Samenstelling
Telzir
(als Ca-zout)
Bijlage 2
ViiV Healthcare bv.
- Toedieningsvorm
- Tablet, filmomhuld
- Sterkte
- 700 mg
Komt overeen met ca. 600 mg amprenavir.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Norvir
Bijlage 2
Abbvie bv
- Toedieningsvorm
- Capsule, zacht
- Sterkte
- 100 mg
- Toedieningsvorm
- Poeder voor orale suspensie
- Sterkte
- 100 mg
- Verpakkingsvorm
- sachet
- Toedieningsvorm
- Tablet, filmomhuld
- Sterkte
- 100 mg
Ritonavir
Bijlage 2
Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet, filmomhuld
- Sterkte
- 100 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Eerste keus in de behandeling van therapie-naïeve volwassen patiënten met een HIV-1-infectie is meestal een tripeltherapie. Deze bestaat uit twee nucleoside reverse-transcriptaseremmers (NRTI’s) in combinatie met een derde actief antiretroviraal middel uit een van de volgende drie klassen: bij voorkeur een integraseremmer (INSTI) met een hoge barrière tot resistentie (bictegravir of dolutegravir), en in specifieke situaties met een non-nucleoside reverse-transcriptaseremmer (NNRTI), of een proteaseremmer (PI) met een farmacokinetische booster (cobicistat of ritonavir). Bij de meeste personen met HIV is ook een behandelregime bestaande uit twee middelen mogelijk, meestal dolutegravir/lamivudine (een INSTI met één NRTI), na uitsluiting van enkele exclusiecriteria. De keuze voor een combinatie van antiretrovirale middelen is afhankelijk van diverse factoren, en dient te worden gemaakt op geleide van het resistentieprofiel. Zie voor meer informatie de richtlijn HIV op nvhb.nl.
Fosamprenavir is een HIV-proteaseremmer. Van fosamprenavir zijn minder gegevens beschikbaar uit klinisch onderzoek dan van andere gebooste HIV-proteaseremmers. Kies op basis van ervaring daarom voor een andere HIV-proteaseremmer.
Aan de vergoeding van fosamprenavir zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.
Advies
Eerste keus in de behandeling van therapie-naïeve volwassen patiënten met een HIV-1-infectie is meestal een tripeltherapie. Deze bestaat uit twee nucleoside reverse-transcriptaseremmers (NRTI’s) in combinatie met een derde actief antiretroviraal middel uit een van de volgende drie klassen: bij voorkeur een integraseremmer (INSTI) met een hoge barrière tot resistentie (bictegravir of dolutegravir), en in specifieke situaties met een non-nucleoside reverse-transcriptaseremmer (NNRTI), of een proteaseremmer (PI) met een farmacokinetische booster (ritonavir of cobicistat). Bij de meeste personen met HIV is ook een behandelregime bestaande uit twee middelen mogelijk, meestal dolutegravir/lamivudine (een INSTI met één NRTI), na uitsluiting van enkele exclusiecriteria. De keuze voor een combinatie van antiretrovirale middelen is afhankelijk van diverse factoren, en dient te worden gemaakt op geleide van het resistentieprofiel. Zie voor meer informatie de richtlijn HIV op nvhb.nl.
Ritonavir kan worden gebruikt als booster, ook tijdens de zwangerschap.
Aan de vergoeding van ritonavir zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.
Indicaties
- Behandeling van een HIV-1-infectie bij volwassenen en kinderen ≥ 6 jaar én met een lichaamsgewicht van ≥ 39 kg. Bij dezee behandeling wordt met een lage dosering ritonavir gecombineerd en daarnaast met andere antiretrovirale middelen.
Gerelateerde informatie
Indicaties
Bij volwassenen en kinderen van 2 jaar en ouder
- Behandeling van een HIV-1-infectie, in combinatie met andere antiretrovirale geneesmiddelen.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Bij dit geneesmiddel wordt (ook) gedoseerd op geleide van de bloedspiegel; zie voor meer informatie hierover op TDM-protocollen van antiretrovirale middelen van tdm-protocollen.nl.
HIV-1 infectie
Volwassenen en kinderen ≥ 6 jaar én met een lichaamsgewicht ≥ 39 kg en die de tabletten heel kunnen doorslikken
700 mg fosamprenavir + 100 mg ritonavir 2×/dag, in combinatie met andere antiretrovirale geneesmiddelen.
Leeftijd > 65 jaar: Er is geen doseeradvies omdat de farmacokinetiek van fosamprenavir niet is vastgesteld.
Verminderde leverfunctie Volwassenen met een licht verminderde leverfunctie (Child-Pughscore: 5–6): 700 mg fosamprenavir 2×/dag + 100 mg ritonavir 1×/dag. Vanwege het niet beschikbaar zijn in Nederland van een orale suspensie is adequaat doseren van fosamprenavir bij matig of ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore ≥ 7) en bij een lichaamsgewicht < 39 kg, niet goed mogelijk.
Verminderde nierfunctie Geen dosisaanpassing nodig.
Toediening Met of zonder voedsel, de tablet heel innemen.
Doseringen
Bij dit geneesmiddel wordt ook) gedoseerd op geleide van de bloedspiegel; zie voor meer informatie hierover op TDM-protocollen van antiretrovirale middelen van tdm-protocollen.nl.
HIV-1-infectie als farmacokinetische versterker (booster)
Volwassenen en kinderen van ten minste 2 jaar
100 mg 1× of 2×/dag. Zie voor verdere dosisaanbevelingen de geneesmiddeltekst van de HIV-remmer die gelijktijdig met ritonavir wordt toegediend.
Zie voor eventueel benodigde dosisaanpassing van ritonavir bij sommige geneesmiddelinteracties de pagina HIV Drug Interactions van de University of Liverpool.
HIV-1-infectie als antiretroviraal middel
Volwassenen
Aanbevolen is 600 mg 2×/dag.
Schema voor insluipend doseren bij een combinatieschema met alleen ritonavir als HIV-proteaseremmer: dag 1–3: 300 mg 2×/dag, daarna binnen een periode van ten hoogste 14 dagen in stappen van 100 mg verhogen tot 600 mg 2×/dag.
Kinderen ≥ 2 jaar
Aanvankelijk 250 mg/m² lichaamsoppervlak 2×/dag, vervolgens elke 2–3 dagen verhogen met 50 mg/m² lichaamsoppervlak 2×/dag tot 350 mg/m² lichaamsoppervlak 2×/dag; maximaal 600 mg 2×/dag.
Ouderen: Geen dosisaanpassing nodig.
Verminderde nierfunctie: Op basis van farmacokinetische gegevens is de verwachting dat een dosisaanpassing niet nodig is.
Verminderde leverfunctie
- Bij een milde tot matig-ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 5–9) is geen dosisaanpassing nodig.
- Bij ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 10–15) niet gebruiken bij een gedecompenseerde lever en bij een stabiel ziektebeeld zonder decompensatie alleen onder nauwkeurige controle, zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Toediening
- De tablet en capsules in hun geheel (zonder te kauwen, breken of fijn te malen) bij voorkeur met voedsel innemen.
- Poeder voor suspensie: schud de volledige inhoud van het sachet poeder voor suspensie over een kleine hoeveelheid zacht voedsel heen (bv. appelmoes of vla) en eet al het vermengde voedsel binnen 2 uur op óf meng de volledige inhoud van het sachet met chocolademelk, flesvoeding of water. De bittere nasmaak kan verminderd worden door direct na toediening bv. pindakaas, chocopasta of bessensiroop te geven. De suspensie kan na vermenging met water worden toegediend per sonde.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): diarree. Verhoogd bloedcholesterol.
Vaak (1-10%): hoofdpijn, duizeligheid, paresthesie van de mond. Misselijkheid, braken, buikpijn, zachte ontlasting. Erythemateuze of maculopapuleuze huiderupties met of zonder jeuk. Vermoeidheid. Verhoogd waarden ALAT/ASAT, serumlipase en triglyceriden in bloed.
Soms (0,1-1%): angio-oedeem.
Zelden (0,01-0,1%): ernstige of levensbedreigende huiduitslag, waaronder Stevens-Johnsonsyndroom (SJS).
Bij hemofiliepatiënten die HIV-proteaseremmers gebruikten, is een toename (in ernst en/of frequentie) van spontane bloedingen opgetreden (subcutane of musculaire hematomen, hemartrosen).
Verhoogde creatinekinasewaarde, spierpijn, myositis en zelden rabdomyolyse zijn gemeld bij HIV-proteaseremmers, voornamelijk in combinatie met nucleoside reverse-transcriptaseremmers (NRTI's).
Antiretrovirale combinatietherapie (cART) kan gepaard gaan met gewichtstoename en metabole stoornissen, zoals hypertriglyceridemie, hypercholesterolemie, insulineresistentie, hyperglykemie, eerste optreden of exacerbaties van diabetes mellitus.
Het immuun reconstitutie inflammatoir syndroom (IRIS) is gemeld en auto-immuunziekten kunnen optreden, zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen. Ook osteonecrose kan voorkomen, vooral bij gevorderde HIV-infectie of langdurige blootstelling aan cART.
Bijwerkingen
Ritonavir als farmacokinetische versterker
De bijwerkingen zijn afhankelijk van de andere HIV-proteaseremmer die wordt gebruikt.
Ritonavir als antiretroviraal middel
Zeer vaak (> 10%): smaakstoornissen, circumorale en perifere paresthesie, hoofdpijn, duizeligheid, perifere neuropathie. Vermoeidheid, asthenie, overmatig blozen, warmtebeleving. Faryngitis, orofaryngeale pijn, hoesten. Buikpijn, misselijkheid, (soms ernstige) diarree, braken, dyspepsie. Gewrichtspijn, rugpijn. Jeuk, (erythemateuze en maculopapuleuze) huiduitslag.
Vaak (1-10%): allergische reacties zoals urticaria en faciaal oedeem. Hypertensie, (orthostatische) hypotensie, perifere kou. Mondzweren, anorexie, gastro-oesofageale refluxziekte, gastro-intestinale bloedingen, flatulentie. Pancreatitis. Hepatitis en verhoogd bilirubine (met icterus), ALAT, ASAT, γ-GT. Slapeloosheid, angst, verwardheid, aandachtsstoornis, syncope. Wazig zien. Toename mictiefrequentie, verslechtering nierfunctie (oligurie, verhoogd creatinine). Menorragie. Dehydratie, (perifeer) oedeem. Acne. Myositis, rabdomyolyse, spierpijn, myopathie. Koorts, gewichtsverlies. Verhoogde waarden van aantal eosinofielen, triglyceriden, cholesterol, CK, amylase en urinezuur. Verlaagde waarden van kalium, vrij en totaal thyroxine, hemoglobinegehalte, aantal witte bloedcellen en neutrofielen. Trombocytopenie.
Soms (0,1-1%): myocardinfarct. Acuut nierfalen. Ontwikkeling of verergering van diabetes mellitus. Verhoogd aantal witte bloedcellen en neutrofielen, verhoogde waarden van glucose, magnesium en alkalische fosfatase.
Zelden (0,01-0,1%): anafylaxie, Stevens-Johnsonsyndroom (SJS), toxische epidermale necrolyse (TEN).
cART: Antiretrovirale combinatietherapie (cART) is in verband gebracht met gewichtstoename en metabole stoornissen, zoals hypertriglyceridemie, hypercholesterolemie, insulineresistentie en hyperglykemie. Ook osteonecrose kan voorkomen, vooral bij gevorderde HIV-infectie of langdurige blootstelling aan cART; wees hierop bedacht bij het optreden van pijnlijke en/of stijf worden van gewrichten.
Verder zijn gemeld: nefrolithiase, een kleine verlenging van QTc en PQ-tijden wordt gezien, zonder dat de 500 ms voor de QTc tijd wordt overschreden, of dat tweede- of derdegraads AV-blok wordt gezien.
Interacties
Fosamprenavir wordt gecombineerd met de krachtige CYP3A4-remmer ritonavir; het interactieprofiel hiervan kan overheersen. Daarnaast remt ritonavir CYP2D6 (in mindere mate dan CYP3A4). Amprenavir, de actieve metaboliet van fosamprenavir, is ook een CYP3A4-remmer maar in mindere mate dan ritonavir. Volgens de fabrikant van Telzir zijn gecontra-indiceerd: geneesmiddelen met een nauwe therapeutische breedte die substraat zijn voor CYP3A4 óf die sterk afhankelijk zijn van het CYP2D6-metabolisme (bv. flecaïnide, propafenon), dit vanwege mogelijk levensbedreigende bijwerkingen. Voorbeelden van geneesmiddelen die substraat zijn van CYP3A4, zijn:
- alfuzosine;
- amiodaron, kinidine;
- ergot-alkaloïden (bv. ergotamine, methylergometrine);
- lurasidon, pimozide, quetiapine;
- oraal toegediend midazolam;
- sildenafil voor de indicatie pulmonale arteriële hypertensie;
- simvastatine, vanwege toename van de plasmaconcentratie van simvastatine met toename van het risico op myopathie en rabdomyolyse.
Ook gecontra-indiceerd is gelijktijdig gebruik van de sterke CYP3A4-inductoren rifampicine en sint-janskruid, vanwege een verlies aan therapeutisch effect, omdat amprenavir en ritonavir voor een belangrijk deel zelf ook via CYP3A4 worden gemetaboliseerd.
Bij gebruik van andere geneesmiddelen die inductoren, remmers of substraten zijn van CYP3A4 of CYP2D6, rekening houden met beïnvloeding van het metabolisme. De kinetiek van amprenavir en ritonavir kan wijzigen en amprenavir en ritonavir kunnen ook andere actieve stoffen beïnvloeden.
Zie voor de hierboven genoemde en de overige interacties van fosamprenavir, en eventuele benodigde dosisaanpassingen, de pagina HIV Drug Interactions van de University of Liverpool.
Interacties
Ritonavir is een krachtige remmer van CY3A en CYP2D6, hierdoor kan de blootstelling aan middelen die substraat zijn voor deze iso-enzymen significant toenemen. Volgens de fabrikant van ritonavir is gelijktijdige toepassing met de volgende middelen daarom gecontra-indiceerd:
- alfuzosine;
- amiodaron, flecaïnide, kinidine, propafenon;
- sildenafil (alleen voor de indicatie pulmonale arteriële hypertensie), avanafil, vardenafil;
- clorazepinezuur, clozapine, lurasidon, pimozide, quetiapine;
- diazepam, flurazepam, oraal toegediend midazolam;
- colchicine bij patiënten met een lever- en/of nierfunctiestoornis;
- ergotamine;
- pethidine, piroxicam;
- rifabutine (bij gebruik van ritonavir als antiretroviraal middel);
- lomitapide, simvastatine;
- sint-janskruid;
- neratinib, venetoclax;
- voriconazol bij gebruik van ritonavir ≥ 400 mg 2×/dag.
Zie voor meer informatie over deze en de andere interacties van ritonavir en eventuele benodigde dosisaanpassingen de pagina HIV Drug Interactions van de University of Liverpool. Let er op dat de aldaar geboden informatie kan verschillen met bovenstaande informatie.
Let op, mogelijke interactie met kruidengeneesmiddelen.
Zwangerschap
Het actieve amprenavir passeert de placenta. De blootstelling aan amprenavir bij de moeder tijdens de zwangerschap is 25–35% lager dan postpartum; mogelijk is er meer kans op verticale transmissie van HIV door de verminderde blootstelling aan amprenavir.
Teratogenese: Bij de mens, relatief weinig gegevens (< 300 zwangerschapsuitkomsten). Bij dieren is enige ontwikkelingstoxiciteit waargenomen (afname van gewicht van de uterus, waarschijnlijk als gevolg van vermindering van het aantal ovariële corpora lutea en innestelingen, toename aantal abortussen, afname overleving van jongen).
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Zwangerschap
Teratogenese: Een groot aantal zwangerschapsuitkomsten (> 6100 levendgeborenen; bij ca. 3550 hiervan was er blootstelling aan ritonavir gedurende het 1e trimester) heeft geen verhoogde incidentie van aangeboren afwijkingen laten zien. Bij deze zwangerschappen was ritonavir vooral als farmacokinetische versterker gebruikt (dus in een lage dosering). Bij dieren zijn toxische effecten (embryosterfte, vertraagde beenvorming, viscerale veranderingen) opgetreden, dit bij doses die óók toxisch waren voor het moederdier.
Advies: Kan als farmacokinetische versterker worden gebruikt. Alleen op strikte indicatie als HIV-proteaseremmer inzetten. Denk er wel om dat de capsules ook alcohol bevatten.
Overig: Ritonavir heeft een ongunstige interactie met diverse orale anticonceptiva (zie link in de rubriek Interacties), daarom tijdens de behandeling een alternatieve effectieve methode van anticonceptie gebruiken wanneer dit gewenst is.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Ja, bij dieren.
Advies: Bij een maternale HIV-infectie borstvoeding ontraden omdat de kans bestaat op overdracht van HIV.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja.
Advies: Het geven van borstvoeding bij een maternale HIV-infectie sterk ontraden, vanwege 1) de kans op overdracht van HIV, 2) de mogelijke ontwikkeling van virale resistentie bij HIV-positieve zuigelingen en 3) mogelijke ernstige bijwerkingen bij de zuigeling in het algemeen.
Contra-indicaties
Zie de rubriek Interacties.
Contra-indicaties
- Gedecompenseerde leverziekte.
Voor meer contra-indicaties zie de rubriek Interacties.
Waarschuwingen en voorzorgen
Huiduitslag: bij patiënten met een bekende sulfonamide-allergie, voorzichtig toepassen omdat fosamprenavir een sulfonamide-groep bevat. Er is echter geen toename gezien van huiduitslag bij deze patiënten. Bij optreden van lichte tot matige huiduitslag eventueel een geschikte H1-receptorantagonist toedienen. De behandeling staken bij ernstige huiduitslag of bij matige huiduitslag mét systemische symptomen óf reacties van de mucosa.
Controleer vóór het starten en tijdens de behandeling regelmatig de bloedglucosespiegel en lipiden. De reden is dat hyperglykemie, verhoging van lipiden en diabetes mellitus (zowel het ontstaan als exacerbaties ervan), voorkomen bij het gebruik van HIV-proteaseremmers. In sommige gevallen is dit ernstig, zoals ketoacidose.
Bij lichte leverfunctiestoornissen voorzichtig zijn; doseren bij matig tot ernstig verminderde leverfunctie is niet mogelijk omdat er geen suspensie is. Bij bestaande leveraandoeningen, zoals chronische actieve hepatitis, is er meer kans op ernstige (soms fatale) bijwerkingen op de lever. Overweeg onderbreken of staken van de behandeling met fosamprenavir + ritonavir als de leveraandoening verergert.
Controleer op osteonecrose bij het ontstaan van pijnlijke en/of stijve gewrichten of bij het ondervinden van problemen met bewegen.
Immuun reconstitutie inflammatoir syndroom (IRIS) is gemeld, doorgaans in de eerste 2–4 weken tot 6 maanden na de start van cART (antiretrovirale combinatietherapie). Vooral bij ernstige immuundeficiëntie (CD4-getal < 100 cellen/mm³) bij aanvang van de behandeling is er meer kans op ontstekingsreacties op latent aanwezige opportunistische infecties, met ernstige klinische ziektebeelden tot gevolg, zoals CMV-retinitis, focale en/of gegeneraliseerde mycobacteriële infecties of een Pneumocystis jiroveci-pneumonie. Ook gemeld zijn auto-immuunziekten, zoals de ziekte van Graves, auto-immuunhepatitis, polymyositis en het Guillain-Barré-syndroom. De tijd tot optreden van deze ziekten is variabel, echter vaak pas vele maanden na aanvang van de behandeling.
Onvoldoende onderzocht: Bij patiënten die eerder met diverse antiretrovirale combinatietherapieën zijn behandeld, is fosamprenavir+ritonavir onvoldoende onderzocht. Er zijn onvoldoende gegevens over het gebruik bij ouderen (> 65 jaar).
Waarschuwingen en voorzorgen
Wees voorzichtig bij een bestaande leverziekte (o.a. actieve chronische hepatitis B of C) of leverenzymafwijkingen. Bij toepassing van antiretrovirale combinatietherapie bij patiënten met chronische hepatitis B of C is er meer kans op ernstige, potentieel fatale leverbijwerkingen. Bij bestaande leverfunctiestoornis de leverfunctie regelmatig controleren; bij verslechtering de behandeling tijdelijk stopzetten of definitief staken. Ritonavir niet toepassen bij gedecompenseerde leverziekte (zie Contra-indicaties), ook niet als farmacokinetische versterker. Er zijn geen onderzoeksgegevens over toepassing bij patiënten met een stabiele ernstige leverfunctiestoornis zonder decompensatie; ritonavir dan met voorzichtigheid gebruiken, omdat verhoogde spiegels van de gelijktijdig toegediende HIV-proteaseremmer kunnen optreden; specifieke aanbevelingen zijn afhankelijk van welke HIV-proteaseremmer gelijktijdig wordt toegediend, zie de betreffende geneesmiddeltekst.
Immuun reconstitutie inflammatoir syndroom (IRIS) is gemeld, doorgaans in de eerste 2–4 weken tot 6 maanden na de start van cART (antiretrovirale combinatietherapie). Vooral bij ernstige immuundeficiëntie (CD4-getal < 100 cellen/mm³) bij aanvang van de behandeling is er meer kans op ontstekingsreacties op latent aanwezige opportunistische infecties, met ernstige klinische ziektebeelden tot gevolg, zoals CMV-retinitis, focale en/of gegeneraliseerde mycobacteriële infecties of een Pneumocystis jiroveci-pneumonie. Ook gemeld zijn auto-immuunziekten, zoals de ziekte van Graves, auto-immuunhepatitis, polymyositis en het Guillain-Barré-syndroom. De tijd tot optreden van deze ziekten is variabel, echter vaak pas vele maanden na aanvang van de behandeling.
Gewicht, serumlipiden en bloedglucosespiegels kunnen toenemen tijdens de behandeling met cART.
Overweeg bij optreden van aanhoudende buikpijn de diagnose pancreatitis; bij vaststelling hiervan het gebruik staken. Pancreatitis wordt onder andere waargenomen wanneer zich een hypertriglyceridemie ontwikkelt. In een gevorderd stadium van de HIV-ziekte is er meer kans op verhoogde triglyceridenwaarden en pancreatitis.
Ernstig aanhoudend braken en/of diarree samenhangend met het gebruik van ritonavir kan de nierfunctie en absorptie en werkzaamheid van ritonavir en andere geneesmiddelen verminderen.
Wees voorzichtig bij een bestaande nierfunctiestoornis.
Waarschuw hemofiliepatiënten voor een mogelijke toename (in ernst en/of frequentie) van bloedingen. Bij een aantal patiënten die HIV-proteaseremmers gebruikten, zijn spontane bloedingen opgetreden zoals subcutane of musculaire hematomen, hemartrosen. Bij meldingen van enkele patiënten is het voorgekomen dat aanvullend factor VIII is gegeven. In > 50% van de gevallen is de behandeling met de proteaseremmer voortgezet of hervat na een onderbreking ervan. Een causaal verband is gesuggereerd, maar het werkingsmechanisme is onduidelijk.
Veilig gebruik van de suspensie bij kinderen < 2 jaar is niet vastgesteld.
Hulpstoffen
- Wees voorzichtig met ethanol, in de capsule, bij alcoholisme, zwangerschap, lactatie en bij jonge kinderen. Ethanol kan een effect op andere medicatie hebben. Wees bij risicogroepen voorzichtig met andere middelen die een substraat van alcoholdehydrogenase, zoals ethanol of propyleenglycol, bevatten.
- Polyoxyl 35 ricinusolie, in de capsule, kan maagklachten en diarree geven.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met fosamprenavir contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
Relatief weinig informatie over symptomen bij overdosering vermeld paresthesieën en een geval van nierfalen met eosinofilie.
Therapie
Er is geen specifiek antidotum. Bij recente inname: maagspoeling, verder kan geactiveerde kool onderdeel zijn van de behandeling. Door de grote mate van eiwitbinding zal dialyse niet in significante mate bijdragen tot de eliminatie van ritonavir.
Neem voor meer informatie over de symptomen en behandeling van een vergiftiging met ritonavir contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Fosamprenavir is een prodrug van amprenavir, een HIV-proteaseremmer. Fosamprenavir is beter wateroplosbaar dan amprenavir. Het wordt door het darmepitheel opgenomen en snel en volledig gehydrolyseerd tot amprenavir door cellulaire of serumfosfatasen. Het is een selectieve, competitieve, reversibele remmer van HIV-1 protease. Tijdens de replicatiefase splitst HIV-protease virale polypeptideproducten, waardoor essentiële eiwitten en enzymen worden gevormd. Door binding aan de actieve plaats van HIV-1 protease blokkeert amprenavir de rijping van het HIV waardoor niet-functionele, onrijpe, niet-infectieuze virussen worden gevormd.
Kinetische gegevens
Overig | (Na hydrolyse tot) actief amprenavir: |
T max | ca. 2 uur. In combinatie met ritonavir na ca. 1,5 uur. |
V d | ca. 6 l/kg. |
Overig | De blootstelling aan amprenavir tijdens de zwangerschap is 25–35% lager dan postpartum. |
Eiwitbinding | ca. 90% (m.n. aan α-1-zure glycoproteïne, tevens aan albumine). |
Metabolisering | in de lever m.n. door CYP3A4. |
Eliminatie | ca. 75% met de feces en ca. 14% met de urine (als metabolieten, in urine < 1% onveranderd). Of amprenavir door hemodialyse of peritoneale dialyse verwijderd kan worden is onbekend. |
T 1/2el | 7,7 uur, in combinatie met ritonavir 15–23 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Ritonavir is een antiretroviraal middel, behorend tot de HIV-proteaseremmers. Het werkingsspectrum is beperkt tot HIV-type 1 en, zij het in mindere mate, HIV-type 2. Het is een selectieve, competitieve, reversibele remmer van HIV-protease. De remming van HIV-protease leidt tot de productie van onrijpe niet-infectieuze HIV-deeltjes. Vanwege metabolisme-remmende eigenschappen (ritonavir is ook een sterke CYP3A4-remmer), wordt het vooral gebruikt als farmacokinetische versterker van andere proteaseremmers.
Kinetische gegevens
Resorptie | Voedsel verlaagt de blootstelling (AUCinf) en max. plasmaspiegel van ritonavir (m.n. bij toediening als suspensie met matig vet, of vetrijk voedsel) ten opzichte van inname onder nuchtere condities. |
T max | ca. 4 uur. |
V d | 0,3–0,6 l/kg. |
Overig | Penetratie in de liquor: minimaal. |
Eiwitbinding | 98–99%. |
Metabolisering | Uitgebreid in de lever door vooral CYP3A4, in mindere mate door CYP2D6 tot o.a. één actieve verbinding, die even werkzaam is als ritonavir. De blootstelling aan deze metaboliet is echter maar 3% van die van ritonavir zelf. |
Eliminatie | Circa 86% met de feces. Door de sterke eiwitbinding geen belangrijke mate van eliminatie door hemodialyse of peritoneale dialyse. |
T 1/2el | 3–5 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
fosamprenavir hoort bij de groep HIV proteaseremmers.
Groepsinformatie
ritonavir hoort bij de groep HIV proteaseremmers.
ritonavir hoort bij de groep CYP3A-remmers.