Samenstelling
Cresemba (als sulfaat) Pfizer bv
- Toedieningsvorm
- Capsule, hard
- Sterkte
- 100 mg
Cresemba XGVS Pfizer bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 200 mg
- Verpakkingsvorm
- flacon
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Noxafil Merck Sharp & Dohme bv
- Toedieningsvorm
- Suspensie voor oraal gebruik
- Sterkte
- 40 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 105 ml
- Toedieningsvorm
- Tablet, maagsapresistent
- Sterkte
- 100 mg
Noxafil XGVS Merck Sharp & Dohme bv
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 18 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 16,7 ml
Posaconazol Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 18 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 16,7 ml
- Toedieningsvorm
- Suspensie voor oraal gebruik
- Sterkte
- 40 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 105 ml
- Toedieningsvorm
- Tablet, maagsapresistent
- Sterkte
- 100 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Bij de primaire behandeling van invasieve aspergillose met voor azolen gevoelige stammen is voriconazol of isavuconazol eerste keus. Isavuconazol geeft mogelijk minder bijwerking en interacties, maar de ervaring met isavuconazol is nog beperkt. Isavuconazol kan als alternatief dienen als niet met voriconazol behandeld kan worden vanwege contra-indicaties of intolerantie.
De standaardbehandeling van mucormycose is het gebruik van liposomaal amfotericine B (ten minste 5 mg/kg) in combinatie met chirurgisch debridement en correctie van onderliggende risicofactoren (bv. immuunsuppressie, ketoacidose). Als de behandeling faalt of de patiënt niet met liposomaal amfotericine B behandeld kan worden vanwege intolerantie, kan behandeling met posaconazol (offlabel) of isavuconazol worden overwogen.
Advies
Profylaxe tegen Aspergillose is controversieel (risico van ontstaan van verminderd gevoelige stammen). Indien wordt gekozen voor profylaxe tegen Aspergillus, is posaconazol het enige bewezen effectieve middel. Bij de behandeling van aspergillose en zeldzaam voorkomende schimmelinfecties met de species Scedosporium en Fusarium komt posaconazol in aanmerking als behandeling met amfotericine B, itraconazol en fluconazol heeft gefaald. De effectiviteit van posaconazol is hierbij vergelijkbaar met die van voriconazol. Voriconazol heeft de voorkeur op basis van ervaring. Een uitzondering hierop vormt zygomycose, waarbij posaconazol, in tegenstelling tot voriconazol, werkzaam is.
Kies bij een eenmalige ongecompliceerde orofaryngeale Candida-infectie bij een volwassene of ouder kind met klachten, voor lokale behandeling met miconazol orale gel. Bij (ernstig) immuungecompromitteerden gaat de voorkeur uit naar systemische behandeling met fluconazol. Overweeg bij (herhaalde) recidieven, intermitterende behandeling of onderhoudsbehandeling met fluconazol. Behandel spruw bij zuigelingen met vermoedelijke pijnklachten, al dan niet in combinatie met pijn tijdens of na het voeden bij de moeder, met een lokaal antimycoticum. Kies bij zuigelingen < 4 maanden voor nystatine. Bij zuigelingen ≥ 4 maanden gaat de voorkeur uit naar het effectievere miconazol, mits het op de juiste wijze wordt aangebracht. Behandel daarnaast de tepels van de moeder met miconazolcrème, om herinfectie bij het kind te voorkomen.
De standaardbehandeling van mucormycose bestaat uit het gebruik van liposomaal amfotericine B (ten minste 5 mg/kg) in combinatie met chirurgisch debridement en correctie van onderliggende risicofactoren (bv. immuunsuppressie, ketoacidose). Als de behandeling faalt of de patiënt niet met liposomaal amfotericine B behandeld kan worden vanwege intolerantie, kan behandeling met posaconazol (offlabel) of isavuconazol worden overwogen.
Indicaties
Behandeling bij volwassenen van:
- invasieve aspergillose;
- mucormycose, indien amfotericine B niet geschikt is.
Indicaties
- Behandeling van invasieve aspergillose bij volwassenen.
- Behandeling van invasieve schimmelinfecties bij ongevoeligheid óf bij intolerantie voor de standaardbehandeling bij volwassenen en kinderen ≥ 2 jaar:
- invasieve aspergillose die ongevoelig* is voor amfotericine B of itraconazol óf indien deze middelen niet worden verdragen;
- fusariose die ongevoelig* is voor amfotericine B óf indien dit middel niet wordt verdragen;
- chromoblastomycose en mycetoom die ongevoelig* zijn voor itraconazol óf indien dit middel niet wordt verdragen;
- coccidioïdomycose die ongevoelig* is voor amfotericine B, itraconazol of fluconazol óf indien deze middelen niet worden verdragen.
* Ongevoeligheid volgens de fabrikant: progressie van de infectie, of uitblijven van verbetering na een minimum van 7 dagen therapeutische doses van doeltreffende antifungale therapie.
- Behandeling van orofaryngeale candidiasis (alleen de suspensie) bij volwassenen als eerstelijnsbehandeling bij ernstig zieke of immuungecompromitteerde patiënten, bij wie verwacht wordt dat de respons op lokale therapie zwak is.
- Profylaxe van invasieve schimmelinfecties bij volwassenen en kinderen ≥ 2 jaar met een hoog risico op het ontwikkelen van deze infecties bij:
- patiënten die remissie-inductie chemotherapie krijgen voor acute myeloïde leukemie (AML) of myelodysplastische syndromen (MDS), waarbij die therapie naar verwachting leidt tot aanhoudende neutropenie;
- patiënten die een hematopoëtische stamceltransplantatie (HSCT) ontvangen hebben en die hooggedoseerde immunosuppressieve therapie ondergaan voor graft-versus-host-ziekte (GVHD).
Gerelateerde informatie
Doseringen
Bij dit geneesmiddel wordt (ook) gedoseerd op geleide van de bloedspiegel; zie voor meer informatie hierover op Isavuconazol van tdm-monografie.org.
De capsule en infusieoplossing zijn bio-equivalent; de doseringen zijn hetzelfde.
Invasieve aspergillose, mucormycose
Volwassenen
I.v.-infusie (of oraal): startdosering: 200 mg iedere 8 uur, gedurende 48 uur ( 6 toedieningen).
I.v.-infusie of oraal: onderhoudsdosering: vanaf 12–24 uur na de laatste toediening van de startdosering gerekend 200 mg 1×/dag. Behandelduur: Deze is afhankelijk van de klinische respons. Bij invasieve aspergillose is isavuconazol in klinische onderzoeken onderzocht tot een maximale behandelduur van 84 dagen (mediaan 45 dagen). Bij mucormycose was de mediane behandelduur van niet eerder behandelde patiënten in klinisch onderzoek 102 dagen. Bij langdurig gebruik (> 6 mnd.) de baten en risico's afwegen.
Verminderde nierfunctie: Geen dosisaanpassing nodig, ook niet bij eindstadium nierfalen.
Verminderde leverfunctie: Bij een lichte tot matige leverinsufficiëntie (Child-Pughscore 5–9) is geen dosisaanpassing vereist, er zijn geen gegevens beschikbaar tot een dosisaanpassing bij ernstige leverinsufficiëntie (Child-Pughscore ≥ 10).
Toediening
- Intraveneus: Het poeder reconstitueren en verder verdunnen tot een concentratie van ca. 0,8 mg/ml isavuconazol. Vanwege de kans op infusiegerelateerde bijwerkingen de infusie toedienen gedurende ten minste 60 minuten via een steriel inlinefilter met een poriegrootte van 0,2–1,2 micrometer.
- Oraal: De capsule kan met of zonder voedsel worden ingenomen.
Doseringen
Let op! de suspensie en de maagsapresistente tabletten zijn onderling niet uitwisselbaar. De tabletten zijn het voorkeurspreparaat voor optimalisering van de plasmaconcentratie en bieden over het algemeen een hogere blootstelling aan posaconazol. De in Nederland regulier beschikbare suspensies zijn niet geregistreerd voor gebruik door kinderen; de veiligheid en werkzaamheid bij hen zijn niet vastgesteld.
Behandeling van invasieve aspergillose
Volwassenen
Intraveneus: dag 1: oplaaddosis van 300 mg 2×/dag, daarna 300 mg 1×/dag. Schakel over op oraal gebruik ( tablet) zodra de conditie van de patiënt dit toelaat. Oraal: Tablet: dag 1: oplaaddosis van 300 mg 2×/dag, daarna 300 mg 1×/dag. Zo nodig kan gewisseld worden tussen orale ( tablet) en intraveneuze toediening. Behandelduur: 6–12 weken.
Behandeling van invasieve schimmelinfecties bij ongevoeligheid óf bij intolerantie voor de eerstelijnsbehandeling
Volwassenen
Intraveneus: dag 1: oplaaddosis van 300 mg 2×/dag, daarna 300 mg 1×/dag. Schakel over op oraal gebruik ( tablet) zodra de conditie van de patiënt dit toelaat. Oraal: Tablet: dag 1: oplaaddosis van 300 mg 2×/dag, daarna 300 mg 1×/dag. Zo nodig kan gewisseld worden tussen orale ( tablet) en intraveneuze toediening. Suspensie: 400 mg (10 ml) 2×/dag. Indien een maaltijd of voedingssupplement niet wordt verdragen: 200 mg (5 ml) 4×/dag. De behandelduur is afhankelijk van de ernst van de onderliggende aandoening, het herstel van immuunsuppressie en het klinische effect.
Kinderen ≥ 2 jaar
Intraveneus: dag 1: oplaaddosis van 6 mg/kg lichaamsgewicht, 2×/dag, max. 300 mg per keer. Daarna 6 mg/kg lichaamsgewicht 1×/dag, max 300 mg per keer. Schakel over op oraal gebruik ( tablet) zodra de conditie van de patiënt dit toelaat. De behandelduur is afhankelijk van de ernst van de onderliggende aandoening, het herstel van immuunsuppressie en het klinische effect.
Kinderen ≥ 2 jaar met een lichaamsgewicht > 40 kg
Oraal: Tablet: dag 1: oplaaddosis van 300 mg 2×/dag, daarna 300 mg 1×/dag. Zo nodig kan gewisseld worden tussen orale ( tablet) en intraveneuze toediening. De behandelduur is afhankelijk van de ernst van de onderliggende aandoening, het herstel van immuunsuppressie en het klinische effect.
Orofaryngeale candidiasis
Volwassenen
Oraal: Suspensie: dag 1: oplaaddosis van 200 mg (5 ml) 1×/dag, daarna 100 mg (2,5 ml) 1×/dag gedurende 13 dagen.
Profylaxe van invasieve schimmelinfecties
Volwassenen
Intraveneus: dag 1: oplaaddosis van 300 mg 2×/dag, daarna 300 mg 1×/dag. Schakel over op oraal gebruik ( tablet) zodra de conditie van de patiënt dit toelaat. Oraal: Tablet: dag 1: oplaaddosis van 300 mg 2×/dag, daarna 300 mg 1×/dag. Suspensie: 200 mg (5 ml) 3×/dag. De behandelduur baseren op het herstel van neutropenie of immuunsuppressie. Bij acute myeloïde leukemie (AML) of myelodysplastische syndromen (MDS) de profylaxe enkele dagen voor het verwachte optreden van neutropenie starten en gedurende 7 dagen voortzetten nadat het aantal neutrofielen meer dan 500 per mm³ bedraagt.
Kinderen ≥ 2 jaar
Intraveneus: dag 1: oplaaddosis van 6 mg/kg lichaamsgewicht, 2×/dag, max. 300 mg per keer. Daarna 6 mg/kg lichaamsgewicht 1×/dag, max 300 mg per keer. Schakel over op oraal gebruik ( tablet) zodra de conditie van de patiënt dit toelaat. De behandelduur baseren op het herstel van neutropenie of immuunsuppressie. Bij acute myeloïde leukemie (AML) of myelodysplastische syndromen (MDS) de profylaxe enkele dagen voor het verwachte optreden van neutropenie starten en gedurende 7 dagen voortzetten nadat het aantal neutrofielen meer dan 500 per mm³ bedraagt.
Kinderen ≥ 2 jaar met een lichaamsgewicht > 40 kg
Oraal: Tablet: dag 1: oplaaddosis van 300 mg 2×/dag, daarna 300 mg 1×/dag. De behandelduur baseren op het herstel van neutropenie of immuunsuppressie. Bij acute myeloïde leukemie (AML) of myelodysplastische syndromen (MDS) de profylaxe enkele dagen voor het verwachte optreden van neutropenie starten en gedurende 7 dagen voortzetten nadat het aantal neutrofielen meer dan 500 per mm³ bedraagt.
Verminderde nierfunctie: Geen dosisaanpassing nodig. De fabrikant adviseert bij matig ernstige of ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 50 ml/min) bij voorkeur de orale preparaten te gebruiken. De infusievloeistof alleen op strikte indicatie gebruiken vanwege mogelijke accumulatie van de hulpstof natriumsulfobutylether ß-cyclodextrine (SBECD); controleer nauwgezet het serumcreatinine.
Verminderde leverfunctie: Geen dosisaanpassing nodig, echter wees voorzichtig vanwege een mogelijk hogere plasmablootstelling.
Toediening
- Intraveneus:
- Na verdunning van het concentraat, de infusievloeistof langzaam toedienen via een centrale veneuze lijn (of PICC) gedurende 90 min. Als toediening via zo'n lijn niet mogelijk is, dien dan een enkele infusie toe via een perifere veneuze katheter, gedurende 30 min. Een langere infusieduur vergroot de kans op tromboflebitis en andere infusieplaatsreacties.
- Oraal:
- De tabletten in hun geheel (zonder kauwen, breken of verpulveren) innemen met water; de tabletten kunnen met of zonder voedsel worden ingenomen;
- De suspensie goed schudden voor gebruik. Dien elke dosis toe tijdens of direct na de maaltijd, of direct na een voedingssupplement bij patiënten die geen voedsel verdragen.
Bijwerkingen
De bijwerkingen zijn vastgesteld bij de behandeling van invasieve schimmelinfecties:
Vaak (1-10%): dyspneu, acuut respiratoir falen. Pijn op de borst. Hoofdpijn, slaperigheid, delier. Nierfalen. Misselijkheid, braken, buikpijn, diarree. Verminderde eetlust. Tromboflebitis. Huiduitslag, jeuk. Reactie op de infusieplaats. Hypokaliëmie, stijging van leverenzymwaarden (ASAT, ALAT, AF, γ-GT, LDH en bilirubine).
Soms (0,1-1%): hypotensie, tachycardie, bradycardie, circulatoire collaps, atriumfibrilleren of -flutter, andere supraventriculaire tachycardie, (supra)ventriculaire extrasystole, palpitaties, verkort QT-interval. Bronchospasme, tachypneu, hemoptoë, epistaxis. Overgevoeligheid. Dyspepsie, obstipatie, abdominale distensie. Hepatomegalie, hepatitis. Convulsie, (pre)syncope, (draai)duizeligheid, paresthesie, perifere neuropathie, encefalopathie, smaakstoornis. Depressie, slapeloosheid. Dermatitis, geneesmiddeleneruptie, petechiën. Perifeer oedeem. Rugpijn. Malaise, asthenie. Anemie, leukopenie, neutropenie, trombocytopenie, pancytopenie. Hypoglykemie, hypomagnesiëmie, hypoalbuminemie.
Verder is gemeld: anafylactische reactie.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): misselijkheid.
Vaak (1-10%): hypertensie. Paresthesie, duizeligheid, slaperigheid, hoofdpijn. Buikpijn, diarree, obstipatie, flatulentie, droge mond, dyspepsie, braken. Anorexie. Huiduitslag, jeuk. Koorts, vermoeidheid, asthenie. Neutropenie. Verstoring elektrolytenbalans (waaronder hypokaliëmie, hypomagnesiëmie). Stijging van leverenzymwaarden (ALAT, ASAT, alkalische fosfatase, γGT) en bilirubinewaarde.
Soms (0,1-1%): allergische reactie. Hypotensie, bradycardie, palpitaties, verlenging QT-interval, supraventriculaire tachycardie, abnormaal ECG. Tachypneu, hoesten, de hik, (pijnlijke) pleuritis, bloedneus, verstopte neus. Hypo-esthesie, tremor, neuropathie, convulsies, afasie, slapeloosheid. Nervositeit, verwardheid, abnormale dromen, slaapstoornis. Troebel zicht, fotofobie. Zweertjes in de mond, mondoedeem. (Acuut) nierfalen, verhoogde creatininespiegel. Gastro-oesofageale refluxziekte, oprispingen, enteritis, abdominale distensie. Hepatomegalie, hepatitis, cholestatische hepatitis, cholestase, geelzucht. Pancreatitis. Miltinfarct. Lymfadenopathie. Dermatitis, erytheem, petechiën. Vasculitis. Haaruitval. Rugpijn, nekpijn, spierpijn. Menstruatiestoornis. Oedeem, tongoedeem, gezichtsoedeem, koude rillingen, malaise, pijn op de borst, slijmvliesontsteking. Anemie, leukopenie, trombocytopenie, eosinofilie. Hyperglykemie, hypoglykemie. Verlaagde bloedwaarde fosfor. Afwijkende thoraxfoto.
Zelden (0,01-0,1%): tachycardie, 'torsade de pointes', cardio-respiratoire stilstand, myocardinfarct, diepveneuze trombose, longembolie, cerebrovasculair accident, pulmonale hypertensie, hartfalen. Interstitiële pneumonie, pneumonitis. Syncope, encefalopathie. Dubbelzien, scotomen. Overgevoeligheidsreactie, oedeem van de tong en gelaat, vesiculeuze huiduitslag, Stevens-Johnsonsyndroom (SJS). Gehoorbeschadiging. Psychose, depressie. Bijnierschorsinsufficiëntie. Gastro-intestinale bloeding, ileus. Renale tubulaire acidose, interstitiële nefritis. Hepatosplenomegalie, pijnlijke lever, leverfalen, asterixis. Hemolytisch-uremisch syndroom (HUS), trombotische trombocytopenische purpura (TTP), pancytopenie, stollingsstoornis. Pseudohyperaldosteronisme. Verlaagde gonadotropinespiegel, pijnlijke borsten.
Verder zijn gemeld: ernstige leverreacties met fatale afloop. Fotosensibilisatie. Tromboflebitis (bij infusie).
Interacties
Isavuconazol wordt gemetaboliseerd door CYP3A4/5.
Gecontra-indiceerd is het gebruik met:
- de sterke CYP3A4/5 remmer ketoconazol of met hoge dosis ritonavir (≥ 400 mg/dag);
- matige of krachtige CYP3A4/5 inductoren, zoals rifampicine, rifabutine, carbamazepine, langwerkende barbituraten (zoals fenobarbital), fenytoïne, efavirenz, etravirine en sint-janskruid.
Wees vanwege mogelijke toename van bijwerkingen voorzichtig met gelijktijdig gebruik van andere sterke CYP3A4/5 remmers (zoals claritromycine, fosamprenavir, of bij het aansluitend gebruik van itraconazol en isavuconazol); hierbij wordt een minder uitgesproken stijging van de plasmaspiegel van isavuconazol verwacht. Monitor bij gebruik van HIV-proteaseremmers (waaronder fosamprenavir) op het optreden van geneesmiddeltoxiciteit en/of verminderde antivirale werkzaamheid; pas zo nodig de dosering van deze middelen aan. Wees ook voorzichtig met lichte tot matige CYP3A4/5 inductoren (bv. aprepitant, prednison) vanwege een mogelijke daling van de plasmaspiegel van isavuconazol, gelijktijdig gebruik met pioglitazon wordt om deze reden niet aanbevolen.
Isavuconazol is zelf ook een matig-sterke remmer van CYP3A4/5. Wees daarom voorzichtig met gelijktijdig gebruik met geneesmiddelen die in belangrijke mate door CYP3A4/5 worden omgezet en een nauwe therapeutische breedte hebben zoals fentanyl, alfentanil, alprazolam, midazolam, verapamil, ciclosporine, sirolimus, tacrolimus, atazanavir, non-nucleoside reverse-transcriptaseremmers (NNRTI's) en vinca–alkaloïden. Verhoging tot toxische spiegels is mogelijk. Als deze geneesmiddelen toch worden gebruikt, pas dan zo nodig de dosering van het CYP3A4/5–substraat aan, of controleer waar aan de orde de bloedspiegel van het CYP3A4/5–substraat nauwkeurig (o.a. bij ciclosporine, sirolimus, tacrolimus). Let bij andere middelen op toename van bijwerkingen (bv. van statinen die substaat zijn van CYP3A4/5, zoals atorvastatine).
Isavuconazol remt ook P-glycoproteïne (Pgp). Door lichte remming van Pgp kan de blootstelling van Pgp-substraten zoals digoxine, colchicine, dabigatran en vinca-alkaloïden mogelijk toenemen. Monitor de plasmaconcentraties van deze middelen en verlaag indien nodig de dosering. Digoxinespiegels vervolgen bij het opstarten en bij het staken van de behandeling met isavuconazol.
Isavuconazol induceert CYP2B6 in lichte mate; hierdoor kan de blootstelling aan geneesmiddelen die door CYP2B6 worden gemetaboliseerd afnemen; denk hierom bij middelen met een geringe therapeutische breedte. Een voorbeeld is cyclofosfamide (substraat voor CYP2B6 en -3A4), controleer hierbij zowel op verminderde werkzaamheid als op toxiciteit, omdat zowel stijging als daling van de actieve metabolieten van cyclofosfamide kan optreden; pas zo nodig de dosering van cyclofosfamide aan. Mogelijk moet van bupropion de dosering worden verhoogd.
Daarnaast is nog lichte mate van remming vastgesteld van BCRP (in vitro), OCT2 en UGT en is isavuconazol zelf substraat voor UGT. De klinische relevantie hiervan is nog niet geheel duidelijk. Stijging van de plasmaconcentratie kan optreden bij toepassing van het UGT-substraat mycofenolaatmofetil (met ca. 35%), het OCT-2 substraat metformine (ca. 52%) en (in theorie) de BCRP-substraten daunorubicine, doxorubicine, imatinib, irinotecan, lapatinib, mitoxantron of topotecan; controleer nauwkeurig op het optreden van geneesmiddeltoxiciteit en verlaag zo nodig de dosering. Controleer bij mycofenolaatmofetil op toxiciteit gerelateerd aan de actieve metaboliet mycofenolzuur.
Interacties
Posaconazol is een krachtige CYP3A4–remmer. Gecontra-indiceerd is daarom het gelijktijdig gebruik van:
- ergot-alkaloïden, omdat door stijging van de plasmaconcentratie van (dihydro)ergotamine (via CYP3A4) ergotisme kan ontstaan;
- de CYP3A4-substraten pimozide, artemether/lumefantrine of kinidine, omdat verhoogde plasmaconcentraties van deze middelen kunnen leiden tot verlenging van het QTc-interval met in zeldzame gevallen het optreden van 'torsade de pointes';
- statinen die in belangrijke mate door CYP3A4 worden gemetaboliseerd (atorvastatine en simvastatine), vanwege een aanzienlijke stijging van de plasmaspiegels van deze middelen met een risico op myopathie en rabdomyolyse;
- venetoclax tijdens de start- en dosistitratiefase bij patiënten met chronische lymfatische leukemie (CLL), vanwege meer kans op het tumorlysissyndroom en neutropenie.
Ook de plasmaspiegels van andere geneesmiddelen die voor een belangrijk deel substraat zijn van CYP3A4, kunnen worden verhoogd tot toxische spiegels. Verlaag de dosering van het CYP3A4-substraat en/of controleer de bloedspiegel ervan nauwkeurig. Vermijd combinatie met de volgende CYP3A4-substraten:
- alprazolam en midazolam; cave verlengde sedatie en mogelijk ademhalingsdepressie;
- atazanavir;
- non-nucleoside reverse-transcriptaseremmers (NNRTI's);
- de calciumantagonisten diltiazem, nifedipine en verapamil;
- sirolimus, als gelijktijdig gebruik onvermijdelijk is verlaag dan de dosering van sirolimus sterk en controleer de dalconcentraties ervan in volbloed zeer frequent;
- ciclosporine en tacrolimus, of verlaag de dosering van deze immunosuppressiva.
Posaconazol verhoogt de blootstelling aan rifabutine met ca. 72%. Vermijd deze combinatie, als dit niet mogelijk is de patiënt controleren op ernstige bijwerkingen van rifabutine (bv. bloedbeeldafwijkingen, uveïtis). Vermijd combinatie met vinca-alkaloïden (zoals vincristine, vinblastine), omdat posaconazol de blootstelling aan deze middelen kan verhogen door CYP3A4-remming. Hierdoor kunnen ernstige bijwerkingen optreden, zoals neurotoxiciteit, convulsies, perifere neuropathie, paralytische ileus en het syndroom van inadequate secretie van antidiuretisch hormoon (SIADH). Controleer op bijwerkingen en toxiciteit van antiretrovirale middelen die CYP3A4-substraten zijn (o.a. HIV-proteaseremmers). Controleer bij gelijktijdig gebruik van tretinoïne de serumcalciumspiegel (vanwege hypercalciëmie) en overweeg een dosisaanpassing van tretinoïne tijdens de therapie met posaconazol en tijdens de eerstvolgende dagen erna.
Geneesmiddelen die CYP3A4 induceren (o.a. rifampicine, rifabutine, efavirenz, carbamazepine, fenytoïne, fenobarbital en primidon), cimetidine en flucloxacilline verlagen de plasmaspiegels van posaconazol; vermijd deze combinaties bij voorkeur vanwege kans op falen van de therapie.
Posaconazol is een substraat voor p-glycoproteïne (Pgp). Geneesmiddelen die het Pgp beïnvloeden kunnen de biologische beschikbaarheid en eliminatie van posaconazol veranderen; vermijd deze combinaties. Het combineren met sterke Pgp-remmers (zoals ciclosporine, kinidine en verapamil) en matig sterke Pgp-remmers (zoals amiodaron, claritromycine, ketoconazol en itraconazol) vergroot de blootstelling aan posaconazol. Sint-janskruid, rifampicine, rifabutine zijn Pgp-inductoren en kunnen de biologische beschikbaarheid van posaconazol verminderen. Toediening van andere azolen gelijktijdig met digoxine is geassocieerd met een verhoging van de plasmaconcentratie van digoxine; controleer digoxinespiegels bij het opstarten of staken van de behandeling met posaconazol.
H2-receptorantagonisten (bv. cimetidine) en protonpompremmers (bv. esomeprazol) verlagen bij gebruik van de suspensie de plasmaconcentratie van posaconazol aanzienlijk, waarschijnlijk door verlaging van de zuurproductie (= verhoging van de pH) in de maag; vermijd deze combinaties bij voorkeur. Voor de maagsapresistente tabletten is deze interactie niet van toepassing; hierbij is dit effect niet aangetoond.
Bij gelijktijdig gebruik met glipizide (een sulfonylureumderivaat) is een daling van de glucoseconcentraties waargenomen.
Fosamprenavir kan de blootstelling aan posaconazol verlagen met ca. 23%.
Zwangerschap
Isavuconazol passeert de placenta bij dieren.
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren aanwijzingen voor schadelijkheid bij subtherapeutische doseringen (skeletafwijkingen, o.a. rudimentaire extra ribben) en bij therapeutische doseringen, een verhoogde perinatale mortaliteit.
Advies :Alleen op strikte indicatie gebruiken (bij mogelijk levensbedreigende schimmelinfecties). Een vruchtbare vrouw adviseren adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende de therapie.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren in therapeutische dosering schadelijk gebleken (malformaties van het skelet, verminderde postnatale levensvatbaarheid).
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptie toe te passen gedurende de behandeling. Benzylalcohol (in sommige suspensies) kan zich ophopen en leiden tot metabole acidose.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend bij de mens. Ja, bij dieren, in een concentratie hoger dan die in het plasma van de moeder. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend bij de mens. Ja, bij dieren.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.
Overig: Benzylalcohol (in sommige suspensies) kan zich ophopen en leiden tot metabole acidose.
Contra-indicaties
- Het congenitaal korte QT-tijdsyndroom.
Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Interacties.
Contra-indicaties
Zie de rubriek Interacties.
Waarschuwingen en voorzorgen
Overvoeligheidsreacties kunnen resulteren in: anafylactische reactie, hypotensie, dyspneu, respiratoir falen, geneesmiddeleneruptie, jeuk en huiduitslag. Staak in geval van anafylactische reactie het gebruik onmiddellijk en start een geschikte medische behandeling. Wees voorzichtig bij overgevoeligheid voor andere azoolantimycotica of voor ketoconazol.
Isavuconazol kan een geringe verkorting (ca. 13 ms) van het QT-interval veroorzaken; wees voorzichtig bij verworven QT-verkorting en bij de combinatie met andere geneesmiddelen die het QT-interval verkorten zoals rufinamide. Toepassing bij het aangeboren verkorte QT-syndroom is gecontra-indiceerd.
Overweeg monitoring van de leverenzymwaarden bij een klinische indicatie daarvoor.
Bij het optreden van (ernstige) infusiegerelateerde reacties (hypotensie, dyspneu, duizeligheid, paresthesie, hoofdpijn en misselijkheid) de infusie staken.
Bij andere azoolantimycotica zijn ernstige cutane bijwerkingen voorgekomen zoals het Stevens-Johnsonsyndroom. Laat daarom de patiënt onmiddellijk contact opnemen bij eerste tekenen van ernstige overgevoeligheidsreacties zoals progressieve huiduitslag, vaak met blaas-, blaar- en schilfervorming. Bij optreden van een dergelijke ernstige huidaandoening de behandeling definitief staken.
Onvoldoende onderzocht: De klinische ervaring bij ouderen en bij de indicatie mucormycose is beperkt. Isavuconazol is volgens de fabrikant niet onderzocht bij kinderen (< 18 jaar) of bij een ernstige leverinsufficiëntie (Child-Pughscore ≥ 10).
Waarschuwingen en voorzorgen
Wees voorzichtig bij overgevoeligheid voor andere azolen, vanwege mogelijke kruisovergevoeligheid.
Verricht leverfunctietesten bij de start van en tijdens de therapie. Bij afwijkende leverfunctiewaarden is regelmatige controle noodzakelijk, bij tekenen van leverziekte overwegen deze therapie te staken.
Wees voorzichtig bij risicofactoren voor 'torsade de pointes' zoals sinusbradycardie, cardiomyopathie, bestaande symptomatische aritmieën en aangeboren of verworven verlenging van het QTc-interval. Controleer op elektrolytenstoornissen (kalium, magnesium, calcium) en corrigeer deze waar nodig vóór en tijdens deze therapie.
Glucoseconcentraties kunnen beïnvloed worden door inname van posaconazol; bij diabetes de bloedglucosewaarden extra controleren.
Wegens variabiliteit in de blootstelling bij een ernstige nierfunctiestoornis en daarnaast bij patiënten met ernstige gastro-intestinale stoornissen (bv. ernstige diarree) extra letten op doorbraakschimmelinfecties. Andere aandachtspunten:
- Bij gebruik van de tabletten is het mogelijk dat zwaardere patiënten (> 120 kg) een lagere blootstelling aan posaconazol hebben; controleer op doorbraakschimmelinfecties.
- Bij gebruik van de tabletten hebben patiënten met een laag lichaamsgewicht (< 60 kg) en die posaconazol na een hematopoëtische stamceltransplantatie krijgen, meer kans op hogere plasmaconcentraties en dus meer bijwerkingen.
- Ook bij ouderen ≥ 80 jaar neemt de blootstelling iets (ca. 11%) toe; controleer nauwlettend op bijwerkingen.
- De plasmaconcentratie van posaconazol kan bij sommige patiënten na verloop van tijd hoger worden bij gebruik van de tabletten. Wees alert op bijwerkingen; een verlenging van het QT-interval is niet uit te sluiten.
- Na gebruik van de tabletten zijn de plasmaconcentraties over het algemeen hoger dan die verkregen met de suspensie.
- Na toediening van de infusievloeistof zijn de plasmaconcentraties in het algemeen hoger dan die bij de suspensie.
Fotosensibilisatie kan optreden. Instrueer de patiënt om zich tijdens de behandeling te beschermen tegen overmatig zonlicht, zoals door het dragen van UV-werende kleding en het gebruik van een zonnebrandcrème met een hoge beschermingsfactor (SPF).
De veiligheid en werkzaamheid van posaconazol bij kinderen tot 2 jaar zijn niet vastgesteld, er zijn geen klinische gegevens beschikbaar.
Hulpstoffen
- Benzylalcohol, in sommige suspensies, in grote hoeveelheden kan zich ophopen in het lichaam en metabole acidose veroorzaken, wees voorzichtig tijdens zwangerschap, lactatie en bij een verminderde lever- of nierfunctie.
- Glucose, in sommige suspensies, kan bij gebruik ≥ 2 weken de tanden beschadigen.
- Let op het natrium, in het concentraat voor infusievloeistof, bij een natriumarm dieet.
Overdosering
Symptomen
Bij supratherapeutische doseringen zijn, naast de beschreven bijwerkingen ook rusteloosheid, angst, aandachtsstoornissen, opvliegers, een droge mond, orale hypo-esthesie, gewrichtspijn en fotofobie gemeld.
Therapie
Symptomatisch; er is geen specifiek antidotum.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met isavuconazol contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
Tijdens klinisch onderzoek ondervonden patiënten geen bijwerkingen bij orale doses tot 1600 mg/dag. Bij een accidentele overdosis bij één patiënt die 1200 mg tweemaaldaags kreeg gedurende 3 dagen werden geen bijwerkingen vastgesteld door de onderzoeker.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met posaconazol contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Triazoolderivaat met fungicide activiteit. Isavuconazol remt het enzym lanosterol 14α-demethylase (CYP51), dat bij gisten en schimmels een essentiële stap in de biosynthese van ergosterol katalyseert. Door depletie van ergosterol verzwakt de plasmamembraan van de schimmel, waardoor de membraanpermeabiliteit verandert en essentiële celbestanddelen verloren gaan.
Een gedeeltelijke of volledige klinische respons is gezien bij de volgende Aspergillus spp.: A. fumigatus, A. flavus, A. niger en A. terreus. In vitro is ook activiteit tegen A. nidulans gezien. Een zeer beperkte hoeveelheid gegevens liet klinische respons van patiënten zien, bij de behandeling van mucormycose veroorzaakt door Rhizopus spp., Lichtheimia spp., en Actinomucor elegans. Bij Rhizomucor spp. is géén respons waargenomen.
Het bestaan van kruisresistentie met voriconazol en andere triazool antischimmelmiddelen is niet uitgesloten.
Kinetische gegevens
Overig | isavuconazoniumsulfaat wordt door plasma-esterasen snel omgezet in isavuconazol. |
Overig | isavuconazol: |
F | oraal ca. 98%. |
T max | oraal: 2–4 uur. |
V d | ca. 6,4 l/kg (met een zeer goede distributie). |
Eiwitbinding | > 99%, voornamelijk aan albumine. |
Metabolisering | door CYP3A4/3A5 en vervolgens door UGT. |
Eliminatie | ca. 46% met de urine (voornamelijk als metabolieten, < 1% onveranderd), eveneens ca. 46% met feces. Door de hoge eiwitbinding wordt isavuconazol niet door hemodialyse verwijderd. |
T 1/2el | ca. 110–115 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Triazoolderivaat. Posaconazol remt het enzym lanosterol 14α-demethylase (CYP51), dat bij gisten en schimmels een essentiële stap in de biosynthese van ergosterol katalyseert. Hierdoor beschadigt de plasmamembraan van de gist of schimmel, waardoor de membraanpermeabiliteit verandert en essentiële celbestanddelen verloren gaan. Het voornaamste resistentiemechanisme is het verkrijgen van substituties in het doelenzym, CYP51.
Doorgaans gevoelig zijn (in vitro):
- Aspergillus spp. (waaronder A. fumigatus, A. flavus, A. terreus, A. nidulans, A. niger en A. ustus);
- Candida spp. (waaronder C. albicans, C. glabrata, C. krusei, C. parapsilosis, C. tropicalis, C. dubliniensis, C. famata, C. inconspicua, C. lipolytica, C. norvegensis en C. pseudotropicalis);
- Coccidioides immitis, Fonsecaea pedrosoi en sommige species van Fusarium.
Ook is de in vivo werkzaamheid tegen bovenstaande micro-organismen aangetoond in klinische studies bij de geregistreerde indicaties, na gebleken in vitro gevoeligheid van het kweekmateriaal.
Daarnaast suggereren microbiologische gegevens dat posaconazol werkzaam is tegen Rhizomucor, Mucor en Rhizopus; maar de klinische gegevens zijn bij deze verwekkers te beperkt om in vivo werkzaamheid vast te stellen. Verder zijn er de volgende in-vitro gegevens, waarvan de klinische relevantie onbekend is. In een surveillanceonderzoek naar > 3000 klinische schimmelisolaten, vertoonde 90% van de volgende schimmels de volgende minimale remmende concentratie (MIC) in vitro:
- Mucorales 2 mg/ml;
- Scedosporium apiospermum/S. boydii 2 mg/ml;
- Exophiala dermatitidis 0,5 mg/ml;
- Purpureocillium lilacinum 1 mg/ml.
Kinetische gegevens
Resorptie | langzaam. De absorptie vanuit de suspensie is significant hoger bij inname met (vetrijk) voedsel. |
T max | ca. 3 uur (suspensie), 4–5 uur (tablet). |
Overig | Suspensie: De blootstelling (AUC) aan posaconazol bij inname van de suspensie met vetarm voedsel of voedingssupplementen is ca. 2.6× verhoogd, en in combinatie met vetrijk voedsel is de AUC ca. 4× hoger, ten opzichte van inname in nuchtere toestand. De Cmax bij inname onmiddellijk na een vetrijke maaltijd (~ 50 g vet) neemt met 330% toe in vergelijking met inname vóór een maaltijd. |
Overig | Tabletten: De Cmax en AUC0-72u nemen bij gebruik van de tabletten toe met resp. 16% en 51% vergeleken met nuchtere toestand. De Cgem neemt toe met 20% bij inname met een maaltijd, vergeleken met nuchtere toestand. |
V d | 25,3 l/kg (suspensie), 5,6 l/kg (tablet), 3,7 l/kg (infuus). |
Eiwitbinding | > 98% (vnl. aan serumalbumine). |
Metabolisering | ca. 17%, vnl. via glucuronidering. |
Eliminatie | vnl. met de feces (77%), vnl. onveranderd; met de urine (14%), vnl. als metabolieten. Posaconazol wordt niet door hemodialyse verwijderd uit de circulatie. |
Overig | De klaring van posaconazol is gerelateerd aan het lichaamsgewicht; > 120 kg is de Cgem 25% lager, < 50 kg is de Cgem 19% hoger. |
Overig | Voor Aspergillus-infecties is de kritische verhouding AUC/MIC ongeveer 200. |
T 1/2el | suspensie ca. 35 uur (spreiding 20–66 uur), tablet ca. 29 uur (spreiding 26–31 uur), infuus ca. 27 uur. De t½ neemt toe bij leverinsufficiëntie (spreiding 27 tot 43 uur bij patiënten met een lichte, matig-ernstige of ernstige leverfunctiestoornis). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
isavuconazol hoort bij de groep triazolen.
Groepsinformatie
posaconazol hoort bij de groep triazolen.