Samenstelling
Corvert (als fumaraat) XGVS Pfizer bv
- Toedieningsvorm
- Infusievloeistof
- Sterkte
- 87 microg/ml
- Verpakkingsvorm
- 10 ml
870 microg ibutilide komt overeen met 1 mg ibutilidefumaraat.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Amiodaron injectie (hydrochloride) XGVS Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor oplossing voor injectie/infusie
- Sterkte
- 50 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 3 ml
Amiodaron tablet (hydrochloride) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 200 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Omdat ritmecontrole geen meerwaarde op overleving heeft in vergelijking met frequentiecontrole, heeft herstel van het sinusritme door elektro- of medicamenteuze cardioversie alleen een plaats bij klachten ten gevolge van het atriumfibrilleren en ter verbetering van de kwaliteit van leven. Dit in aanvulling op trombo-embolie preventie, frequentiecontrole en de behandeling van cardiovasculaire risicofactoren. Middelen die gebruikt kunnen worden voor medicamenteuze cardioversie zijn o.a. amiodaron, flecaïnide, ibutilide, propafenon en vernakalant. Als onderhoudsbehandeling voor ritmecontrole komen o.a. amiodaron, flecaïnide, propafenon en sotalol in aanmerking. Zie ook de NVVC-richtlijn Atriumfibrilleren.
De behandeling van ritmestoornissen is afhankelijk van de soort ritmestoornis, de prognose en het bestaan van objectieve klachten. Behandeling vindt voornamelijk plaats in de tweede- of derdelijnszorg. Deze is meestal medicamenteus met antiaritmica. Soms komen niet-medicamenteuze behandelopties in aanmerking, zoals elektrische cardioversie, katheterablatie, pacemaker of ICD. Zie voor meer informatie over de behandeling van een ventriculaire ritmestoornis de ESC-richtlijn: Ventricular arrhythmias and the prevention of sudden cardiac death en over de behandeling van een supraventriculaire stoornis de ESC-richtlijn: Supraventricular tachycardia.
Advies
Bij een indicatie voor verlaging van de ventrikelvolgfrequentie bij atriumfibrilleren is metoprolol met vertraagde afgifte eerste keus. Bij een contra-indicatie voor een bètablokker overweeg een non-dihydropyridine calciumantagonist. Kies bij (instabiel) hartfalen voor digoxine. Bij stabiel hartfalen is ook metoprolol een optie. Overweeg een combinatie van de hierboven genoemde middelen indien een enkele middel in maximale dosering onvoldoende effect heeft. Omdat ritmecontrole geen meerwaarde op overleving heeft in vergelijking met frequentiecontrole, heeft herstel van het sinusritme door elektro- of medicamenteuze cardioversie alleen een plaats bij klachten ten gevolge van het atriumfibrilleren en ter verbetering van de kwaliteit van leven. Dit in aanvulling op trombo-embolie preventie, frequentiecontrole en de behandeling van cardiovasculaire risicofactoren. Middelen die gebruikt kunnen worden voor medicamenteuze cardioversie zijn o.a. amiodaron, flecaïnide, ibutilide, propafenon en vernakalant. Als onderhoudsbehandeling voor ritmecontrole komen o.a. amiodaron, flecaïnide, propafenon en sotalol in aanmerking. Zie ook de NVVC-richtlijn Atriumfibrilleren. Amiodaron kan in de tweedelijnszorg als laatste keuze gebruikt worden voor frequentiecontrole, met name in acute situaties bij patiënten met hartfalen. Houd rekening met de vele bijwerkingen.
De behandeling van ritmestoornissen is afhankelijk van de soort ritmestoornis, de prognose en het bestaan van objectieve klachten. Behandeling vindt voornamelijk plaats in de tweede- of derdelijnszorg. Deze is meestal medicamenteus met antiaritmica. Soms komen niet-medicamenteuze behandelopties in aanmerking, zoals elektrische cardioversie, katheterablatie, pacemaker of ICD. Zie voor meer informatie over de behandeling van een ventriculaire ritmestoornis de ESC-richtlijn: Ventricular arrhythmias and the prevention of sudden cardiac death en over de behandeling van een supraventriculaire stoornis de ESC-richtlijn: Supraventricular tachycardia.
Indicaties
- Acute conversie van atriumfibrilleren of -flutter naar het normale sinusritme.
Gerelateerde informatie
Indicaties
Profylaxe en behandeling van ernstige hartritmestoornissen, wanneer andere therapieën niet effectief of gecontra-indiceerd zijn:
- Cardiopulmonale resuscitatie;
- Atriale ritmestoornissen, waaronder atriumfibrilleren of -flutter;
- AV-nodale ritmestoornissen en AV-re-entry-tachycardie (o.a. als uiting van het Wolff-Parkinson-Whitesyndroom);
- Levensbedreigende ventriculaire ritmestoornissen, waaronder al dan niet aanhoudende ventriculaire tachycardie of episoden van ventrikelfibrilleren.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Conversie van atriumfibrilleren of -flutter
Volwassenen (incl. ouderen)
Lichaamsgewicht ≥ 60 kg: 870 microg i.v. gedurende ten minste 10 min. Lichaamsgewicht < 60 kg: 8,7 microg/kg (overeenkomend met 0,1 ml/kg) i.v. gedurende ten minste 10 min. Als de aritmie binnen 10 min na het einde van het eerste infuus nog aanwezig is, mag een tweede infuus worden toegediend. Ga over op elektrocardioversie bij het uitblijven van respons na 1 uur. De infusie staken na beëindiging van de aritmie of als er ventriculaire tachycardie of duidelijke verlenging van het QT c-interval optreedt.
Bij hemodynamisch stabiele patiënten met atriumfibrilleren of -flutter tussen 1 en 7 dagen na een hartoperatie: de dosering halveren met het hierboven genoemde toedieningsschema.
Verminderde nierfunctie: Geen dosisaanpassing nodig.
Toediening: Toedienen over een periode van ten minste 10 min. Kan geconcentreerd of verdund worden toegediend. Eén flacon van 10 ml mag worden verdund met 50 ml oplossing voor infusie (na een cardiale chirurgische ingreep kan 5 ml verdund worden met 50 ml), geschikt zijn de volgende oplossingen: glucose 5%, natriumchloride 0,9%.
Doseringen
Bij dit geneesmiddel wordt (ook) gedoseerd op geleide van de bloedspiegel; zie voor meer informatie hierover op Amiodaron van tdm-monografie.org.
De tabletten van 200 mg hebben een breukgleuf. Het verschilt per preparaat of deze gebruikt kan worden ter verdeling in gelijke doses of alleen om het inslikken makkelijker te maken.
Cardiopulmonale resuscitatie van shock-resistente ventrikelfibrilleren
Volwassenen
I.v. (of i.o.): Volgens de Richtlijnen Reanimatie (2021) van de Nederlandse Reanimatieraad bij een schokbaar ritme: Indien geen intraveneuze (i.v.) toedieningsweg kan worden aangelegd moet de intraossale (i.o.) naald worden geplaatst. Geef ná de derde defibrillatieschok 1 mg adrenaline i.v. (of i.o.), herhaal om de 3–5 min. Geef 300 mg amiodaron i.v. (of i.o.) als bolus (gebruik de flacons van 50 mg/ml, onverdund). Bij persisterend VF/VT geef een vervolgdosis van 150 mg ná de vijfde schok.
Kinderen
I.v. (of i.o.): Zie voor reanimatie bij kinderen hoofdstuk 6 van Richtlijnen Reanimatie (2021) van de Nederlandse Reanimatieraad.
Hartritmestoornissen
Volwassenen
Oraal: Begindosering: 200 mg 3×/dag gedurende 8–10 dagen. Wanneer het gewenste effect is bereikt, de dosering wekelijks verlagen tot de laagst mogelijke effectieve dosering; gemiddeld 100–400 mg per dag, soms 600 mg per dag. Eventueel kan toediening eenmaal per 2 dagen plaatsvinden (200 mg per 2 dagen komt overeen met 100 mg per dag).
I.v.-infuus: oplaaddosis 5 mg/kg lichaamsgewicht in 20 min tot 2 uur toedienen en per 24 uur 2–3× herhalen; onderhoudsdosering en preventieve behandeling: 10–20 mg/kg lichaamsgewicht per 24 uur gedurende enkele dagen (= gem. 600–800 mg/24 uur, maximaal 1200 mg/24 uur). Op de eerste dag van het infuus tevens met een orale onderhoudsdosering beginnen en zo spoedig mogelijk i.v.-toediening langzaam afbouwen.
I.v.-bolusinjectie (in verband met het risico van ernstige hypotensie en circulatoire collaps alleen in noodgevallen op de afdeling cardiologie of intensive care, met gebruikmaking van de ampullen van 50 mg/ml): 5 mg/kg lichaamsgewicht in ten minste 3 min; een tweede bolusinjectie mag niet binnen 15 min na de eerste worden toegediend.
Toediening
- De tabletten tijdens of direct na de maaltijd innemen;
- Vóór intraveneuze toediening het concentraat verdunnen in glucose 5%-oplossing (m.u.v. bij een reanimatie, hierbij wordt amiodaron onverdund toegediend). Gebruik geen concentratie lager dan 300 mg/500 ml (in verband met de stabiliteit van de oplossing) en geen concentratie hoger dan 1500 mg/500 ml (in verband met de kans op flebitis);
- Wanneer een herhaald of continu infuus wordt gegeven, wordt in verband met de kans op flebitis toediening via een centrale lijn aanbevolen.
Bijwerkingen
Meest frequent en ernstig: pro-aritmieën, optredend binnen 40 min na begin van de behandeling, waaronder (levensbedreigende) polymorfe ventriculaire tachycardie.
Vaak (1-10%): AV-blok, bradycardie, bundeltakblok, hypotensie, verlengd QT-interval, ventriculaire extrasystolen, (supra)ventriculaire tachycardie.
Soms (0,1-1%): angina pectoris, atriumfibrilleren, hypertensie, vasodilatatie, ventrikelfibrilleren, acuut nierfalen.
Bijwerkingen
De bijwerkingen zijn veelal het gevolg van een te hoge dosering; daarom de laagste nog effectieve dosering toepassen.
Zeer vaak (> 10%): afwijkende smaak, maagklachten zoals misselijkheid, braken. Fotosensibilisatie, zich uitend in erytheem en jeuk. Microscopische cornea-neerslag, in het algemeen gelokaliseerd onder de pupillaire zone, zelden leidend tot functionele stoornissen zoals het waarnemen van gekleurde ringen rondom een lichtbron. Verhoging van transaminasen (1,5–3× de normaalwaarde).
Vaak (1-10%): bradycardie, die zeer zelden bij sinusknoopdisfunctie en bij ouderen ernstig kan zijn. Obstipatie. Hypothyroïdie, (soms fatale) hyperthyroïdie. Extrapiramidale tremor, slaapstoornissen, nachtmerries. Pulmonale toxiciteit (interstitiële pneumonitis of alveolitis, fibrose, bronchiolitis obliterans, allergische pneumonitis, pleuritis), soms met dodelijke afloop. Spierzwakte. Acuut gestoorde leverfunctie met verhoogde serum transaminasen en/of geelzucht, waaronder leverfalen, soms met dodelijke afloop. Leikleurige huidpigmentatie na langdurige behandeling die veelal langzaam (tot maanden of zelfs jaren) verdwijnt na staken van de behandeling. Eczeem. Verminderd libido.
Soms (0,1-1%): ontstaan van nieuwe en verergering van bestaande ritmestoornissen soms leidend tot een hartstilstand. Geleidingsstoornissen (sino-auriculair blok, AV-blok, bifasciculair blok). Droge mond. Perifere neuropathie, myopathie, motorische stoornissen. Vermoeidheid.
Zelden (0,01-0,1%): tijdelijke afname van de nierfunctie.
Zeer zelden (< 0,01%): vasculitis. Neuropathie/neuritis van de N. opticus die kan leiden tot blindheid. Cerebellaire ataxie, pseudo-tumor cerebri, hoofdpijn. Bronchospasmen met name bij astma, (soms fatale) 'acute respiratory distress syndrome' (ARDS) meestal direct na een operatieve ingreep. Chronische leverziekte (soms fataal), levercirrose. Verhoging van de creatininespiegels. Erytheem tijdens radiotherapie, huiduitslag zoals exfoliatieve dermatitis, alopecia. Epididymitis. Bloedbeeldafwijkingen zoals hemolytische en aplastische anemie, trombocytopenie. Syndroom van inadequate secretie van antidiuretisch hormoon (SIADH).
Verder zijn gemeld: angio-oedeem, anafylactische reacties (incl. anafylactische shock). Primaire transplantaatdisfunctie na harttransplantatie. 'Torsade de pointes', ventriculaire fibrillatie/flutter. Parkinsonisme, parosmie. Delirium (incl. verwardheid), hallucinatie. Longbloeding. (acute) Pancreatitis. Verlies van eetlust. Urticaria, ernstige huidreacties waaronder toxische epidermale necrolyse (TEN)/Stevens-Johnsonsyndroom, blaarvormige dermatitis, DRESS. Lupusachtig syndroom. Neutropenie, agranulocytose. (Beenmerg)granuloom.
Na i.v.-toediening zijn nog specifieke bijwerkingen mogelijk: plaatselijke reacties (pijn, erytheem, flebitis, verandering in de pigmentatie, necrose, cellulitis), voorbijgaande roodheid van het gezicht en hals, zweten, plotselinge bloeddrukdaling en toename van hartfrequentie, anafylactische shock. Rugpijn.
Na i.v.-bolusinjectie: risico van ernstige hypotensie en circulatoire collaps.
Interacties
Combinatie met klasse I– of III–anti-aritmica is gecontra-indiceerd vanwege verlenging van de refractaire periode; deze middelen pas 4 uur na het infuus toedienen als het QT-interval dan tot de uitgangswaarde is teruggekeerd. Bij deze patiënten het hartritme ten minste 24 uur controleren.
Middelen die het QT-interval verlengen, zoals sommige antipsychotica, tri- of tetracyclische antidepressiva en antibiotica (o.a. erytromycine, fluorchinolonen) vermeerderen de kans op pro-aritmie.
Voorzichtig toepassen bij patiënten met hoge digoxinespiegels of bij wie men deze vermoedt, omdat supraventriculaire tachycardie de cardiotoxiciteit van een te hoge digoxinespiegel kan maskeren.
Interacties
Gebruik met middelen die de QT-tijd verlengen, zoals klasse Ia anti-aritmica van het kinidine-type, sotalol, fluorchinolonen, erytromycine i.v., parenteraal pentamidine, tricyclische antidepressiva (maprotiline), sommige antipsychotica (sommige fenothiazinen, pimozide, sulpiride) zijn gecontra-indiceerd.
Amiodaron niet gebruiken in combinatie met sofosbuvir, vanwege het optreden van ernstige symptomatische bradycardie; als de combinatie onvermijdelijk is, wordt hartbewaking aanbevolen (zie ook Waarschuwingen en voorzorgen).
Er is meer kans op 'torsade de pointes' in combinatie met middelen die hypokaliëmie kunnen veroorzaken (zoals contactlaxantia, diuretica, amfotericine B i.v., tetracosactide, systemisch werkende gluco- en mineralocorticoïden); hypokaliëmie daarom voorkomen en zo nodig corrigeren.
Wegens potentiëring van de remmende invloed op de hartfrequentie wordt een combinatie met β-blokkers of calciumantagonisten met negatief-chronotrope werking ontraden.
Amiodaron en/of desethylamiodaron remmen CYP3A4, CYP2C9 en CYP2D6 en Pgp; hierdoor kunnen de spiegels van geneesmiddelen die via deze enzymsystemen worden gemetaboliseerd toenemen. CYP2C9-remming kan de werking van vitamine K-antagonisten en fenytoïne versterken; bij antistollingstherapie daarom tijdens behandeling de protrombinetijd frequent controleren en de dosering van de vitamine K-antagonist aanpassen tijdens de behandeling met amiodaron èn na het staken ervan. CYP2D6-remming kan de werking van flecaïnide versterken. Remming van CYP3A4 kan de plasmaspiegel van o.a. ciclosporine, fentanyl en bepaalde statinen (simvastatine, atorvastatine) verhogen. Bij voorkeur een statine gebruiken dat niet door CYP3A4 wordt gemetaboliseerd bij combinatie met amiodaron. De digoxine-/dabigatran-serumspiegel kan stijgen ten gevolge van Pgp-remming door amiodaron en/of de metaboliet desethylamiodaron; verlaging van de dosis digoxine/dabigatran kan nodig zijn.
Remmers van CYP3A4 en/of CYP2C8 kunnen de amiodaronplasmaspiegel verhogen (bv. claritromycine, cotrimoxazol, grapefruit-/pompelmoessap, ketoconazol, itraconazol, sommige HIV-proteaseremmers); combinatie bij voorkeur vermijden.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens onvoldoende gegevens. Bij dieren aanwijzingen voor schadelijkheid.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Zwangerschap
Amiodaron passeert de placenta.
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect: Verminderde groei, premature geboorte, hypothyroïdie/hyperthyroïdie, struma, hartruis, hartdefecten, bradycardie, verlengd QT-interval.
Advies: Alleen toepassen in levensbedreigende situaties.
Vruchtbaarheid: Bij dieren werd een verlaging van zowel de mannelijke als de vrouwelijke vruchtbaarheid gezien.
Overige: Indien tijdens de zwangerschap amiodaron wordt toegediend, mag geen borstvoeding worden gegeven. Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende èn tot ten minste 6 maanden na de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in moedermelk: Ja, in klinisch belangrijke mate.
Farmacologisch effect: Mogelijk. Amiodaron bevat veel jodium dat kan stapelen in de borstvoeding en daardoor de schildklierfunctie van de baby nadelig kan beïnvloeden. Het kan bij de baby hypothyroïdie en struma veroorzaken.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding is gecontra-indiceerd.
Overige: Indien tijdens de zwangerschap amiodaron is gebruikt, mag geen borstvoeding worden gegeven.
Contra-indicaties
- een polymorfe ventriculaire tachycardie (zoals 'torsade de pointes') in de anamnese;
- tweede- en derdegraads AV-blok zonder pacemaker;
- sick-sinussyndroom;
- een QT-interval > 440 ms;
- symptomatisch hartfalen;
- recent myocardinfarct (< 1 mnd.);
- hypokaliëmie;
- hypomagnesiëmie;
- ernstige leverfunctiestoornissen.
Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Interacties.
Contra-indicaties
- sinusbradycardie en sino-auriculair blok;
- tweede- en derdegraads AV-blok zonder pacemaker;
- sick-sinussyndroom zonder pacemaker;
- schildklierfunctiestoornis;
- overgevoeligheid voor jodium.
Zie voor meer contra-indicaties de rubrieken Lactatie en Interacties.
Waarschuwingen en voorzorgen
Vóór de behandeling antistolling overwegen en een eventuele hypokaliëmie of hypomagnesiëmie corrigeren.
Bij ontstaan van sinusritme, bij optreden van ventriculaire tachycardie of bij een duidelijke verlenging van het QTc-interval het infuus staken. Tijdens het infuus en tot ten minste 4 uur erna en zolang het QTc-interval is verlengd het hartritme controleren. Indien proaritmische activiteit wordt gesignaleerd, kan langere controle nodig zijn. Bij ventriculaire aritmieën (in de voorgeschiedenis) ten minste 24 uur onder controle houden. Bij verminderde hartfunctie of bradycardie is er meer kans op ernstige pro-aritmie. De incidentie van monomorfe ventriculaire tachycardie is hoger bij vrouwen.
Onderzoeksgegevens: De veiligheid en werkzaamheid bij patiënten jonger dan 18 jaar zijn niet vastgesteld.
Waarschuwingen en voorzorgen
Bij gebruik van sofosbuvir zijn in combinatie met amiodaron levensbedreigende gevallen van ernstige symptomatische bradycardie en AV-blokkade gemeld. Bradycardie trad meestal op binnen enkele uren of dagen maar is ook waargenomen tot 2 weken na starten van de HCV-behandeling. Er is meer kans indien ook β-blokkers worden gebruikt of bij onderliggende hartaandoeningen en/of gevorderde leverziekte. De combinatie van amiodaron met sofosbuvir bij voorkeur vermijden. Als dit niet mogelijk is, bij starten van sofosbuvir de patiënt minimaal 48 uur continu monitoren (ECG). Meet hierna gedurende minimaal 2 weken dagelijks de hartslag in een poliklinische setting of door de patiënt zelf. Omdat amiodaron een extreem lange halfwaardetijd heeft (20–100 dagen) deze observatie ook doen als met sofosbuvir wordt gestart bij een patiënt die in de afgelopen paar maanden is gestopt met amiodaron. Instrueer de patiënt die deze combinatie gebruikt om direct contact op te nemen als symptomen van bradycardie of hartblok optreden.
Er is een vergroot risico op primaire transplantaatdisfunctie na harttransplantatie (optredend binnen de eerste 24 uur na transplantatie). Geef patiënten die op de wachtlijst staan voor harttransplantatie een alternatief antiaritmicum, zo vroeg mogelijk voor de transplantatie.
I.v.-toediening zal uitsluitend onder permanente controle van ECG en bloeddruk in de kliniek geschieden; bij ernstige longinsufficiëntie, arteriële hypotensie of stabiel hartfalen (m.n. bij cardiomyopathie) is extra voorzichtigheid aanbevolen en mag geen bolusinjectie gegeven worden. Amiodaron mag uitsluitend worden voorgeschreven door gespecialiseerde artsen onder zorgvuldige controle van de leverfuncties, de schildklierfunctie, het ECG en röntgenonderzoek van de thorax. Maak voor het begin van de behandeling met amiodaron tabletten een ECG en meet de kalium- en TSH-waarden.
Controle van de leverfunctie is noodzakelijk bij beginnen van de behandeling en regelmatig tijdens de behandeling; staak de behandeling indien een verhoging van > 3× de normaalwaarde van de transaminasen optreedt of acute leverfunctiestoornissen zich ontwikkelen. Ernstig leverfalen kan binnen 24 uur na intraveneuze toediening optreden.
Aangezien amiodaron jodium bevat, is het aan te bevelen bij langdurige behandeling de schildklierfunctie te controleren; de klassieke schildklierfunctieproeven kunnen worden beïnvloed. De voorkeur dient te worden gegeven aan specifieke kwantitatieve bepalingen van T3 en T4 en bepaling van de TSH-spiegel. Indien bij hyperthyroïdie de therapie wordt gestaakt, treedt klinisch herstel veelal binnen 3–4 weken op; de schildklierfunctie dient echter gedurende enkele maanden te worden gecontroleerd. In ernstige gevallen is er kans op een dodelijke afloop; thyrostatica zijn niet altijd effectief. Bij hypothyroïdie wordt euthyroïdie meestal 1–3 maanden na staken bereikt; bij levensbedreigende ritmestoornissen kan de behandeling echter eventueel worden voortgezet met l-thyroxine als aanvullende behandeling.
Maak bij verdenking van pulmonale toxiciteit (dyspneu bij inspanning of niet-productieve hoest) een thoraxfoto bij gebruik van intraveneus amiodaron (zie 'bijwerkingen'). Na staken van de behandeling verdwijnen de klinische symptomen veelal binnen 3–4 weken, gevolgd door een langzamere normalisatie van de radiologische en longfunctietesten (enkele maanden). Overweeg eventueel een corticosteroïdtherapie.
Staak bij optreden van symptomen van Stevens-Johnsonsyndroom of TEN (verergerende huiduitslag, blaren, wonden) de behandeling onmiddellijk.
Staak bij perifere neuropathie of myopathie de behandeling; herstel is mogelijk binnen enkele maanden, maar blijvende schade kan voor komen.
Bij het optreden van visusstoornissen (wazig zien, vermindering van het gezichtsvermogen en/of optische neuropathie) een volledige oogheelkundige controle (incl. fundoscopie) (laten) uitvoeren en overweeg de behandeling te staken.
Staak tevens de behandeling als geleidingsstoornissen zoals tweede- of derdegraads AV-blok of sino-auriculair blok of bifasciculair blok ontstaan.
Wanneer de hartfrequentie lager wordt dan 55 slagen per minuut is tijdelijke onderbreking van de behandeling aangewezen. Soms herstelt de normale hartfrequentie zich slechts langzaam. Bij een te sterke werking (bij het optreden van bradycardie) een pacemaker of β-stimulatie gebruiken; indien tevens sprake is van een circulatoire collaps (te snelle i.v.-toediening of overdosering) kan atropine worden geprobeerd.
Het is belangrijk maar moeilijk om een onvoldoende werking van amiodaron te onderscheiden van een pro-aritmisch effect; pro-aritmische effecten treden doorgaans op als gevolg van interacties met andere geneesmiddelen en/of als gevolg van stoornissen in het elektrolytenevenwicht.
Modificatie van de T-top in het ECG en het eventueel verschijnen van een U-top zijn het gevolg van de verlenging van de repolarisatiefase en kan leiden tot 'torsade de pointes'; risicofactoren hiervoor zijn onder andere hypokaliëmie en combinatie met andere geneesmiddelen die het QT-interval verlengen (zie rubriek Interacties). Ondanks de verlenging van het QT-interval leidt amiodaron niet vaak tot 'torsade de pointes'. Bij het optreden van 'torsade de pointes' geen antiaritmica toedienen, maar ventriculaire 'pacing' uitvoeren; eventueel intraveneus magnesiumsulfaat toedienen.
Bij latente of manifeste decompensatie is verergering van een bestaande decompensatie niet uitgesloten; in dat geval moet amiodaron met digoxine en diuretica worden gecombineerd.
Bij patiënten die amiodaron gebruiken en algemene anesthesie ondergaan zijn de volgende complicaties beschreven: bradycardie (niet omkeerbaar met atropine), hypotensie, geleidingsstoornissen, afname van het hartminuutvolume en (fatale) respiratoire complicaties; de anesthesist op de hoogte stellen van amiodaron-gebruik.
Bij fotosensibilisatie blootstelling aan zonlicht vermijden.
Verhoging van de ventriculaire defibrillatie en/of stimuleringsdrempel van de pacemaker of implanteerbare cardioverter-defibrillator (ICD) zijn gemeld bij chronisch gebruik van anti-aritmica; regelmatige controle van de werking wordt aanbevolen.
De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen zijn niet vastgesteld, zie ook Contra-indicaties.
Hulpstoffen: Benzylalcohol, in het concentraat voor injectie-/infusievloeistof, bij voorkeur niet gebruiken bij pasgeborenen < 4 weken vanwege ernstige bijwerkingen, zoals 'gasping'-syndroom. Tevens maximaal één week gebruiken bij kinderen jonger dan 3 jaar, vanwege stapeling. Benzylalcohol in grote hoeveelheden kan zich ophopen in het lichaam en metabole acidose veroorzaken; wees voorzichtig tijdens zwangerschap, lactatie en bij een verminderde lever- of nierfunctie.
Overdosering
Symptomen
Pro-aritmie.
Neem voor informatie over een vergiftiging met ibutilide contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
Bij acute overdosering of te snelle i.v.-toediening: misselijkheid, braken, obstipatie, zweten, bradycardie, QT-verlenging. Deze effecten kunnen soms pas 1–3 dagen na inname optreden. Bij ernstige overdosering tevens: hypotensie, hartblokkade en Torsade de pointes, soms hyperthyroïdie.
Zie voor meer symptomen en de behandeling vergiftigingen.info.
Eigenschappen
Anti-aritmicum met voornamelijk klasse III-eigenschappen. Ibutilide verlengt de effectieve refractaire periode in atriaal en ventriculair spierweefsel. De actiepotentiaal wordt verlengd door activatie van een trage natriuminstroom in plaats van remming van de kaliumuitstroom. Verder vertraagt ibutilide licht de AV-geleiding en verlengt het QT-interval. Bij patiënten met een ejectiefractie > 35% is een daling van het hartminuutvolume waargenomen.
Kinetische gegevens
V d | 7-15 l/kg. |
Metabolisering | in de lever, waarschijnlijk via CYP450, tot 7 vrijwel inactieve metabolieten en 1 actieve metaboliet, de laatste wordt echter in zeer kleine hoeveelheden gevormd (< 1% van de plasmaconcentratie van ibutilide). |
Eliminatie | 82% met de urine, 19% met de feces. |
T 1/2el | 6 uur (2–12 uur). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Klasse III-anti-aritmicum. Na orale toediening vertraagt amiodaron de geleiding en verlengt het de refractaire periode in de atria, de AV-knoop, accessoire banen tussen het atrium en de ventrikel, het His-Purkinje-systeem en de ventrikels. Het verhoogt de prikkeldrempel van de atria en de ventrikels. Na intraveneuze toediening vertraagt amiodaron alleen de geleiding in het atrium en de AV-knoop; het verlengt alleen de refractaire periode van de AV-knoop en het heeft minder invloed op de accessoire banen in vergelijking met orale toediening. Tevens heeft amiodaron sympathicolytische eigenschappen, zoals verlaging van de impulsfrequentie van de SA-knoop en vermindering van de perifere weerstand.
Werking: i.v. maximaal na 15 minuten, die gedurende de volgende vier uur afneemt, oraal therapeutisch effect na twee dagen tot twee weken. Werkingsduur: houdt 10–30 dagen aan na staken van de therapie.
Kinetische gegevens
F | oraal 30–80%. Door een uitgesproken weefselaffiniteit stapelt het zich de eerste dagen van inname in weefsel (vnl. in vetweefsel). Pas na enkele dagen begint de uitscheiding en na circa twee maanden ontstaat een evenwicht tussen opname en uitscheiding, mede door een enterohepatische kringloop. |
Metabolisering | na afsplitsing van een deel van het jodium gedeeltelijke omzetting in de lever. |
Eliminatie | deels als jodide met de urine, de rest van het molecuul na gedeeltelijke metabolisering voor 65–75% via gal en feces. |
T 1/2el | 20–100 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
ibutilide hoort bij de groep antiaritmica, klasse III.
Groepsinformatie
amiodaron hoort bij de groep antiaritmica, klasse III.