Samenstelling
Puregon XGVS Organon Pharma BV
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 200 IE/ml
- Verpakkingsvorm
- in flacon 0,5 ml = 100 IE, met toedieningsset
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 300 IE/ml
- Verpakkingsvorm
- in flacon 0,5 ml = 150 IE, met toedieningsset
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 833 IE/ml
- Verpakkingsvorm
- patroon 0,36 ml = 300 IE, 0,72 ml = 600 IE, 1,08 ml = 900 IE
Voor gebruik in combinatie met een pen-injector (Puregon Pen).
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Rekovelle XGVS Ferring bv
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 33,3 microg/ml
- Verpakkingsvorm
- patroon 0,36 ml = 12 microg, 1,08 ml = 36 microg, 2,16 ml = 72 microg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Fertiliteitsbehandeling vindt plaats in de tweede- of derdelijnszorg. Medicamenteuze ovulatie-inductie wordt toegepast bij ovulatiestoornissen zoals polycysteus ovarium syndroom (PCOS). Bij de behandeling van PCOS is letrozol (offlabel) eerste en clomifeen tweede keus. Andere fertiliteitsbehandelingen, die bij diverse indicaties kunnen worden toegepast, zijn intra‐uteriene inseminatie (met of zonder milde ovariële hyperstimulatie), in-vitro fertilisatie (IVF) en intracytoplasmatische sperma‐injectie (ICSI). Bij IVF/ICSI vindt gecontroleerde ovariële hyperstimulatie plaats met gonadotrofinen, in combinatie met gonadoreline-agonisten of gonadoreline-antagonisten, afhankelijk van het gekozen schema.
Advies
Fertiliteitsbehandeling vindt plaats in de tweede- of derdelijnszorg. Medicamenteuze ovulatie-inductie wordt toegepast bij ovulatiestoornissen zoals polycysteus ovarium syndroom (PCOS). Bij de behandeling van PCOS is letrozol (offlabel) eerste en clomifeen tweede keus. Andere fertiliteitsbehandelingen, die bij diverse indicaties kunnen worden toegepast, zijn intra‐uteriene inseminatie (met of zonder milde ovariële hyperstimulatie), in-vitro fertilisatie (IVF) en intracytoplasmatische sperma‐injectie (ICSI). Bij IVF/ICSI vindt gecontroleerde ovariële hyperstimulatie plaats met gonadotrofinen, in combinatie met gonadoreline-agonisten of gonadoreline-antagonisten, afhankelijk van het gekozen schema.
Indicaties
Bij vrouwen
- gecontroleerde ovariumhyperstimulatie voor de ontwikkeling van meerdere follikels bij vrouwen die geassisteerde voortplantingstechnieken (ART) ondergaan, zoals in vitro fertilisatie (IVF) of intracytoplasmatische sperma-injectiecyclus (ICSI);
- anovulatie (ook ten gevolge van het polycysteus ovariumsyndroom, PCOS), indien behandeling met clomifeen faalt;
Bij mannen
- deficiënte spermatogenese door congenitaal of verworven hypogonadotroop hypogonadisme, in combinatie met humaan choriongonadotrofine (hCG).
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Gecontroleerde ovariumhyperstimulatie voor de ontwikkeling van meerdere follikels bij vrouwen die geassisteerde voortplantingstechnieken (ART) ondergaan, zoals in vitro fertilisatie (IVF) of intracytoplasmatische sperma-injectiecyclus (ICSI).
Gerelateerde informatie
Doseringen
Bij de vrouw individueel doseren op geleide van de follikelgrootte en de estradiolconcentratie.
Gecontroleerde ovariële hyperstimulatie bij kunstmatige voortplantingstechnieken
Volwassenen
Begindosering s.c. 100–225 IE per dag gedurende ten minste de eerste 4 dagen. Daarna, afhankelijk van de reactie van het ovarium, de dosis aanpassen. In het algemeen is een onderhoudsdosering van 75–375 IE gedurende 6–12 dagen voldoende; soms is een langduriger behandeling noodzakelijk. Eventueel kan follitropine β in combinatie met een GnRH-agonist of -antagonist worden gegeven, ter preventie van een premature LH-piek. Bij gebruik van een GnRH-agonist kan een hogere totale behandelingsdosis nodig zijn. Indien door echoscopie de aanwezigheid van ten minste drie follikels van 16–20 mm wordt vastgesteld en er een goede oestradiolrespons (plasmaspiegels van 300–400 pg/ml voor elke follikel groter dan 18 mm) is, kan de laatste fase in de follikelrijping worden geïnduceerd door toediening van hCG. Ovumaspiratie vindt 34–35 uur later plaats.
Anovulatie
Volwassenen
Beginnen met s.c. 50 IE per dag gedurende ten minste 7 dagen. Bij onvoldoende ovariële respons de dosis geleidelijk verhogen. Een toename in de oestradiolplasmaspiegels van 40–100% per dag wordt optimaal geacht. De effectieve dagdosis vervolgens aanhouden totdat pre-ovulatoire omstandigheden (dominante follikel van ten minste 18 mm in diameter en/of een oestradiolplasmaspiegel van 300–900 pg/ml) worden bereikt. Meestal is een behandelperiode van 7–14 dagen voldoende. Vervolgens de toediening van follitropine β staken en de ovulatie opwekken met hCG. Bij een te groot aantal reagerende follikels of te snelle stijging van de oestrogeenspiegels (dagelijkse toename gedurende 2 of 3 dagen > 100%) de dagdosis verlagen. Bij aanwezigheid van multipele pre-ovulatoire follikels groter dan 14 mm neemt het risico van meerlingzwangerschap toe; in dat geval geen hCG geven en bevruchting vermijden.
Deficiënte spermatogenese
Volwassenen
S.c. 150 IE 3×/week, gelijktijdig met hCG, gedurende minimaal 4 maanden. Semenanalyse wordt 4–6 maanden na het begin van de behandeling aanbevolen. Behandelduur: na ten minste 3–4 maanden kan pas enige verbetering worden verwacht; een behandeling van ≥ 18 maanden kan nodig zijn om spermatogenese te bewerkstelligen.
Bij gebruik van de Puregon pen-injector wordt gemiddeld 18% meer follitropine β gegeven dan met de conventionele injectie; hiermee rekening houden bij het wisselen van toedieningsvorm binnen één behandelcyclus.
Toediening
- subcutaan gebruik;
- De eerste injectie onder directe medische supervisie geven; na adequate instructie kan de toediening worden uitgevoerd door de patiënt zelf;
- De injectieplaats dagelijks afwisselen om lipo-atrofie te voorkomen.
Doseringen
Individueel doseren op geleide van de follikelgrootte en de estradiolconcentratie.
Gecontroleerde ovariële hyperstimulatie bij kunstmatige voortplantingstechnieken
Volwassenen
Het tijdstip waarop de behandeling wordt gestart is afhankelijk van het type protocol: in een protocol met een GnRH-antagonist (kort schema), de behandeling 2 of 3 dagen na het begin van de menstruatie starten; in een protocol met een GnRH-agonist (lang schema), de behandeling ca. 2 weken na aanvang van de agonistbehandeling starten.
Voor de eerste behandelcyclus de individuele dagelijkse dosis bepalen op basis van de serumspiegels van het anti-Müller-hormoon (AMH) en het lichaamsgewicht van de vrouw. Deze dagelijkse dosis de hele stimulatieperiode handhaven. Bij een AMH-concentratie < 15 pmol/l: s.c. 12 microg/dag (ongeacht het lichaamsgewicht). Bij een AMH-concentratie ≥ 15 pmol/l: zie tabel 1. De max. dosering bij de eerste behandelcyclus is 12 microg/dag. De behandeling voortzetten tot een adequate follikelontwikkeling (≥ 3 follikels ≥ 17 mm) is bereikt, wat gemiddeld op de negende of tiende behandeldag het geval is (spreiding 5–20 dagen). Bij downregulatie van de hypofyse door een GnRH-agonist kan een langere stimulatieduur en dus een hogere totale dosis follitropine delta nodig zijn om adequate follikelrespons te verkrijgen. Vervolgens een enkelvoudige injectie van 250 microg r-hCG of 5.000 IE hCG toedienen om volledige follikelrijping te bewerkstelligen. Bij volgende behandelcycli de dagelijkse dosis zo nodig aanpassen op grond van de ovariële respons in de vorige cyclus: bij een ovariële hyporespons de dosering verhogen met 25–50%; bij een ovariële hyperrespons de dosering verlagen met 20–33%. De max. dosering bij volgende behandelcycli is 24 microg/dag.
AMH (pmol/l) |
Dagelijkse dosis |
---|---|
< 15 |
12 microg |
15–16 |
0,19 microg/kg |
17 |
0,18 microg/kg |
18 |
0,17 microg/kg |
19–20 |
0,16 microg/kg |
21–22 |
0,15 microg/kg |
23–24 |
0,14 microg/kg |
25–27 |
0,13 microg/kg |
28–32 |
0,12 microg/kg |
33–39 |
0,11 microg/kg |
≥ 40 |
0,10 microg/kg |
Toediening
- Subcutaan toedienen, bij voorkeur in de buikwand.
- De eerste injectie onder directe medische supervisie geven; na adequate instructie kan de toediening worden uitgevoerd door de patiënt zelf.
- De injectieplaats dagelijks afwisselen om lipo-atrofie te voorkomen.
Bijwerkingen
Bij vrouwen
Vaak (1-10%): hoofdpijn. Buikpijn of -ongemak. Ovarieel hyperstimulatiesyndroom (OHSS), bekkenpijn. Reactie op de injectieplaats (zoals kneuzing, pijn, roodheid, zwelling en jeuk).
Soms (0,1-1%): misselijkheid, obstipatie, diarree. Borstklachten (zoals gevoeligheid, pijn en/of congestie en tepelpijn), metrorragie, ovariumcyste, vergrote ovaria, ovariumtorsie, vergrote uterus, vaginale bloeding. Systemische overgevoeligheidsreactie (zoals erytheem, urticaria, huiduitslag en jeuk).
Een milde tot matige vorm van OHSS kan samengaan met buikklachten, misselijkheid, braken, diarree en cysteus vergrote ovaria.
Ernstige OHSS kan samengaan met sterke vergroting van de ovaria, gewichtstoename, dyspneu, oligurie, hypovolemie, hemoconcentratie, verstoring van de elektrolytenbalans, ascites, pleura-effusie of acuut longlijden. In zeldzame gevallen veneuze of arteriële trombo-embolie.
Bij mannen
Vaak (1-10%): hoofdpijn. Acne, huiduitslag. Epididymale cyste, gynaecomastie. Reactie op de injectieplaats (zoals verharding en pijn).
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): hoofdpijn. Misselijkheid. Ovarieel hyperstimulatiesyndroom (OHSS), bekkenpijn of -klachten. Vermoeidheid.
Soms (0,1-1%): stemmingswisselingen. Slaperigheid, duizeligheid. Braken, buikklachten, diarree, obstipatie. Pijnlijke of gevoelige borsten, vaginale bloedingen.
Een milde tot matige vorm van OHSS kan samengaan met buikklachten, misselijkheid, braken, diarree en cysteus vergrote ovaria.
Ernstige OHSS kan samengaan met sterke vergroting van de ovaria, gewichtstoename, dyspneu, oligurie, hypovolemie, hemoconcentratie, verstoring van de elektrolytenbalans, ascites, pleura-effusie of acuut longlijden. Zeer zelden ovariumtorsie of trombo-embolische voorvallen.
Interacties
Bij gelijktijdig gebruik van een GnRH-agonist of -antagonist om de hypofyse te desensitiveren kan een hogere dosis follitropine nodig zijn om een adequate respons te bereiken.
Gelijktijdig gebruik met clomifeen kan de follikelreactie versterken.
Interacties
Er zijn van dit middel geen interacties bekend.
Zwangerschap
Gezien de geregistreerde indicatie niet van toepassing.
Teratogenese: Er zijn geen aanwijzingen dat gonadotrope hormonen meer kans op aangeboren afwijkingen geven. Gegevens over toediening tijdens een al bestaande zwangerschap zijn niet bekend, waardoor het niet mogelijk is de eventuele risico's hiervan in te schatten.
Zwangerschap
Gezien de geregistreerde indicatie niet van toepassing.
Teratogenese: Er zijn geen aanwijzingen dat gonadotrope hormonen meer kans op aangeboren afwijkingen geven. Gegevens over toediening tijdens een al bestaande zwangerschap zijn niet bekend, waardoor het niet mogelijk is de eventuele risico's hiervan in te schatten.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Gonadotrofinen zijn grote moleculen; opname in de moedermelk lijkt daarom niet waarschijnlijk. Daarbij worden deze middelen slecht tot niet opgenomen uit het maag-darmkanaal van de zuigeling.
Farmacologisch effect: Gonadotrofinen remmen mogelijk de borstvoeding.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Gonadotrofinen zijn grote moleculen; opname in de moedermelk lijkt daarom niet waarschijnlijk. Daarbij worden deze middelen slecht tot niet opgenomen uit het maag-darmkanaal van de zuigeling.
Farmacologisch effect: Gonadotrofinen remmen mogelijk de borstvoeding.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt.
Contra-indicaties
Bij vrouwen
- hypofyse- of hypothalamustumor;
- ovarium-, uterus- of mammacarcinoom;
- primaire gonadale insufficiëntie;
- misvormingen van de geslachtsorganen of baarmoedermyomen die zwangerschap in de weg staan;
- vergroting van de ovaria of cysten, anders dan door polycysteus ovariumsyndroom;
- onverklaarde vaginale bloedingen.
Bij mannen
- hypofyse- of hypothalamustumor;
- testiscarcinoom;
- primaire gonadale insufficiëntie.
Contra-indicaties
- hypofyse- of hypothalamustumor;
- ovarium-, uterus- of mammacarcinoom;
- primaire gonadale insufficiëntie;
- misvormingen van de geslachtsorganen of baarmoedermyomen die zwangerschap in de weg staan;
- vergroting van de ovaria of cysten, anders dan door polycysteus ovariumsyndroom;
- onverklaarde vaginale bloedingen.
Waarschuwingen en voorzorgen
Algemeen
Onderzoek vooraf op aanwezigheid van niet-gonadale endocrinologische afwijkingen (bv. ziekten van schildklier, bijnier of hypofyse) en behandel deze.
Controleer patiënten met (een familiaire geschiedenis van) porfyrie zorgvuldig; overweeg bij achteruitgang of een eerste symptoom van deze aandoening, de toediening te staken.
Hulpstoffen
- Puregon kan sporen van streptomycine en/of neomycine bevatten; deze antibiotica kunnen overgevoeligheidsreacties veroorzaken bij daarvoor gevoelige personen.
- Benzylalcohol in grote hoeveelheden kan zich ophopen in het lichaam en metabole acidose veroorzaken; wees voorzichtig tijdens zwangerschap, lactatie en bij een verminderde lever- of nierfunctie.
Bij vrouwen
Het ovarieel hyperstimulatiesyndroom (OHSS) kan optreden bij stimulering van follikelgroei. Beoordeel vóór en regelmatig tijdens de behandeling de follikelontwikkeling door echoscopie en bepaling van de serum-oestradiolspiegel. Risicofactoren voor het ontwikkelen van OHSS zijn een laag lichaamsgewicht bij een leeftijd < 35 jaar, polycysteus-ovariumsyndroom, hogere doses exogene gonadotrofinen, hoge absolute of snel stijgende serumspiegels van estradiol, een groot aantal ontwikkelende ovariële follikels en eerdere episoden van OHSS. Bij aanwijzingen voor ongewenste ovariële hyperstimulatie tijdens de behandeling, geen humaan choriongonadotrofine (hCG) toedienen en de patiënt adviseren ten minste 4 dagen geen gemeenschap te hebben of barrière-contraceptiemethoden te gebruiken. OHSS kan snel verergeren en treedt meestal op na het stoppen van de behandeling, met als hoogtepunt ca. 7 tot 10 dagen na de behandeling; daarom de patiënt ten minste gedurende 2 weken na de hCG-toediening volgen. Bij ernstige OHSS de behandeling met gonadotrofine staken (indien nog gaande); ziekenhuisopname is aangewezen.
Risico's bij ART: De kans op een meerlingzwangerschap na ovulatie-inductie is toegenomen en daarmee het risico op maternale en perinatale complicaties; volg daarom de ovariële respons zorgvuldig. Er is meer kans op een miskraam en extra-uteriene graviditeit gerapporteerd; dit risico hangt niet direct samen met gebruik van gonadotrofinen maar met de onderliggende aandoening.
Trombose: Wees voorzichtig bij vrouwen met risicofactoren voor trombose, zoals een trombose in de (familie)anamnese, overgewicht (BMI > 30) of trombofilie, vanwege de toegenomen kans op trombo-embolische voorvallen bij behandeling met gonadotrofinen.
Tumoren: Zowel benigne als maligne tumoren van de ovaria of andere delen van het reproductiesysteem zijn gemeld bij vrouwen die veelvuldig therapie kregen voor behandeling van onvruchtbaarheid. Het is onduidelijk of behandeling met gonadotrofinen de kans op dit soort tumoren vermeerdert bij onvruchtbare vrouwen.
Bij mannen
Een verhoogde concentratie endogeen FSH wijst op primaire testiculaire deficiëntie; in dat geval heeft behandeling met follitropine/hCG geen zin.
Het effect van de behandeling vier tot zes maanden na het begin van de behandeling met behulp van semenanalyse beoordelen.
Waarschuwingen en voorzorgen
Onderzoek vooraf op aanwezigheid van niet-gonadale endocrinologische afwijkingen (bv. ziekten van schildklier, bijnier of hypofyse) en behandel deze.
Controleer patiënten met (een familiaire geschiedenis van) porfyrie zorgvuldig; overweeg bij achteruitgang of een eerste symptoom van deze aandoening, de toediening te staken.
Het ovarieel hyperstimulatiesyndroom (OHSS) is een complicatie van een fertiliteitsbehandeling. Beoordeel vóór en regelmatig tijdens de behandeling de follikelontwikkeling door echoscopie en bepaling van de serum-oestradiolspiegel. Risicofactoren voor het ontwikkelen van OHSS zijn een laag lichaamsgewicht bij een leeftijd < 35 jaar, polycysteus-ovariumsyndroom, hogere doses exogene gonadotrofinen, hoge absolute of snel stijgende serumspiegels van estradiol, een groot aantal ontwikkelende ovariële follikels en eerdere episoden van OHSS. In geval van ovariële hyperstimulatie tijdens de behandeling geen humaan choriongonadotrofine (hCG) toedienen en de patiënt adviseren ten minste 4 dagen geen gemeenschap te hebben of een condoom te gebruiken. OHSS kan optreden binnen 9 dagen nadat de laatste fase van follikelrijping is geïnduceerd, middels toediening van hCG. Laat OHSS kan optreden 10 of meer dagen hierna, als gevolg van hormonale veranderingen tijdens de zwangerschap. Volg de patiënt ten minste gedurende 2 weken na hCG-toediening in verband met dit risico.
De kans op een meerlingzwangerschap na ovulatie-inductie is toegenomen en daarmee het risico op maternale en perinatale complicaties; volg daarom de ovariële respons zorgvuldig. Er is meer kans op een miskraam en extra-uteriene graviditeit gerapporteerd; dit risico hangt niet direct samen met gebruik van gonadotrofinen maar met de onderliggende aandoening.
Wees voorzichtig bij risicofactoren voor trombose, zoals een trombose in de (familie)anamnese, overgewicht (BMI > 30) of trombofilie, vanwege de toegenomen kans op trombo-embolische voorvallen bij behandeling met gonadotrofinen.
Zowel benigne als maligne tumoren van de ovaria of andere delen van het reproductiesysteem zijn gemeld bij vrouwen die veelvuldig therapie kregen voor behandeling van onvruchtbaarheid. Het is onduidelijk of behandeling met gonadotrofinen de kans op dit soort tumoren vermeerdert bij onvruchtbare vrouwen.
Er is geen onderzoek gedaan naar anovulatoire patiënten met polycysteus-ovariumsyndroom.
Potentiële hoog-responders (patiënten met AMH > 35 pmol/l) zijn niet onderzocht in een protocol waarin downregulatie met een GnRH-agonist toegepast wordt.
Eigenschappen
Recombinant humaan follikelstimulerend hormoon (r-hFSH) geproduceerd door middel van DNA-recombinanttechniek in ovariumcellen van de Chinese hamster (CHO-cellen). FSH is noodzakelijk voor normale follikelgroei en -rijping en voor de gonadale steroïdproductie.
Kinetische gegevens
T max | binnen ca. 12 uur. |
F | ca. 77%. |
T 1/2el | gem. 40 uur (12–70 uur). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Recombinant humaan follikelstimulerend hormoon (r-hFSH) geproduceerd door middel van DNA-recombinanttechniek in een menselijke cellijn (PER.C6). FSH is noodzakelijk voor normale follikelgroei en -rijping en voor de gonadale steroïdproductie.
Kinetische gegevens
T max | ca. 10 uur. |
F | ca. 64%. |
V d | ca. 0,36 l/kg. |
Eliminatie | hoofzakelijk met de urine (ca. 9% onveranderd). |
T 1/2el | ca. 28 uur (na meerdere toedieningen). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
follitropine bèta hoort bij de groep gonadotrofinen.
- choriongonadotrofine (G03GA01) Vergelijk
- choriongonadotropine alfa (G03GA08) Vergelijk
- corifollitropine alfa (G03GA09) Vergelijk
- follitropine alfa (G03GA05) Vergelijk
- follitropine delta (G03GA10) Vergelijk
- follitropine/lutropine (G03GA30) Vergelijk
- lutropine (G03GA07) Vergelijk
- menopauzegonadotrofine (G03GA02) Vergelijk
- urofollitropine (G03GA04) Vergelijk
Groepsinformatie
follitropine delta hoort bij de groep gonadotrofinen.
- choriongonadotrofine (G03GA01) Vergelijk
- choriongonadotropine alfa (G03GA08) Vergelijk
- corifollitropine alfa (G03GA09) Vergelijk
- follitropine alfa (G03GA05) Vergelijk
- follitropine bèta (G03GA06) Vergelijk
- follitropine/lutropine (G03GA30) Vergelijk
- lutropine (G03GA07) Vergelijk
- menopauzegonadotrofine (G03GA02) Vergelijk
- urofollitropine (G03GA04) Vergelijk