Samenstelling
Lacosamide infusievloeistof/stroop/tablet Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Infusievloeistof
- Sterkte
- 10 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 20 ml
- Toedieningsvorm
- Stroop
- Sterkte
- 10 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- fles 200 ml (met maatbekertje en doseerspuit met maatverdeling)
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 50 mg, 100 mg, 150 mg, 200 mg
Vimpat infusievloeistof/stroop/tablet UCB Pharma bv
- Toedieningsvorm
- Infusievloeistof
- Sterkte
- 10 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 20 ml
- Toedieningsvorm
- Stroop
- Sterkte
- 10 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- fles 200 ml (met maatbekertje en doseerspuit met maatverdeling)
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 50 mg, 150 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Keppra (i.v.) XGVS UCB Pharma bv
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 100 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 5 ml
Keppra (oraal) UCB Pharma bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 250 mg, 500 mg, 1000 mg
- Toedieningsvorm
- Oplossing voor oraal gebruik
- Sterkte
- 100 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 300 ml + doseerspuit van 10 ml
Kevesy (i.v.) XGVS Devrimed pharmaceutical and medical products
- Toedieningsvorm
- Oplossing voor infusie
- Sterkte
- 5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- zak 100 ml
Levetiracetam (i.v.) XGVS Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 100 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 5 ml
Levetiracetam (oraal) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 250 mg, 500 mg, 1000 mg
- Toedieningsvorm
- Drank
- Sterkte
- 100 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 300 ml
Matever (oraal) Medcor Pharmaceuticals
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 250 mg, 500 mg, 1000 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Bij focale (voorheen partiële) epilepsie heeft als onderhoudsbehandeling lamotrigine de voorkeur. Lacosamide en levetiracetam zijn geschikte alternatieven. Op basis van patiëntkenmerken kunnen carbamazepine, oxcarbazepine, topiramaat, valproïnezuur of zonisamide worden overwogen. Kies als adjuvante behandeling bij voorkeur een van de volgende middelen: brivaracetam, carbamazepine, lacosamide, lamotrigine, levetiracetam, oxcarbazepine, perampanel, topiramaat of valproïnezuur. Geef bij voorkeur middelen met een verschillend werkingsmechanisme.
Geef bij epileptische aanvallen met een gegeneraliseerd begin valproïnezuur (voorkeur), lamotrigine, levetiracetam of evt. topiramaat als monotherapie. Bij gegeneraliseerde aanvallen met myoklonieën geen lamotrigine geven. Kies bij falen van monotherapie als adjuvante behandeling een van de volgende middelen: brivaracetam, clobazam, lacosamide, lamotrigine, levetiracetam, perampanel, topiramaat of valproïnezuur. Geef bij voorkeur middelen met een verschillend werkingsmechanisme.
Advies
Bij focale (voorheen partiële) epilepsie heeft als onderhoudsbehandeling lamotrigine de voorkeur. Lacosamide en levetiracetam zijn geschikte alternatieven. Op basis van patiëntkenmerken kunnen carbamazepine, oxcarbazepine, topiramaat, valproïnezuur of zonisamide worden overwogen. Kies als adjuvante behandeling bij voorkeur een van de volgende middelen: brivaracetam, carbamazepine, lacosamide, lamotrigine, levetiracetam, oxcarbazepine, perampanel, topiramaat of valproïnezuur. Geef bij voorkeur middelen met een verschillend werkingsmechanisme.
Geef bij epileptische aanvallen met een gegeneraliseerd begin valproïnezuur (voorkeur), lamotrigine, levetiracetam of evt. topiramaat als monotherapie. Bij gegeneraliseerde aanvallen met myoklonieën geen lamotrigine geven. Kies bij falen van monotherapie als adjuvante behandeling een van de volgende middelen: brivaracetam, clobazam, lacosamide, lamotrigine, levetiracetam, perampanel, topiramaat of valproïnezuur. Geef bij voorkeur middelen met een verschillend werkingsmechanisme.
Start bij patiënten met aanvallen met een onbekend begin met lamotrigine, levetiracetam of valproïnezuur. Kies in tweede instantie voor clobazam of topiramaat. Overweeg verwijzing naar de derde lijn voor een juiste classificatie na falen van twee anti-epileptica.
Bij juveniele myoclonus epilepsie bij jongens is een lage dosis valproïnezuur het middel van eerste keus als onderhoudsbehandeling. Combineer bij onvoldoende effect valproïnezuur met levetiracetam. Bij meisjes heeft monotherapie met lamotrigine, levetiracetam of topiramaat de voorkeur. Combineer bij onvoldoende effect het middel van eerste keus met levetiracetam.
Offlabel: (dreigende) Status epilepticus. Geef bij een epileptisch insult dat langer dan vijf minuten duurt opfflabel midazolam nasaal, oromucosaal of intramusculair. Herhaal dit wanneer er vijf minuten na toediening nog symptomen zijn en verwijs met spoed naar de tweedelijnszorg. Diazepam rectiole is tweede keus bij volwassenen en een gelijkwaardig alternatief bij kinderen, en kan voor beide groepen in de thuissituatie soms eerste keus zijn als noodmedicatie. Overweeg in de tweede lijn bij voortdurende convulsieve status epilepticus indien deze niet met een benzodiazepine is onderdrukt: fenytoïne, offlabel valproïnezuur of offlabel levetiracetam (alle intraveneus).
Indicaties
- Monotherapie bij focaal (voorheen partieel) beginnende epilepsie-aanvallen met of zonder secundaire generalisatie bij volwassenen en kinderen vanaf 2 jaar.
- Adjuvante therapie bij:
- focaal (voorheen partieel) beginnende epilepsie-aanvallen met of zonder secundaire generalisatie bij volwassenen en kinderen vanaf 2 jaar;
- primair gegeneraliseerde tonisch-klonische aanvallen bij volwassenen en kinderen vanaf 4 jaar.
De infusievloeistof is een alternatief als orale toediening tijdelijk niet mogelijk is.
Gerelateerde informatie
Indicaties
Monotherapie van focaal (voorheen partieel) beginnende aanvallen met of zonder secundaire generalisatie bij volwassenen en kinderen vanaf 16 jaar.
Adjuvante therapie voor de behandeling van:
- focaal beginnende aanvallen met of zonder secundaire generalisatie bij volwassenen en kinderen en zuigelingen vanaf 1 maand;
- myoklone aanvallen bij juveniele myoklonische epilepsie bij volwassen en adolescenten vanaf 12 jaar;
- gegeneraliseerde tonisch-klonische aanvallen bij idiopatische gegeneraliseerde epilepsie bij volwassenen en adolescenten vanaf 12 jaar.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Lacosamide tweemaal per dag innemen met een tussenperiode van ca. 12 uur.
Monotherapie bij focale aanvallen
Volwassenen en kinderen (≥ 2 j.) met een lichaamsgewicht ≥ 50 kg
Oraal, i.v.: begindosering: 50 mg 2×/dag met een tussenperiode van ca. 12 uur), na 1 week verhogen tot therapeutische startdosering van 100 mg 2×/dag, óf alternatief: begindosering 100 mg 2×/dag ter beoordeling van de arts, die de gewenste aanvalsvermindering afweegt tegen de bijwerkingen. Vervolgens: indien nodig iedere week met 2×/dag 50 mg verhogen tot maximaal 2×/dag 300 mg (600 mg (= 60 ml)/dag).
Alternatieve begindosering in situaties waarin een snel effect van lacosamide is vereist: starten met een enkele oplaaddosis van 200 mg, na 12 uur gevolgd door een onderhoudsdosis van 100 mg 2×/dag; vervolgens individueel aanpassen. De oplaaddosis onder medisch toezicht toedienen wegens meer kans op ernstige hartritmestoornissen en meer centrale bijwerkingen. De toediening van een oplaaddosis is niet onderzocht in acute omstandigheden zoals status epilepticus.
Bij patiënten die een onderhoudsdosis hebben > 400 mg/dag en die een bijkomend anti-epilepticum nodig hebben: volg de dosering voor adjuvante therapie.
Kinderen ≥ 2 j. met een lichaamsgewicht < 50 kg
Oraal, i.v.: begindosering: 2 mg/kg/dag, na 1 week verhogen tot therapeutische startdosering van 4 mg/kg/dag. Vervolgens: indien nodig geleidelijk verhogen met wekelijks 2 mg/kg/dag tot respons wordt bereikt; bij kinderen van 10–40 kg tot max. 12 mg/kg/dag verdeeld over 2 doses (door hogere klaring t.o.v. volwassenen); bij 40–50 kg tot max. 10 mg/kg/dag verdeeld over 2 doses.
Adjuvans bij focale aanvallen
Volwassenen en kinderen (≥ 2 j.) met een lichaamsgewicht ≥ 50 kg
Oraal, i.v.: begindosering 50 mg 2×/dag (met een tussenperiode van ca. 12 uur), na 1 week verhogen tot therapeutische startdosering van 100 mg 2×/dag; indien nodig iedere week met 2×/dag 50 mg verhogen tot maximaal 2×/dag 200 mg (=2×/dag 20 ml).
Alternatieve begindosering in situaties waarin een snel effect van lacosamide is vereist: starten met een enkele oplaaddosis van 200 mg, na 12 uur gevolgd door een onderhoudsdosis van 100 mg 2×/dag; vervolgens individueel aanpassen. De oplaaddosis onder medisch toezicht toedienen wegens kans op meer centrale bijwerkingen. De toediening van een oplaaddosis is niet onderzocht in acute omstandigheden zoals status epilepticus.
Kinderen ≥ 2 j. met een lichaamsgewicht < 50 kg
Oraal, i.v.: begindosering: 2 mg/kg/dag, na 1 week verhogen tot therapeutische startdosering van 4 mg/kg/dag. Vervolgens: indien nodig geleidelijk verhogen met wekelijks 2 mg/kg/dag tot respons wordt bereikt; bij kinderen van 10–20 kg tot max. 12 mg/kg/dag verdeeld over 2 doses (door hogere klaring t.o.v. volwassenen); bij 20–30 kg tot max. 10 mg/kg/dag verdeeld over 2 doses; bij 30–50 kg tot max. 8 mg/kg/dag verdeeld over 2 doses (bij enkele kinderen van 30–50 kg is in een open label studie tot 12 mg/kg/dag verdeeld over 2 doses gebruikt).
Adjuvans bij primair gegeneraliseerde tonisch-klonische aanvallen
Volwassenen en kinderen (≥ 4 j.) met een lichaamsgewicht ≥ 50 kg
Oraal, i.v.: begindosering 50 mg 2×/dag (met een tussenperiode van ca. 12 uur), na 1 week verhogen tot therapeutische startdosering van 100 mg 2×/dag; indien nodig iedere week met 2×/dag 50 mg verhogen tot maximaal 2×/dag 200 mg (=2×/dag 20 ml).
Alternatieve begindosering in situaties waarin een snel effect van lacosamide is vereist: starten met een enkele oplaaddosis van 200 mg, na 12 uur gevolgd door een onderhoudsdosis van 100 mg 2×/dag; vervolgens individueel aanpassen. De oplaaddosis onder medisch toezicht toedienen wegens kans op meer centrale bijwerkingen. De toediening van een oplaaddosis is niet onderzocht in acute omstandigheden zoals status epilepticus.
Kinderen ≥ 4 j. met een lichaamsgewicht < 50 kg
Oraal, i.v.: begindosering: 2 mg/kg/dag, na 1 week verhogen tot therapeutische startdosering van 4 mg/kg/dag. Vervolgens: indien nodig geleidelijk verhogen met wekelijks 2 mg/kg/dag tot respons wordt bereikt; bij kinderen van 10- 20 kg tot max. 12 mg/kg/dag (door hogere klaring t.o.v. volwassenen); bij 20–30 kg tot max. 10 mg/kg/dag; bij 30–50 kg tot maximaal 8 mg/kg/dag (bij enkele kinderen van 30–50 kg is in een open label studie tot 12 mg/kg/dag gebruikt).
Ouderen (> 65 j.): er is geen dosisaanpassing nodig op basis van alleen de leeftijd; er is er weinig ervaring, met name met doses > 400 mg/dag.
Verminderde nierfunctie: Bij volwassenen en kinderen ≥ 50 kg met een lichte of matige nierfunctiestoornis (creatinineklaring > 30 ml/min): er is geen dosisaanpassing nodig. Bij kinderen < 50 kg met een lichte of matige nierfunctiestoornis: wees voorzichtig bij dosistitratie boven 200 mg/dag. Bij volwassenen en kinderen ≥ 50 kg met een ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring ≤ 30 ml/min): max. 250 mg/dag; voorzichtig optitreren; oplaaddosis (indien nodig) is 100 mg, gevolgd door 50 mg 2×/dag gedurende de eerste week. Bij kinderen < 50 kg met een ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring ≤ 30 ml/min): verlaag de max. dosis met 25%. Bij alle patiënten met hemodialyse wordt een supplement van max. 50% van de verdeelde dagelijkse dosis direct na afloop van de hemodialyse aanbevolen.
Verminderde leverfunctie: Bij volwassenen en kinderen ≥ 50 kg met een lichte of matige leverfunctiestoornis: wees voorzichtig bij dosistitratie boven 200 mg/dag; max. dosering 300 mg/dag. Bij kinderen < 50 kg met een lichte of matige leverfunctiestoornis: verlaag de max. dosis met 25%. Bij een ernstige leverfunctiestoornis is de kinetiek van lacosamide niet geëvalueerd; vervolg bij toepassing de potentiële bijwerkingen en pas eventueel de dosering aan.
Een vergeten dosis onmiddellijk innemen en de volgende dosis op het gebruikelijke tijdstip innemen. Als minder dan 6 uur over is voor de volgende geplande dosis moet de patiënt wachten met het innemen van de volgende dosis tot het gebruikelijke tijdstip. Geen dubbele dosis innemen.
Bij staken van de behandeling de dagdosis geleidelijk afbouwen: bij een lichaamsgewicht ≥ 50 kg en een bereikte dosering ≥ 300 mg/dag met bv. 200 mg/week of indien nodig langzamer met 100 mg/week; bij kinderen < 50 kg en een bereikte dosering ≥ 6 mg/kg/dag met wekelijkse verlagingen van 4 mg/kg/dag of indien nodig langzamer met 2 mg/kg/dag.
Omschakeling van of naar orale of i.v.-toediening kan zonder titreren, direct plaatsvinden. Bij omschakelen tussen orale en i.v.-toediening, de totale dagelijkse dosis en de toediening 2×/dag, handhaven. Uit klinische studies is er ervaring met 2×/dag infusies gedurende 5 dagen als adjuvante therapie.
Toediening
- De tablet of stroop kan met of zonder voedsel worden ingenomen.
- De fles met stroop voor gebruik goed schudden.
- De stroop wordt geleverd met een maatbeker (5-30 ml overeenkomend met 50-300 mg) en een 10 ml doseerspuit(1-10 ml overeenkomend met 10-100 mg); vanaf 1 ml is er een maatstreepverdeling op 0,25 ml (= 2,5 mg)). Gebruik voor doses van 10-100 mg de doseerspuit; voor 100-200 mg de doseerspuit twee keer; voor 200-300 mg de maatbeker.
- Bij dosering op basis van lichaamsgewicht wordt aanbevolen om te starten met de stroop en indien gewenst over te gaan op tabletten.
- De infusievloeistof toedienen gedurende 15–60 min 2×/dag; bij een dosering > 200 mg per infusie heeft een infusieduur van minstens 30 min de voorkeur.
Doseringen
Bij dit geneesmiddel wordt (tevens) gedoseerd op geleide van de bloedspiegel; zie voor meer informatie hierover op Levetiracetam van tdm-monografie.org.
De Keppra tabletten hebben een breukgleuf, die alleen bedoeld is om het inslikken makkelijker te maken en niet om de tablet in gelijke doses te verdelen.
Met de 100 mg/ml drank zijn er meldingen van één tot tienvoudige overdosering met levetiracetam vanwege onduidelijkheden bij het afmeten van de dosering en verwisseling van de 1 ml met de 10 ml orale doseerspuit. In de meeste gevallen ging het om kinderen tussen de 6 maanden en 11 jaar oud. Schrijf daarom voor de drank de dosering in mg voor met het equivalent in ml op basis van de leeftijd. Let op dat patiënten de verpakkingsvorm met de juiste doseerspuit krijgen. Kinderen van 4 jaar en ouder: de 300 ml fles met een 10 ml-doseerspuit voor orale toediening. Kinderen van 6 maanden tot 4 jaar en < 50 kg: de 150 ml fles met een 3 ml-doseerspuit. Kinderen van 1–6 maanden: de 150 ml fles met een 1 ml-doseerspuit.
Men kan zowel oraal als i.v. toedienen; met i.v.-toediening is slechts ervaring over een periode van 4 dagen. Omschakeling tussen oraal en i.v. kan zonder titreren plaatsvinden. De dagelijkse dosis en toedienfrequentie blijven gelijk.
Schrijf bij adolescenten (12–17 j.) met een gewicht ≥ 50 kg en kinderen ≥ 1 maand de meest geschikte toedieningsvorm en sterkte voor op basis van gewicht, leeftijd en dosis.
Monotherapie
Volwassenen (incl. ouderen) en adolescenten van 16 j. en ouder
Oraal en i.v.: begindosering 2×/dag 500 mg; op basis van de afweging van de arts over vermindering van het aantal aanvallen in vergelijking met de bijwerkingen is een lagere begindosis van 2×/dag 250 mg mogelijk, die na 2 weken wordt verhoogd tot de therapeutische startdosering van 2×/dag 500 mg; vervolgens afhankelijk van het klinisch resultaat en de verdraagzaamheid de dosering verhogen tot 2×/dag 1500 mg. De verhoging of de verlaging van de dosering kan iedere 2–4 weken gebeuren met 2×/dag 250 mg of 2×/dag 500 mg. Bij staken van de behandeling: stapsgewijs de dosering iedere 2–4 weken verlagen met 2×/dag 500 mg.
'Add-on'-therapie
Volwassenen (incl. ouderen) en adolescenten (12–17 j.) met een gewicht ≥ 50 kg
Oraal en i.v.: begindosis 2×/dag 500 mg; op basis van de afweging van de arts over vermindering van het aantal aanvallen in vergelijking met de bijwerkingen is een lagere begindosis van 2×/dag 250 mg mogelijk, die na 2 weken wordt verhoogd tot de therapeutische startdosering van 2×/dag 500 mg; vervolgens afhankelijk van het klinisch resultaat en de verdraagzaamheid de dosering verhogen tot 2×/dag 1500 mg. De verhoging of de verlaging van de dosering kan iedere 2–4 weken gebeuren met 2×/dag 250 mg of 2×/dag 500 mg. Bij staken van de behandeling: stapsgewijs de dosering iedere 2–4 weken verlagen met 2×/dag 500 mg.
Kinderen (4–11 jaar) en adolescenten (12–17 j.) met een gewicht < 50 kg
Oraal en i.v.: begindosis 2×/dag 10 mg/kg, indien nodig verhogen tot 2×/dag 30 mg/kg in stappen van maximaal 2×/dag 10 mg/kg per 2 weken. Bij staken van de behandeling: stapsgewijs de dosering iedere 2 weken verlagen met max. 2×/dag 10 mg/kg. Kinderen < 6 jaar, kinderen met een gewicht ≤ 25 kg en bij doses < 250 mg bij voorkeur met de oplossing voor oraal gebruik behandelen. Let hierbij op de juiste verpakking en doseerspuit. Dit is voor kinderen ≥ 4 jaar : de 300 ml fles met een 10 ml-doseerspuit (levert tot max. 1000 mg levetiracetam); een maatstreepje komt overeen met 0,25 ml (= 25 mg).
Zuigelingen > 6 maanden tot kinderen van 4 jaar
Oraal: begindosis 2×/dag 10 mg/kg, indien nodig verhogen tot 2×/dag 30 mg/kg in stappen van maximaal 2×/dag 10 mg/kg per 2 weken. Kinderen < 6 jaar, kinderen met een gewicht ≤ 25 kg en bij doses < 250 mg bij voorkeur met de oplossing voor oraal gebruik behandelen in de fles met 150 ml en een 3 ml doseerspuit. Let hierbij op de juiste verpakking en doseerspuit. Dit is voor kinderen van 6 maanden tot 4 jaar en < 50 kg: de 150 ml fles met een 3 ml-doseerspuit (levert tot max. 300 mg levetiracetam); een maatstreepje komt overeen met 0,1 ml (= 10 mg). Bij staken van de behandeling: stapsgewijs de dosering iedere 2 weken verlagen met max. 2×/dag 10 mg/kg.
Zuigelingen van 1–6 maanden
De aanbevolen aanvangsdosering is 2×/dag 7 mg/kg, indien nodig verhogen tot 2×/dag 21 mg/kg in stappen van maximaal 2×/dag 7 mg/kg per 2 weken. De toedieningsvorm voor deze leeftijdsgroep is de oplossing voor oraal gebruik in de fles van 150 ml met een orale doseerspuit van 1 ml met maatverdeling met een totale inhoud van max. 100 mg (= 1 ml); een maatstreep komt overeen met 0,05 ml (= 5 mg). Bij staken van de behandeling: stapsgewijs de dosering iedere 2 weken verlagen met max. 2×/dag 7 mg/kg.
Verminderde nierfunctie: Doseren op geleide van de nierfunctie: Volwassenen bij creatinineklaring 50–79 ml/min: 2×/dag 500–1000 mg; 30–49 ml/min: 2×/dag 250–750 mg; < 30 ml/min: 2×/dag 250–500 mg; bij dialyse: 1×/dag 500–1000 mg en na elke dialyse een aanvullende dosis van 250–500 mg; zuigelingen > 6 maanden en kinderen en adolescenten met een gewicht < 50 kg: bij creatinineklaring ≥ 80 ml/min/1,73 m²: 2×/dag 10–30 mg/kg; 50–79 ml/min/1,73 m²: 2×/dag 10–20/kg mg; 30–49 ml/min/1,73 m²: 2×/dag 5–15 mg/kg; < 30 ml/min/1,73 m²: 2×/dag 5–10 mg/kg; bij dialyse: 1×/dag 10–20 mg/kg en na elke dialyse een aanvullende dosis van 5–10 mg/kg; zuigelingen 1–6 maanden bij creatinineklaring ≥ 80 ml/min/1,73 m²: 2×/dag 7–21 mg/kg; 50–79 ml/min/1,73 m²: 2×/dag 7–14 mg/kg; 30–49 ml/min/1,73 m²: 2×/dag 3,5–10,5 mg/kg; < 30 ml/min/1,73 m²: 2×/dag 3,5–7 mg/kg; bij dialyse: 1×/dag 7–14 mg/kg en na elke dialyse een aanvullende dosis van 3,5–7 mg/kg.
Verminderde leverfunctie: Bij milde tot matige leverfunctiestoornis: geen dosisaanpassing nodig. Bij ernstige leverfunctiestoornis: in combinatie met een creatinineklaring < 60 ml/min: onderhoudsdosering halveren.
Toediening
- Tabletten met voldoende vloeistof innemen;
- Orale inname kan een bittere smaak geven;
- De tablet is niet geschikt voor zuigelingen of kinderen tot 6 jaar;
- Het concentraat voor infusievloeistof verdunnen in ten minste 100 ml van een verenigbaar verdunningsmiddel en toedienen als een 15 min durend infuus;
- De gebruiksklare infusievloeistof niet verder verdunnen en toedienen als een 15 min durend infuus.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): duizeligheid, hoofdpijn, dubbelzien, misselijkheid. Tevens bij kinderen: (naso)faryngitis, pyrexie.
Vaak (1-10%): depressie, verwardheidstoestand, slapeloosheid, evenwichtsstoornis, abnormale coördinatie, geheugenzwakte, cognitieve stoornis, slaperigheid, tremor, nystagmus, hypo-esthesie, dysarthria, aandachtsstoornis, paresthesie, wazig zien, vertigo, tinnitus, braken, obstipatie, flatulentie, dyspepsie, droge mond, diarree, jeuk, huiduitslag, spierspasmen, loopstoornis, asthenie, vermoeidheid, prikkelbaarheid, dronkengevoel, vallen, contusie. Alleen bij i.v.-toediening: pijn op de injectieplaats, irritatie. Tevens bij kinderen: verminderde eetlust, lethargie en abnormaal gedrag. Tevens bij primair gegeneraliseerde tonisch-klonische aanvallen: myoklonische aanvallen, ataxie.
Soms (0,1-1%): geneesmiddelenovergevoeligheid, agressie, agitatie, euforie, psychose, zelfmoordpoging, -gedachten, hallucinatie, syncope, abnormale coördinatie, AV-blok, bradycardie, atriumfibrilleren, atriumflutter, afwijkende leverfunctietesten (verhoging van ALAT > 2× de ULN), angio-oedeem, urticaria. Alleen bij i.v.-toediening: erytheem.
Verder zijn gemeld: agranulocytose, multi-orgaan overgevoeligheidsreactie (geneesmiddelgerelateerde huiduitslag met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS)), convulsie, ventriculaire tachyaritmie, Stevens-Johnsonsyndroom, toxische epidermale necrolyse, dosisafhankelijke verlenging van het PQ-interval.
Bij kinderen kwamen slaperigheid, braken en convulsies vaker voor dan bij volwassenen.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): nasofaryngitis, hoofdpijn, slaperigheid.
Vaak (1-10%): anorexie (meer kans in combinatie met topiramaat), depressie, angst, vijandigheid, agressie, insomnia, zenuwachtigheid, prikkelbaarheid, duizeligheid, convulsie, tremor, evenwichtsstoornis, diarree, misselijkheid, dyspepsie, braken, vertigo, hoest, huiduitslag, asthenie, vermoeidheid.
Soms (0,1–1%): trombocytopenie, leukopenie, gewichtsverandering, boosheid, verwarring, hallucinaties, psychotische stoornis, suïcidaal gedrag, agitatie, emotionele labiliteit, amnesie, geheugenstoornis, ataxie, paresthesie, aandachtstoornis, diplopie, wazig zien, afwijkende leverfunctietest, jeuk, alopecia. Spierpijn, -zwakte, toevallig letsel.
Zelden (0,01–0,1%): infecties, neutropenie, pancytopenie, agranulocytose, geneesmiddelgerelateerde huiduitslag met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS), overgevoeligheid (waaronder angio-oedeem en anafylaxie), hyponatriëmie, suïcide, persoonlijkheidsstoornis, abnormaal denken, delirium, hyperkinesie, choreoathetose, dyskinesie, loopstoornis, encefalopathie (in het begin van de behandeling; na staken reversibel), verergering van de aanvallen, neuroleptisch maligne syndroom, verlengd QT interval, pancreatitis, leverfalen, hepatitis, acuut nierletsel, toxische epidermale necrolyse, Stevens-Johnsonsyndroom, erythema multiforme, rabdomyolyse, verhoogd creatinekinase in bloed.
Zeer zelden (0,001-0,01%): obsessief-compulsieve stoornis.
Bij kinderen komen gedrags- en psychiatrische bijwerkingen vaker voor dan bij volwassenen. Bij kinderen van 1 maand tot 4 jaar met name: irritatie, afwijkende coördinatie. Bij kinderen van 4–16 jaar: braken, agitatie, stemmingswisselingen, afwijkend gedrag, lethargie en agressie.
Interacties
Wees voorzichtig bij combinatie met andere middelen die het PQ-interval verlengen, zoals antiaritmica, carbamazepine, lamotrigine en pregabaline; in klinisch onderzoek met gelijktijdig gebruik van carbamazepine of lamotrigine kwam echter geen PQ-verlenging naar voren.
Wees voorzichtig met sterke remmers van CYP2C9 (fluconazol) en CYP3A4 (itraconazol, ketoconazol, ritonavir, claritromycine) omdat hierdoor de systemische blootstelling aan lacosamide kan toenemen.
Sterke enzyminductoren zoals rifampicine, sint-janskruid (Hypericum perforatum), carbamazepine, fenytoïne, fenobarbital kunnen in geringe mate de systemische blootstelling aan lacosamide verminderen: met 25% bij volwassenen en met 17% bij kinderen.
Interacties
Mede omdat levetiracetam de enzymen van CYP450 niet, of beperkt, beïnvloedt, is het risico van geneesmiddeleninteracties door beïnvloeding van de klaring theoretisch relatief klein. Er zijn geen kinetische interacties waargenomen tussen levetiracetam en de andere anti-epileptica. Het is onbekend of antacida de absorptie van levetiracetam beïnvloeden.
Controleer bij gelijktijdig gebruik van methotrexaat de bloedspiegels van beide; levetiracetam vermindert de klaring van methotrexaat.
Er is melding gedaan dat levetiracetam de plasmaspiegel van rivaroxaban verlaagde.
Door gelijktijdige inname van macrogol kan de werkzaamheid verminderen; daarom 1 uur vóór of na inname van levetiracetam geen macrogol innemen.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren is het middel, in voor de moeder toxische doses, schadelijk gebleken.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overig: Bespreek gezinsplanning en anticonceptie met vrouwen die zwanger kunnen worden.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens: uit gegevens over meer dan 1000 vrouwen lijkt het aantal aangeboren afwijkingen bij monotherapie in zwangerschapsregisters niet verhoogd; over de neurologische ontwikkeling van de blootgestelde kinderen is echter slechts beperkt bewijs. Bij dieren is het middel schadelijk gebleken.
Overige: Tijdens de zwangerschap zijn verlaagde plasmaconcentraties levetiracetam waargenomen, met name in het 3e trimester (tot 60% van de uitgangswaarde).
Advies: Levetiracetam kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt, bij voorkeur als monotherapie en in de laagste effectieve dosering. Plotseling staken moet worden vermeden omdat dit doorbraakaanvallen kan geven met ernstige gevolgen voor de zwangere en het ongeboren kind.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja; geeft bij zuigelingen lage plasmaconcentraties.
Advies: Weeg het risico van het gebruik van dit geneesmiddel in combinatie met het geven van borstvoeding af.
Contra-indicaties
- Tweede- of derdegraads atrioventriculair-blok.
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor pyrrolidonderivaten.
Waarschuwingen en voorzorgen
Wees voorzichtig bij patiënten met geleidingsproblemen, een ernstige hartaandoening (zoals een voorgeschiedenis van myocardinfarct, hartfalen, structurele hartaandoening of natriumkanalopathieën) en bij ouderen (vanwege het PQ-verlengend effect); overweeg het maken van een ECG vóór verhoging van de dosering > 400 mg/dag en nadat naar een steady-state is getitreerd. Adviseer patiënten om bij optreden van symptomen van hartritmestoornissen (langzame, snelle of onregelmatige pols, kortademigheid, licht gevoel in het hoofd, flauwvallen) direct medisch advies te vragen. Weeg bij patiënten die ernstige hartritmestoornissen ontwikkelen, voor- en nadelen af en overweeg om de behandeling te staken.
Controleer op verschijnselen van suïcidaal gedrag.
Myoklonische aanvallen kunnen voor het eerst optreden of verergeren bij behandeling van primair gegeneraliseerde tonisch-klonische aanvallen, met name in de titratiefase. Weeg het voordeel en nadeel van verbetering van het ene type aanval tegen verslechtering van een ander type tegen elkaar af.
Onderzoeksgegevens: Bij de behandeling van primair gegeneraliseerde aanvallen is de veiligheid en werkzaamheid niet vastgesteld bij kinderen < 4 jaar. Bij de behandeling van focale aanvallen is de veiligheid en werkzaamheid is niet vastgesteld bij kinderen < 2 jaar.
Hulpstoffen
- Aspartaam, alleen in de 'Vimpat' stroop, kan schadelijk zijn voor mensen met fenylketonurie (PKU);
- Sorbitol, in de stroop, kan maag-darmklachten veroorzaken en een licht laxerende werking hebben.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Waarschuwingen en voorzorgen
Bij patiënten met aanzienlijke zwakte, koorts, recidieve infecties of stollingsstoornissen wordt een volledige telling van het aantal bloedcellen aangeraden.
Bij staken van de behandeling levetiracetam langzaam afbouwen: zie onder dosering. Na het succesvol instellen op levetiracetam kon in een studie het gebruik van andere anti-epileptica bij een beperkt aantal patiënten worden gestaakt.
Controleer op verschijnselen van suïcidaal gedrag en/of depressie en adviseer patiënten bij optreden daarvan medisch advies in te winnen.
Abormale en agressieve gedragingen: Controleer op symptomen die wijzen op verandering in stemming en/of persoonlijkheid. Als dit optreedt, pas dan de behandeling aan of overweeg de deze geleidelijk te stoppen.
Verergering van de aanvallen, in ernst en frequentie is in zeldzame gevallen gezien, meestal binnen de eerste maand na start of na dosisverhoging; bv. bij patiënten met mutaties van spanningsafhankelijk natriumkanaal, α-subeenheid 8 (SCN8A), is dit of het ontbreken van werkzaamheid, gemeld. Dit paradoxale effect was omkeerbaar na staken of dosisverlaging. Adviseer patiënten bij het optreden ervan om direct hun arts te raadplegen.
Bij patiënten met een ernstig gestoorde leverfunctie, eerst de nierfunctie bepalen alvorens de dosering vast te stellen.
Wees voorzichtig bij verlenging van het QT-interval, bij gebruik van middelen met invloed op het QT-interval en bij bestaande hartziekte of verstoringen van de elektrolytenbalans.
Onderzoeksgegevens: Bij kinderen zijn er geen aanwijzingen voor invloed op de groei en de puberteit; de langetermijngevolgen op leren, groei, endocriene functie, puberteit en vruchtbaarheid zijn echter niet bekend. Over de veiligheid en werkzaamheid bij kinderen jonger dan 1 jaar zijn weinig gegevens beschikbaar.
Hulpstoffen: Wees voorzichtig met propyleenglycol, in drank 'Aurobindo', bij zuigelingen < 4 weken, zeker in combinatie met andere middelen die propyleenglycol of alcohol bevatten.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Overdosering
Zie voor symptomen en behandeling op vergiftigingen.info.
Overdosering
Zie voor symptomen en behandeling op vergiftigingen.info bij levetiracetam.
Eigenschappen
Anti-epilepticum. Analogon van endogeen aminozuur en NMDA-receptor-modulator D-serine. Het werkingsmechanisme is niet volledig bekend. Het vermindert de overactiviteit van natriumkanalen door de langzame inactivering van voltage-afhankelijke natriumkanalen selectief te versterken.
Kinetische gegevens
F | oraal ca. 100%. |
T max | ½–4 uur (oraal). |
V d | 0,6 l/kg. |
Metabolisering | vnl. CYP2C9, CYP2C19 en CYP3A4 kunnen de vorming van de O-desmethylmetaboliet katalyseren, waarvan de farmacologische activiteit onbekend is. |
Eliminatie | vnl. met de urine, ca. 40% onveranderd en voor < 30% als de O-desmethylmetaboliet. |
T 1/2el | ca. 13 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Anti-epilepticum. Het werkingsmechanisme is niet volledig bekend; het heeft invloed op de intraneuronale calciumconcentratie, op de gevoeligheid van GABA- en glycinekanalen en het heeft een interactie met het synaptische vesikel-eiwit 2A (SV2A). Men neemt aan dat de binding aan SV2A een belangrijk mechanisme is voor de anticonvulsieve werking.
Kinetische gegevens
F | ca. 100%. |
T max | 1,3 uur; bij kinderen (1 maand–4 j.): 1 uur; bij kinderen (4–12 j.): ½–1 uur. |
V d | 0,5–0,7 l/kg. Plasmaspiegel is lineair aan de dosering. |
Metabolisering | in diverse weefsels en erytrocyten tot inactieve metabolieten. |
Eliminatie | vnl. met de urine, ca. ⅔ onveranderd en ⅓ als metaboliet. |
T 1/2el | ca. 7 uur; bij kinderen (1 maand –12 j.) ca. 5 uur; bij ouderen 10–11 uur; mensen met nierfunctiestoornis, afhankelijk van de ernst van de stoornis. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
lacosamide hoort bij de groep anti-epileptica.
- brivaracetam (N03AX23) Vergelijk
- cannabidiol (N03AX24) Vergelijk
- carbamazepine (N03AF01) Vergelijk
- cenobamaat (N03AX25) Vergelijk
- chloralhydraat (N05CC01) Vergelijk
- clonazepam (N03AE01) Vergelijk
- ethosuximide (N03AD01) Vergelijk
- felbamaat (N03AX10) Vergelijk
- fenfluramine (N03AX26) Vergelijk
- fenobarbital (N03AA02) Vergelijk
- fenytoïne (N03AB02) Vergelijk
- gabapentine (N02BF01) Vergelijk
- lamotrigine (N03AX09) Vergelijk
- levetiracetam (N03AX14) Vergelijk
- oxcarbazepine (N03AF02) Vergelijk
- perampanel (N03AX22) Vergelijk
- pregabaline (N02BF02) Vergelijk
- primidon (N03AA03) Vergelijk
- rufinamide (N03AF03) Vergelijk
- stiripentol (N03AX17) Vergelijk
- topiramaat (N03AX11) Vergelijk
- valproïnezuur (N03AG01) Vergelijk
- vigabatrine (N03AG04) Vergelijk
- zonisamide (N03AX15) Vergelijk
Groepsinformatie
levetiracetam hoort bij de groep anti-epileptica.
- brivaracetam (N03AX23) Vergelijk
- cannabidiol (N03AX24) Vergelijk
- carbamazepine (N03AF01) Vergelijk
- cenobamaat (N03AX25) Vergelijk
- chloralhydraat (N05CC01) Vergelijk
- clonazepam (N03AE01) Vergelijk
- ethosuximide (N03AD01) Vergelijk
- felbamaat (N03AX10) Vergelijk
- fenfluramine (N03AX26) Vergelijk
- fenobarbital (N03AA02) Vergelijk
- fenytoïne (N03AB02) Vergelijk
- gabapentine (N02BF01) Vergelijk
- lacosamide (N03AX18) Vergelijk
- lamotrigine (N03AX09) Vergelijk
- oxcarbazepine (N03AF02) Vergelijk
- perampanel (N03AX22) Vergelijk
- pregabaline (N02BF02) Vergelijk
- primidon (N03AA03) Vergelijk
- rufinamide (N03AF03) Vergelijk
- stiripentol (N03AX17) Vergelijk
- topiramaat (N03AX11) Vergelijk
- valproïnezuur (N03AG01) Vergelijk
- vigabatrine (N03AG04) Vergelijk
- zonisamide (N03AX15) Vergelijk