Samenstelling
Adenuric Menarini Benelux nv
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 80 mg, 120 mg
Febuxostat Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 80 mg, 120 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Acepurin (als Na-zout) ACE Pharmaceuticals bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor infusievloeistof
- Sterkte
- 1 g
- Verpakkingsvorm
- flacon 100 ml
Allopurinol Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 100 mg, 300 mg
Zyloric Aspen Netherlands bv
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 100 mg, 200 mg, 300 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Stimuleer ter preventie van (verergering van) met jicht geassocieerde cardiovasculaire en metabole aandoeningen een gezonde leefstijl. Behandel een acute jichtaanval kortdurend met een hoge dosering klassieke NSAID’s oraal (diclofenac of naproxen), orale glucocorticoïden of colchicine, afhankelijk van de comorbiditeit en comedicatie van de patiënt. Wissel van middel als na 3–5 dagen geen verbetering optreedt. Overweeg intra-articulaire corticosteroïdinjectie bij onvoldoende effect. Start, indien de diagnose voldoende zeker is, bij recidiverende jichtaanvallen of jichttophi profylaxe met allopurinol als urinezuurverlagende therapie. Behandel een ondanks profylaxe optredende jichtaanval als een acute jichtaanval. Overweeg bij hoge frequentie van tussentijdse aanvallen langdurige behandeling met een NSAID of colchicine.
Bij contra-indicaties voor allopurinol, onvoldoende effect en/of ernstige bijwerkingen van allopurinol zijn andere urinezuurverlagende opties benzbromaron, febuxostat en probenecide. Het is niet zinvol twee xanthine-oxidaseremmers (allopurinol en febuxostat) of twee uricosurica (benzbromaron en probenecide) te combineren.
Advies
Stimuleer ter preventie van (verergering van) met jicht geassocieerde cardiovasculaire en metabole aandoeningen een gezonde leefstijl. Behandel een acute jichtaanval kortdurend met een hoge dosering klassieke NSAID’s oraal (diclofenac of naproxen), orale glucocorticoïden of colchicine, afhankelijk van de comorbiditeit en comedicatie van de patiënt. Wissel van middel als na 3–5 dagen geen verbetering optreedt. Overweeg intra-articulaire corticosteroïdinjectie bij onvoldoende effect. Start, indien de diagnose voldoende zeker is, bij recidiverende jichtaanvallen of jichttophi profylaxe met allopurinol als urinezuurverlagende therapie. Behandel een ondanks profylaxe optredende jichtaanval als een acute jichtaanval. Overweeg bij hoge frequentie van tussentijdse aanvallen langdurige behandeling met een NSAID of colchicine.
Er is onvoldoende bewijs (lage kwaliteit van onderzoek) om bij patiënten met chronische nierschade routinematig medicatie, zoals de xanthine-oxidaseremmers allopurinol of febuxostat, te geven om het urinezuurgehalte te verlagen om progressie van nierschade te voorkomen of het risico op cardiovasculaire aandoeningen te verkleinen.
Indicaties
- Behandeling van chronische hyperurikemie bij volwassenen, bij aandoeningen waarbij uraatafzetting al is opgetreden (incl. een ziektegeschiedenis met, of aanwezigheid van, jichtknobbels en/of jicht) (Adenuric en generiek).
- Preventie en behandeling van hyperurikemie bij volwassenen die chemotherapie ondergaan voor een hematologische maligne aandoening met een middelmatig tot hoog risico van tumorlysissyndroom (TLS) (Adenuric).
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Alle vormen van hyperurikemie die niet met een dieet onder controle te brengen zijn, inclusief:
- secundaire urikemie van diverse oorsprong;
- klinisch manifeste uitingen van hyperurikemie, in het bijzonder:
- jicht (ter preventie van aanvallen);
- tophi;
- uraatnefropathie;
- urinezuurkristallen; ter oplossing en ter preventie van de vorming/het ontstaan ervan.
- Ter verlaging van de urinezuurspiegel bij neoplastische ziekten, vooral bij leukemie of andere bloedbeeldafwijkingen, waarbij hoge concentraties spontaan ontstaan door de ziekte zelf, of door de (cytotoxische) chemotherapie.
- Ter verlaging van de urinezuurspiegel bij bepaalde enzymdeficiënties die kunnen leiden tot overproductie van urinezuur zoals:
- glucose-6-fosfatase-deficiëntie, zoals bij de ziekte Von Gierke;
- hypoxanthine–guaninefosforibosyl–transferase-deficiëntie, zoals bij het syndroom van Lesch-Nyhan;
- adeninefosforibosyltransferase-deficiëntie (met als gevolg 2,8-dihydroxyadenine (2,8-DHA)-nierstenen);
- fosforibosylpyrofosfaatsynthetase-deficiëntie;
- glutathionreductase-deficiëntie;
- glutamaatdehydrogenase-deficiëntie.
- Bij bepaalde nierstenen:
- 2,8-dihydroxyadenine (2,8-DHA)-nierstenen ten gevolge van deficiënte activiteit van adeninefosforibosyltransferase;
- recidiverende samengestelde calciumoxalaatnierstenen in de aanwezigheid van hyperuricosurie, wanneer maatregelen op het gebied van vloeistofinname, dieet (e.d.) alléén, onvoldoende zijn gebleken.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Een leverfunctietest wordt aanbevolen voorafgaand aan het begin van de therapie met febuxostat en daarna periodiek aan de hand van het klinisch oordeel.
De behandeling niet starten tijdens een acute jichtaanval.
De fabrikant adviseert hartmonitoring bij patiënten die chemotherapie ondergaan voor hematologische maligne aandoeningen met een middelmatig tot hoog risico op tumorlysissyndroom.
Onderhoudsbehandeling bij chronische hyperurikemie
Volwassenen (incl. ouderen)
80 mg 1×/dag. Bij serum urinezuurwaarden na 2 tot 4 weken > 6 mg/dl (357 micromol/l) kan toediening van 120 mg 1×/dag worden overwogen. Streefwaarde is verlaging van de serum urinezuurwaarde naar en handhaving op < 6 mg/dl (357 micromol/l). Overweeg bij een hoge frequentie van tussentijdse aanvallen langdurige behandeling met een NSAID of colchicine; zie ook de rubrieken Advies en Waarschuwingen en voorzorgen.
Preventie van tumorlysissyndroom (TLS)
Volwassenen
Adenuric: 120 mg 1×/dag. Start 2 dagen voor het begin van de cytotoxische behandeling en ga door gedurende ten minste 7 dagen. Verleng eventueel tot 9 dagen afhankelijk van de duur van de chemotherapie en het klinisch oordeel.
Verminderde nierfunctie: bij een licht of matig verminderde nierfunctie is geen dosisaanpassing nodig, de veiligheid en werkzaamheid bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min) zijn niet volledig beoordeeld.
Verminderde leverfunctie: bij een lichte leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 5-6) is bij gebruik voor jicht de aanbevolen dosering 80 mg, over gebruik bij een matig-ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 7-9) is weinig informatie beschikbaar. Bij toepassing voor preventie van TLS is in klinisch onderzoek bij een lichte tot matig-ernstige leverfunctiestoornis geen dosisaanpassing toegepast. De veiligheid en werkzaamheid zijn niet onderzocht bij een ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 10-15).
Toediening: de tabletten kunnen met of zonder voedsel kan worden ingenomen.
Doseringen
De dosering instellen en aanpassen op geleide van het urinezuurgehalte in het serum (streefwaarde bij jicht ≤ 0,35 mmol/l) en de uraat/urinezuurconcentratie in de urine. Sommige fabrikanten hanteren bij hyperurikemie wanneer dieetmaatregelen niet genoeg zijn een streefwaarde van het urinezuurgehalte van < 0,5 mmol/l. Indien andere klinische condities toepassing van allopurinol noodzakelijk maken, beginnen met een lage dosering (50–100 mg/dag) om het risico op bijwerkingen te verminderen. Verhoog de dosering alleen als de respons op de serumurinezuurconcentratie onvoldoende is.
De behandeling niet starten tijdens een acute jichtaanval.
Bij de toepassing als profylaxe bij jicht (ter preventie van aanvallen) kan in de eerste maanden van behandeling de frequentie van jichtaanvallen toenemen. Overweeg bij een hoge frequentie van tussentijdse aanvallen langdurige behandeling met een NSAID of colchicine; zie ook de rubrieken Advies en Waarschuwingen en voorzorgen.
Hyperurikemie, jicht, uraatnefropathie
Volwassenen
Oraal: volgens de fabrikant: Start met een lage dosering, bv. 100 mg/dag, en verhoog de dosering alleen indien de respons van de serumuraatconcentratie onvoldoende is. Geef dan 2–10 mg/kg lichaamsgewicht/dag ofwel in lichte gevallen 100–200 mg/dag, en verhoog in matig-ernstige gevallen naar 300–600 mg/dag, en in ernstige gevallen naar 700–900 mg/dag. Doses tot 300 mg/dag kunnen in 1 gift worden gegeven. Volgens de NHG-Standaard Artritis (2017): start met 1×/dag 100 mg, verhoog op geleide van urinezuurconcentratie in stappen van 100 mg per 4 weken; meestal is 1×/dag 300 mg voldoende. Bij uitblijven effect verhogen tot max. 900 mg/dag. Doses > 300 mg per dag verdelen over 2 giften.
I.v. als infusie: 100–800 mg/dag.
Kinderen
Oraal: 10–20 mg/kg lichaamsgewicht per dag in 3 doses, max. 400 mg/dag.
I.v. als infusie: volgens de fabrikant bij kinderen < 15 jaar: 10–20 mg/kg lichaamsgewicht/dag. Volgens het Kinderformularium van het NKFK: bij kinderen 1 maand-18 jaar voor hyperurikemie: 200-300 mg/m²/dag in 3 doses, max. 400 mg/dag.
Profylactisch bij chemotherapie
Volwassenen
I.v. als infusie: 600 mg/dag vanaf 3 dagen vóór de antitumorbehandeling.
Kinderen
Oraal: Volgens het Kinderformularium van het NKFK bij kinderen 1 maand–18 jaar: 300 mg/m²/dag in 3 doses, max. 600 mg/dag. Overeenkomend met 10-20 mg/kg lichaamsgewicht/dag. Start 24-48 uur vóór aanvang van de chemotherapie.
Aandoeningen met een hoge uraatstofwisseling zoals neoplastische ziekten en het Lesch-Nyhan-syndroom
Volwassenen
Oraal: volgens de fabrikant: corrigeer een bestaande hyperurikemie en/of hyperuricosurie eerst met allopurinol vóórdat met een cytotoxische behandeling wordt begonnen. Doseer allopurinol zo laag mogelijk, zorg voor voldoende hydratie voor optimale diurese en probeer de urine te alkaliseren om de oplosbaarheid van uraat/urinezuur te vergroten; zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen achter 'Xanthineneerslagen'. Volg indien uraatnefropathie of andere pathologie de nierfunctie heeft aangetast de doseringsadviezen bij een verminderde nierfunctie (zie onderaan).
Kinderen
Oraal: volgens de fabrikant: 10–20 mg/kg lichaamsgewicht per dag in 3 doses, max. 400 mg/dag. Volgens het Kinderformularium van het NKFK bij het Lesch-Nyhan-syndroom: 4–10 mg/kg lichaamsgewicht/dag in 1–3 doses, max. 600 mg/dag.
I.v. als infusie: volgens de fabrikant: bij kinderen < 15 jaar: 10–20 mg/kg lichaamsgewicht/dag. Volgens het Kinderformularium van het NKFK bij tumorlysissyndroom (en hyperurikemie) bij kinderen 1 maand-18 jaar: 200–300 mg/m²/dag in 3 doses, max. 400 mg/dag.
Enzymdeficiëntiestoornissen (behalve Lesch-Nyhansyndroom), nierstenen
Volwassenen
Oraal: Start met een lage dosering, bv. 100 mg/dag, en verhoog de dosering alleen indien de respons van de serumuraatconcentratie onvoldoende is. Geef dan 2–10 mg/kg lichaamsgewicht/dag, of in lichte gevallen 100–200 mg/dag, en verhoog in matig-ernstige gevallen naar 300–600 mg/dag, en in ernstige gevallen naar 700–900 mg/dag. Doses tot 300 mg/dag kunnen in 1 gift worden gegeven.
I.v. als infusie: 100–800 mg/dag.
Kinderen < 18 jaar
Oraal: 10–20 mg/kg lichaamsgewicht per dag in 3 doses, max. 400 mg/dag.
ABCG2-polymorfisme of HLA-B*5801-genotype: pas zo nodig de dosering of het middel aan in overleg met de apotheker.
Ouderen: er zijn geen speciale dosisaanbevelingen; gebruik de laagste dosering die voldoende urinezuurverlaging geeft. Houd rekening met de mogelijkheid van een verminderde nierfunctie.
Verminderde leverfunctie: geef verlaagde doses. Test periodiek de leverfunctie in de vroege fase van de behandeling.
Verminderde nierfunctie
- Volwassenen:
- Volgens de fabrikant: aanvankelijk max. 100 mg/dag en alleen verhogen bij onvoldoende effect op de urinezuurspiegel, daarbij kunnen de volgende doseringen gebruikt worden als richtlijn:
- creatinineklaring > 20 ml/min: de standaarddosering;
- creatinineklaring 10–20 ml/min: 100–200 mg/dag;
- creatinineklaring < 10 ml/min: ≤ 100 mg/dag of langere toedieningsintervallen.
- Volgens de NHG-Standaard Artritis (2017): bij eGFR 10–30 ml/min/1,73m² de nefroloog consulteren over eventuele ophoging dosering > 300 mg/dag.
- De NVR-richtlijn Jicht (2013) geeft aan:
- bij eGFR ≥ 30 ml/min/1,73 m²: start met 100 mg/dag;
- bij eGFR < 30 ml/min/1,73 m²: start met 50 mg/dag.
- Volgens de fabrikant: aanvankelijk max. 100 mg/dag en alleen verhogen bij onvoldoende effect op de urinezuurspiegel, daarbij kunnen de volgende doseringen gebruikt worden als richtlijn:
- Kinderen:
- Volgens het Kinderformularium van het NKFK:
- creatinineklaring > 30 ml/min/1,73 m²: de standaarddosering;
- creatinineklaring 10–30 ml/min/1,73 m²: aanpassen van de startdosis is niet nodig; doseer op geleide van het serumurinezuur.
- creatinineklaring < 10 ml/min/1,73 m²: een algemeen advies kan niet worden gegeven.
- Volgens het Kinderformularium van het NKFK:
Dosisaanpassing bij huidreacties: De behandeling onmiddellijk staken. Na herstel van milde huidreacties en na zorgvuldige afweging van het risico, eventueel opnieuw starten met een lage dosis, bv. 50 mg/dag. Verhoog vervolgens de dosering geleidelijk, onder controle van huidreacties en andere bijwerkingen. Bij opnieuw optreden van huidreacties de behandeling permanent staken aangezien ernstiger overgevoeligheidsreacties kunnen optreden; zie de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen achter 'Allergische huidreacties'.
Toediening
- Oraal: De tabletten innemen na de maaltijd (om maag-darmstoornissen te voorkomen).
- Intraveneus als infusie: Na reconstitutie met 100 ml water voor injecties de oplossing zwenken tot een heldere oplossing. Na bereiding bevat de oplossing 10 mg allopurinol per ml. Dien de infusievloeistof zeer langzaam toe; voor de behandeling van jicht in een tijdsduur van 2–4 uur, bij spoedindicaties mag 50 ml infusievloeistof in 30 min wordt toegediend.
Bijwerkingen
Onderstaande frequenties zijn gebaseerd op toepassing bij jicht.
Vaak (1-10%): exacerbatie van acute jichtaanvallen bij het begin van de behandeling. Hoofdpijn, duizeligheid. Dyspneu, vermoeidheid. Diarree, misselijkheid. Artralgie, myalgie, pijn in de extremiteiten. Leverfunctieafwijkingen. Jeuk, huiduitslag, oedeem.
Soms (0,1-1%): buikpijn, pijn in de bovenbuik, abdominale distensie, braken, dyspepsie, obstipatie, frequente stoelgang, flatulentie, gastro-oesofageale reflux, droge mond, mondzweren, lipzwelling. Pancreatitis. Diabetes mellitus, hyperlipidemie, verminderde eetlust, gewichtstoename, galstenen. Malaise. Verminderd libido, erectiestoornis. slapeloosheid. Paresthesie, hemiparese, slaperigheid, smaakstoornissen, hypo-esthesie, hyposmie. Tinnitus. Atriumfibrilleren, palpitaties, afwijkend ECG, aritmie, hypertensie, opvliegers. Bij toepassing bij tumorlysissyndroom: linkerbundeltakblok, sinustachycardie, bloeding. Bronchitis, infecties van de luchtwegen, hoesten, rinorroe. Eczeem, psoriasis, erytheem, urticaria, huidverkleuring, petechie en jeukende, maculaire, papuleuze of maculopapuleuze huiduitslag. Alopecia, hyperhidrose, nachtzweten. Gewrichtspijn, artritis, spierpijn, spierzwakte, spierkrampen, stramme gewrichten of spieren, gezwollen gewrichten, rugpijn, kneuzing, bursitis. Nierfalen, nierstenen, hematurie, pollakisurie, proteïnurie, mictiedrang, urineweginfectie. Pijn of ongemak op de borst. Verhoging van het thyroïdstimulerend hormoon (TSH) in het bloed, hypothyroïdie. Stijging van de serumamylase- , serumcreatinine-, serumureum- en triglyceridenconcentratie, stijging van de lactaatdehydrogenasewaarde, stijging van de kaliumwaarde, verhoogde INR, daling van het hematocriet, het aantal trombocyten, leukocyten en lymfocyten, daling van het Hb-gehalte.
Zelden (0,01-0,1%): anafylactische reactie. Circulatoire collaps, plotselinge hartdood. Pneumonie. Geneesmiddel gerelateerde huidreactie met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS-syndroom) en ernstige huidreacties waaronder Stevens-Johnsonsyndroom (SJS), toxische epidermale necrolyse (TEN), erytheem en exfoliatieve, folliculaire, vesiculeuze, pustuleuze of morbilliforme huiduitslag. Mondulcera. Hepatitis, geelzucht, leverschade, cholecystitis. Nervositeit, depressieve gemoedstoestand, slaapstoornis. Vertigo. Gewichtsafname, eetstoornissen, ageusie. Gastro-intestinale perforatie, stomatitis. Rabdomyolyse, ‘rotator cuff’-syndroom, reumatische polymyalgie. Tubulo-interstitiële nefritis, dorst. Wazig zicht, occlusie netvliesslagader. Brandend of warm gevoel. Agranulocytose, trombocytopenie, pancytopenie, anemie. Verlenging van de geactiveerde partiële tromboplastinetijd (APTT), daling van het aantal erytrocyten, stijging van de bloedglucosewaarde, serum alkalische fosfatasewaarde, serum creatinekinasewaarde.
De ernstige overgevoeligheidsreacties en huidreacties treden veelal op tijdens de eerste maand van de behandeling; in sommige gevallen waren de patiënten al overgevoelig voor allopurinol.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): huiduitslag. Verhoogde TSH-waarde (geen invloed op vrije T4-waarde).
Soms (0,1-1%): huidreacties (jeukend, maculopapuleus, soms schilferig), overgevoeligheidssyndroom (DRESS-syndroom) gepaard gaand met koorts, huiduitslag, vasculitis, lymfadenopathie, pseudolymfoom, artralgie, leukopenie, eosinofilie, hepatosplenomegalie, afwijkende leverfunctiewaarden en destructie en verlies van de intrahepatische galgangen kan optreden; ook andere organen kunnen worden aangetast. Maag-darmstoornissen zoals misselijkheid en braken (te voorkomen door inname na de maaltijd), diarree. Gestoorde leverfunctietest.
Zelden (0,01-0,1%): toxische epidermale necrolyse (TEN), Stevens-Johnsonsyndroom (SJS). Hepatitis (incl. levernecrose en (reversibele) granulomateuze hepatitis zonder uitgesproken overgevoeligheid). Urolithiase.
Zeer zelden (< 0,01%): anafylactische reactie, angio-oedeem, toxicodermie, angio-immunoblastair T-cellymfoom (lijkt reversibel na staken). Angina pectoris, bradycardie, hypertensie. Hoofdpijn, (draai)duizeligheid. Perifere neuropathie, coma, verlammingsverschijnselen, paresthesie, ataxie, slaperigheid, depressie. Spierpijn. Cataract, afgenomen visus, maculopathie. Haematemesis, steatorroe, veranderde stoelgang, stomatitis, smaakverandering. Diabetes mellitus, hyperlipemie. Koorts, oedeem, algemene malaise, asthenie. Furunculose. Alopecia, haarverkleuring. Aplastische anemie, agranulocytose en trombocytopenie, met name bij patiënten met een verminderde lever- of nierfunctie. Granulocytose, leukopenie, leukocytose, eosinofilie, erytrocytaire aplasie. Xanthine-neerslagen in urinewegen, hematurie, uremie. Mannelijke onvruchtbaarheid, erectiestoornis, gynaecomastie.
Verder is gemeld: aseptische meningitis.
Interacties
Febuxostat remt het metabolisme van azathioprine en mercaptopurine (door remming van xanthine-oxidase), waardoor de toxische effecten (myelotoxiciteit) van deze stoffen worden versterkt; gelijktijdig gebruik wordt niet aanbevolen. Als de combinatie onvermijdelijk is, de dosering van mercaptopurine of azathioprine verlagen tot 20% of minder van de tevoren voorgeschreven dosis, om hematologische effecten te vermijden. Interacties met andere cytotoxische geneesmiddelen zijn niet onderzocht en kunnen niet worden uitgesloten. Gelijktijdige toediening van theofylline en een lage dosis febuxostat (80 mg) heeft geen effect op de farmacokinetiek van theofylline. Er zijn geen gegevens beschikbaar over gelijktijdige toediening met hoge dosis febuxostat (120 mg).
Sterke UGT–inductoren kunnen het metabolisme van febuxostat versnellen, bij gelijktijdig gebruik de eerste 1–2 weken na aanvang met de UGT-inductor de urinezuurspiegel monitoren. Stoppen van een behandeling met een UGT-inductor kan mogelijk leiden tot een verhoging van de plasmaspiegel van febuxostat.
Geneesmiddelen die de glucuronidering remmen, zoals NSAID's en probenecide, kunnen in theorie de eliminatie van febuxostat verlagen. Hoewel gelijktijdig gebruik van febuxostat en naproxen in verband is gebracht met een stijging van de febuxostatspiegel, is dit klinisch niet relevant en is dosisaanpassing niet nodig.
Interacties
Allopurinol remt het metabolisme van 6-mercaptopurine en azathioprine (via remming xanthine-oxidase), waardoor de toxische effecten hiervan worden versterkt. Bij gelijktijdig gebruik de dosering van deze middelen verlagen tot 25% van de gebruikelijke dosering.
De werking van vitamine K-antagonisten kan worden versterkt door remming van de omzetting in de lever. Controleer zorgvuldig en pas zo nodig de dosis van de vitamine K-antagonist aan.
De excretie van allopurinol is verhoogd bij gelijktijdig gebruik van probenecide of hoge doses salicylzuur. De gevolgen hiervan moeten individueel worden vastgesteld. Allopurinol vertraagt de eliminatie van probenecide.
Bij gelijktijdig gebruik van amoxicilline is er meer kans op huiduitslag; kies, indien mogelijk, een alternatief antibioticum.
Gelijktijdig gebruik van diuretica (vooral thiazide-diuretica) kan een verhoogd risico geven op door allopurinol geïnduceerde SJS/TEN en andere overgevoeligheidsreacties, vooral bij chronische nierinsufficiëntie; controleer zorgvuldig en pas de dosering allopurinol aan voor de verminderde nierfunctie (zie rubriek Dosering). Gelijktijdig gebruik met furosemide kan daarnaast leiden tot toename van de serumurinezuurconcentratie en plasma-oxipurinolconcentratie.
Gelijktijdige toediening met ACE-remmers kan leiden tot een verhoogde kans op leukopenie, met name bij patiënten met een verminderde nierfunctie. Gelijktijdige toediening met captopril kan het risico op huidreacties verhogen, met name in gevallen van een verminderde nierfunctie.
Met cytostatica (bv. cyclofosfamide, doxorubicine, bleomycine, procarbazine) treden bloedbeeldafwijkingen vaker op; controleer bij combinatie regelmatig het bloedbeeld.
Gelijktijdige inname met aluminiumhydroxide kan het effect van allopurinol doen afnemen, een interval van minimaal 3 uur aanhouden.
Er zijn meldingen van een verhoogde ciclosporinespiegel bij gelijktijdige toediening van allopurinol; houd rekening met mogelijk versterkte toxiciteit van ciclosporine bij gelijktijdig gebruik.
Gelijktijdig gebruik met theofylline kan door remming van het levermetabolisme de theofyllinespiegel verhogen; controleer bij aanvang van de allopurinoltherapie of bij dosisverhoging de theofyllinespiegel.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij een zeer klein aantal gevallen zijn er geen nadelige effecten op de zwangerschap of de gezondheid van de foetus/het pasgeboren kind gezien. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Advies: Gebruik ontraden.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens zijn er relatief weinig gegevens, wel zijn er meerdere casussen van kinderen met aangeboren afwijkingen na blootstelling in het 1e trimester. Twee 'case reports' melden afwijkingen bij het kind die sterk lijken op de afwijkingen die kunnen ontstaan bij mycofenolaatmofetil. Beide middelen hebben effect op de purine-synthese. Bij dieren zijn in een enkele studie teratogene effecten waargenomen, andere studies lieten geen teratogene effecten zien.
Advies: In het 1e trimester gebruik ontraden. In het 2e en 3e trimester alleen op strikte indicatie gebruiken indien geen alternatief voor handen is.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend, bij de mens. Ja, bij dieren, waarbij de ontwikkeling van zogende pups werd verstoord.
Farmacologisch effect: Een nadelig effect voor de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, allopurinol en metaboliet oxipurinol.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Waarschuwingen en voorzorgen
Pre-existente cardiovasculaire aandoeningen: Volgens de fabrikant voorzichtig zijn bij patiënten met ernstige cardiovasculaire aandoeningen (bv. bij ernstig hartfalen, instabiele angina pectoris of na een myocardinfarct of CVA) en deze nauwlettend volgen. In een postregistratiestudie (CARES) werd een hoger aantal fatale cardiovasculaire voorvallen waargenomen met febuxostat in vergelijking met allopurinol. In een latere postregistratiestudie (FAST) was febuxostat echter niet inferieur aan allopurinol wat betreft de incidentie van zowel fatale als niet-fatale cardiovasculaire voorvallen. Bij patiënten met kans op het tumorlysissyndroom is hartbewaking aangewezen.
Acute jichtaanvallen: De behandeling niet starten tijdens een acute jichtaanval. Vrijmaking van de uraatdepots kan in de eerste maanden van behandeling de frequentie van jichtaanvallen doen toenemen; dit kan worden verminderd door toevoeging van een NSAID of colchicine gedurende minimaal zes maanden; zie ook de rubriek Advies. Indien tijdens de behandeling een jichtaanval optreedt, de behandeling met febuxostat voortzetten en de tussentijdse aanval als een acute jichtaanval behandelen.
Ernstige allergische of overgevoeligheidsreacties: Controleer nauwlettend op tekenen en symptomen van allergische of overgevoeligheidsreacties; bij ernstige reacties behandeling onmiddellijk staken en nooit meer hervatten. Ernstige allergische -/overgevoeligheidsreacties, incl. levensbedreigend Stevens-Johnsonsyndroom (SJS), toxische epidermale necrolyse (TEN) en acute anafylactische reactie/shock zijn gemeld. Reacties traden veelal op tijdens de eerste maand van behandeling. Sommige van deze patiënten rapporteerden nierfunctiestoornissen en/of eerdere overgevoeligheid voor allopurinol. Ernstige overgevoeligheidsreacties, waaronder geneesmiddelgerelateerde eosinofilie en systemische symptomen (DRESS) gingen soms gepaard met koorts, hematologische afwijkingen, nier- of leveraantasting.
Lever- en nierfunctie: Een leverfunctietest wordt aanbevolen voorafgaand aan het begin van de therapie met febuxostat en daarna periodiek, aan de hand van het klinisch oordeel. Bij toepassing voor jicht wordt bij een milde leverfunctiestoornis een dosisaanpassing aanbevolen (zie rubriek Dosering). Over het gebruik bij jicht bij een matig-ernstige leverfunctiestoornis is weinig informatie beschikbaar. Bij een ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 10–15) en ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 30 ml/min) zijn de veiligheid en werkzaamheid van febuxostat niet onderzocht.
Bij schildklieraandoeningen voorzichtig zijn vanwege mogelijke stijging van de TSH-waarde.
Bij het syndroom van Lesch-Nyhan en ontvangers van een orgaantransplantatie wordt het gebruik van febuxostat niet aanbevolen, aangezien hierbij geen ervaring is opgedaan.
De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen (< 18 jaar) is niet vastgesteld.
Waarschuwingen en voorzorgen
De behandeling niet starten tijdens een acute jichtaanval. Vrijmaking van de uraatdepots kan in de eerste maanden van behandeling de frequentie van jichtaanvallen doen toenemen; dit kan worden verminderd door toevoeging van een NSAID of colchicine gedurende minimaal zes maanden; zie ook de rubriek Advies. Indien tijdens de behandeling een jichtaanval optreedt, de behandeling met allopurinol voortzetten en de tussentijdse aanval als een acute jichtaanval behandelen.
Bij het optreden van huiduitslag of andere overgevoeligheidsreacties de behandeling onmiddellijk staken. Overgevoeligheidsreacties kunnen zich manifesteren als milde huidreacties (maculopapuleus exantheem), maar ook als overgevoeligheidssyndroom (DRESS-syndroom), Stevens-Johnsonsyndroom (SJS) en toxische epidermale necrolyse (TEN). Na herstel van milde huidreacties beginnen met een lage dosering en deze geleidelijk ophogen (zie rubriek Dosering); bij het DRESS-syndroom, SJS en TEN de behandeling definitief staken. Corticosteroïden kunnen helpen bij cutane overgevoeligheidsreacties.
Dragers van het HLA-B*5801-allel hebben een verhoogd risico op het ontstaan van het aan allopurinol gerelateerde DRESS-syndroom en SJS/TEN (zie de alinea hiervoor). Bij dragers van het HLA-B*5801 allel allopurinol niet toepassen, tenzij er geen andere therapeutische alternatieven zijn en de voordelen naar verwachting groter zijn dan de risico’s. In dat geval extra alert zijn op verschijnselen van het DRESS-syndroom of SJS/TEN en de patiënt instrueren de behandeling onmiddellijk te staken zodra er symptomen optreden. Overweeg screening op het HLA-B*5801-allel bij patiëntsubgroepen waarvan bekend is dat de prevalentie van HLA-B*5801 hoog is. Het HLA-B*5801-allel komt voor bij tot 20% van Han-Chinezen, bij 8–15% van de Thai, bij ca. 12% van Koreanen en bij 1–2% van mensen van Japanse of Europese afkomst (Kaukasische bevolking). Een chronische nierziekte bij deze patiënten kan de kans op overgevoeligheidssyndromen nog meer doen toenemen. Indien geen genotypering beschikbaar is, de baten en risico's van de behandeling afwegen. SJS en TEN kunnen nog steeds voorkomen bij patiënten die geen drager zijn van het HLA-B*5801 allel, ongeacht de etnische afkomst.
Wees voorzichtig bij een lever- of nierfunctiestoornis (verlaag zo nodig de dosering tot een maximale begindosis van 100 mg/dag, verhoog deze slechts bij onvoldoende effect; zie rubriek Dosering). Bij gegeneraliseerde overgevoeligheidsreacties zijn meestal lever– en/of nierfunctiestoornissen aanwezig, met name beschreven bij casuïstiek met een fatale afloop. Periodieke controle van de leverfunctie wordt aanbevolen in het begin van de behandeling. Bij verminderde nierfunctie komen overgevoeligheidsreacties in hogere mate voor bij gelijktijdig gebruik van diuretica (vooral bij thiaziden) en ACE-remmers, waarbij ook door allopurinol geïnduceerde SJS/TEN voorkomen.
Bij langdurige behandeling zijn verhoogde TSH-waarden waargenomen in onderzoek. Wees voorzichtig bij toepassing bij een verandering in de schildklierfunctie.
Asymptomatische hyperurikemie wordt in het algemeen niet gezien als indicatie voor het gebruik van allopurinol. Aanpassing met vloeistof en dieet met correctie van de onderliggende oorzaak kunnen de aandoening corrigeren.
Xanthineneerslagen in de urinewegen kunnen zelden optreden bij sterk toegenomen urinezuurvorming, zoals bij neoplastische ziekten en het syndroom van Lesch-Nyhan. Dit risico kan worden verminderd door te zorgen voor optimale hydratie, voor een maximale diurese en door alkalisatie van de urine, om de oplosbaarheid van uraat/urinezuur in de urine te vergroten.
Bij de behandeling van renale jicht en urinezuurstenen dient het geproduceerde urinevolume ten minste 2 liter per dag te zijn en de urine-pH binnen het bereik van 6,4-6,8 te blijven.
Vermijd voedingsmiddelen met een hoog purinegehalte zoals orgaanvlees en alcohol, met name bier, omdat dit de concentratie van urinezuur verhoogt.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met febuxostat contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Er zijn meldingen van inname tot 22,5 g zonder nadelige effecten. Massale absorptie van allopurinol kan leiden tot aanzienlijke remming van xanthine-oxidase. Dit heeft meestal geen nadelige effecten, tenzij het andere, gelijktijdig toegepaste medicatie beïnvloedt, in het bijzonder 6-mercaptopurine en/of azathioprine.
Symptomen
Misselijkheid, braken, diarree, duizeligheid (gemeld bij inname van 20 g bij een enkele patiënt). Huidreacties, koorts, hepatitis, eosinofilie en verslechtering van de nierfunctie (gemeld bij patiënten met een verminderde nierfunctie die chronisch 200-400 mg per dag gebruikten).
Zie voor meer symptomen en de behandeling de stofmonografie allopurinol via vergiftigingen.info.
Eigenschappen
Niet-purine, selectieve xanthine-oxidaseremmer. Febuxostat remt zowel de geoxideerde als de gereduceerde vormen van het enzym xanthine–oxidase. Hierdoor wordt de afbraak van hypoxanthine en xanthine tot urinezuur geremd en daalt de urinezuurconcentratie van het bloed geleidelijk, worden tophi kleiner en wordt vorming van uraatstenen voorkomen.
De urinezuurconcentratie is na 2–4 weken verlaagd tot een normale waarde. Het kan echter maanden duren tot de frequentie van acute aanvallen afneemt.
Kinetische gegevens
Resorptie | voor ten minste 84%, voedsel heeft geen significante invloed. |
T max | binnen 1-1½ uur. |
Eiwitbinding | febuxostat ca. 99% (aan albumine), actieve metabolieten 82–91%. |
Metabolisering | wordt uitgebreid gemetaboliseerd door conjugatie via het uridine-difosfaat-glucuronosyltransferase-enzymsysteem (UDPGT) en geoxideerd door CYP1A1, CYP1A2, CYP2C8 en CYP2C9 tot een aantal actieve metabolieten. |
Eliminatie | met de urine wordt ca. 3% onveranderd en 46% als metabolieten uitgescheiden; met de feces ca. 12% onveranderd en 33% als metabolieten. |
T 1/2el | 5–8 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Allopurinol is een xanthine-oxidaseremmer. Allopurinol en zijn belangrijkste metaboliet oxipurinol verlagen de concentratie urinezuur in het plasma en de urine door remming van xanthine-oxidase, het enzym dat de oxidatie van hypoxanthine tot xanthine en van xanthine tot urinezuur katalyseert. Door de daling van de urinezuurspiegel in het bloed wordt verdere afzetting van urinezuur in gewrichten, huid en nieren tegengegaan en worden uraten uit deze weefsels gemobiliseerd.
Kinetische gegevens
Resorptie | oraal snel voor 80%. |
F | 67–90%. |
T max | allopurinol 1,5 uur, oxipurinol 3–5 uur. |
V d | ca. 1,6 l/kg. |
Metabolisering | vrijwel geheel door xanthine-oxidase en aldehyde-oxidase tot een minder actieve metaboliet: oxipurinol (= alloxanthine), andere metabolieten zijn allopurinolriboside en oxipurinol-7-riboside. |
Eliminatie | na orale toediening < 10% onveranderd en ca. 70% als oxipurinol met de urine. Oxipurinol ondergaat tubulaire re-absorptie. Met de feces ca. 20%. Allopurinol en metabolieten worden door nierdialyse verwijderd. |
T 1/2el | 0,5–2 uur (allopurinol), 13–30 uur (oxipurinol, tot 70 uur bij een laag purinegehalte in het dieet), beide langer bij een ernstig verminderde nierfunctie (bv. creatinineklaring 10–20 ml/min). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
febuxostat hoort bij de groep xanthine-oxidaseremmers.
Groepsinformatie
allopurinol hoort bij de groep xanthine-oxidaseremmers.