel 8–12 uur ná toediening > ULN is, in eerste instantie de dosis van vitamine D en calcium verlagen. Als de serumcalciumspiegel 8–12 uur ná toediening > ULN blijft en alle vitamine D en calcium is gestaakt, óf bij symptomen van hypercalciëmie: verlaag de dosering PTH ongeacht het dosisniveau.
Serumcalciumspiegel vóór toediening |
Eerst aanpassen: PTH |
In tweede instantie: vitamine D |
In derde instantie: calcium |
---|---|---|---|
> ULN (2,55 mmol/l) |
overweeg dosisverlaging of stoppen en herbeoordeel op basis van serumcalcium |
verlaag dosis of stop |
verlaag dosis |
> 2,25 mmol/l en < ULN (2,55 mmol/l) |
overweeg dosisverlaging |
verlaag dosis of stop |
geen wijziging of verlaag dosis als vitamine D al gestopt werd vóór deze stap |
≤ 2,25 mmol/l en > 2 mmol/l |
geen wijziging |
geen wijziging |
geen wijziging |
< 2 mmol/l |
overweeg dosisverhoging na ten minste 2–4 weken op een stabiele dosis |
verhoog dosis |
verhoog dosis |
Verminderde nierfunctie: bij lichte tot matige nierfunctiestoornis (creatinineklaring 30–80 ml/min) is geen dosisaanpassing nodig. Bij ernstige nierfunctiestoornis zijn geen gegevens beschikbaar.
Verminderde leverfunctie: bij lichte tot matige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 7–9) is geen dosisaanpassing nodig. Bij ernstige leverfunctiestoornis zijn geen gegevens beschikbaar.
Vergeten van een dosis: dien PTH zo snel mogelijk toe en geef afhankelijk van de symptomen van hypocalciëmie aanvullend calcium en/of vitamine D.
Toedienen 1×/dag als s.c.-injectie in de dij (wissel elke dag van dij). Zelftoediening door de patiënt na instructie is mogelijk.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): hypocalciëmie. Misselijkheid, braken, diarree. Spierkrampen.
Vaak (1-10%): hyperkaliëmie, hypofosfatemie. Hoofdpijn, paresthesie. Verslechtering van hartfalen, QT-verlenging. Hypotensie. Spierpijn.
Soms (0,1-1%): convulsies.
Verder zijn gemeld: overgevoeligheidsreacties (incl. anafylaxie).
Bijwerkingen
Zeer vaak (≥ 10%): hyper- of hypocalciëmie. Hoofdpijn, hypo-esthesie, paresthesie. Misselijkheid, braken, diarree. Gewrichtspijn, spierspasmen.
Vaak (1-10%): hypomagnesiëmie, tetanie. Angst, slapeloosheid, slaperigheid. Hartkloppingen, hypertensie. Hoesten. Pijn in de bovenbuik. Spiertrekkingen, (skelet)spierpijn, nekpijn, pijn in extremiteit. Hypercalciurie, pollakisurie. Reacties op de injectieplaats, asthenie, pijn op de borst, vermoeidheid, dorst. Daling 25-hydroxycolecalciferolspiegel, ontwikkeling van antistoffen tegen PTH (hiervan is geen klinisch effect gezien).
Verder zijn gemeld: overgevoeligheidsreacties (dyspneu, angio-oedeem, urticaria, huiduitslag). Symptomatische hypocalciëmie, waaronder gevallen die tot epileptische aanvallen leidden. Het risico op ernstige hypocalciëmie is het hoogst wanneer de toediening van PTH is overgeslagen of (abrupt) gestopt, maar kan op elk moment optreden.
Interacties
Niet gelijktijdig gebruiken met cinacalcet, wegens kans op ernstige hypocalciëmie. Wees voorzichtig bij gelijktijdig gebruik van andere geneesmiddelen die de serumcalciumconcentratie kunnen verlagen (zoals denosumab); controleer de serumcalciumconcentratie nauwgezet.
Interacties
Bij gelijktijdig gebruik van bisfosfonaten kan het calciumsparende effect afnemen, wat de normalisering van de serumcalciumconcentratie kan verstoren; de combinatie wordt ontraden.
Een eventuele hypercalciëmie kan predisponeren voor een digoxinevergiftiging. Bij gelijktijdig gebruik van digoxine de serumcalcium- en digoxinespiegel controleren, en letten op verschijnselen van digoxinevergiftiging.
Bij gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die de serumcalciumspiegel beïnvloeden (bv. lithium, thiaziden) de serumcalciumspiegel extra controleren.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Advies: Gebruik ontraden.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid. Risico voor de zwangere vrouw of de ontwikkelende foetus kan niet worden uitgesloten.
Advies: Weeg risico's van de behandeling af ten opzichte van het voordeel voor de vrouw.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Ja, bij dieren.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Ja, bij dieren.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
De behandeling mag niet worden gestart bij een gecorrigeerde serumcalciumconcentratie lager dan de ondergrens van het normale bereik.
Contra-indicaties
- (voorafgaande) radiotherapie van het skelet;
- skeletmaligniteit of botmetastasen;
- onverklaarde verhoging van botspecifieke alkalische fosfatase;
- pseudohypoparathyroïdie;
- bij begin van de behandeling meer kans op osteosarcoom, zoals bij de botziekte van Paget of erfelijke aandoeningen.
Waarschuwingen en voorzorgen
Tijdens behandeling controleren op optreden van hypocalciëmie, met potentiële symptomen zoals paresthesieën, myalgie, kramp, tetanie en convulsies. Controleer de serumcalciumconcentratie nauwgezet bij: congenitaal lang QT-syndroom, voorgeschiedenis van QT-verlenging, familie-anamnese van lang QT-syndroom of acute hartdood, aandoeningen die predisponeren voor QT-verlenging en ventriculaire aritmie, convulsies in de anamnese en bij congestief hartfalen in de anamnese.
Bij chronische onderdrukking van de PTH-waarde (tot onder 100 pg/ml) kan zich adynamische botziekte ontwikkelen; bij dalen van de PTH-concentratie onder het aanbevolen streefbereik, de dosering etelcalcetide en/of vitamine D-sterolen verlagen of de therapie staken. De behandeling kan worden hervat met een lagere dosis (zie rubriek Dosering).
De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen < 18 jaar zijn niet vastgesteld.
Waarschuwingen en voorzorgen
Controles: controleer de (voor albumine gecorrigeerde) serumcalciumspiegel vóór toediening, en in sommige gevallen na toediening. Controleer vóór en tijdens de behandeling of de reserves 25-OH-vitamine D voldoende zijn en of het serummagnesium binnen het referentiebereik ligt.
Hypercalciëmie komt vaak voor wanneer de doses orale calcium, actief vitamine D en PTH worden aangepast. Overweeg bij ernstige hypercalciëmie (> 3,0 mmol/l of > ULN, met symptomen) hydratie toe te passen en PTH, calcium en vitamine D tijdelijk stop te zetten tot normalisering van de serumcalciumspiegel. Bij hervatting lagere doses van deze middelen overwegen.
Hypocalciëmie is een vaak voorkomende klinische manifestatie van hypoparathyroïdie. Het risico op ernstige hypocalciëmie is het hoogst wanneer de toediening van PTH is overgeslagen of (abrupt) gestopt, maar kan op elk moment optreden. Controleer de serumcalciumspiegel bij staken of onderbreken van de behandeling, en verhoog zo nodig de dosering van calcium en/of vitamine D.
Tachyfylaxie: Het calciumverhogend effect van PTH kan bij sommige patiënten na verloop van tijd verminderen (tachyfylaxie). Als de serumconcentratie van 25-OH-vitamine D laag is, kan voldoende suppletie de serumcalciumrespons op PTH herstellen.
Wees voorzichtig bij jongvolwassenen met open epifysen, aangezien zij meer kans op osteosarcoom kunnen hebben.
Wees voorzichtig bij actieve of recente urolithiase vanwege het risico van exacerbatie van deze aandoening.
Staak de behandeling bij optreden van een ernstige overgevoeligheidsreactie. Controleer op hypocalciëmie na staken van de behandeling.
Onderzoeksgegevens: Wees voorzichtig bij ernstige nier- of leverfunctiestoornis, wegens ontbreken van gegevens. De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen < 18 jaar zijn niet vastgesteld. Er zijn onvoldoende gegevens over het gebruik bij ouderen > 65 jaar.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met etelcalcetide contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
hypercalciëmie, met als mogelijke symptomen hartkloppingen, ECG-veranderingen, hypotensie, misselijkheid, braken, duizeligheid en hoofdpijn. Ernstige hypercalciëmie kan levensbedreigend zijn.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met parathyroïdhormoon contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Synthetisch peptide dat als calcimimeticum werkt. Activeert de calciumgevoelige receptor op de bijschildklier, waardoor het de afgifte van parathyroïdhormoon (PTH) verlaagt. De verlaging van de PTH-concentratie gaat gepaard met een gelijktijdige daling van de serumcalcium- en fosfaatconcentraties.
Kinetische gegevens
Overig | De farmacokinetische gegevens zijn bepaald bij patiënten met chronische nierschade die hemodialyse ondergaan. |
V d | ca. 11,4 l/kg. |
Eliminatie | met het dialysaat ca. 60%, met de urine en feces ca. 7%. |
T 1/2el | 3–5 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Recombinant humaan parathyroïdhormoon (rhPTH(1–84)), identiek aan de uit 84 aminozuren bestaande sequentie van endogeen parathyroïdhormoon dat wordt afgescheiden door de bijschildklieren. Oefent zijn werking uit via PTH-receptoren op het celoppervlak die aanwezig zijn in bot-, nier- en zenuwweefsel. PTH is een belangrijke regulator van de serumcalcium- en serumfosfaatspiegel; het beïnvloedt de calcium- en fosfaatexcretie via de nieren en de mobilisatie van calcium uit botweefsel.
De serumcalciumconcentratie stijgt op dosisgerelateerde wijze en bereikt een maximum na 10–12 uur; de respons in serumcalciumconcentratie houdt meer dan 24 uur aan.
Kinetische gegevens
F | ca. 53% |
T max | binnen 5–30 min. |
V d | ca. 0,08 l/kg. |
Metabolisering | vnl. in de lever, splitsing door cathepsinen. |
Eliminatie | met de urine via glomerulaire filtratie (parathyroïdhormoon en C-terminale fragmenten). |
T 1/2el | ca. 3 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
etelcalcetide hoort bij de groep calciumregulerende middelen, overige.
Groepsinformatie
parathyroïdhormoon hoort bij de groep calciumregulerende middelen, overige.