Samenstelling
Maviret Abbvie bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, filmomhuld
Bevat per tablet: glecaprevir 100 mg, pibrentasvir 40 mg.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Epclusa Gilead Sciences bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, filmomhuld
Bevat per tablet: sofosbuvir 200 mg en velpatasvir 50 mg.
- Toedieningsvorm
- Tablet, filmomhuld
Bevat per tablet: sofosbuvir 400 mg en velpatasvir 100 mg.
- Toedieningsvorm
- Granulaat, omhuld
- Verpakkingsvorm
- sachet
Bevat per sachet: sofosbuvir 150 mg en velpatasvir 37,5 mg.
- Toedieningsvorm
- Granulaat, omhuld
- Verpakkingsvorm
- sachet
Bevat per sachet: sofosbuvir 200 mg en velpatasvir 50 mg.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Preventie van hepatitis C (HCV) berust op het vermijden van bloed-bloedcontact, veilig seksueel contact bij mannen die seks hebben met mannen (MSM) en het veilig gebruik van bloedproducten en transplantaten. Effectieve behandeling/eradicatie van een HCV-infectie is van belang om verspreiding op populatieniveau te voorkomen. Er is geen medicamenteuze profylaxe. De behandeling van zowel een chronische HCV-infectie (als initiële therapie of na falen van eerdere behandeling), als van een acute infectie bestaat uit een combinatie van direct-werkende antivirale middelen (DAA’s). De keuze voor een optimaal behandelregime wordt o.a. bepaald door het HCV-genotype, de mate van reeds aanwezige fibrose/cirrose in de lever en of de patiënt al dan niet is voorbehandeld. Zie voor de meest recente behandeladviezen het HCV-Richtsnoer.
Advies
Preventie van hepatitis C (HCV) berust op het vermijden van bloed-bloedcontact, veilig seksueel contact bij mannen die seks hebben met mannen (MSM) en het veilig gebruik van bloedproducten en transplantaten. Effectieve behandeling/eradicatie van een HCV-infectie is van belang om verspreiding op populatieniveau te voorkomen. Er is geen medicamenteuze profylaxe. De behandeling van zowel een chronische HCV-infectie (als initiële therapie of na falen van eerdere behandeling), als van een acute infectie bestaat uit een combinatie van direct-werkende antivirale middelen (DAA’s). De keuze voor een optimaal behandelregime wordt o.a. bepaald door het HCV-genotype, de mate van reeds aanwezige fibrose/cirrose in de lever en of de patiënt al dan niet is voorbehandeld. Zie voor de meest recente behandeladviezen het HCV-Richtsnoer.
Indicaties
- Behandeling van chronische infectie met het hepatitis C-virus (HCV; bij alle genotypen hiervan) bij volwassenen en kinderen ≥ 3 jaar.
Gerelateerde informatie
Indicaties
Behandeling van chronische infectie met het hepatitis C-virus (HCV) bij patiënten ≥ 3 jaar, bij:
- afwezigheid van cirrose, bij volwassenen en kinderen, als monotherapie;
- gecompenseerde cirrose: overweeg bij volwassenen het toevoegen van ribavirine bij een infectie met HCV genotype 3;
- volwassenen met gedecompenseerde cirrose (bij alle HCV genotypen) in combinatie met ribavirine.
Gerelateerde informatie
Doseringen
De hier volgende aanbevelingen voor de behandelduur en combinaties zijn afkomstig van de fabrikant van glecaprevir/pibrentasvir. Zie voor volwassenen ook de link in de rubriek Advies voor aanbevelingen volgens het HCV-richtsnoer.
Voor kinderen vanaf 3 jaar en tot 45 kg, is er een granulaat, dat in Nederland echter niet regulier geleverd wordt.
Chronische hepatitis C (alle genotypen)
Volwassenen (incl. ouderen), kinderen vanaf 12 jaar, of met een gewicht ≥ 45 kg
300 mg/120 mg (3 tabletten glecaprevir/pibrentasvir) 1×/dag, innemen met voedsel. Behandelduur: voor patiënten zonder voorafgaande HCV-behandeling, alle HCV-genotypen: 8 weken; ook als er sprake is van cirrose (met Child-Pughscore 5–9; zie hieronder, en zie de rubrieken Contra-indicaties, Waarschuwingen en voorzorgen achter Leverfunctie). Na het ondergaan van een lever- of niertransplantatie: 12 weken (met of zonder cirrose); als echter sprake is van infectie met HCV genotype 3 en de patiënt eerder behandeld is, overweeg dan 16 weken te behandelen. Patiënten waarbij een eerdere behandeling met peg-interferon+ribavirine +/– sofosbuvir óf sofosbuvir+ribavirine heeft gefaald: genotypen 1, 2, 4, 5 en 6: 8 weken, als er sprake is van cirrose 12 weken; genotype 3 (met of zonder cirrose): 16 weken. Bij een co-infectie met HIV kan de behandelduur (en dosis) als eerder genoemd worden aangehouden, voor combinatie met antiretrovirale middelen zie de rubriek Interacties.
Verminderde leverfunctie: Bij een lichte leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 5–6) is geen dosisaanpassing nodig. Bij een matig-ernstige functiestoornis (Child-Pughscore 7–9) wordt toepassing niet aanbevolen. Bij een ernstige functiestoornis (Child-Pughscore 10–15) is de toepassing gecontra-indiceerd. Zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen achter Leverfunctie.
Verminderde nierfunctie/dialyse: Geen dosisaanpassing nodig. Dit geldt ook bij toepassing van dialyse.
Na het uitbraken van een dosis binnen 3 uur na inname, een extra tablet innemen. Bij braken ≥ 3 uur na toediening géén additionele dosis innemen.
Na het missen van een dosis, kan deze alsnog binnen 18 uur na het gebruikelijke tijdstip worden ingenomen; de volgende dosis op het normale geplande tijdstip innemen. Als er meer dan 18 uur zijn verstreken, dan de volgende dosis op het volgende gebruikelijke tijdstip innemen.
Toediening: De tablet in zijn geheel innemen met voedsel, in verband met de biologische beschikbaarheid. Het fijnmalen wordt afgeraden omdat de absorptie dan sterk verlaagd is.
Doseringen
Chronische hepatitis C
Volwassenen (incl. ouderen)
400/100 mg 1×/dag. Volgens de fabrikant van sofosbuvir/velpatasvir: voeg ribavirine toe bij een ge decompenseerde cirrose; dit daarnaast ook overwegen te doen bij een infectie met genotype 3 met gecompenseerde cirrose. Behandelduur: 12 weken. Bij patiënten bij wie een eerdere behandeling met een NS5A-remmer heeft gefaald een behandelduur van 24 weken overwegen, in combinatie met ribavirine. Zie voor gelijktijdig te gebruiken geneesmiddelen en de behandelduur ook de aanbevelingen volgens het HCV-richtsnoer via de link in de rubriek Advies.
Dosering ribavirine, volgens de fabrikant van sofosbuvir/velpatasvir: in geval van combinatietherapie bij HCV genotype 3 met een gecompenseerde cirrose (voor óf na een levertransplantatie): 1000 mg/dag verdeeld over 2 doses bij een lichaamsgewicht < 75 kg; 1200 mg/dag bij ≥ 75 kg. In geval van combinatietherapie bij ge decompenseerde cirrose: Child-Pughscore 7–9 vóór een eventuele (lever)transplantatie: 1000 mg/dag verdeeld over 2 doses bij een lichaamsgewicht < 75 kg; 1200 mg bij ≥ 75 kg. Child-Pughscore 10–15 vóór een levertransplantatie óf Child-Pughscore 7–15 ná een levertransplantatie: startdosis 600 mg ribavirine, bij goed verdragen titreren tot 1000 mg/dag (verdeeld over 2 doses) voor patiënten < 75 kg en 1200 mg bij een gewicht ≥ 75 kg. Als de startdosis niet goed wordt verdragen de dosis ribavirine verlagen zoals klinisch geïndiceerd op basis van het hemoglobinegehalte. Ribavirine innemen met voedsel. Zie voor het gebruik van ribavirine en de behandelduur ook de aanbevelingen volgens het HCV-richtsnoer via de link in de rubriek Advies.
Kinderen 3-17 jaar
Lichaamsgewicht ≥ 30 kg: 400/100 mg 1×/dag, bij een lichaamsgewicht 17-30 kg: 200/50 mg 1×/dag, bij een lichaamsgewicht < 17 kg: 150/37,5 mg 1×/dag. Behandelduur: 12 weken.
Verminderde leverfunctie: Geen dosisaanpassing van sofosbuvir/velpatasvir noodzakelijk. Voor de aanpassing van de dosering ribavirine bij de combinatietherapie (bij volwassenen), zie hierboven in het voorschrift voor volwassenen.
Verminderde nierfunctie
- Bij een lichte of matig-ernstige nierfunctiestoornis is geen dosisaanpassing nodig.
- Over de toepassing bij een ernstige nierfunctiestoornis (eGFR < 30 ml/min/1,73 m²) of bij een terminale nierziekte (ESRD) waarbij hemodialyse wordt toegepast zijn er relatief weinig gegevens. Sofosbuvir/velpatasvir kan bij deze patiënten worden toegepast zonder dosisaanpassing als er geen andere behandelopties beschikbaar zijn.
- Zie ook ribavirine#contra-indicaties als er sprake is van combinatietherapie (bij volwassenen) én de creatinineklaring gedaald is tot < 50 ml/min.
Bij braken binnen 3 uur na inname, een extra dosis laten innemen. Bij braken ≥ 3 uur na toediening géén additionele dosis innemen.
Een vergeten dosis kan alsnog binnen 18 uur na het gebruikelijke tijdstip worden ingenomen; de volgende dosis op het normale geplande tijdstip innemen. Als er meer dan 18 uur zijn verstreken dan de gemiste dosis niet meer innemen en de volgende dosis op het gebruikelijke tijdstip innemen.
Toediening
- De tablet of het granulaat kan met of zonder voedsel worden ingenomen. Niet kauwen of fijnmaken; het heeft een bittere smaak.
- Bij inname met voedsel het granulaat op een of meer lepels zuurvrij, zacht voedsel (bv. chocoladesiroop en ijs) strooien dat op of onder kamertemperatuur is, en binnen 15 min zonder kauwen doorslikken.
- Bij inname met of zonder water (en zonder voedsel) het granulaat rechtstreeks in de mond stoppen en zonder kauwen (met water) doorslikken.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): hoofdpijn, vermoeidheid.
Vaak (1-10%): misselijkheid, diarree. Asthenie. Asymptomatische stijging totale bilirubine-waarde > 2× ULN.
Soms (0,1-1%): angio-oedeem. Stijging van waarde ongeconjugeerd bilirubine.
Zelden (0,01-0,1%): TIA.
Verder is gemeld: jeuk bij personen met ernstige chronische nierziekte (stadium 4 en 5, incl. dialysepatiënten) (bij 15–17%).
Verder is nog gemeld bij andere direct werkende antivirale middelen (DAA's): reactivatie van HBV (in enkele gevallen fataal).
Het veiligheidsprofiel (bijwerkingenprofiel) bij volwassenen die een lever- of niertransplantatie hebben ondergaan óf met een HIV co-infectie is vergelijkbaar met het veiligheidsprofiel bij personen met alleen HCV.
Het veiligheidsprofiel bij kinderen vanaf 3 jaar is vergelijkbaar met dat bij volwassenen (hier juist boven vermeld).
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): huiduitslag.
Soms (0,1-1%): angio-oedeem.
Verder zijn gemeld: het Stevens-Johnson-syndroom. Ernstige bradycardie en/of hartblok (in combinatie met amiodaron en/of andere geneesmiddelen die de hartslag vertragen). HBV-reactivatie bij een gelijktijdige HCV/HBV-infectie na een behandeling met direct werkende antivirale middelen.
Bij kinderen 3–18 jaar is het bijwerkingenprofiel conform hierboven vermeld, bij kinderen 3–6 jaar ook zeer vaak (> 10%): braken.
In combinatie met ribavirine: daling van het hemoglobine-gehalte (tot < 6,2 mmol/l; bij ca. 23% van de patiënten; tot < 5,3 mmol/l bij ca. 7%). Voorts kwamen de bijwerkingen overeen met het bijwerkingenprofiel van ribavirine, zie: ribavirine#bijwerkingen.
Interacties
- Gecontra-indiceerd is de gelijktijdige toediening met sterke inductoren van P-glycoproteïne (Pgp) of CYP3A (bv. carbamazepine, fenytoïne, fenobarbital, primidon, rifampicine en sint-janskruid). Dit omdat deze middelen de plasmaconcentraties van glecaprevir of pibrentasvir significant verlagen, wat kan leiden tot verlies van virologische respons. Gelijktijdige toediening met matig-sterke inductoren van Pgp of CYP3A (bv. oxcarbazepine, lumacaftor, crizotinib, efavirenz) wordt in verband met de verlaagde plasmaconcentraties, niet aanbevolen.
- Van geneesmiddelen die substraat zijn voor deze transporters:
- Pgp (bv. dabigatran, digoxine, tacrolimus);
- BCRP (bv. rosuvastatine);
- OATP1B1/3 (bv. atorvastatine, pravastatine (max. 20 mg/dag), rosuvastatine (max. 5 mg/dag), simvastatine, losartan, valsartan);
- dabigatran;
- ethinylestradiol (geeft ALAT-verhoging);
- atazanavir (ALAT-verhoging);
- atorvastatine, simvastatine.
- Remmers van de transporteiwitten Pgp of BCRP (ciclosporine, itraconazol, ketoconazol, ritonavir en cobicistat) en remmers van OATP1B1/3 (bv. ciclosporine, darunavir, elvitegravir, lopinavir) kunnen de plasmaconcentratie van glecaprevir en/of pibrentasvir doen toenemen bij gelijktijdig gebruik. Reden is dat glecaprevir en pibrentasvir tevens substraat zijn voor BCRP en glecaprevir ook voor OATP1B1/3.
- Gelijktijdig gebruik van darunavir/ritonavir of lopinavir/ritonavir wordt niet aanbevolen.
- Als gelijktijdig gebruik van ciclosporine in stabiele doses van > 100 mg/dag onvermijdelijk is, controleer dan nauwkeurig op bijwerkingen van glecaprevir, omdat de Cmax van en blootstelling aan glecaprevir toenemen.
- De leverfunctie kan veranderen (cq. verbeteren) tijdens de behandeling met glecaprevir/pibrentasvir, waardoor de impact van interacties die via hepatische mechanismen verlopen, gaandeweg kan wijzigen. Controleer daarom bij gebruik van vitamine K-antagonisten de INR nauwlettend.
- Gelijktijdige toediening met middelen die de pH-waarde in de maag verhogen kan leiden tot afname van de plasmaconcentratie glecaprevir; bij gebruik van omeprazol 40 mg/dag is desondanks geen dosis- of intervalaanpassing nodig.
- Glecaprevir en pibrentasvir zijn zwakke remmers van CYP3A en UGT1A1, in onderzoek zijn géén klinisch significante toenamen in de blootstelling aan gevoelige CYP3A-substraten (midazolam, felodipine) of UGT1A1 (raltegravir) gemeld.
- Significante remming van andere OAT transporters, andere CYP- of UGT-enzymen, of van OCT of MATE transporters wordt niet verwacht.
Interacties
Velpatasvir en sofosbuvir zijn substraat voor P-glycoproteïne (Pgp) en 'breast cancer resistance proteine' (BCRP). Velpatasvir is ook substraat van OATP1B. In vitro is ook omzetting van velpatasvir door CYP2B6, -2C8 en -3A4 waargenomen. Vanwege een sterk verminderde werkzaamheid van velpatasvir en sofosbuvir is comedicatie met sterke inductoren van Pgp, CYP2B6, -2C8 en/of -3A4 gecontra-indiceerd. Voorbeelden van dergelijke inducerende middelen zijn rifampicine, rifabutine, carbamazepine, fenytoïne, fenobarbital en sint-janskruid. Comedicatie met matig-sterke inductoren van Pgp en/of CYP (bv. efavirenz, modafinil, oxcarbazepine) wordt niet aanbevolen wegens daling van de plasmaconcentratie van sofosbuvir en/of velpatasvir wat kan leiden tot een verminderd therapeutisch effect. Klinisch significante interacties met remmers van Pgp, BCRP, OATP en CYP450 worden niet verwacht; sofosbuvir/velpatasvir kan worden gecombineerd met dergelijke remmers.
Comedicatie met amiodaron wordt sterk ontraden, vanwege het optreden van ernstige (levensbedreigende) bradycardie en AV-blokkade (zie ook rubriek Waarschuwingen en voorzorgen).
Velpatasvir is zelf een remmer van de geneesmiddeltransporteiwitten Pgp, BCRP, OATP1B1 en -1B3. Wees daarom in verband met een grotere blootstelling voorzichtig met gelijktijdige toediening van geneesmiddelen die substraat zijn van deze transporteiwitten en een geringe therapeutische breedte hebben, zoals is vastgesteld voor digoxine (Pgp-substraat, controle van digoxinespiegels aanbevolen). Door remming van Pgp verhoogt sofosbuvir/velpatasvir mogelijk ook de plasmaspiegel van dabigatran (controleer op tekenen van bloeding en anemie) en tenofovir (m.n. bij gebruik van een HIV-regime dat een farmacokinetische booster bevat, zoals ritonavir of cobicistat). De toename in de blootstelling aan tenofovir (AUC en Cmax) bedraagt circa 40–80% bij gelijktijdige behandeling met diverse HIV-regimes. De veiligheid hierbij is niet vastgesteld, controleer op bijwerkingen van tenofovir, in het bijzonder bij een toegenomen kans op een nierfunctiestoornis.
Comedicatie met statinen: Bij gebruik van rosuvastatine (BCRP- en OATP1B1-substraat) is de maximale dosering rosuvastatine 10 mg in verband met toename van de plasmaconcentratie van rosuvastatine en kans op myopathie, waaronder rabdomyolyse. Ondanks dat pravastatine ook een OATP1B1-substraat is, is hier geen dosisaanpassing bij nodig (beperkte toename van de plasmaconcentratie van pravastatine). Interacties met andere statinen zijn niet uitgesloten; overweeg een lagere dosering en controleer op bijwerkingen.
Tijdens de therapie met sofosbuvir/velpatasvir kan de leverfunctie veranderen (cq. verbeteren), waardoor de farmacokinetiek van diverse door de lever gemetaboliseerde geneesmiddelen beïnvloed kan worden (voorbeelden zijn vitamine K-antagonisten en immunosuppressiva zoals de calcineurineremmers).
Controleer nauwlettend de INR-waarde bij gebruik van vitamine K-antagonisten, omdat de leverfunctie tijdens de behandeling mogelijk verandert.
De absorptie van velpatasvir neemt af bij stijging van de pH. Antacida en sofosbuvir/velpatasvir afzonderlijk toedienen met minstens 4 uur ertussen. H2-receptorantagonisten kunnen gelijktijdig of alternerend (12 uur interval) worden toegediend in doses die vergelijkbaar zijn met famotidine 40 mg 2×/dag. Het gebruik van protonpompremmers wordt niet aanbevolen. Als gelijktijdige toediening noodzakelijk is de protonpompremmer minstens 4 uur na sofosbuvir/velpatasvir (moet in dat geval ingenomen mét voedsel) laten gebruiken in maximale doses die vergelijkbaar zijn met omeprazol 20 mg 1×/dag.
Mogelijk moet de dosering bloedglucoseregulerende middelen aangepast worden, door een verbetering van de bloedglucoseregulatie.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieronderzoek zijn alleen de enkelvoudige stoffen toegediend en overwegend in supratherapeutische doses. Hierbij is toename van postimplantatieverlies, toename van het aantal resorpties (bij glecaprevir) en vermindering van het foetale lichaamsgewicht gezien.
Advies: Gebruik ontraden.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor teratogene effecten van sofosbuvir. Bij dieren bij subtherapeutische doseringen van velpatasvir echter mogelijk wel een teratogeen effect (toename totale aantal orgaanmisvormingen). Sofosbuvir/velpatasvir wordt soms gebruikt in combinatie met ribavirine; zie ook ribavirine#zwangerschap.
Advies: Gebruik ontraden. Combinatie met ribavirine: het gebruik van ribavirine is gecontra-indiceerd tijdens de zwangerschap in verband met de significante teratogene en embryocide effecten van ribavirine.
Overig: In combinatie met ribavirine zijn strikte anticonceptieve maatregelen van toepassing, ook gedurende een periode na de beëindiging van de behandeling, zie voor meer informatie hierover de geneesmiddeltekst van ribavirine.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend bij de mens. Ja, bij dieren (glecaprevir, pibrentasvir). Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Sofosbuvir: onbekend bij de mens. Bij dieren zijn velpatasvir en metabolieten van sofosbuvir aangetroffen in de moedermelk. Een nadelig effect op de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden. In combinatie met ribavirine is het gebruik van de combinatie óf het geven van borstvoeding gecontra-indiceerd, zie ook ribavirine#lactatie. Bij een maternale HIV-infectie borstvoeding ontraden omdat de kans bestaat op overdracht van HIV.
Contra-indicaties
- Ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 10–15).
Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Interacties.
Contra-indicaties
Zie de rubriek Interacties. Bij therapie in combinatie met ribavirine; zie ook de rubrieken Zwangerschap en Lactatie.
Waarschuwingen en voorzorgen
Resistentie: Behandeling met glecaprevir/pibrentasvir wordt niet aanbevolen voor patiënten die eerder zijn blootgesteld aan NS3/4A-remmers en/of NS5A-remmers in verband met het risico van falen van de behandeling door accumulatie van resistentiemechanismen van HCV tegen deze twee klassen. Er is een aantal aminozuursubstituties dat leidt tot een verminderde gevoeligheid van HCV voor glecaprevir of pibrentasvir, zie voor meer informatie hierover subkop Resistentie in rubriek 5.1 van de officiële productinformatie CBG/EMA via 'Zie ook'.
Controleer vóór aanvang van de behandeling alle patiënten op een co-infectie met het hepatitis B-virus (HBV) omdat gevallen van reactivatie van HBV (enkele fataal) gemeld zijn na behandeling met direct werkende antivirale middelen (DAA's). Patiënten met een vastgestelde co-infectie met HBV controleren en behandelen volgens de geldende behandelrichtlijnen.
Leverfunctie: Verhoging van het totale bilirubine (2× ULN) komt soms voor door remming van bilirubinetransporters en -metabolisme door glecaprevir; deze verhoging is asymptomatisch, voorbijgaand en treedt meestal op in het begin van de behandeling. Toepassing bij een matig-ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 7–9) wordt niet aanbevolen vanwege een verhoogde blootstelling aan glecaprevir en in mindere mate aan pibrentasvir. Bij een ernstige functiestoornis (Child-Pughscore 10–15) is de toepassing gecontra-indiceerd wegens een factor 11 verhoogde blootstelling aan glecaprevir.
Bij diabetici kan na aanvang van de behandeling een verbetering van de bloedglucoseregulatie optreden, wat mogelijk leidt tot symptomatische hypoglykemie; de bloedglucosewaarden, vooral tijdens de eerste 3 maanden, nauwlettend controleren en zo nodig de (dosering van) bloedglucoseregulerende middelen aanpassen.
Niet onderzocht: De werkzaamheid, veiligheid en farmacokinetiek bij kinderen < 3 jaar of met een lichaamsgewicht < 12 kg zijn niet vastgesteld; er zijn geen gegevens beschikbaar.
Waarschuwingen en voorzorgen
Voor resistentie-geassocieerde substituties (RAS) van het virus, die tot een afname van de werkzaamheid kunnen leiden bij de verschillende genotypen, zie het kopje resistentie in rubriek 5.1 van de officiële productinformatie CBG/EMA via 'Zie ook'.
Er zijn géén klinische gegevens die de werkzaamheid van sofosbuvir/velpatasvir ondersteunen als een eerdere behandeling met een NS5A-remmer heeft gefaald. Op grond van NS5A-RAS die vaak voorkomen bij dergelijke patiënten, en daarnaast in vitro farmacologie en uitkomsten van de behandeling bij NS5A-naïeve patiënten met NS5A-RAS kan deze therapie, in combinatie met ribavirine, echter in overweging worden genomen als er een hoog risico is van klinische ziekteprogressie én er geen alternatieve behandelopties zijn.
Controle op hepatitis B (HBV) is bij alle patiënten noodzakelijk vóór aanvang van de behandeling. De klaring van HCV kan leiden tot verhoogde replicatie en reactivatie van HBV; enkele gevallen met fatale afloop zijn gemeld. Controleer bij co-infectie met HBV tijdens de behandeling voor hepatitis C, en in de follow-up daarna, de HBV-waarden conform de huidige richtlijnen.
Bij diabetici kan na aanvang van de behandeling een verbetering van de bloedglucoseregulatie optreden, wat mogelijk leidt tot symptomatische hypoglykemie; de bloedglucosewaarden, vooral tijdens de eerste 3 maanden, nauwlettend controleren en zo nodig de (dosering van) bloedglucoseregulerende middelen aanpassen.
Bij gebruik van sofosbuvir én amiodaron zijn gevallen van levensbedreigende bradycardie en AV-blokkade gemeld. Bradycardie treedt meestal op binnen een aantal uren of dagen na gebruik, maar kan tot ca. 2 weken na aanvang van de HCV-behandeling optreden. Daarom de combinatie van sofosbuvir en amiodaron bij voorkeur vermijden; pas het alléén toe als alternatieve anti-aritmica niet worden verdragen of gecontra-indiceerd zijn. Als de combinatie noodzakelijk is, bij het starten van sofosbuvir de patiënt minimaal 48 uur continu monitoren in een passende klinische setting. Daarna de hartslag dagelijks, gedurende ten minste de eerste 2 weken van de behandeling, monitoren in een poliklinische setting, of de patiënt instrueren dit zelf te doen. Omdat amiodaron een extreem lange halfwaardetijd heeft (20–100 dagen) deze observaties ook doen bij een patiënt die in de afgelopen maanden is gestopt met amiodaron en nu met sofosbuvir start. Instrueer de patiënt die deze combinatie gebruikt om direct contact op te nemen als symptomen van bradycardie of hartblok optreden.
Co-infectie met HIV: wees voorzichtig met de combinatie met tenofovir-bevattende geneesmiddelen, vooral als er sprake is van een verminderde nierfunctie en/of er tevens gebooste HIV-proteaseremmers worden toegepast. Zie ook de rubriek Interacties.
Er zijn beperkte veiligheidsgegevens over toepassing bij patiënten met een ernstig verminderde nierfunctie (eGFR < 30 ml/min/1,73 m²) of een terminale nieraandoening (ESRD) die hemodialyse vereist. De werkzaamheid en veiligheid zijn niet vastgesteld bij:
- patiënten met cirrose met Child-Pugh score 10-15 (volgens de fabrikant);
- patiënten die een levertransplantatie hebben ondergaan;
- kinderen < 3 jaar, ook de farmacokinetiek bij hen is niet vastgesteld.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met glecaprevir/pibrentasvir contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
Geen andere dan de bijwerkingen waargenomen bij doseringen tot 1200 mg sofosbuvir of 500 mg velpatasvir.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met sofosbuvir/velpatasvir contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Glecaprevir/pibrentasvir is een combinatie van twee directe, pan-genotypische, antivirale middelen met verschillende werkingsmechanismen en niet-overlappende resistentieprofielen om het hepatitis C-virus (HCV) in meerdere fasen van de virale levenscyclus te bestrijden.
Pibrentasvir is een remmer van HCV NS5A en glecaprevir is een remmer van HCV NS3/4A-protease; beide zijn van essentieel belang voor de virale replicatie.
Kinetische gegevens
Resorptie | de blootstelling is hoger na toediening met matig tot zeer vetrijke maaltijden (glecaprevir, pibrentasvir, t.o.v. nuchter). |
T max | ca. 5 uur (glecaprevir, pibrentasvir). |
Eiwitbinding | ca. 98% (glecaprevir), > 99,9% (pibrentasvir). |
Metabolisering | pibrentasvir wordt niet gemetaboliseerd, een geringe hoeveelheid glecaprevir wordt via diverse CYP-enzymsystemen gemetaboliseerd. |
Eliminatie | met de feces, ca. 92% (glecaprevir), ca. 97% (pibrentasvir). Gezien de hoge mate van eiwitbinding van beide stoffen is er geen significante eliminatie door dialyse. |
T 1/2el | 6–9 uur (glecaprevir), 23–29 uur (pibrentasvir). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Sofosbuvir is een pan-genotypische remmer van het RNA-afhankelijke RNA-polymerase van HCV NS5B, een enzym dat essentieel is voor virale replicatie. Sofosbuvir is een nucleotide prodrug die via intracellulair metabolisme in de lever wordt omgezet in het farmacologisch actieve uridine-analoog trifosfaat. Dit wordt door NS5B-polymerase in hepatitis C-virus (HCV) RNA ingebouwd, wat leidt tot ketenterminatie. De actieve metaboliet remt geen menselijke DNA- en RNA-polymerasen en is geen remmer van mitochondriaal RNA-polymerase.
Velpatasvir werkt op het HCV-NS5A-eiwit, dat essentieel is voor zowel de RNA-replicatie als de vorming van HCV-virions.
Kinetische gegevens
Resorptie | snel (sofosbuvir). |
T max | ca. 1 uur (sofosbuvir, ca. 3 uur (velpatasvir). |
Eiwitbinding | > 99,5% (velpatasvir). |
Metabolisering | Sofosbuvir in hoge mate in de lever tot de actieve metaboliet (een uridineanalogon-trifosfaat, aangeduid als GS-461203) en inactieve metabolieten. De actieve metaboliet wordt niet waargenomen in de circulatie. Velpatasvir: langzaam en in beperkte mate, door CYP2B6, CYP2C8 en CYP3A4. |
Eliminatie | Sofosbuvir vnl. met de urine (ca. 80%), grotendeels als inactieve metaboliet, ca. 3,5% als sofosbuvir. Ongeveer 14% wordt uitgescheiden met de feces en ca. 2,5% met de uitgeademde lucht. Velpatasvir voornamelijk met de feces (94%), ca. 77% onveranderd. Een 4 uur durende hemodialyse-sessie verwijdert ca. 18% van toegediende sofosbuvir. Het is onwaarschijnlijk dat hemodialyse in significante mate velpatasvir kan verwijderen uit de circulatie (hoge eiwitbinding). |
T 1/2el | ca. 30 min (sofosbuvir), ca. 15 uur (velpatasvir). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
glecaprevir/pibrentasvir hoort bij de groep NS5A-remmers, combinatiepreparaten.
Groepsinformatie
sofosbuvir/velpatasvir hoort bij de groep NS5A-remmers, combinatiepreparaten.