Samenstelling
Immukine Clinigen Healthcare Ltd.
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 0,2 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 0,5 ml (= 0,1 mg = 2 × 106 IE)
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Besremi Amomed Pharma GmbH
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 500 microg/ml
- Verpakkingsvorm
- pen 0,5 ml
De sterkte geeft de hoeveelheid van het interferon α-2b gedeelte van ropeginterferon α-2b aan, zonder rekening te houden met de pegylering. De dosis kan op de pen worden ingesteld in stappen van 50 microg.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Alleen bij chronische granulomateuze ziekte en bij ernstige maligne osteopetrose is een positieve werking van interferon gamma aangetoond. Andere indicaties kunnen vooralsnog niet als algemeen aanvaard worden beschouwd.
Advies
Zie voor de behandeling van Polycythemia vera de geldende behandelrichtlijn van de NVvH via publicatie.hematologienederland.nl.
Indicaties
Verlaging van de frequentie van ernstige infecties bij:
- chronische granulomateuze ziekte (CGD);
- ernstige, maligne osteopetrosis.
Indicaties
- Polycythaemia vera zonder symptomatische splenomegalie bij volwassenen, als monotherapie.
Doseringen
Chronische granulomateuze ziekte of ernstige, maligne osteopetrosis:
Volwassenen en kinderen:
Subcutaan: bij een lichaamsoppervlak > 0,5 m²: 50 microg/m² lichaams oppervlak 3×/week; bij een lichaamsoppervlak ≤ 0,5 m²: 1,5 microg/kg lichaams gewicht 3×/week. De optimale dosering staat nog niet vast. Bij ernstige reacties de dosering halveren of de toediening staken. Ervaring van gebruik bij kinderen is beperkt.
Bij voorkeur in de avond toedienen. Optimale injectieplaatsen zijn de rechter of linker m. deltoideus of bovenkant van de dij.
Doseringen
Polycythaemia vera
Volwassenen (incl. ouderen)
Titratiefase: starten met s.c. 100 microg per keer, óf 50 microg in combinatie met een andere cytoreductieve behandeling. Dan geleidelijk verhogen met 50 microg elke 2 weken, met eventueel geleidelijke verlaging andere cytoreductieve behandeling, tot stabilisatie van de hematologische parameters (hematocriet < 45%, trombocytenaantal < 400 × 10 9/l en leukocytenaantal < 10 × 10 9/l) . Maximaal 500 microg 1×/2 weken als enkelvoudige dosis.
Onderhoudsfase: handhaaf dosis bij bereiken stabilisatie hematologische parameters, 1×/2 weken, gedurende ten minste 1,5 jaar. Daarna eventueel dosis aanpassen en/of toedieningsinterval verlengen tot 1×/4 weken.
Verminderde nierfunctie: bij ernstig verminderde nierfunctie (15–30 ml/min) is dosisaanpassing nodig. Gebruik bij < 15 ml/ml is gecontra-indiceerd.
Verminderde leverfunctie: bij een gecompenseerde cirrose (Child-Pughscore 5–6) is geen dosisaanpassing nodig. Gebruik bij een gedecompenseerde cirrose (Child-Pughscore 7–15) is gecontra-indiceerd vanwege onvoldoende gegevens.
Toediening
- Subcutaan injecteren in de buikhuid rond de navel (ten minste 5 cm ervan verwijderd) of de dij.
- Niet injecteren in gebied waar de huid geïrriteerd, rood, gekneusd, ontstoken of met littekens bedekt is.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): misselijkheid, braken, diarree, koorts, hoofdpijn, koude rillingen, vermoeidheid, pijn op de injectieplaats, huiduitslag (bv. dermatitis, maculopapuleus exantheem, pustuleuze en vesiculeuze erupties en erytheem op de injectieplaats), stijging van leverenzymen.
Vaak (1-10%): buikpijn, depressie, spier- en gewrichtspijn, rugpijn.
Verder zijn gemeld: neutropenie, trombocytopenie, hyponatriëmie, hyperglykemie, hypertriglyceridemie, verwardheid, desoriëntatie, hallucinatie, convulsie, Parkinsonachtige loop en rusttremor, verstoorde loop, hartfalen, myocardinfarct, tachyaritmie, atrioventriculaire blokkade, TIA, diepveneuze trombose, longembolie, hypotensie, flauwte, interstitiële longziekte, bronchospasme, tachypneu, (fatale) pancreatitis, gastro-intestinale bloeding, leverfalen, (exacerbatie van) dermatomyositis, SLE, (reversibel) nierfalen, proteïnurie, druk op de borst, auto-antilichamen respons.
De griepachtige symptomen kunnen in ernst afnemen bij voortgezette behandeling.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): leukopenie, trombocytopenie. Artralgie, spierpijn. Influenza-achtige ziekte, vermoeidheid. Gamma-GT verhoogd.
Vaak (1-10%): luchtweginfectie, influenza, rinitis, schimmelinfectie van de huid. Pancytopenie, neutropenie, anemie. Hypothyroïdie, hyperthyroïdie, thyroïditis. Hypertriglyceridemie, verminderde eetlust. Depressie, agressief gedrag, slapeloosheid, angst, veranderde stemming, stemmingswisselingen of -stoornissen, lusteloosheid. Hoofdpijn. Duizeligheid, hypo-esthesie, slaperigheid, paresthesie. Droge ogen. Atriumfibrilleren. Microangiopathie. Dyspneu. Diarree, misselijkheid, buikpijn, obstipatie, opgezette buik, droge mond. Leveraandoening, verhoogd ALAT, ASAT en AF. Jeuk, alopecia, huiduitslag, erytheem, psoriasis, xeroderma, acneïforme dermatitis, hyperkeratose, hyperhidrose, droge huid. Syndroom van Sjögren, artritis, pijn in extremiteit, musculoskeletale pijn, botpijn, spierspasmen. Koorts, reactie op de injectieplaats, asthenie, koude rillingen, algemene verslechtering van de lichamelijke gezondheid, erytheem op de injectieplaats. Anti-schildklierantistoffen positief, thyroïdstimulerend hormoon in bloed verhoogd, verhoogde lichaamstemperatuur, antinucleair antilichaam positief, verhoogd bloedlactaatdehydrogenase, afgenomen gewicht.
Soms (0,1-1%): orale herpes, herpes zoster, orale candidiasis, sinusitis, oesofageale candidiasis, vulvovaginale mycotische infectie, hordeolum, onychomycose. Hartinfarct, atrioventriculair blok, intracardiale trombus, insufficiëntie van de aortaklep, cardiovasculaire aandoening. Ziekte van Basedow, sarcoïdose. Zelfmoordpoging, zelfmoordgedachten, verwardheid, acute stressstoornis, hallucinaties, emotioneel leed, nervositeit, nachtmerrie, prikkelbaarheid. Polyneuropathie, perifere motorische neuropathie, radiculopathie, migraine, geestelijke aftakeling, tremor, aura. Retinale bloeding, retinale exsudaten, visusstoornis, wazig zicht, oculair ongemak, eczeem op de oogleden. Doofheid, tinnitus, draaiduizeligheid. Fenomeen van Raynaud, hypertensie, hematoom, voorbijgaand erytheem. Pneumonitis, hoesten, epistaxis, irritatie van de keel. Gastritis, buikwandaandoening, flatulentie, frequente stoelgang, odynofagie, tandvleesbloeding. Hepatotoxiciteit, toxische hepatitis, hepatomegalie, porfyrie niet acuut. Lichtgevoeligheidsreactie, huidafschilfering, nageldystrofie. Spierzwakte, nekpijn, liespijn. Hemorragische cystitis, dysurie, mictiedrang, urineretentie. Erectiestoornis, hematospermie. Pijn op de injectieplaats, jeuk op de injectieplaats, gevoeligheid voor weersverandering. Verhoogd aantal bloedplaatjes, verhoogd bloedurinezuur, Coombs-test positief.
Zelden (0,01-0,1%): bipolaire stoornis, manie. Retinopathie, optische neuropathie, retinale arteriële vaatocclusie, retinale veneuze takocclusie, verminderde gezichtsscherpte. Cardiomyopathie, angina pectoris. Leverfalen.
Zeer zelden (< 0,01%): idiopathische of trombotische trombocytopenische purpura. Blindheid. Myocardischemie. Longinfiltratie.
Verder zijn gemeld: syndroom van Vogt-Koyanagi-Harada, acute overgevoeligheidsreacties (zoals urticaria, angio-oedeem, bronchoconstrictie of anafylaxie), retinaloslating, pulmonale fibrose, pneumonie, pulmonale arteriële hypertensie, tandaandoening, parodontale ziekte, huiddepigmentatie, hyperpigmentatie van de tong.
Sommige van de genoemde bijwerkingen zijn opgetreden met andere α-interferonen dan dit middel.
Interacties
Gelijktijdige toediening met serumeiwitpreparaten of immunologische preparaten (bv. vaccins) vermijden vanwege de kans op een versterkte immuunreactie.
De werkzaamheid van antibiotica of glucocorticoïden wordt niet verminderd door interferon γ-1b; het is onduidelijk of er een interactie is met andere ontstekingsremmende geneesmiddelen zoals NSAID's, immunosuppressiva en cytostatica.
Combinatie met neuro-, hemo- of cardiotoxische middelen kan de toxiciteit versterken.
Het metabolisme van geneesmiddelen via het CYP450-enzymsysteem kan afnemen.
Interacties
Ropeginterferon α-2b remt mogelijk de activiteit van CYP1A2 en CYP2D6 en zou daardoor de bloedconcentraties van geneesmiddelen gemetaboliseerd door deze enzymen kunnen verhogen. Wees voorzichtig bij gelijktijdig toedienen met CYP1A2-substraten, met name substraten met een smalle therapeutische breedte, zoals theofylline of methadon. Voorzichtigheid is ook geboden met CYP2D6-substraten (bijvoorbeeld risperidon, vortioxetine).
Voorzichtigheid is geboden bij combinatie met andere potentieel myelosuppressieve/chemotherapeutische middelen.
Narcotica, hypnotica of sedativa moeten met voorzichtigheid worden toegediend bij gelijktijdig gebruik met ropeginterferon α-2b.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren schadelijk gebleken.
Advies: Gebruik ontraden.
Vruchtbaarheid: Op grond van relatief weinig informatie wordt niet uitgesloten dat interferon γ-1b de vruchtbaarheid van man en vrouw schaadt.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren is reproductietoxiciteit gezien bij gebruik van interferon α.
Advies: Gebruik ontraden.
Overig: Vrouwen die zwanger kunnen worden, moeten effectieve anticonceptie gebruiken.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja. Vanwege de molecuulgrootte zal de overgang beperkt zijn. Een klinisch relevant effect bij het kind is dan ook onwaarschijnlijk.
Advies: Het kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
- overgevoeligheid voor interferonen.
Contra-indicaties
- schildklieraandoening, tenzij onder controle met een conventionele behandeling;
- voorgeschiedenis of aanwezigheid van ernstige psychiatrische stoornissen, met name ernstige depressie, zelfmoordgedachten of zelfmoordpoging;
- ernstige hart- en vaatziekte (d.w.z. ongecontroleerde hypertensie, congestief hartfalen (≥ NYHA-klasse II), ernstige hartritmestoornissen, significante coronaire stenose, instabiele angina pectoris) of recente beroerte of hartinfarct;
- voorgeschiedenis of aanwezigheid van auto-immuunziekte;
- immuungecompromitteerde ontvangers van een orgaantransplantaat;
- gedecompenseerde levercirrose (Child-Pughscore 7–15);
- terminale nierinsufficiëntie (GFR < 15 ml/min).
Waarschuwingen en voorzorgen
Voorzichtig bij een reeds bestaande hartaandoening, epilepsie, functiestoornis van het centrale zenuwstelsel, bij beenmergdepressie en ernstige lever- of nierfunctiestoornis.
Zowel vóór als tijdens behandeling een compleet bloedbeeld, nier- en leverfunctietest en urineonderzoek uitvoeren. Stijgingen van ASAT en ALAT komen vaker voor bij kinderen onder de 1 jaar. Stijgingen in ASAT en ALAT zijn reversibel na staken van de therapie en treden doorgaans niet meer op na hervatting van de behandeling.
Het optreden van huiduitslag op de injectieplaats vereist zelden een onderbreking van de behandeling.
Waarschuwingen en voorzorgen
Dosistitratiefase: Het duurt langer om de individuele optimale dosis te bereiken met ropeginterferon α-2b vergeleken met hydroxycarbamide; respectievelijk 3,7 maanden en 2,6 maanden.
Controleer nauwlettend volledige bloedwaarden, met name tijdens de titratiefase, inclusief hematocriet, aantal leukocyten en bloedplaatjes, ook na bereiken van de individuele optimale dosis. Flebotomie als 'rescue'-behandeling ter normalisatie van bloedhyperviscositeit kan noodzakelijk zijn.
Vóór starten eventuele reeds bestaande schildklieraandoeningen behandelen en onder controle houden. Indien zich symptomen ontwikkelen die wijzen op een schildklierdisfunctie tijdens behandeling, evalueer dan niveaus van thyroïdstimulerend hormoon (TSH). Zet behandeling voort als de TSH-spiegels binnen het normale bereik kunnen worden gehouden.
Diabetes mellitus is waargenomen bij andere α-interferonen. Behandeling niet starten bij patiënten met niet goed gereguleerde diabetes mellitus. Staak behandeling als het zich ontwikkelt tijdens de behandeling en niet door geneesmiddelen kan worden gereguleerd.
Staak de behandeling bij ernstige, acute overgevoeligheidsreacties (zoals urticaria, angio-oedeem, bronchoconstrictie en anafylaxie). Ze zijn zelden waargenomen met andere α-interferonen. Bij huiduitslag van voorbijgaande aard is onderbreking van de behandeling niet noodzakelijk.
Effecten op het CZS, met name depressie, zijn waargenomen. Andere effecten op het CZS, waaronder zelfmoordgedachten, zelfmoordpoging, agressie, bipolaire stoornis, manie en verwardheid, zijn waargenomen bij andere α-interferonen. Controleer op symptomen van psychiatrische stoornissen. Staak behandeling met ropeginterferon α-2b bij verergering van de psychiatrische symptomen.
Cardiale gebeurtenissen, waaronder cardiomyopathie, hartinfarct, atriumfibrillatie en ischemische coronaire aandoeningen, zijn in verband gebracht met interferon α-behandeling. Volg patiënten met reeds bestaande of een voorgeschiedenis van cardiovasculaire aandoeningen nauwlettend.
Respiratoire aandoeningen, zoals longinfiltratie, pneumonitis, pneumonie of pulmonale arteriële hypertensie, zijn zelden waargenomen. Volg patiënten nauwlettend die respiratoire symptomen ontwikkelen en staak behandeling indien nodig.
Ernstige oogaandoeningen, zoals retinopathie, retinale bloeding, retinale exsudaten, retinaloslating en occlusie van de retinale arterie of vene die tot blindheid kunnen leiden, zijn zelden waargenomen. Patiënten dienen vóór en tijdens behandeling een oogonderzoek te ondergaan, met name patiënten met retinopathie-geassocieerde ziekte, zoals diabetes mellitus of hypertensie. Voer direct een oogonderzoek uit bij een vermindering of verlies van het gezichtsvermogen of andere oogklachten. Overweeg de behandeling te staken bij nieuwe of erger wordende oogaandoeningen.
Controleer regelmatig leverenzymwaarden en de leverfunctie bij langdurige behandeling. Interferon α-therapie is geassocieerd met hepatotoxiciteit. Stijgingen in spiegels van ALAT, ASAT, GGTP en bilirubine zijn waargenomen. Deze verhogingen waren meestal voorbijgaand en traden in het eerste behandeljaar op. Staak de behandeling bij progressieve, klinisch significante stijging in leverenzymwaarden, ondanks dosisverlaging. Staak bij tekenen van leverdecompensatie.
Controleer nierfunctie tijdens de behandeling, ongeacht de startdosering of de mate van verminderde nierfunctie. Staak behandeling bij afname nierfunctie.
Dentale en parodontale aandoeningen, die kunnen leiden tot tandverlies, zijn gemeld bij behandeling met andere α-interferonen. Een droge mond (bijwerking) kan een schadelijk effect hebben op tanden en mondslijmvliezen tijdens langetermijnbehandeling. Adviseer tweemaal per dag de tanden grondig te poetsen en regelmatig een gebitsonderzoek te laten doen.
Huidaandoeningen kunnen optreden (jeuk, alopecia, huiduitslag, erytheem, psoriasis, xeroderma, acneïforme dermatitis, hyperkeratose en hyperhidrose). Overweeg staken behandeling bij optreden of verergering van deze huidaandoeningen.
Hulpstoffen: Benzylalcohol, in de injectievloeistof, bij voorkeur niet gebruiken bij pasgeborenen < 4 weken vanwege ernstige bijwerkingen, zoals ‘gasping’-syndroom. Tevens niet langer dan één week gebruiken bij kinderen jonger dan 3 jaar, vanwege stapeling. Benzylalcohol in grote hoeveelheden kan zich ophopen in het lichaam en metabole acidose veroorzaken; wees voorzichtig tijdens zwangerschap, lactatie en bij een verminderde lever- of nierfunctie.
Onderzoeksgegevens: de veiligheid en werkzaamheid bij kinderen en adolescenten zijn niet vastgesteld. Er zijn geen gegevens beschikbaar.
Overdosering
Symptomen
bij dagdoses ≥ 100 microg/m² lichaamsoppervlak bij patiënten met maligne aandoeningen zijn duizeligheid, loopstoornissen en een verminderde geestelijke gesteldheid waargenomen. Verergering van bestaande hartaandoeningen kan optreden bij dagdoses ≥ 250 microg/m², die doorgaans vanzelf weer overgaat.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met ropeginterferon contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Immukine is interferon γ-1b en is een uit 140 aminozuren bestaand eiwit, via recombinant DNA-technologie bereid, uit Escherichia coli-stam met vergelijkbare biologische activiteit als het natuurlijke interferon. Interferon γ is een belangrijke activator van mononucleaire fagocyten. De werking bij chronische granulomateuze ziekte berust waarschijnlijk op bevordering van het vermogen van macrofagen intracellulaire micro-organismen te doden door toename van de productie van toxische zuurstofradicalen. Bij ernstige, maligne osteopetrosis wordt een verbetering gezien van de superoxide productie door lokale fagocyten.
Kinetische gegevens
F | s.c. > 89%. |
T max | gem. 8 uur. |
V d | 0,16–0,68 l/kg. |
Overig | MRT = gem. 11 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Ropeginterferon α-2b is een covalent conjugaat van het eiwit interferon α-2b, geproduceerd in Escherichia coli cellen door middel van recombinant-DNA-technologie, en een methoxypolyethyleenglycol (mPEG)-groep. Interferon α behoort tot de klasse van type I-interferonen. Het bindt aan de interferon α-receptor (IFNAR) en start hiermee een signaalcascade door de activering van kinasen, met name Janus–12 kinase 1 (JAK1) en tyrosinekinase 2 (TYK2), en signaaloverbrenger en activator van transcriptie (STAT)–eiwitten. Interferon α remt de proliferatie van hematopoëtische en in beenmerg aanwezige fibroblastaire voorlopercellen en antagoneert de werking van groeifactoren en andere cytokinen die een rol spelen bij de ontwikkeling van myelofibrose. Verder verlaagt interferon α de belasting van het gemuteerde JAK2V61F-allel bij patiënten met polycythaemia vera; een V617F–puntmutatie in JAK2–kinase is een kenmerk van polycythaemia vera en is aanwezig bij ca. 95% van de patiënten.
Kinetische gegevens
F | ca. 80 % (bij apen) |
T max | 3–6 dagen |
V d | 0,09–0,24 l/kg |
Overig | Einde van de titratiefase wordt bereikt na ongeveer 3,7 maanden. |
Metabolisering | waarschijnlijk gedepegyleerd in de lever en deels renaal geklaard. |
T 1/2el | 6–10 dagen |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
interferon gamma hoort bij de groep interferonen.
Groepsinformatie
ropeginterferon alfa-2b hoort bij de groep interferonen.