Samenstelling
Quinsair (hemihydraat) Aanvullende monitoring Chiesi Pharmaceuticals bv
- Toedieningsvorm
- Vernevelvloeistof
- Sterkte
- 100 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 3 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Moxifloxacine infusievloeistof (als hydrochloride) XGVS Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Infusievloeistof
- Sterkte
- 1,6 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 250 ml
Bevat tevens: natrium, ca. 5,0 mg/ml (ca. 54,4 mmol/flacon).
Moxifloxacine tablet (als hydrochloride) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 400 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Patiënten met cystische fibrose (CF), ook wel taaislijmziekte of mucoviscidose genoemd, worden primair behandeld in een CF-centrum. Onderdelen van de behandeling zijn: fysiotherapie met aandacht voor speciale ademhalingstechnieken en conditietraining. Verder: calorierijke voeding met suppletie van vitaminen en zo nodig pancreatine. Behandel luchtweginfecties snel met antibiotica, geef mucolytische therapie en ‘cystic fibrosis transmembrane conductance regulator’ (CFTR)-modulatoren bij bepaalde genmutaties.
Bij luchtweginfecties bij CF is de keuze van antibiotica afhankelijk van de verwekker, mate van kolonisatie, eerdere effecten van antibiotica bij de patiënt en het resistentiepatroon.
De meeste CF-patiënten met een chronische P. aeruginosa-infectie worden behandeld met een onderhoudsbehandeling van een inhalatie antibioticum, eventueel aangevuld met azitromycine per os. Beschikbare antibiotica per inhalatie voor deze indicatie zijn: aztreonam, colistine, levofloxacine en tobramycine. De keuze voor een inhalatie antibioticum wordt in de praktijk door factoren als verdraagzaamheid, gevaar van bijwerkingen (bijvoorbeeld tobramycine en kans op oto- en nefrotoxiciteit, eerdere tendinitis bij fluorochinolonen), therapietrouw (frequentie en duur vernevelen) en de gevoeligheid in een antibiogram bepaald. Zie voor meer informatie over de behandeling van CF-patiënten met een chronische infectie met Pseudomonas aeruginosa de pagina Behandeling van chronische P. aeruginosa, onderdeel van de kwaliteitsstandaard Cystic Fibrosis (2019) op richtlijnendatabase.nl.
Advies
In het algemeen: Fluorchinolonen zoals moxifloxacine zijn 'reserve' antimicrobiële middelen. Om resistentieontwikkeling te voorkomen, dient de toepassing ervan te worden gereserveerd voor situaties waarin met andere antimicrobiële middelen onvoldoende resultaat wordt verkregen.
Bij een bacteriële community-acquired pneumonie (CAP) is behandeling met antibiotica altijd aangewezen. De verwekker van een pneumonie is bepalend voor de keuze van het antibioticum, maar bij een onbekende verwekker is de ernst van de pneumonie bepalend voor de initiële keuze van het antibioticum. Bij behandeling van een milde pneumonie (C(U)RB-65 score: 0–1, PSI klasse: I–II) heeft orale toediening van amoxicilline de voorkeur. Bij een matig-ernstige pneumonie (CURB-65 score: 2, PSI klasse: III–IV) is intraveneuze toediening van benzylpenicilline of amoxicilline aangewezen; bij allergie voor penicillinen kan moxifloxacine, levofloxacine of een tweede of derde generatie cefalosporine in aanmerking komen. Bij een ernstige pneumonie (CURB-65 score > 2, PSI klasse V) die op een normale afdeling wordt behandeld is monotherapie met een i.v. cefalosporine (cefotaxim, ceftriaxon of cefuroxim) aangewezen. Bij een ernstige pneumonie (CRB-65 score: > 2, PSI klasse: V) die op een intensivecare-afdeling wordt behandeld is monotherapie met i.v. moxifloxacine dan wel i.v. combinatietherapie van antibiotica aangewezen (ciprofloxacine met ofwel cefotaxim of ceftriaxon of cefuroxim). Moxifloxacine heeft de voorkeur boven levofloxacine in verband met betere effectiviteit bij pneumokokken, gunstige farmacodynamische eigenschappen en goede weefselpenetratie. Als bekend is of vermoed wordt dat Legionella pneumophilia de verwekker is, heeft levofloxacine wél de voorkeur. Bij een nosocomiale pneumonie wordt de keuze voor een specifiek antibioticum bepaald door de lokale situatie met betrekking tot de aard en de resistentie van de ziekenhuisflora. De commissie wijst verder op het risico van levensbedreigende bijwerkingen bij gebruik van moxifloxacine.
De behandeling van een latente tuberculose-infectie (LTBI) en de preventieve behandeling van personen die nauw contact hebben gehad met een open–longtuberculosepatiënt, maar bij wie geen infectie is aangetoond (primaire profylaxe), bestaat uit isoniazide, rifampicine of combinatietherapie. De standaardbehandeling van actieve tuberculose bestaat uit een behandelschema van minimaal 6 maanden met isoniazide, rifampicine, pyrazinamide en ethambutol. Laat ethambutol achterwege als, of zodra bekend is dat het om een goed gevoelige M. tuberculosis gaat. Moxifloxacine wordt aanbevolen als onderdeel van een behandelschema bij rifampicine-resistente of multidrug-resistente (MDR-)tuberculose bij volwassenen en kinderen. Het starten van moxifloxacine bij tuberculose is voorbehouden aan een tuberculosedeskundige.
De medicamenteuze behandeling van soa’s is afhankelijk van het type verwekker en het resistentiepatroon. Geef voorlichting over veilig vrijen en partnerwaarschuwing.
Overweeg bij mannen met persisterende urethritisklachten (> 4 weken) en een positieve test op Mycoplasma genitalium, als gonorroe en chlamydia zijn uitgesloten, azitromycine (offlabel). Geef azitromycine ook aan een vaste partner van een man met persisterende urethritisklachten, als deze partner drager blijkt te zijn van Mycoplasma genitalium.
Bij resistentie voor azitromycine komt, alleen in (overleg met) de tweedelijnszorg, het reserve-antibioticum moxifloxacine (offlabel) als tweede keus in aanmerking.
Moxifloxacine komt voor de behandeling van een acute sinusitis of voor de behandeling van bacteriële huidinfecties pas in aanmerking op basis van onderzoek naar de aard en gevoeligheid van de verwekker; dit onderzoek is noodzakelijk bij onvoldoende effect van de middelen die geadviseerd worden voor de initiële empirische behandeling, zie hiervoor: acute rinosinusitis of bacteriële huidinfecties.
Indicaties
- Behandeling van chronische longinfecties als gevolg van Pseudomonas aeruginosa bij een volwassene met cystische fibrose.
Indicaties
Infecties veroorzaakt door pathogenen gevoelig voor moxifloxacine, als antibiotica die gewoonlijk worden aanbevolen voor deze infecties niet geschikt zijn, of niet effectief bleken, bij:
- luchtweginfecties:
- pneumonie verkregen buiten het ziekenhuis – 'community-acquired' pneumonie, CAP;
- acute bacteriële exacerbatie van COPD, incl. bronchitis, echter hierbij uitsluitend als andere geneesmiddelen ongeschikt zijn;
- acute bacteriële sinusitis, echter hierbij uitsluitend als andere geneesmiddelen ongeschikt zijn;
- offlabel: bij multidrugresistente tuberculose (MDR-tbc);
- gecompliceerde infectie van huid en weke delen (cSSSI);
- lichte tot matig-ernstige infecties in het kleine bekken (o.a. salpingitis, endometritis) zonder een hiermee geassocieerd tubo-ovarieel abces of abces in het bekken;
- Offlabel: bij mannen met persisterende urethritis waarbij een Mycoplasma genitalium-infectie aangetoond is en daarnaast als 'partner-behandeling' bij hun vaste partner(s).
De infusievloeistof is alleen geregistreerd voor de behandeling van CAP en cSSSI en uitsluitend indien andere geneesmiddelen ongeschikt zijn. De tablet bij deze indicaties niet gebruiken als initiële therapie, wel kan deze gebruikt worden om de behandelkuur mee te completeren.
Niet als monotherapie gebruiken bij lichte tot matig-ernstige infecties in het kleine bekken gezien de toenemende moxifloxacineresistentie van Neisseria gonorrhoeae (Ng), maar enkel in combinatie met een ander geschikt antibacterieel middel (bv. een cefalosporine), tenzij een moxifloxacineresistente Ng kan worden uitgesloten.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Chronische longinfecties door Pseudomonas aeruginosa bij cystische fibrose
Volwassenen
Één gehele ampul toedienen (komt overeen met de toediening van 240 mg levofloxacine; er zit enige overmaat in de ampul) iedere 12 uur per inhalatie gedurende 28 dagen, gevolgd door 28 dagen zonder behandeling. Behandelduur: de cyclische therapie voortzetten zo lang er klinisch baat bij is.
Verminderde nierfunctie: bij een lichte tot matige nierinsufficiëntie is geen dosisaanpassing nodig, gebruik bij een ernstige nierinsufficiëntie wordt niet aanbevolen.
Verminderde leverfunctie: geen dosisaanpassing nodig.
Vergeten dosis: deze alsnog innemen als dit minimaal 8 uur vóór het volgende gebruikelijke tijdstip van innemen bemerkt wordt. Indien het binnen de 8 uur voor het volgende gebruikelijke tijdstip wordt bemerkt, de gemiste dosis niet meer inhalen. Maximaal één dosis inhaleren om de overgeslagen dosis te compenseren.
Bij gebruik van meerdere soorten inhalatietherapieën deze toedienen in deze volgorde:
- een bronchodilatator;
- dornase-α;
- technieken toepassen om de luchtwegen vrij te maken;
- levofloxacine inhalatie;
- inhalatiecorticosteroïden.
Toediening: Levofloxacine alleen gebruiken met de meegeleverde Zirela-handvernevelaar, aangesloten op een eBase-regelaar of eFlow-rapid-besturingseenheid.
Doseringen
Buiten het ziekenhuis opgelopen pneumonie ('community-acquired'; CAP)
Volwassenen
Oraal: 400 mg 1×/dag gedurende 10 dagen. Behandelduur bij specifieke verwekkers: Volgens de LCI-richtlijn Q-koorts: in geval van acute Q-koorts (infectie met Coxiella burneti) 14 dagen bij immuuncompetente patiënten, 21 dagen bij immuungecompromitteerde patiënten. Op p. 56 van de SWAB-richtlijn CAP (2016) staan de volgende aanbevelingen: behandel een pneumonie veroorzaakt door Staphylococcus aureus gedurende ten minste 14 dagen. Ook voor een pneumonie veroorzaakt door Mycoplasma pneumoniae of Chlamydophila spp. wordt geadviseerd gedurende 14 dagen te behandelen. De aanbevolen behandelduur bij een pneumonie door Legionella pneumophila is 7-10 dagen bij een goede respons. Bij ernstig immuungecompromitteerden wordt 21 dagen aangeraden (p. 50 SWAB-richtlijn). Zie het SWAB-advies CAP - pneumokok voor de behandelduur bij deze verwekker.
I.v.: 400 mg 1×/dag in 60 minuten gedurende ca. 4 dagen, gevolgd door oraal 400 mg 1×/dag. De totale behandelduur is in het algemeen 7–14 dagen; zie voor aanbevelingen bij specifieke verwekkers het voorschrift hierboven.
Acute exacerbatie van COPD, incl. bronchitis
Volwassenen
Oraal: 400 mg 1×/dag gedurende 5–10 dagen.
Acute bacteriële sinusitis
Volwassenen
Oraal: 400 mg 1×/dag gedurende 7 dagen.
Offlabel: bij multidrugresistente tuberculose (MDR-tbc)
Volwassenen
Oraal of i.v.: 400 mg 1×/dag. Bij verminderde nierfunctie/dialyse is geen dosisaanpassing nodig. Deze informatie komt uit: het WHO-handboek 'guidelines for the programmatic management of drug resistant tuberculosis' (2014). Zie zo nodig de Anti-TB drug information sheet over moxifloxacine.
Gecompliceerde infectie van huid en weke delen
Volwassenen
Initieel i.v.: 400 mg 1×/dag in 60 minuten gedurende ca. 6 dagen, gevolgd door oraal 400 mg 1×/dag. De totale behandelduur is 7–21 dagen.
Lichte tot matig ernstige infectie in het kleine bekken
Volwassenen
Oraal: 400 mg 1×/dag gedurende 14 dagen.
Offlabel: als bij urethritis een Mycoplasma genitalium-infectie aangetoond is
Mannen en hun vaste partner(s)
Oraal: Alléén bij mannen met (persisterende) urethritis-klachten bij wie Mycoplasma genitalium aangetoond is: moxifloxacine 400 mg 1×/dag. Behandelduur: 7-10 dagen. De vaste partner(s) mee behandelen (met dezelfde behandeling) zonder bij hen op de aanwezigheid van M. genitalium te testen. Deze informatie komt uit: de Multidisciplinaire richtlijn Seksueel Overdraagbare Aandoeningen, deel B addendum op richtlijnendatabase.nl (2019). Ga vervolgens naar samenvatting literatuur, subkop behandeladvies.
De aangegeven dosering en behandelduur niet overschrijden.
Verminderde nierfunctie: Geen dosisaanpassing nodig, ook niet bij een creatinineklaring < 20 ml/min, of bij het ondergaan van chronische dialyse (dat wil zeggen, hemodialyse of CAPD).
Verminderde leverfunctie: Er is onvoldoende klinische ervaring bij een verminderde leverfunctie. De blootstelling aan moxifloxacine bij personen met Child-Pughscore 5–9 lijkt vergelijkbaar met die bij gezonde vrijwilligers.
Toediening
- Intraveneus: Om de kans op QT-verlenging te verminderen de infusievloeistof gedurende meer dan 60 minuten laten inlopen en de i.v.-dosis van 400 mg 1×/dag niet overschrijden.
- Oraal: De tablet heel innemen met een voldoende hoeveelheid vloeistof.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10 %): (productieve) hoest (bij ca. 54%), dyspneu, verandering in volume en viscositeit van bronchiale secretie, hemoptoë. Smaakstoornis (bij ca. 30%), anorexie. Vermoeidheid, asthenie, afgenomen bewegingstolerantie. Afgenomen FEV. Gewichtsafname.
Vaak (1-10%): dysfonie. Koorts. Misselijkheid, braken, buikpijn, diarree, obstipatie. Slapeloosheid. Hoofdpijn, duizeligheid. Oorsuizen. Huiduitslag. Spierpijn, gewrichtspijn. Vulvovaginale schimmelinfectie. Stijging in bloedwaarden van ASAT, ALAT, glucose, creatinine. Verandering in bloedglucosespiegel. Verminderde longfunctietest, afwijkende ademhaling bij auscultatie.
Soms (0,1-1%): bronchospasme, bronchiale hyperreactiviteit, obstructieve luchtweg-aandoening. Tachycardie, verlengde QT-tijd. Overgevoeligheid. Kokhalzen, dyspepsie, flatulentie. Hepatitis. Nierfalen. Angst, depressie. Hyposmie, slaperigheid. Stoornis in gezicht- of hoorvermogen. Urticaria, jeuk. Tendinitis, costochondritis, gewrichtsstijfheid. Orale schimmelinfectie. Anemie, neutropenie. Verhoogde waarden van alkalisch fosfatase, bilirubine, eosinofielentelling. Verlaagd aantal trombocyten.
Verder is gemeld: in verschillende studies is meer kans op hartklepinsufficiëntie, aorta-aneurysma en -dissectie waargenomen na behandeling met fluorchinolonen. In zeer zeldzame gevallen kunnen bepaalde bijwerkingen op de spieren en het zenuwstelsel ernstig, invaliderend en langdurig (maanden tot jaren) en mogelijk irreversibel zijn, zie voor meer informatie de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen. Ook zijn bijwerkingen mogelijk zoals beschreven bij de systemische toediening, zie levofloxacine#bijwerkingen.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): superinfecties zoals orale en vaginale candidiasis. Hoofdpijn, duizeligheid. Misselijkheid, braken, diarree, buikpijn. Verhoogde levertransaminasen. Reacties op de injectie-/infusieplaats. Bij een bestaande hypokaliëmie: QT-verlenging.
Soms (0,1-1%): cardiovasculaire reacties zoals tachycardie, vaatverwijding, atriumfibrilleren, palpitaties, QT-verlenging (bij een normale kaliumspiegel), angina pectoris. Dyspneu. Paresthesie, dysesthesie, tremor, draaiduizeligheid, slaperigheid, slaapstoornissen, verwardheid, desoriëntatie. Angst, opwinding, psychomotorische hyperactiviteit. Abnormale visus zoals wazig zien en dubbelzien. Smaakstoornissen. Dyspepsie, gastritis, flatulentie, obstipatie, anorexie. Dehydratie. Spierpijn, gewrichtspijn. Vermoeidheid, asthenie. Huiduitslag, urticaria, jeuk, droge huid, transpireren. Verminderde leverfunctie, stijging van de waarden van: alkalische fosfatase, γ-GT, bilirubine, LDH, amylase. Hyperlipidemie. Bloedbeeldafwijkingen zoals anemie, leukopenie, neutropenie, eosinofilie, trombocytopenie, trombocytemie. Toegenomen INR. (Trombo)flebitis op de infusieplaats.
Zelden (0,01-0,1%): ernstige anafylactische reacties (incl. zeer zelden levensbedreigende shock), angio-oedeem. Ventriculaire tachyaritmieën, syncope, verandering bloeddruk. Hypo-esthesie, perifere neuropathie, polyneuropathie, coördinatiestoornissen, convulsies (incl. tonisch-klonische aanvallen), aandachtsstoornis, spraakstoornis, geheugenverlies. Fotofobie. Verstoord reukvermogen. Oorsuizen, gehoorafname (incl. gewoonlijk reversibele doofheid). Stomatitis, dysfagie, aan antibiotica gerelateerde colitis (incl. pseudomembraneuze colitis). Geelzucht, (cholestatische) hepatitis. Verminderde nierfunctie, nierfalen, stijging creatinine of ureum. Peesontsteking, spierkramp, spiertrekking, spierzwakte. Emotionele labiliteit, depressie, hallucinaties, abnormaal dromen. Oedeem. Hyperglykemie, hyperurikemie.
Zeer zelden (< 0,01%): niet-specifieke aritmie, 'torsade de pointes', hartstilstand (vooral bij ernstige onderliggende pro-aritmische condities). Hyperesthesie, exacerbatie van myasthenia gravis. Reversibel verlies van gezichtsvermogen (in het bijzonder in het verloop van bijwerkingen op het CZS), uveïtis en bilaterale acute iris transilluminatie. Fulminante hepatitis leidend tot levensbedreigend leverfalen (incl. gevallen met fatale afloop). Blaasvormige huidreacties, zoals het Stevens-Johnsonsyndroom (SJS) en toxische epidermale necrolyse (TEN), die mogelijk levensbedreigend kunnen zijn. Vasculitis. Syndroom van inadequate secretie van antidiuretisch hormoon (SIADH). Psychotische reacties, zelf-beschadigend gedrag (zoals zelfmoordgedachten, zelfmoordpoging), depersonalisatie, delier. Peesscheuring, artritis, spierstijfheid. Hypoglykemie, hypoglykemisch coma, verhoogde protrombinespiegel, verlaagde INR-waarde. Agranulocytose, pancytopenie.
Verder zijn gemeld: acute gegeneraliseerde exanthemateuze pustulose (AGEP), geneesmiddelenreactie met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS), 'fixed drug' eruptie, fotosensibilisatie. Rabdomyolyse.
Bij i.v.-toediening komen de volgende bijwerkingen frequenter voor: soms (0,1-1%) hypotensie, oedeem, nierfalen, ventriculaire tachyaritmieën, antibiotica gerelateerde colitis, convulsies en hallucinaties en vaak (1-10%) stijging γ-GT.
In verschillende studies is meer kans op hartklepinsufficiëntie, aorta-aneurysma en -dissectie waargenomen na behandeling met fluorchinolonen. In zeer zeldzame gevallen zijn de volgende bijwerkingen waargenomen bij gebruik van andere fluorchinolonen, die mogelijk ook kunnen optreden bij behandeling met moxifloxacine: verhoogde intracraniële druk (incl. pseudotumor cerebri), hypernatriëmie, hypercalciëmie, hemolytische anemie.
In sommige gevallen kunnen bepaalde bijwerkingen op de spieren en het zenuwstelsel ernstig, invaliderend en langdurig (maanden tot jaren) en mogelijk irreversibel zijn, zie voor meer informatie de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Interacties
Wees voorzichtig met de combinatie met geneesmiddelen die QT-verlenging geven (zoals klasse Ia- en III-anti-aritmica, antipsychotica, tricyclische antidepressiva, sommige andere antibiotica (bv. macroliden), imidazoolderivaten (o.a. antimycotica), niet-sederende antihistaminica).
Gelijktijdig gebruik van levofloxacine met theofylline, NSAID's of andere middelen die de convulsiedrempel verlagen kan de kans op stimulatie van het centrale zenuwstelsel en convulsies vermeerderen.
Bij gebruik van vitamine K-antagonisten kan de INR toenemen; controleer deze waarde daarom regelmatiger.
Levofloxacine kan de bloedglucosespiegel beïnvloeden; bij combinatie met bloedglucoseverlagende middelen (insuline, orale middelen zoals glibenclamide) de bloedglucosespiegel nauwgezet controleren (in ieder geval tijdens de eerste periode van de behandeling).
De bloedspiegel van ciclosporine kan toenemen.
Interacties
Combinatie met geneesmiddelen die QT-verlenging geven (zoals klasse 1a- en III-antiaritmica, sommige antipsychotica, tricyclische antidepressiva, sommige andere antibiotica (macroliden), mizolastine) is gecontra-indiceerd vanwege het risico van het optreden van 'torsade de pointes'. Wees in dit kader voorzichtig bij de combinatie met middelen die hypokaliëmie kunnen veroorzaken (zoals diuretica, laxeermiddelen, hoge doses klysma's, corticosteroïden en amfotericine B) of geneesmiddelen die in verband zijn gebracht met klinisch significante bradycardie.
Met middelen die de convulsiedrempel verlagen, kan de kans op stimulatie van het centrale zenuwstelsel en convulsies toenemen.
De kans op dysglykemie neemt toe bij de combinatie met orale bloedglucoseverlagende middelen (waaronder m.n. sulfonylureumderivaten) en insuline; controleer zorgvuldig de bloedglucosespiegel.
De absorptie van moxifloxacine wordt door een aantal geneesmiddelen vermindert; daarom moxifloxacine ten minste 4 uur vóór of 4 uur na aluminium-, calcium- of magnesiumbevattende antacida innemen, en ten minste 4 uur vóór sucralfaat en bismuth-, calcium-, magnesium- en zinkzouten (denk aan multivitamine- en mineralenpreparaten; er is echter geen klinisch relevante interactie met voedsel, ook niet met zuivelproducten). Zo ook moxifloxacine innemen ten minste 2 uur vóór een ijzerpreparaat zonder gereguleerde afgifte; niet combineren met een ijzerpreparaat met gereguleerde afgifte. De absorptie van moxifloxacine vermindert ook bij gelijktijdig gebruik met sevelameer; moxifloxacine ten minste 1 uur vóór of 3 uur na sevelameer innemen.
Zwangerschap
Teratogenese: In de gegevens over systemisch gebruik van fluorchinolonen tijdens het 1e trimester is geen kanstoename te zien van ernstige misvormingen of van andere nadelige effecten op de zwangerschap. Met ciprofloxacine en norfloxacine is ruime ervaring opgedaan. Met levofloxacine is relatief weinig ervaring opgedaan (ca. 200 gevolgde zwangerschappen, met blootstelling vrijwel altijd in het 1e trimester). Bij dieren kunnen fluorchinolonen kraakbeen- en gewrichtsafwijkingen veroorzaken. Dergelijke effecten zijn bij de mens niet gemeld. In de meeste 'case reports' over gebruik van een fluorchinolon tijdens het 2e of 3e trimester zijn geen nadelige effecten op de nakomeling gemeld. Er is echter te weinig ervaring met deze middelen in het 2e en 3e trimester om een goede risico-inschatting te maken.
Advies: Gebruik is gecontra-indiceerd.
Zwangerschap
Moxifloxacine passeert de placenta.
Teratogenese: Ruime ervaring met gebruik van de fluorchinolonen ciprofloxacine en norfloxacine tijdens het 1e trimester laat geen verhoogd risico op ernstige misvormingen van het embryo of andere nadelige effecten op de zwangerschap zien. Met andere fluorchinolonen, zoals moxifloxacine, is beperkte ervaring opgedaan in het 1e trimester. Voor moxifloxacine gaat het om ca. 160 gevolgde zwangerschappen met blootstelling in het 1e trimester. In twee relatief kleine studies leken bij moxifloxacine in het 1e trimester, in vergelijking met andere fluorchinolonen, meer aangeboren (cardiale en pulmonale) afwijkingen voor te komen. Voorzichtigheid met de interpretatie hiervan is nodig, vanwege de kleine aantallen. Ook kan het onderliggende ziektebeeld (de infectie) de resultaten hebben beïnvloed. Er is geen ervaring met moxifloxacine in het 2e en 3e trimester. Het gebruik van fluorchinolonen wordt afgeraden vanaf het 2e trimester. Bij dieren kunnen chinolonen kraakbeen- en gewrichtsafwijkingen veroorzaken. Dergelijke effecten zijn bij de mens niet gemeld. Er is echter te weinig ervaring met fluorchinolonen in het 2e en 3e trimester om een goede risico-inschatting te maken.
Farmacologisch effect: Bij dieren is in therapeutische doseringen een verhoogde incidentie van abortus waargenomen.
Advies: Het gebruik van moxifloxacine is volgens de fabrikant gecontra-indiceerd.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Fluorchinolonen (waaronder ofloxacine en dus diens actieve stereo-isomeer levofloxacine) gaan over in de moedermelk. Ofloxacine komt in een geringe mate in de melk terecht.
Farmacologisch effect: Bij de behandeling met fluorchinolonen is er een risico van aantasting van het gewichtdragend kraakbeen tijdens de groeiperiode, dit is waargenomen bij dieren. Bij gebruik van chinolonen bij kinderen zijn geen nadelige effecten gezien, ook niet op kraakbeenvorming of gewrichten. Artropathie of andere ernstige toxiciteit bij de zuigeling is echter niet geheel uit te sluiten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding is gecontra-indiceerd.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in kleine hoeveelheden. De effecten hiervan op de zuigeling zijn beperkt onderzocht.
Farmacologisch effect: Bij dieren blijken fluorchinolonen een nadelige invloed te hebben op het kraakbeen in dragende gewrichten tijdens de groeifase. Effecten op de zuigeling zijn onbekend, maar laesies in het kraakbeen van gewichtdragende gewrichten en andere ernstige toxiciteit bij de zuigeling zijn niet uit te sluiten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding is gecontra-indiceerd.
Contra-indicaties
- epilepsie;
- een voorgeschiedenis van peesaandoeningen of andere ernstige bijwerkingen gerelateerd aan het gebruik van (fluor)chinolonen;
- overgevoeligheid voor (fluor)chinolonen.
Zie voor meer contra-indicaties de rubrieken Zwangerschap en Lactatie.
Contra-indicaties
- Klinisch relevant hartfalen met een linkerventrikelejectiefractie (LVEF);
- Bekende QT-verlenging, klinisch relevante bradycardie, eerdere symptomatische aritmie;
- Stoornissen in de elektrolytenhuishouding (vooral niet-gecorrigeerde hypokaliëmie);
- Gestoorde leverfunctie (Child-Pughscore 10–15) en/of stijging van de transaminasewaarden van > 5× de ULN ('upper limit of normal');
- Kinderen en jongeren in de groeifase (omdat bij dieren in de groei afwijkingen in het kraakbeen van de groeischijf zijn waargenomen);
- Peesaandoeningen in de voorgeschiedenis, gerelateerd aan het gebruik van (fluor)chinolonen;
- Het opnieuw starten van moxifloxacine na het doormaken van een ernstige reactie, zoals SJS, TEN of AGEP, tijdens een behandeling met moxifloxacine;
- Overgevoeligheid voor (fluor)chinolonen.
Voor meer contra-indicaties zie de rubrieken Zwangerschap, Lactatie en Interacties.
Waarschuwingen en voorzorgen
Eerdere ernstige bijwerkingen door (fluor)chinolonen: Het gebruik van levofloxacine vermijden indien de patiënt eerder ernstige bijwerkingen heeft ervaren door het gebruik van (fluor)chinolonen. In dit geval de behandeling pas starten indien er geen andere behandelopties zijn en na afweging van de voordelen en risico's.
Kruisresistentie tussen levofloxacine en andere fluorchinolonen is waargenomen.
Wees voorzichtig bij:
- een verhoogde neiging tot het ontwikkelen van epileptische aanvallen;
- een verminderde leverfunctie (vanwege de bijwerkingen op de lever);
- myasthenia gravis (ook in de voorgeschiedenis, vanwege de kans op respiratoire insufficiëntie);
- een psychiatrische aandoening (ook in de voorgeschiedenis, vanwege de kans op psychotische reacties);
- risicofactoren voor verlenging van het QT–interval (zoals bradycardie, hypokaliëmie, hypocalciëmie, hypomagnesiëmie, cardiale aritmie, na een myocardinfarct, hartfalen, comedicatie met geneesmiddelen die het QT-interval verlengen (zie rubriek Interacties), congenitale of verworven QT-verlenging;
- G6PD-deficiëntie (i.v.m. risico van hemolytische anemie).
Bij het optreden van acute symptomatische bronchospasmen tijdens de toediening kan de patiënt baat hebben bij een kortwerkende bronchodilatator per inhalatie (15 min tot 4 uur tevoren), alvorens de volgende doses toe te dienen. Bij klinisch significante hemoptoë rekening houden met het risico van verder opwekken van hemorragie.
Kans op langdurige, invaliderende bijwerkingen: Laat de patiënt zich melden bij de eerste, mogelijk plotseling optredende, tekenen van ernstige bijwerkingen op de spieren of op het zenuwstelsel. Voorbeelden zijn een loopstoornis, peesontsteking, gescheurde pees, spierpijn of -zwakte, zwelling van, of pijn in een gewricht òf zenuwpijn, slapeloosheid, depressie, vermoeidheid, geheugenstoornis, vermindering van het zicht, de smaak, reuk en/of het gehoor. Dit vanwege de langdurige (maanden of jaren), invaliderende en potentieel irreversibele bijwerkingen op de spieren en het zenuwstelsel. Overweeg daarom bij patiënten met meer kans op deze bijwerkingen eerst andere behandelopties.
Perifere neuropathie: de behandeling staken bij tekenen van neuropathie (pijn, branderig of doof gevoel, tintelingen of zwakte) om irreversibele effecten te voorkómen. Dit omdat sensorische of sensomotorische (poly)neuropathie resulterend in paresthesie, hyperesthesie, dysesthesie en krachtverlies zijn gemeld bij patiënten die (fluor)chinolonen kregen.
Als in het gezichtsvermogen afwijkingen ontstaan of verergeren, of er enig ander effect is op de ogen, dan onmiddellijk een oogarts consulteren.
Tendinitis en peesruptuur: Vanwege kanstoename op door fluorchinolonen geïnduceerde tendinitis en peesruptuur extra voorzichtig zijn met de toepassing bij:
- ouderen;
- patiënten met een nierfunctiestoornis;
- na een solide orgaantransplantatie;
- bij comedicatie met corticosteroïden.
Tendinitis: De behandeling onmiddellijk staken bij vermoeden van een tendinitis bv. bij pijnlijke zwelling of ontsteking, vanwege de kans op een peesruptuur (meestal betreft dit de achillespees, soms bilateraal). Tendinitis en peesruptuur kunnen binnen 48 uur na het begin van de behandeling optreden, tot verschillende maanden na het staken ervan. Behandel het ledemaat of de ledematen op gepaste wijze door bv. immobilisatie van de aangedane pees. Laat de patiënt geen corticosteroïden meer gebruiken als zich tekenen van tendinopathie voordoen.
De kans op aorta-aneurysma en -dissectie neemt toe door systemische of geïnhaleerde fluorchinolonen, vooral bij ouderen. Instrueer de patiënt om onmiddellijk spoedeisende medische hulp in te roepen bij plotseling optredende ernstige pijn in de buik, borst of rug. Fluorchinolonen alleen bij patiënten toepassen die een verhoogde kans hebben op aorta-aneurysma of -dissectie, na zorgvuldige afweging van: de voordelen, risico's en andere behandelopties. Mogelijke (andere) oorzaken van aorta-aneurysma en -dissectie zijn: hypertensie, atherosclerose, (familiaire) voorgeschiedenis van aorta-aneurysma of -dissectie, M. Behçet, M. Marfan, arteriitis gigantocellularis, Takayasu-arteriitis, vasculair Ehlers-Danlossyndroom.
Ook de kans op hartklepinsufficiëntie neemt toe door systemische of geïnhaleerde fluorchinolonen. Aandoeningen die het risico hierop verder verhogen zijn onder meer: hypertensie, reumatoïde artritis, M. Behçet, infectieuze endocarditis, aangeboren of reeds bestaande hartklepziekte en bindweefselaandoeningen (bv. M. Marfan, Ehlers-Danlossyndroom), het syndroom van Turner en – van Sjögren. Fluorchinolonen alleen gebruiken bij patiënten met toegenomen kans op hartklepinsufficiëntie na zorgvuldige afweging van voordelen tegen risico's en mogelijkheid van andere behandelopties. Instrueer de patiënt om onmiddellijk contact op te nemen met een arts bij: acute dyspneu, voor het eerst optredende hartkloppingen, de ontwikkeling van oedeem in de buik of de onderste ledematen.
Verminderde nierfunctie: Levofloxacine per inhalatie wordt niet aangeraden bij een ernstige nierinsufficiëntie.
Symptomen van leverziekte kunnen ontstaan zoals icterus, donkere urine, jeuk, anorexie of een gevoelige buik; staak dan de behandeling.
Als diarree tijdens of na de behandeling ernstig is, of aanhoudend en/of bloederig, overweeg dan de diagnose pseudomembraneuze colitis.
Fotosensibilisatie: Tijdens de behandeling en gedurende 48 uur erna, blootstelling aan natuurlijk of kunstmatig zonlicht vermijden, vanwege de kans op fotosensibilisatie.
Levofloxacine kan fout-positieve resultaten veroorzaken bij laboratoriumbepalingen van opiaten in de urine en fout-negatieve resultaten geven bij de bacteriologische diagnose van tuberculose.
Onderzoeksgegevens: de veiligheid en werkzaamheid bij kinderen (< 18 jaar) en bij ouderen ≥ 65 jaar zijn nog niet vastgesteld.
Waarschuwingen en voorzorgen
Vermijd het gebruik van moxifloxacine als de patiënt eerdere ernstige bijwerkingen heeft ervaren door gebruik van (fluor)chinolonen. In dit geval de behandeling pas starten als er geen andere behandelopties zijn en na afweging van de voordelen en risico's.
Kruisresistentie (al dan niet compleet) tussen (fluor)chinolonen komt voor.
Extra alert zijn bij G6PD-deficiëntie (meer kans op hemolytische reacties), epilepsie, ernstige cerebrale afwijkingen en aanhoudende pro-aritmische condities. Wees ook voorzichtig bij ouderen omdat bij onvoldoende vochtinname het risico van nierfalen door dehydratie toeneemt en vanwege grotere gevoeligheid voor QT–verlenging. Ook vrouwen kunnen gevoeliger zijn voor QT-verlenging. Staak de behandeling bij optreden van symptomen van hartritmestoornissen.
Wees ook voorzichtig bij bestaande psychiatrische aandoeningen en bij deze aandoeningen in de anamnese, vanwege meer kans op psychiatrische reacties (zelfs al na de eerste toediening); bij ontwikkeling van deze reacties (vooral bij zelfmoordgedachten en zelfbeschadigend gedrag) de behandeling staken en zonodig passende maatregelen nemen.
Er zijn gevallen van fulminante hepatitis met levensbedreigend leverfalen (incl. fatale afloop) gemeld; de patiënt wijzen op eerste tekenen van een gestoorde leverfunctie (zoals snel optredende asthenie in samenhang met geelzucht, donkere urine, neiging tot bloeden, hepatische encefalopathie) en bij tekenen van verminderd functioneren van de lever meteen gericht onderzoek verrichten.
Kans op langdurige, invaliderende bijwerkingen: laat de patiënt zich melden bij de eerste tekenen van een ernstige bijwerking op de spieren of op het zenuwstelsel. Voorbeelden zijn: een loopstoornis, peesontsteking, gescheurde pees, spierpijn of -zwakte, zwelling van of pijn in een gewricht òf zenuwpijn, slapeloosheid, depressie, vermoeidheid, geheugenstoornis, vermindering van het zicht, de smaak, reuk en/of het gehoor. Dit vanwege de langdurige (maanden of jaren), invaliderende en potentieel irreversibele bijwerkingen op de spieren en het zenuwstelsel. Overweeg daarom bij patiënten met meer kans op deze bijwerkingen eerst andere behandelopties.
De behandeling staken bij tekenen van neuropathie (pijn, branderig of doof gevoel, tintelingen of krachtverlies) om irreversibele effecten te voorkómen. Dit omdat sensorische of sensomotorische (poly)neuropathie resulterend in paresthesie, hyperesthesie, dysesthesie en krachtverlies zijn gemeld bij patiënten die (fluor)chinolonen kregen.
Als het gezichtsvermogen vermindert, direct een oogarts raadplegen.
Vanwege kanstoename op door fluorchinolonen geïnduceerde tendinitis en peesruptuur extra voorzichtig zijn met de toepassing bij:
- ouderen;
- patiënten met een nierfunctiestoornis;
- na een solide orgaantransplantatie;
- (langdurige) comedicatie met corticosteroïden.
Bij symptomen van tendinitis, bv. pijnlijke zwelling, ontsteking, deze behandeling onmiddellijk staken, dit vanwege de kans op een peesruptuur (meestal betreft dit de achillespees, soms bilateraal). Tendinitis en peesrupturen treden, naast in hiervoor genoemde condities, vooral op bij grote lichamelijke inspanning en bij de eerste wandeling van een voorheen bedlegerige patiënt. Ze kunnen binnen 48 uur na het begin van de behandeling optreden, tot verschillende maanden na het staken ervan. Behandel het betrokken ledemaat/de ledematen op gepaste wijze, door bv. immobilisatie van de aangedane pees. Laat de patiënt geen corticosteroïden meer gebruiken als zich tekenen van tendinopathie voordoen.
De kans op aorta-aneurysma en -dissectie neemt toe door systemische of geïnhaleerde fluorchinolonen, vooral bij ouderen. Instrueer de patiënt om onmiddellijk spoedeisende medische hulp in te roepen bij plotseling optredende ernstige pijn in de buik, borst of rug. Fluorchinolonen alleen bij patiënten toepassen die een verhoogde kans hebben op aorta-aneurysma of -dissectie, na zorgvuldige afweging van: de voordelen, risico's en andere behandelopties. Mogelijke (andere) oorzaken van aorta-aneurysma en -dissectie zijn: hypertensie, atherosclerose, (familiaire) voorgeschiedenis van aorta-aneurysma of -dissectie, M. Behçet, M. Marfan, arteriitis gigantocellularis, Takayasu-arteriitis, vasculair Ehlers-Danlossyndroom.
Ook de kans op hartklepinsufficiëntie neemt toe door systemische of geïnhaleerde fluorchinolonen. Aandoeningen die het risico hierop verder verhogen zijn onder meer: hypertensie, reumatoïde artritis, M. Behçet, infectieuze endocarditis, aangeboren of reeds bestaande hartklepziekte en bindweefselaandoeningen (bv. M. Marfan, Ehlers-Danlossyndroom), het syndroom van Turner en – van Sjögren. Fluorchinolonen alleen gebruiken bij patiënten met toegenomen kans op hartklepinsufficiëntie na zorgvuldige afweging van voordelen tegen risico's en mogelijkheid van andere behandelopties. Instrueer de patiënt om onmiddellijk contact op te nemen met een arts bij: acute dyspneu, voor het eerst optredende hartkloppingen, de ontwikkeling van oedeem in de buik of de onderste ledematen.
Laat de patiënt zich melden bij de eerste tekenen van huid- en/of slijmvliesreacties. In geval van ernstige overgevoeligheidsreacties (bv. anafylaxie met shock) de behandeling staken, en na het doormaken van SJS, TEN, AGEP of DRESS tijdens een behandeling met moxifloxacine dit middel op geen enkel moment opnieuw starten bij die patiënt. Het is raadzaam om overmatige blootstelling aan UV-straling of langdurig en/of sterk zonlicht te vermijden in verband met fotosensibilisatie (waargenomen bij andere chinolonen).
Verstoring van de bloedglucoseregulatie komt voor, vooral bij diabetespatiënten die behandeld worden met orale bloedglucoseverlagende middelen of insuline. Zowel hypo- als hyperglykemie kan optreden; controleer zorgvuldig de bloedglucosespiegel bij alle diabetespatiënten.
Bij ernstige of aanhoudende diarree tijdens of na de behandeling de diagnose pseudo-membraneuze colitis overwegen, de therapie staken als deze diagnose bevestigd wordt.
Moxifloxacine kan de symptomen van myasthenia gravis verergeren.
Bij gebruik van moxifloxacine kunnen fout-negatieve resultaten bij infectie met mycobacteriën optreden.
Er zijn onvoldoende gegevens over de werkzaamheid en veiligheid bij een verminderde leverfunctie of bij kinderen (< 18 jaar). De effectiviteit is niet vastgesteld bij de behandeling van ernstige brandwondeninfecties, fasciitis en diabetische voetinfectie met osteomyelitis.
Overdosering
Therapie
Symptomatisch, geactiveerde kool kan de systemische beschikbaarheid beperken.
Neem voor meer informatie over symptomen en de behandeling van een vergiftiging met moxifloxacine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Gefluorideerde chinolonverbinding. Levofloxacine is de actieve stereo-isomeer (L-isomeer) van het racemisch mengsel ofloxacine. Fluorchinolonen hebben een bactericide werking en beïnvloeden de DNA-synthese door remming van het bacteriële DNA-gyrase en topo-isomerase IV.
Bij Pseudomonas aeruginosa kan een verworven resistentie vóórkomen. Kruisresistentie tussen levofloxacine en andere fluorchinolonen is waargenomen. In het algemeen bestaat er geen kruisresistentie met andere klassen van antibacteriële middelen.
Kinetische gegevens
F | ca. 50%, met echter een grote variabiliteit. |
T max | 0,5–1 uur. |
V d | ca. 3,6 l/kg. |
Metabolisering | geïnhaleerd levofloxacine wordt systemisch geabsorbeerd en daarna in zeer beperkte mate (< 5%) gemetaboliseerd tot twee inactieve metabolieten. |
Eliminatie | vnl. via de urine. Systemisch opgenomen levofloxacine wordt niet geëlimineerd door hemodialyse of peritoneale dialyse. |
T 1/2el | ca. 5–7 uur. De halfwaardetijd neemt toe bij een creatinineklaring < 50 ml/min. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Moxifloxacine is een gefluorideerde chinolonverbinding. Fluorchinolonen hebben een bactericide werking en beïnvloeden de DNA-synthese door remming van het bacteriële DNA-gyrase en topo-isomerase IV, die nodig zijn voor de replicatie, transcriptie en reparatie van bacterieel DNA. Farmacodynamisch onderzoek heeft laten zien dat het effect van de moxifloxacineconcentratie afhankelijk is. De minimale bactericide concentratie blijkt in dezelfde orde van grootte te liggen als de minimale remmende concentratie (MIC).
Doorgaans gevoelig (in vitro) zijn:
- Aeroob Gram-positief: Gardnerella vaginalis, Staphylococcus aureus* (meticilline-gevoelig; 'MSSA'), Streptococcus agalactiae (groep B streptokok; GBS), Streptococcus milleri groep* (S. anginosus, S. constellatus en S. intermedius), Streptococcus pneumoniae(, Streptococcus pyogenes* (groep A streptokok; GAS), en de Streptococcus viridans groep (S. viridans, S. mutans, S. mitis, S. sanguinis, S. salivarius en S. thermophilus).
- Aeroob Gram-negatief: Acinetobacter baumanii, Haemophilus influenzae*, Haemophilus parainfluenzae*, Legionella pneumophila en Moraxella catarrhalis*.
- Anaeroob: Fusobacterium spp. en Prevotella spp.
- Overig: Chlamydophila pneumoniae*, Chlamydia trachomatis*, Coxiella burneti, Mycoplasma genitalium, Mycoplasma hominis en Mycoplasma pneumoniae*.
Een verworven resistentie kan een probleem zijn bij:
- Aeroob Gram-positief: Staphylococcus aureus (meticilline-resistent; 'MRSA', resistentie > 50% in één of meer EU-landen), Enterococcus faecalis* en Enterococcus faecium*.
- Aeroob Gram-negatief: Enterobacter cloacae*, Escherichia coli* (ESBL-producerende stammen zijn gewoonlijk resistent), Klebsiella oxytoca, Klebsiella pneumoniae* (ESBL-producerende stammen zijn gewoonlijk resistent), Neisseria gonorrhoeae* (resistentie > 50% in één of meer EU-landen) en Proteus mirabilis*.
- Anaeroob: Bacteroides fragilis* en Peptostreptococcus* spp.
*= activiteit bij gevoelige stammen ook aangetoond in klinische studies bij de geregistreerde indicaties.
Inherent resistent is: Pseudomonas aeruginosa.
Er is kruisresistentie tussen moxifloxacine en andere fluorchinolonen waargenomen, in het algemeen bestaat er geen kruisresistentie tussen moxifloxacine en andere antibioticaklassen.
Kinetische gegevens
F | oraal ca. 91%. |
T max | oraal ½–4 uur. |
V d | ca. 2 l/kg, met een snelle distributie naar extravasculaire ruimtes. |
Overig | Voldoende hoge concentraties moxifloxacine worden bereikt in plasma, speeksel, bronchiaal slijmvlies, alveolaire macrofagen, epitheelweefselvocht, de sinus maxillaris en ethmoidalis, de vrouwelijke geslachtsorganen, blaarvocht en interstitieel vocht. |
Metabolisering | via type 2 reactie (glucuronidering, sulfatering) tot inactieve metabolieten. |
Eliminatie | met de urine (ca. 40%; ca. 20% onveranderd) en feces (ca. 60%; ca. 25% onveranderd). Er is gedeeltelijke tubulaire reabsorptie in de nieren. |
T 1/2el | ca. 12 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
levofloxacine (inhalatie) hoort bij de groep fluorochinolonen.
Groepsinformatie
moxifloxacine (systemisch) hoort bij de groep fluorochinolonen.