Samenstelling
Immucothel XGVS Pharmanovia Benelux BV
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 1 mg
- Verpakkingsvorm
- met solvens 1 ml
- Toedieningsvorm
- Poeder voor intravesicale instillatievloeistof
- Sterkte
- 10 mg
- Verpakkingsvorm
- met solvens 10 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
BCG-medac XGVS Pharmanovia Benelux BV
- Toedieningsvorm
- Poeder voor instillatievloeistof voor intravesicaal gebruik
- Verpakkingsvorm
- flacon + zak oplosmiddel 50 ml
Bevat per dosis à 50 ml 2 × 10 8 – 3 × 10 9 levende eenheden BCG-bacterie afgeleid van Mycobacterium bovis, een RIVM-stam afgeleid van stam 1173-P2.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Zie voor de behandeling van de betreffende indicatie de geldende behandelrichtlijn.
Advies
Voor dit geneesmiddel is geen advies vastgesteld. Zie voor meer informatie de richtlijn Blaascarcinoom op nvu.nl en de richtlijn Blaasinstillatie op richtlijnendatabase.nl
Indicaties
- Voorkóming van recidief blaascarcinoom na transurethrale resectie (TUR), na falen van de voor deze indicatie geaccepteerde behandeling.
Indicaties
Niet-invasieve urotheliale blaaskanker
- Curatieve behandeling van carcinoma in situ.
- Profylactische behandeling van recidief van:
- Urotheliaal carcinoom beperkt tot de mucosa:
- TA graad 1 en 2 in geval van multifocale en/of recidiverende tumor;
- TA graad 3.
- Urotheliaal carcinoma in lamina propria maar niet de muscularis van de blaas (T1).
- Carcinoma in situ.
- Urotheliaal carcinoom beperkt tot de mucosa:
Doseringen
Voorkóming van recidief blaascarcinoom na TUR
Initiële therapie: testdosis 1 mg s.c. of intracutaan in de niet-dominante onderarm. Indien binnen 4 dagen géén erytheem optreedt als teken van primaire immuunreactie, de testdosis van 1 mg nog tweemaal herhalen binnen 2-4 dagen.
Onderhoudstherapie: bij optreden van erytheem, beginnen met de blaasinstillaties: 20 mg 1×/week gedurende 6 weken, vervolgens 20 mg 1×/maand gedurende 1 jaar.
Doseringen
Vier uur voorafgaande aan de blaasinstillatie en 2 uur daarna mag de patiënt géén vloeistof innemen. Indien medisch mogelijk wordt daarna hyperhydratie aanbevolen gedurende ca. 2 dagen na iedere instillatie.
Niet-invasieve urotheliale blaaskanker
Volwassenen
Inductiebehandeling (te beginnen 2–3 weken na de TUR, blaasbiopsie en zonder traumatische katheterisatie): intravesicaal 1 instillatie à 50 ml/week gedurende 6 weken. Onderhoudsbehandeling: na een therapievrij interval van 4 weken: 1 instillatie à 50 ml/week gedurende 3 weken, gedurende minimaal 1 jaar tot maximaal 3 jaar, gegeven in de maanden: 3, 6, 12, 18, 24, 30 en 36 (in totaal 27 instillaties in 3 jaar incl. de inductiebehandeling). Beoordeel de noodzaak voor een onderhoudsbehandeling na het eerste jaar van behandeling elke 6 maanden op grond van tumorclassificatie en klinische respons.
Ernstige bijwerkingen: zie voor richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (blaasirritatie, bacteriële urineweginfectie, andere bijwerkingen op de tractus urogenitalis, koorts, huiduitslag, artralgie, artritis, reactieve artritis, systemische BCG-reactie/infectie zonder óf met verschijnselen van septische shock) én de behandeling van deze bijwerkingen de officiële productinformatie BCG-Medac CBG/EMA (rubriek 4.8, 2e tabel).
Toediening
- Per instillatie wordt de inhoud van 1 ampul gereconstitueerd tot een suspensie van 50 ml. Vóór de instillatie de blaas via een katheter volledig draineren. Vervolgens de suspensie instilleren via dezelfde katheter. De blaasspoeling 2 uur in de blaas houden, daarna zittend uitplassen;
- Uitsluitend voor instillatie in de blaas. Mag niet i.m., i.v., intradermaal, s.c. of voor vaccinatie worden toegediend;
- Contact van BCG met de huid en slijmvliezen vermijden; bij morsen, de huid behandelen met een geschikte desinfectans (met een bewezen werkzaamheid tegen mycobacteriën). Na het uitplassen de handen en geslachtsdelen wassen.
Bijwerkingen
Soms (0,1–1%): subfebriele temperatuur gedurende ten hoogste 3 dagen.
Zelden (0,01–0,1%): urinedrang, pijnlijke blaas. Stijging van γ-GT en ALAT.
Verder zijn gemeld: systemische allergische reacties. Lichte cystitis, allergische reacties van de blaas (steriele leukocyturie). Erytheem en zwelling op de injectieplaats.
Bijwerkingen
De bijwerkingen nemen meestal toe met het aantal blaasinstillaties.
Zeer vaak (> 10%): misselijkheid. (Granulomateuze) cystitis, frequente mictie met ongemak en pijn (90%), asymptomatische granulomateuze prostatitis. Voorbijgaande systemische BCG-reactie (soms ernstig of sepsis) met griepachtige symptomen (malaise, koorts, rillingen, spierpijn). Vermoeidheid.
Vaak (1-10%): diarree, buikpijn. Spierpijn. Koorts > 38,5 °C. Urine-incontinentie.
Soms (0,1-1%): urineweginfectie, macroscopische hematurie, blaasretractie, urinewegobstructie, symptomatische granulomateuze prostatitis. Orchitis en epididymitis (zeer zelden resistent voor tuberculostatica). Cytopenie, anemie. Reactieve artritis (conjunctivitis, asymmetrische oligoartritis en cystitis). Miliaire pneumonitis, pulmonaal granuloom. Hepatitis. Huiduitslag, huidabces. Artritis, artralgie. Hypotensie. Stijging van leverenzymwaarden.
Zelden (0,01-0,1%): vasculaire infectie (bv. geïnfecteerd aneurysma). Nierabces.
Zeer zelden (< 0,01%): BCG-infectie van implantaten en omringend weefsel, infectie van de regionale lymfeklieren incl. cervicale lymfadenitis, osteomyelitis/beenmerginfectie, psoasabces, peritonitis. Overgevoeligheidsreactie (o.a. ooglidoedeem, hoesten). Chorioretinitis, conjunctivitis, uveïtis. Vasculaire fistel. Braken, intestinale fistel. Perifeer oedeem.
Verder zijn gemeld: vaginale pijn, dyspareunie, oligospermie, azoöspermie, hemofagocytair syndroom, vasculitis (waaronder van het centrale zenuwstelsel), nierfalen, pyelonefritis, nefritis (waaronder tubulo-interstitiële nefritis, interstitiële nefritis en glomerulonefritis), PSA verhoogd.
Interacties
De werking kan worden verminderd door immunosuppressieve behandeling (bestraling, cytostatica, corticosteroïden); indien mogelijk niet gelijktijdig gebruiken of toepassen.
Interacties
Gelijktijdige toediening met sommige antibiotica (zoals fluorchinolonen, doxycycline of gentamicine) vermijden, omdat BCG gevoelig is voor deze middelen.
Tuberculostatica verminderen de werkzaamheid van BCG; resistentie van de BCG-bacteriën voor pyrazinamide is beschreven.
BCG-bacteriën zijn tevens gevoelig voor antiseptica.
Zwangerschap
Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren onvoldoende gegevens.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Zwangerschap
Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren, onvoldoende gegevens.
Advies: Gebruik ontraden.
Vruchtbaarheid: kan spermatogenese negatief beïnvloeden en oligospermie of azoöspermie veroorzaken. Deze effecten zijn mogelijk tijdelijk en reversibel. Raad een man voorafgaand aan de behandeling aan om advies in te winnen over cryopreservatie van sperma.
Overige: In verband met mogelijke overdraagbaarheid van BCG op de partner, wordt aanbevolen om bij geslachtsgemeenschap een condoom te gebruiken gedurende één week na de BCG-instillatie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een nadelig effect op de zuigeling kan niet geheel worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding afwegen.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een nadelig effect op de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding is gecontra-indiceerd wegens onvoldoende gegevens.
Contra-indicaties
- immunosuppressie;
- overgevoeligheid voor lichaamsvreemde eiwitten.
Contra-indicaties
- congenitale of verworven immunodeficiëntie;
- actieve tuberculose;
- acute urineweginfectie;
- de eerste 2–3 weken na een TUR, blaasbiopsie of een traumatische katheterisatie;
- radiotherapie van de blaas in de anamnese;
- blaasperforatie.
Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Lactatie.
Waarschuwingen en voorzorgen
Bij initiële therapie is een duidelijk rood worden en zwellen op de plaats van de injectie een gewenste reactie; dit is een teken van primaire immuunreactie. In geval van allergie kan incidenteel erytheem optreden; breng zonodig een corticosteroïdzalf aan. Alleen bij systemische allergische reacties systemische corticosteroïden toepassen; de werking van immunocyanine kan dan wel verminderen (zie rubriek Interacties).
Een eventuele lichte cystitis na intravesicale instillatie is een gewenst effect; bij blaaskramp lokaal of systemisch met analgetica behandelen. Tevens de diurese bevorderen. Indien bij intravesicale instillatie een systemische allergische reactie optreedt, zijn antihistaminica en eventueel corticosteroïden aangewezen.
Waarschuwingen en voorzorgen
Sluit actieve tuberculose vóór de eerste instillatie in de blaas uit. Sluit vóór iedere instillatie een urineweginfectie uit, vanwege het risico op hematologische disseminatie.
Overweeg vóór start behandeling de mogelijkheid van ernstige systemische BCG-infecties met noodzaak van tuberculostatica therapie; nier- of leverinsufficiëntie kan invloed hebben op de behandeling met tuberculostatica. Wees voorzichtig bij ouderen, vooral die in een slechtere algemene toestand verkeren.
Tuberculinetesten: de gevoeligheid voor tuberculine kan toenemen door behandeling en interpretatie van daaropvolgende tuberculine huidtesten voor mycobacteriële infectie kan lastiger zijn; meet tuberculinereactiviteit vóór toediening. Negatieve resultaten van een kweek afkomstig van een biopt en negatieve testresultaten sluiten een systemische BCG-infectie niet uit. Beschikbare methoden zijn niet betrouwbaar.
Traumatische katheterisatie of andere beschadigingen aan de urethra of blaasmucosa verhogen de kans op een systemische BCG-infectie. Stel de instillatie bij deze patiënten uit totdat de beschadiging van de mucosa is genezen.
Bij optreden van een systemische BCG-reactie/infectie met of zonder verschijnselen van sepsis, de behandeling met BCG definitief staken en een behandeling met tuberculostatica starten in combinatie met corticosteroïden. Klinische tekenen en symptomen van een BCG-infectie/reactie zijn koorts > 39,5°C gedurende ten minste 12 uur, koorts > 38,5°C gedurende ten minste 48 uur en een verergering van de algemene toestand. Kenmerkend bij een infectie zijn het ontstaan van een miliaire pneumonie, granulomateuze hepatitis, afwijkende leverfunctietesten, orgaandisfunctie (andere dan ter hoogte van de tractus urogenitalis) met granulomateuze ontsteking bij biopsie na verloop van tijd. Een systemische BCG-reactie van voorbijgaande aard geeft lichte koorts, griepachtige symptomen en algemeen ongemak en neemt binnen 24–48 uur af.
Bij optreden van bijwerkingen van de tractus urogenitalis, waaronder een urineweginfectie of blaasirritatie die langer dan 48 uur bestaat, de behandeling onderbreken en pas hervatten wanneer urine-onderzoek is genormaliseerd en antibioticagebruik is beëindigd.
Bij optreden van huiduitslag, artralgie, artritis of reactieve artritis de behandeling onderbreken en symptomatische behandeling instellen. Dragers van HLA-B27 hebben meer kans op reactieve artritis.
De kans op blaascontractuur neemt toe bij een lage blaascapaciteit.
Een latente BCG-infectie kan jaren na initiële infectie opflakkeren als granulomateuze pneumonitis, abcessen, geïnfecteerd aneurysma, infectie van een implantaat, transplantaat of omringend weefsel. Instrueer patiënt om actie te ondernemen bij symptomen als koorts en gewichtsverlies met onbekende oorzaak.
BIj een vermoede accidentele blootstelling bij gezonde personen wordt aangeraden een Purified Protein Derivate (PPD) huidtest te doen op het tijdstip van het ongeval en zes weken later om huidtestconversie te detecteren.
In verband met mogelijke overdraagbaarheid van BCG op de partner, wordt aanbevolen om bij geslachtsgemeenschap een condoom te gebruiken gedurende één week na de BCG-instillatie.
Bij contact met immunosuppressieve patiënten dient de patiënt die behandeld wordt met BCG-vaccin afdoende hygiënische maatregelen te nemen. Overdracht van mens op mens kan niet worden uitgesloten.
De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen < 18 jaar zijn niet vastgesteld. Er zijn geen gegevens beschikbaar.
Eigenschappen
Immunocyanine is een eiwit, een stabiele modificatie van de bloedkleurstof hemocyanine van de zeeslak Megathura crenulata. Het is een mengsel van KLH1 en KLH2 sub-eenheden (KLH= 'keyhole limpet hemocyanin'). Hemocyanine is een van de grootste bekende eiwitten en daarmee een complex van antigenen met verschillende epitopen. Na subcutane immunisatie worden hemocyaninespecifieke IgM-antilichamen gevormd, gevolgd door IgG-antilichamen. Deze kunnen tot een jaar nog worden aangetoond (met behulp van monoklonale antilichamen). Na blaasinstillatie activeert immunocyanine het cellulaire en humorale immuunsysteem in het blaasslijmvlies.
Kinetische gegevens
Metabolisering | lokaal door zich in het weefsel bevindende proteïnasen en peptidasen tot peptiden en aminozuren. |
Eliminatie | na blaasinstillatie wordt hemocyanine na verloop van tijd door de urine verdund en uitgescheiden. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Bevat verzwakte Mycobacterium bovis-bacillen, bereid uit een cultuur van Bacillus Calmette-Guérin (BCG). Bij instillatie stimuleert het lokaal het immuunsysteem (met een toename van granulocyten, monocyten/macrofagen en T–lymfocyten). Het heeft tevens een antitumor-activiteit.
Kinetische gegevens
Overig | binding specifiek aan fibronectine in de blaaswand. Het is onbekend of de mycobacteriën de blaaswand kunnen passeren. |
Overig | de BCG–bacterie kan gedurende > 16 maanden aanwezig zijn in de urinewegen. |
Eliminatie | de meeste bacillen met de urine tijdens de eerste uren na de instillatie. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
immunocyanine hoort bij de groep immunostimulantia, overige.
Groepsinformatie
BCG-vaccin (bij maligne aandoening) hoort bij de groep immunostimulantia, overige.