Samenstelling
Fomepizole (als sulfaat) XGVS Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 20 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Naloxon (hydrochloride) XGVS Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 0,4 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 1 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Voor het advies zie Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum, protocol Fomepizol toedienen.
Advies
Er is voor dit geneesmiddel geen advies vastgesteld.
Indicaties
Behandeling van acute ethyleenglycolintoxicatie.
Indicaties
- Volledig of gedeeltelijk herstel van ademhalings- en CZS-depressie veroorzaakt door opioïden;
- Volledig of gedeeltelijk herstel van ademhalings- en CZS-depressie bij een neonaat wiens moeder opioïden heeft gekregen;
- Diagnose en behandeling van een vermoede acute overdosering of intoxicatie met opioïden.
Doseringen
Ethyleenglycolvergiftiging
Volwassenen inclusief ouderen
Begin de behandeling bij elk vermoeden van een ethyleenglycolintoxicatie en doe dit zo vroeg mogelijk na inname, zelfs als er géén tekenen van toxiciteit zijn. Bij opname het ethyleenglycolgehalte in het plasma bepalen; deze bepaling mag het opstarten van de behandeling echter niet vertragen. Indien het niet mogelijk is tijdig deze bepaling te doen, dan rekening houden met een intoxicatie op basis van de volgende criteria: voorgeschiedenis van de patiënt, metabole acidose met aniondepletie > 16 mmol/l (aanwezigheid van hoge glycolaatspiegels), een osmolaire depletie van ≥ 20 mOsm/kg H 2O en aanwezigheid van calciumoxalaatkristallen in de urine. Het is wenselijk de ethyleenglycolspiegel iedere 12 à 24 uur te bepalen.
Het doseerschema wordt bepaald door de plasmaconcentratie van ethyleenglycol, en de nierfunctie. Naast fomepizol, hemodialyse starten als zich minstens één van de volgende verschijnselen voordoet: een arteriële pH < 7,10; daling van de arteriële pH > 0,05 resulterende in een pH buiten de normale range ondanks bicarbonaatinfusie; onvermogen een arteriële pH > 7,30 te behouden ondanks bicarbonaattherapie; daling van de serumbicarbonaatconcentratie > 5 mmol/l ondanks bicarbonaattherapie; stijging van het serumcreatinine met > 90 micromol/l en daarnaast bij een serumcreatinine > 265 micromol/l (zie voorschrift ernstig gestoorde nierfunctie hieronder).
Bij normale nierfunctie óf mild tot matig gestoorde nierfunctie (serumcreatininespiegel 100–265 micromol/l) én waarbij hemodialyse niet nodig is: startdosis 15 mg/kg lichaamsgewicht, gevolgd door een dosis om de 12 uur, totdat de ethyleenglycolspiegel gedaald is beneden 0,2 g/l (3,2 mmol/l). Het aantal onderhoudsdoses en de dosis na 48 (en 60) uur zal afhangen van de initiële ethyleenglycolconcentratie en het verloop in de tijd van de ethyleenglycolspiegel. In het algemeen worden 1 tot 3 onderhoudsdoses aanbevolen bij een initiële ethyleenglycolspiegel tussen 0,35–1,5 g/l (5,6–24 mmol/l) en 4 tot 5 onderhoudsdoses voor een initiële ethyleenglycolspiegel van 3–6 g/l (48–96 mmol/l). De dosering van de eerste 3 onderhoudsdoses is 10 mg/kg lichaamsgewicht met een interval van 12 uur. Bij een eventuele vierde onderhoudsdosis (48 uur na de startdosis) wordt 7,5–15 mg/kg lichaamsgewicht toegediend; een vijfde onderhoudsdosis (60 uur na de startdosis) bedraagt 5–15 mg/kg.
Bij ernstig gestoorde nierfunctie (serumcreatininespiegel > 265 micromol/l): fomepizol in combinatie met hemodialyse. De startdosis fomepizol is 15 mg/kg lichaamsgewicht, toegediend in 30–45 minuten. Herhaal deze startdosis als er > 6 uur verstreken is voor het initiëren van de hemodialyse. Vervolgens middels continue infusie: 1 mg/kg/uur gedurende het gehele verloop van de hemodialyse. De dosis is niet bekend bij continue veneuze hemodiafiltratie, continue arterioveneuze hemodialyse of andere methoden van extracorporele eliminatie. De toediening van fomepizol en de hemodialyse beëindigen als de metabole acidose gecorrigeerd is, en de ethyleenglycolplasmaconcentratie < 0,2 g/l (3,2 mmol/l) is.
Kinderen 1 maand-18 jaar
Volgens het Kinderformularium van het NKFK: startdosis 15 mg/kg lichaamsgewicht i.v. , gevolgd door een dosis om de 12 uur, totdat de ethyleenglycolspiegel gedaald is beneden 0,2 g/l (3,2 mmol/l). Het aantal onderhoudsdoses en de dosis na 48 (en 60) uur zal afhangen van de initiële ethyleenglycolconcentratie en het verloop in de tijd van de ethyleenglycolspiegel. In het algemeen worden 1 tot 3 onderhoudsdoses aanbevolen bij een initiële ethyleenglycolspiegel tussen 0,35–1,5 g/l (5,6–24 mmol/l) en 4 tot 5 onderhoudsdoses voor een initiële ethyleenglycolspiegel van 3–6 g/l (48–96 mmol/l). De dosering van de eerste 3 onderhoudsdoses is 10 mg/kg lichaamsgewicht met een interval van 12 uur. Bij een eventuele vierde onderhoudsdosis (48 uur na de startdosis) wordt 7,5–15 mg/kg lichaamsgewicht toegediend; een vijfde onderhoudsdosis (60 uur na de startdosis) bedraagt 5–15 mg/kg.
Ouderen: de dosering aanpassen aan de nierfunctie.
Verminderde nierfunctie: bij een ernstig gestoorde nierfunctie is een dosisaanpassing nodig (zie hierboven). Bij hemodialysepatiënten het concentraat in uitzonderlijke gevallen verdunnen met een kleiner volume om vloeistofoverload te voorkomen.
Voor aanvullende informatie zie de stofmonografie ethyleenglycol op toxicologie.org/ethyleenglycol en het protocol toediening fomepizol op vergiftigingen.info; let wel, sommige informatie hierin kan anders zijn.
Toediening
- De oplossing verdunnen voor gebruik (in NaCl 0,9% of glucose 5%);
- Elke individuele dosis middels een langzame intraveneuze infusie gedurende 30–45 minuten toedienen;
- Niet als bolusinjectie toedienen.
Doseringen
Aangezien de werkingsduur van opioïden die van naloxon kan overschrijden, is continue bewaking van de ademhaling essentieel zodat er indien nodig herhaalde doses gegeven kunnen worden.
Herstel van ademhalings- en CZS-depressie veroorzaakt door opioïden
Volwassenen (incl. ouderen)
Doseren op geleide van de ademhalingsfunctie van de individuele patiënt en de gewenste graad van analgesie. Begindosering: 0,1–0,2 mg (¼–½ ampul van 1 ml) i.v.-injectie. Indien de gewenste graad van antagonisme en verbetering in ademhalingsfunctie niet direct na de toediening wordt bereikt, kan 0,1 mg (¼ ml, i.v- injectie) iedere 2–3 min worden herhaald. Na 1–2 uur kan opnieuw een aanvullende injectie nodig zijn, afhankelijk van de respons en de dosering en werkingsduur van het toegediende opioïd. De dosering kan ook als i.v.-infusie worden gegeven. De infusiesnelheid voor elke patiënt individueel aanpassen, afhankelijk van de reactie op de i.v. bolusinjectie en de reactie op de i.v. infusie.
Kinderen
Volgens de fabrikant: begindosering: i.v.-injectie 0,01–0,02 mg/kg lichaamsgewicht met intervallen van 2–3 minuten totdat de gewenste graad van bewustzijn en ademhaling verkregen wordt. Na 1–2 uur kan opnieuw een aanvullende injectie nodig zijn, afhankelijk van de respons en de dosering en werkingsduur van het toegediende opioïd.
Herstel van ademhalings- en CZS-depressie bij een neonaat wiens moeder opioïden heeft gekregen
Neonaten, wier moeder opioïden heeft gebruikt
Volgens de fabrikant: gebruikelijk is i.v. 0,01 mg/kg. Indien de ademhalingsfunctie niet tot een adequaat niveau gebracht wordt, zo nodig iedere 2–3 min herhalen. Als i.v. niet mogelijk is kan i.m. toegediend worden; beginnen met 0,01 mg/kg.
Volgens het Kinderformularium van het NKFK bij aterme neonaten: i.v. of i.m. 0,01 mg/kg/dosis, zo nodig na 2-3 minuten herhalen na uitblijven effect; de maximale dosering per gift is 0,1 mg/kg/dosis (zowel i.v. als i.m). Het kinderformularium adviseert gedurende 24 uur na toediening monitorbewaking. Daarnaast waarschuwt het kinderformularium om geen naloxon toe te dienen aan een pasgeborene van wie de moeder mogelijk verslavende middelen heeft gebruikt, omdat naloxon dan acute ontwenningsverschijnselen kan veroorzaken.
(Vermoede) acute overdosering of intoxicatie met opioïden
Volwassenen
Aanvangsdosis gewoonlijk i.v. 0,4–2 mg. Indien de gewenste verbetering van de ademhalingsfunctie niet direct na de toediening wordt bereikt, zo nodig herhalen met intervallen van 2–3 min. Als i.v. niet mogelijk is, kan 0,4–2 mg i.m. gegeven worden. Als 10 mg geen significante verbetering geeft wijst dit op een andere oorzaak dan opioïden voor de ademhalingsdepressie.
Kinderen
Aanvangsdosis gewoonlijk i.v. 0,01 mg/kg. Indien de gewenste klinische reactie niet wordt bereikt, kan bij de volgende injectie de dosering worden verhoogd tot 0,1 mg/kg. Afhankelijk van de individuele reactie kan (continue) i.v.-infusie nodig zijn. Als i.v. niet mogelijk is, kan naloxon i.m. verdeeld over verschillende doses gegeven worden; aanvangsdosis 0,01 mg/kg.
Volgens het Kinderformularium van het NKFK bij kinderen van 1 maand–18 jaar bij opiaatoverdosering (vermoed of bekend): i.v. of i.m. 0,01 mg/kg lichaamsgewicht per dosis als bolus, max. 0,4 mg/dosis. Zo nodig herhalen met verhoogde dosis van 0,1 mg/kg indien na 3 min het effect uitblijft. Bij opiaatoverdosering tijdens anesthesie/post-operatieve pijnstilling: 0,01–0,02 mg/kg lichaamsgewicht per dosis, zo nodig. Herhalen met intervallen van 2–3 minuten tot bevredigende respons is verkregen. De dosering titreren op geleide van de ademhalingsfrequentie en gewenste graad van analgesie en bewustzijn. Na hoge dosis zijn morfinomimetica gedurende enige uren onwerkzaam.
Toediening
- Bij voorkeur toedienen als i.v.-injectie of infuus. Alleen i.m. injecteren als i.v.-toediening niet mogelijk is; het effect treedt na i.m.-toediening later in, houdt langer aan en de benodigde dosis is hoger (i.m.-dosis individueel vaststellen);
- Niet gelijktijdig toedienen met preparaten die (meta)bisulfiet bevatten of anionen met een lange keten of hoog molecuulgewicht. Ook niet gelijktijdig toedienen met een alkalische oplossing;
- Voor i.v.-infusie kan naloxon verdund worden met een natriumchloride 0,9%-oplossing of glucose 5%-oplossing, 5 ampullen (= 2 mg) in 500 ml levert een eindconcentratie op van 4 microg/ml.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): sufheid, hoofdpijn.
Vaak (1-10%): bradycardie, tachycardie, verhoogde bloeddruk. Misselijkheid, braken, diarree, dyspepsie, de hik. Angst, opwinding. Duizeligheid, convulsies, spraakstoornissen, nystagmus. Visusstoornissen. Huiduitslag, jeuk. Anemie, eosinofilie. Verhoogde waarden van transaminasen, creatinekinase. Lokale reactie/ontsteking op de toedieningsplaats.
Soms (0,1-1%): ernstige overgevoeligheidsreacties zoals angio-oedeem, bronchospasmen en shock.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): misselijkheid.
Vaak (1-10%): hypotensie, tachycardie, hypertensie. Duizeligheid, hoofdpijn. Braken. Postoperatieve pijn.
Soms (0,1-1%): bradycardie, aritmie. Hyperventilatie. Tremor. Zweten. Droge mond, diarree. Irritatie van de vaatwand, lokale irritatie en ontsteking na i.m.-toediening.
Zelden (0,01-0,1%): convulsies. Spanning.
Zeer zelden (< 0,01%): ventrikelfibrilleren, hartstilstand. Longoedeem. Allergische reacties (urticaria, rinitis, dyspneu, angio-oedeem), anafylactische shock. Erythema multiforme.
Interacties
Fomepizol en ethanol verlengen elkaars eliminatiehalfwaardetijd. Een eerdere behandeling van de ethyleenglycolintoxicatie met ethanol sluit het gebruik van fomepizol echter niet uit. Desalniettemin wordt de combinatie gewoonlijk niet aangeraden.
Fomepizol induceert in de lever en nieren CYP-enzymen, vooral CYP2E1 met als gevolg een versnelde eliminatie van verbindingen die door deze enzymen gemetaboliseerd worden (o.a. halothaan, isofluraan, sevofluraan).
Interacties
De effecten van morphinomimetica worden geantagoneerd. Bij gebruik van buprenorfine als pijnstiller kan toedienen van naloxon de analgesie volledig opheffen. De ademhalingsdepressie door buprenorfine kan slechts in beperkte mate met een hoge dosis naloxon worden opgeheven; bij onvoldoende resultaat tevens kunstmatig beademen. Bij zeer hoge doses naloxon kan de ademhalingsdepressie opnieuw optreden, door een boogvormige dosis-respons curve, en dit is mogelijk het gevolg van de hoge affiniteit van buprenorfine voor de opioïdreceptor in vergelijking met naloxon.
Er is geen interactie met barbituraten of (andere) sedativa. Gegevens over interactie met alcohol zijn niet eenduidig. Bij patiënten met een meervoudige intoxicatie door opioïden, sedativa of alcohol kan, afhankelijk van de vergiftigingsoorzaak, het resultaat van toegediend naloxon vertraagd zijn.
Wees voorzichtig bij combinatie met potentieel cardiotoxische middelen, zoals cyclische antidepressiva, calciumantagonisten, β-blokkers, digoxine en bij middelen van misbruik zoals cocaïne en metamfetamine. Hierbij kunnen ventriculaire tachycardie, ventrikelfibrilleren en hartstilstand voorkomen.
Ernstige hypertensie is gemeld bij toediening na overdosis clonidine.
Zwangerschap
Passeert de placenta: Onbekend.
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren bij supratherapeutische doseringen schadelijk gebleken (misvormingen voorste ledematen, toename aantal foetusresorpties).
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken. Behandel een zwangere vrouw met een ernstige intoxicatie echter zoals een niet-zwangere.
Zwangerschap
Naloxon passeert de placenta.
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren aanwijzingen voor schadelijkheid (cerebrale afwijkingen, toename van neonatale sterfte, verminderd lichaamsgewicht).
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overig: Naloxon kan ontwenningsverschijnselen veroorzaken bij een pasgeborene.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Fomepizol kan op strikte indicatie worden gebruikt, het geven van borstvoeding dan tijdelijk onderbreken. Over het algemeen wordt het geven van borstvoeding ontraden tijdens een intoxicatie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: In 4 vrouwen die naloxon gebruikten was naloxon ondetecteerbaar in de melk of in lage concentraties in de melk aanwezig. Ook in het plasma van de zuigelingen was naloxon niet detecteerbaar of werden concentraties onder de detectielimiet gemeten.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig gebruikt worden. Tijdens een intoxicatie wordt het geven van borstvoeding in het algemeen afgeraden.
Contra-indicaties
Bekende overgevoeligheid voor andere pyrazolen.
Waarschuwingen en voorzorgen
Ethyleenglycolintoxicatie veroorzaakt in ernstige gevallen een metabole acidose (aniondepletie > 16 mmol/l), convulsieve coma en nierinsufficiëntie.
De behandeling van ethyleenglycolintoxicatie bestaat uit het voorkómen van de metabolisering van ethyleenglycol tot toxische metabolieten, de correctie van de metabole acidose, voldoende hydratie (oraal of zo nodig intraveneus) om dehydratie en hypernatriëmie te voorkómen en de urineklaring van ethyleenglycol te verhogen. Zo nodig de toxische metabolieten middels hemodialyse verwijderen (de criteria hiervoor staan binnen rubriek Dosering). De monitoring bestaat uit frequente bepaling van de plasmaconcentratie van ethyleenglycol, de bloedgassen en pH, elektrolyten (ook Ca en Mg), serumcreatinine, urine-analyse en het opsporen van oxalaatkristallen in de urine.
Bepaal bij alle patiënten de levertransaminasen en het bloedbeeld vóór aanvang van de behandeling én één maand na het staken van de behandeling.
Wees voorzichtig bij een bestaande leverfunctiestoornis; er zijn weinig gegevens over de toepassing hierbij; de transaminasen in dit geval nauwlettend vervolgen.
Bij het optreden van matig ernstige overgevoeligheidsreacties (huiduitslag, eosinofilie) deze goed vervolgen; bij het optreden van ernstigere overgevoeligheidsreacties (angio-oedeem, bronchospasmen, anafylactische shock) de behandeling onmiddellijk definitief staken indien er geen andere aanwijsbare oorzaak is. Start in dit geval de behandeling met ethanol en overweeg toepassing van hemodialyse.
Hulpstoffen: Wees voorzichtig met natrium in het concentraat, bij een natriumbeperkt dieet. Verdun het concentraat in een glucose-oplossing bij een natriumarm dieet.
Waarschuwingen en voorzorgen
Wees voorzichtig bij (ouderen met) ernstige cardiovasculaire aandoeningen of bij gebruik van potentieel cardiotoxische geneesmiddelen (zie rubriek Interacties), omdat ernstige cardiovasculaire bijwerkingen als ventriculaire tachycardie en ventrikelfibrilleren zijn opgetreden bij (postoperatieve) patiënten na toediening van naloxon.
Terughoudend toedienen aan personen met bekende of suspecte afhankelijkheid aan opioïden, inclusief pasgeborenen van moeders van wie deze afhankelijkheid bekend is. In dergelijke gevallen kan een abrupte en complete opheffing van de narcotische effecten resulteren in een acuut abstinentiesyndroom (hypertensie, hartritmestoornissen, hartstilstand, pulmonaal oedeem), dit kan ook optreden bij de pasgeboren kinderen van dergelijke patiënten.
Te hoge dosering kan leiden tot volledige opheffing van de analgesie, nervositeit en verhoging van de bloeddruk. Een te snelle opheffing van de effecten van opioïden kan misselijkheid, braken, zweten, hyperventilatie, duizeligheid, hypertensie, tachycardie, tremoren, convulsies en hartstilstand tot gevolg hebben.
Naloxon is niet effectief bij ademhalingsdepressie, veroorzaakt door niet-opioïden. Een ademhalingsdepressie, veroorzaakt door buprenorfine, kan slechts in beperkte mate met een hoge dosis naloxon (5–10 mg) worden opgeheven.
Na bevredigende reactie op de behandeling voortdurend blijven controleren en zo nodig herhalingsdoses toedienen, aangezien de werkingsduur van naloxon korter is dan van de meeste opioïden.
Naloxon kan de effecten van opioïden doen terugkeren, zodat gedurende minstens 24 uur na toediening niet deelgenomen moet worden aan het verkeer.
Overdosering
Symptomen
sufheid, dronken gevoel, misselijkheid, duizeligheid, hoofdpijn, nystagmus, spraakstoornissen zijn waargenomen bij doseringen van 50–100 mg/kg.
Therapie
fomepizol is dialyseerbaar.
Voor meer informatie over een vergiftiging met fomepizol neem contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Enkelvoudige doses van 10 mg i.v. en cumulatieve doses van max. 90 mg/dag subcutaan werden goed verdragen zonder bijwerkingen of wijziging in laboratoriumwaarden. Er zijn geen gevallen van vergiftiging door naloxon bekend. Voor meer informatie over een overdosering met naloxon neem contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Pyrazolverbinding. Antidotum bij vergiftiging met toxische alcoholen, bijvoorbeeld bij een ethyleenglycolvergiftiging. Fomepizol is een competitieve remmer van het enzym alcoholdehydrogenase (ADH); de affiniteit van fomepizol voor ADH is 8000 keer groter dan van ethyleenglycol. ADH katalyseert de eerste stap in het metabolisme van ethyleenglycol in de lever. Door blokkering hiervan wordt de productie van toxische metabolieten (m.n. de zuren glycolzuur en oxaalzuur) geremd en neemt de eliminatiehalfwaardetijd van ethyleenglycol toe van normaal ca. 4 uur tot 10–16 uur. Ethyleenglycol wordt vervolgens onveranderd uitgescheiden in de urine en induceert daardoor osmotische polyurie.
Kinetische gegevens
V d | ca. 0,7 l/kg. |
Metabolisering | vrijwel volledig in de lever door CYP450 tot één minder actieve metaboliet en inactieve metabolieten, welke geglucuronideerd worden. Na herhaalde toediening induceert fomepizol zijn eigen metabolisme (na 30-40 uur maximaal effect). |
Eliminatie | met de urine, voornamelijk als metabolieten, 2–3% onveranderd. Fomepizol is dialyseerbaar, de extractiecoëfficiënt is ca. 0,75 en de extractie per uur bedraagt 0,4–1,15 mg/kg/uur. |
T 1/2el | ca. 5 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Zuivere opioïdreceptor-antagonist zonder agonistische of morfineachtige eigenschappen, zoals andere opioïdreceptor-antagonisten. Naloxon veroorzaakt geen ademhalingsdepressie, psychose-achtige effecten of miose. In afwezigheid van opioïden vertoont het geen farmacologische activiteit. Gewenning dan wel afhankelijkheid is niet waargenomen. Bij afhankelijkheid van opiaten zal naloxon de symptomen van fysieke afhankelijkheid verminderen. De noodzaak de toediening te herhalen is afhankelijk van hoeveelheid, type en toedieningswijze van het te antagoneren narcoticum.
Werking: i.v. binnen 2 min. Werkingsduur: meestal 0,75–4 uur, afhankelijk van de dosis.
Kinetische gegevens
V d | 2 l/kg. |
Overig | snelle verdeling in lichaamsweefsels en -vloeistoffen, vooral in de hersenen, gezien sterke lipofiliteit. Gelijktijdig met de maximale serumconcentratie is de concentratie in de cerebrospinale vloeistof ca. 1,5× hoger. |
Metabolisering | snel in de lever, hoofdzakelijk door conjugatie met glucuronzuur en dealkylering met reductie van de 6-ketogroep. |
Eliminatie | met de urine, onveranderd en als metabolieten, ca. 70% van de dosis binnen 72 uur. |
T 1/2el | 60–90 min; bij pasgeborenen 3 uur |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
fomepizol hoort bij de groep antidota, overige.
- acetylcysteïne (bij paracetamolintoxicatie) (V03AB23) Vergelijk
- andexanet alfa (V03AB38) Vergelijk
- calciumgluconaat (cutaan) (D11AX03) Vergelijk
- flumazenil (V03AB25) Vergelijk
- fysostigmine (V03AD19) Vergelijk
- geactiveerde kool (A07BA01) Vergelijk
- hydroxocobalamine (als antidotum) (V03AB33) Vergelijk
- idarucizumab (V03AB37) Vergelijk
- methylthionine (V03AB17) Vergelijk
- naloxon (V03AB15) Vergelijk
- obidoxim (V03AB13) Vergelijk
- protamine (V03AB14) Vergelijk
- sugammadex (V03AB35) Vergelijk
Groepsinformatie
naloxon hoort bij de groep antidota, overige.
- acetylcysteïne (bij paracetamolintoxicatie) (V03AB23) Vergelijk
- andexanet alfa (V03AB38) Vergelijk
- calciumgluconaat (cutaan) (D11AX03) Vergelijk
- flumazenil (V03AB25) Vergelijk
- fomepizol (V03AB34) Vergelijk
- fysostigmine (V03AD19) Vergelijk
- geactiveerde kool (A07BA01) Vergelijk
- hydroxocobalamine (als antidotum) (V03AB33) Vergelijk
- idarucizumab (V03AB37) Vergelijk
- methylthionine (V03AB17) Vergelijk
- obidoxim (V03AB13) Vergelijk
- protamine (V03AB14) Vergelijk
- sugammadex (V03AB35) Vergelijk