Samenstelling
Menopur XGVS Ferring bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 75 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 2 ml met toebehoren
Bevat per flacon: 75 IE FSH en 75 IE LH.
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 150 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 2 ml met toebehoren
Bevat per flacon: 150 IE FSH en 150 IE LH.
Meriofert XGVS Goodlife Pharma Nederland
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 75 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 1 ml in wegwerpspuit
Bevat per flacon: 75 IE FSH en 75 IE LH.
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 150 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 1 ml in wegwerpspuit
Bevat per flacon: 150 IE FSH en 150 IE LH.
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 900 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 2 ml in wegwerpspuit
Bevat per flacon: 900 IE FSH en 900 IE LH.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Pergoveris XGVS Merck bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Verpakkingsvorm
- met solvens 1 ml
Bevat per flacon: follitropine α 150 IE en lutropine α 75 IE.
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Verpakkingsvorm
- pen 0,48 ml
Bevat per pen: follitropine α 300 IE en lutropine α 150 IE (per ml: 625 IE resp. 312,5 IE).
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Verpakkingsvorm
- pen 0,72 ml
Bevat per pen: follitropine α 450 IE en lutropine α 225 IE (per ml: 625 IE resp. 312,5 IE).
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Verpakkingsvorm
- pen 1,44 ml
Bevat per pen: follitropine α 900 IE en lutropine α 450 IE (per ml: 625 IE resp. 312,5 IE).
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Fertiliteitsbehandeling vindt plaats in de tweede- of derdelijnszorg. Medicamenteuze ovulatie-inductie wordt toegepast bij ovulatiestoornissen zoals polycysteus ovarium syndroom (PCOS). Bij de behandeling van PCOS is letrozol (offlabel) eerste en clomifeen tweede keus. Andere fertiliteitsbehandelingen, die bij diverse indicaties kunnen worden toegepast, zijn intra‐uteriene inseminatie (met of zonder milde ovariële hyperstimulatie), in-vitro fertilisatie (IVF) en intracytoplasmatische sperma‐injectie (ICSI). Bij IVF/ICSI vindt gecontroleerde ovariële hyperstimulatie plaats met gonadotrofinen, in combinatie met gonadoreline-agonisten of gonadoreline-antagonisten, afhankelijk van het gekozen schema.
Advies
Fertiliteitsbehandeling vindt plaats in de tweede- of derdelijnszorg. Medicamenteuze ovulatie-inductie wordt toegepast bij ovulatiestoornissen zoals polycysteus ovarium syndroom (PCOS). Bij de behandeling van PCOS is letrozol (offlabel) eerste en clomifeen tweede keus. Andere fertiliteitsbehandelingen, die bij diverse indicaties kunnen worden toegepast, zijn intra‐uteriene inseminatie (met of zonder milde ovariële hyperstimulatie), in-vitro fertilisatie (IVF) en intracytoplasmatische sperma‐injectie (ICSI). Bij IVF/ICSI vindt gecontroleerde ovariële hyperstimulatie plaats met gonadotrofinen, in combinatie met gonadoreline-agonisten of gonadoreline-antagonisten, afhankelijk van het gekozen schema.
Indicaties
Bij vrouwen
- Infertiliteit door anovulatie, (incl. polycysteus ovarium syndroom), indien behandeling met clomifeen heeft gefaald;
- Gecontroleerde ovariële hyperstimulatie, teneinde meervoudige follikelrijping te bewerkstelligen bij kunstmatige voortplantingstechnieken zoals in-vitro-fertilisatie (IVF).
Bij mannen
- Geselecteerde gevallen van gestoorde spermatogenese.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Stimulatie van de follikelontwikkeling bij volwassen vrouwen met een ernstig tekort aan LH en FSH.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Bij de vrouw individueel doseren op geleide van de follikelgrootte door middel van ultrasonografie en evt. ook bepaling van oestrogeenspiegels.
Anovulatie
Volwassenen
Bij menstruerende vrouwen starten binnen de eerste 7 dagen van de menstruele cyclus. Gebruikelijke begindosis: s.c. of i.m. 75–150 IE 1×/dag. De dosering zo nodig verhogen met tussenpozen van 7 of bij voorkeur 14 dagen, met 37,5 IE of max. 75 IE, in principe tot max. 225 IE per dag. De dagdosis aanhouden totdat pre-ovulatoire omstandigheden worden bereikt (meestal na 7-14 dagen). Indien de reactie na 4 weken onvoldoende is de behandeling afbreken en de volgende behandelcyclus met een hogere begindosis starten. Bij een optimale reactie de toediening van menopauzegonadotrofine staken en 24–48 uur daarna de ovulatie induceren met een injectie van humaan choriongonadotrofine, waarbij wordt aangeraden om gemeenschap te hebben op zowel de dag van hCG-toediening als de dag erna. Intra-uteriene inseminatie vormt hierbij een alternatief.
Bij aanwijzingen voor ongewenste ovariële hyperstimulatie geen hCG toedienen en de patiënte adviseren geen gemeenschap te hebben of een barrière-anticonceptiemethode te gebruiken tot de eerstvolgende menstruatiebloeding. De volgende behandelcyclus met een lagere begindosis starten.
Gecontroleerde ovariële hyperstimulatie bij een kunstmatige voortplantingstechniek
Volwassenen
Verschillende protocollen worden toegepast. Hypofyse downregulatie om de endogene LH-piek te onderdrukken wordt gewoonlijk bereikt door toedienen van een GnRH-agonist of een GnRH-antagonist.
Gebruikelijke begindosis: s.c. of i.m. 150–225 IE/dag gedurende ten minste 5 dagen, te beginnen ca. 2 weken na starten van een GnRH-agonist of op dag 2 of 3 van de menstruatiecyclus. Vervolgens de dosering aanpassen op geleide van de ovariële reactie met stappen van max. 150 IE per keer, in principe tot max. 450 IE per dag. De behandeling voortzetten totdat adequate follikelgroei is bereikt (gemiddeld op de tiende behandeldag; spreiding 5-20 dagen). Bij een optimale reactie de toediening van menopauzegonadotrofine staken en 24–48 uur daarna de ovulatie induceren met een injectie van humaan choriongonadotrofine. Oöcyt uitname vindt 34-35 uur later plaats.
Bij een te hevige reactie de behandeling met menopauzegonadotrofine staken en geen hCG toedienen; de patiënte adviseren geen gemeenschap te hebben of een barrière-anticonceptiemethode te gebruiken tot de eerstvolgende menstruatiebloeding.
Stoornissen in de spermatogenese
Volwassenen
Voorafgaande aan de behandeling humaan choriongonadotrofine (hCG) geven totdat normale testosteronspiegels zijn bereikt. Vervolgens combineren met Menopur: i.m. of s.c. 75–150 IE 3×/week gedurende enkele maanden.
Toediening
- De oplossing direct na reconstitutie toedienen, via subcutane of intramusculaire injectie;
- De eerste injectie onder directe medische supervisie geven;
- De injectieplaats afwisselen.
Doseringen
Gezien de indicatie kan de behandeling op elk moment worden begonnen. Individueel doseren, afhankelijk van de reactie van het ovarium. Dit vereist echoscopie en controle van estradiolplasmaspiegels.
Stimulatie follikelontwikkeling bij ernstig tekort aan LH en FSH
Volwassenen
Aanbevolen begindosis: s.c. 150 IE follitropine α in combinatie met 75 IE lutropine α per dag. Daarna afhankelijk van de respons zo nodig FSH verhogen met 37,5–75 IE follitropine-α/dag, met een interval van 7–14 dagen. Een behandelduur tot 5 weken is aanvaardbaar. Bij een optimale reactie de toediening staken en binnen 24–48 uur de ovulatie opwekken met 5.000–10.000 IE hCG of 250 microg r-hCG, waarbij wordt aangeraden om gemeenschap te hebben op zowel de dag van hCG-toediening als de dag erna. Als alternatief kan intra-uteriene inseminatie of een andere medische kunstmatige voortplantingsprocedure worden toegepast. Eventueel ondersteuning van de luteale fase overwegen, omdat een tekort aan luteotrope activiteit (LH/hCG) na de ovulatie kan leiden tot prematuur falen van het corpus luteum. Bij een excessieve reactie op de gebruikelijke dosering follitropine-α/lutropine-α, hCG niet toedienen en de behandeling in de volgende cyclus beginnen met een lagere dosis FSH.
Toediening
- Subcutaan toedienen elke dag op hetzelfde tijdstip;
- De eerste injectie onder directe medische supervisie geven; na adequate instructie kan de toediening worden uitgevoerd door de patiënt zelf;
- Het poeder voor injectievloeistof direct vóór gebruik reconstitueren met de meegeleverde oplossing;
- De injectieplaats dagelijks afwisselen om huidirritatie te voorkomen.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): hoofdpijn. Opgezette buik.
Vaak (1-10%): ovarieel hyperstimulatiesyndroom (OHSS), gekenmerkt door buikpijn, misselijkheid, braken, diarree, vergrote ovaria en ovariumcysten. Duizeligheid. Rugpijn. Bekkenpijn, gevoelige of pijnlijke borsten. Opvliegers. Pijn en reacties op de injectieplaats, vermoeidheid, malaise, dorst.
Zelden (0,01–0,1%): trombo-embolische voorvallen, acne, huiduitslag.
Verder zijn gemeld: wazig zien, koorts, gewrichtspijn, jeuk, urticaria, erytheem en overgevoeligheidsreacties zoals anafylactische reacties. Ernstig OHSS met ascites, gewichtstoename, vochtopstapeling in bekken, pleurale effusie, dyspneu, oligurie, hypovolemie, shock, trombo-embolische voorvallen en ovariumtorsie. Ruptuur van ovariumcysten met intraperitoneale bloeding.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): ovariumcysten. Hoofdpijn. Lokale reacties op de injectieplaats (bv. pijn, erytheem, hematoom, zwelling en irritatie).
Vaak (1-10%): misselijkheid, braken, buikpijn, opgezette buik, diarree. Mild tot matig ovarieel hyperstimulatiesyndroom (OHSS), gekenmerkt door maag-darmstoornissen en cysteus vergrote ovaria. Pijnlijke borsten, bekkenpijn.
Soms (0,1-1%): ernstig OHSS, gekenmerkt door ernstige ovariële vergroting, acute buikpijn, ascites, pleurale effusie, hydrothorax, dyspneu, oligurie, hematologische afwijkingen en gewichtstoename.
Zeer zelden (< 0,01%): ovariumtorsie en trombo-embolische aandoeningen (longembolie, ischemisch CVA, myocardinfarct) als gevolg van ernstig OHSS. Astma-longaanval. Milde tot ernstige overgevoeligheidsreacties, inclusief anafylactische reacties en shock.
Interacties
Bij gelijktijdig gebruik van een GnRH-agonist om de hypofyse te desensitiveren kan een hogere dosis menopauzegonadotrofine nodig zijn om een adequate respons te bereiken.
Gelijktijdig gebruik met clomifeen kan de follikelreactie versterken.
Zwangerschap
Gezien de geregistreerde indicatie niet van toepassing.
Teratogenese: Er zijn geen aanwijzingen dat gonadotrope hormonen meer kans op aangeboren afwijkingen geven. Gegevens over toediening tijdens een al bestaande zwangerschap zijn niet beschreven, waardoor het niet mogelijk is de eventuele risico's hiervan in te schatten.
Zwangerschap
Gezien de geregistreerde indicatie niet van toepassing.
Teratogenese: Er zijn geen aanwijzingen dat gonadotrope hormonen meer kans op aangeboren afwijkingen geven. Gegevens over toediening tijdens een al bestaande zwangerschap zijn niet beschreven, waardoor het niet mogelijk is de eventuele risico's hiervan in te schatten.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Gonadotrofinen zijn grote moleculen; opname in de moedermelk lijkt daarom niet waarschijnlijk. Daarbij worden deze middelen slecht tot niet opgenomen uit het maag-darmkanaal van de zuigeling.
Overige: Gonadotrofinen remmen mogelijk de borstvoeding.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Gonadotrofinen zijn grote moleculen; opname in de moedermelk lijkt daarom niet waarschijnlijk. Daarbij worden deze middelen slecht tot niet opgenomen uit het maag-darmkanaal van de zuigeling.
Overige: Gonadotrofinen remmen mogelijk de borstvoeding.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt.
Contra-indicaties
Bij vrouwen
- vaginale bloedingen met onbekende oorzaak;
- ovarium-, uterus- of mammacarcinoom;
- hypofyse- of hypothalamustumor;
- vergroting van de ovaria of cysten, anders dan door polycysteus ovariumsyndroom;
- aandoeningen die een effectieve behandeling onmogelijk maken zoals primair ovariumfalen en misvormingen van de geslachtsorganen of baarmoedermyomen die zwangerschap in de weg staan.
Bij mannen
- prostaatcarcinoom, testistumor;
- hypofyse- of hypothalamustumor;
- primaire gonadale insufficiëntie.
Contra-indicaties
- ovarium-, uterus- of mammacarcinoom;
- hypofyse- of hypothalamustumor;
- vergroting van de ovaria of cysten, anders dan door polycysteus ovariumsyndroom;
- onverklaarde vaginale bloedingen;
- indien geen effect kan worden verwacht, bv. bij primaire ovariuminsufficiëntie, misvormingen van de geslachtsorganen die zwangerschap onmogelijk maken en myomen die zwangerschap in de weg staan.
Waarschuwingen en voorzorgen
Algemeen: Onderzoek vooraf op aanwezigheid van niet-gonadale endocrinologische afwijkingen (bv. ziekten van schildklier, bijnier of hypofyse) en behandel deze. Controleer patiënten met (een familiaire geschiedenis van) porfyrie zorgvuldig; overweeg bij achteruitgang of een eerste symptoom van deze aandoening, de toediening te staken.
Het ovarieel hyperstimulatiesyndroom (OHSS) kan optreden bij stimulering van follikelgroei. Beoordeel vóór en regelmatig tijdens de behandeling de follikelontwikkeling door middel van ultrasonografie en bepaling van de estradiolspiegel. Risicofactoren voor het ontwikkelen van OHSS zijn een laag lichaamsgewicht bij een leeftijd < 35 jaar, polycysteus-ovariumsyndroom, hogere doses exogene gonadotrofinen, hoge absolute of snel stijgende serumspiegels van estradiol, een groot aantal ontwikkelende ovariële follikels en eerdere episoden van OHSS. Bij aanwijzingen voor ongewenste ovariële hyperstimulatie tijdens de behandeling, geen hCG toedienen en de patiënte adviseren ten minste 4 dagen geen gemeenschap te hebben of een barrière-anticonceptiemethode te gebruiken. OHSS kan snel verergeren en treedt meestal op na het stoppen van de behandeling, met als hoogtepunt ca. 7 tot 10 dagen na de behandeling; daarom de patiënt ten minste gedurende 2 weken na de hCG-toediening volgen. Bij ernstig OHSS de behandeling met gonadotrofine staken (indien nog gaande); ziekenhuisopname is aangewezen.
Risico's bij ART: De kans op een meerlingzwangerschap na ovulatie-inductie is toegenomen en daarmee het risico op maternale en perinatale complicaties; volg daarom de ovariële respons zorgvuldig. Er is meer kans op een miskraam en extra-uteriene graviditeit gerapporteerd; dit risico hangt niet direct samen met gebruik van gonadotrofinen maar met de onderliggende aandoening.
Trombose: Wees voorzichtig bij vrouwen met risicofactoren voor trombose, zoals een trombose in de (familie)anamnese, overgewicht (BMI > 30) of trombofilie, vanwege de toegenomen kans op trombo-embolische voorvallen bij behandeling met gonadotrofinen.
Tumoren: Zowel benigne als maligne tumoren van de ovaria of andere delen van het reproductiesysteem zijn gemeld bij vrouwen die veelvuldig therapie kregen voor behandeling van onvruchtbaarheid. Het is onduidelijk of behandeling met gonadotrofinen de kans op dit soort tumoren vermeerdert bij onvruchtbare vrouwen.
Waarschuwingen en voorzorgen
Algemeen: Onderzoek vooraf op aanwezigheid van niet-gonadale endocrinologische afwijkingen (bv. ziekten van schildklier, bijnier of hypofyse) en behandel deze. Controleer patiënten met (een familiaire geschiedenis van) porfyrie zorgvuldig; overweeg bij achteruitgang of een eerste symptoom van deze aandoening, de toediening te staken.
Het ovarieel hyperstimulatiesyndroom (OHSS) kan optreden bij stimulering van follikelgroei. Beoordeel vóór en regelmatig tijdens de behandeling de follikelontwikkeling door echoscopie en bepaling van de serum-oestradiolspiegel. Risicofactoren voor het ontwikkelen van OHSS zijn een laag lichaamsgewicht bij een leeftijd < 35 jaar, polycysteus-ovariumsyndroom, hogere doses exogene gonadotrofinen, hoge absolute of snel stijgende serumspiegels van estradiol, een groot aantal ontwikkelende ovariële follikels en eerdere episoden van OHSS. Bij aanwijzingen voor ongewenste ovariële hyperstimulatie tijdens de behandeling, geen humaan choriongonadotrofine (hCG) toedienen en de patiënt adviseren ten minste 4 dagen geen gemeenschap te hebben of barrière-contraceptiemethoden te gebruiken. OHSS kan snel verergeren en treedt meestal op na het stoppen van de behandeling, met als hoogtepunt ca. 7 tot 10 dagen na de behandeling; daarom de patiënt ten minste gedurende 2 weken na de hCG-toediening volgen. Bij ernstig OHSS de behandeling met gonadotrofine staken (indien nog gaande); ziekenhuisopname is aangewezen.
Risico's bij ART: De kans op een meerlingzwangerschap na ovulatie-inductie is toegenomen en daarmee het risico op maternale en perinatale complicaties; volg daarom de ovariële respons zorgvuldig. Er is meer kans op een miskraam en extra-uteriene graviditeit gerapporteerd; dit risico hangt niet direct samen met gebruik van gonadotrofinen maar met de onderliggende aandoening.
Trombose: Wees voorzichtig bij vrouwen met risicofactoren voor trombose, zoals een trombose in de (familie)anamnese, overgewicht (BMI > 30) of trombofilie, vanwege de toegenomen kans op trombo-embolische voorvallen bij behandeling met gonadotrofinen.
Tumoren: Zowel benigne als maligne tumoren van de ovaria of andere delen van het reproductiesysteem zijn gemeld bij vrouwen die veelvuldig therapie kregen voor behandeling van onvruchtbaarheid. Het is onduidelijk of behandeling met gonadotrofinen de kans op dit soort tumoren vermeerdert bij onvruchtbare vrouwen.
Eigenschappen
Humaan menopauzaal gonadotrofine (hMG) wordt verkregen uit de urine van vrouwen in de postmenopauze en bevat zowel FSH (follikelstimulerend hormoon)- als LH (luteïniserend hormoon)-activiteit. In Meriofert is humaan choriongonadotrofine (hCG) toegevoegd, verkregen uit de urine van zwangere vrouwen, om aan de LH-activiteit bij te dragen.
Bij de vrouw induceert de FSH-component in de eierstokken een toename van het aantal groeiende follikels en stimuleert de follikelontwikkeling. FSH verhoogt de productie van estradiol in granulosacellen door de aromatisering van androgenen die - onder invloed van LH - in theca-cellen geproduceerd worden. Bij de man stimuleert de FSH-component de rijping van de tubuli seminiferi en de ontwikkeling van spermatozoa. Een hoge concentratie androgeen in de testes is hiervoor echter noodzakelijk. Dit kan bereikt worden door voorafgaande behandeling met hCG.
Kinetische gegevens
T max | 6–24 uur (FSH). |
Eliminatie | vnl. met de urine. |
T 1/2el | i.m. ca. 27 uur, s.c. ca. 30 uur (FSH). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Combinatie van via DNA-recombinanttechniek vervaardigd humaan follikelstimulerend hormoon (r-hFSH) en humaan luteïniserend hormoon (r-hLH). In de thecacellen stimuleert LH de uitscheiding van androgenen, die worden overgebracht naar granulosacellen, waar zij door aromatase worden omgezet in estradiol. In granulosacellen stimuleert FSH de ontwikkeling van ovariële follikels. Het doel van de behandeling is de follikelontwikkeling gevolgd door volle rijping te bevorderen na toediening van humaan choriongonadotrofine (hCG).
De estradiolspiegel begint vanaf de vierde dag van behandeling te stijgen. Het totale follikelvolume begint toe te nemen na ca. 4-5 dagen en het max. effect wordt bereikt na ca. 10 dagen, afhankelijk van de individuele respons.
Kinetische gegevens
follitropine αF | s.c. ca. 66%. |
V d | ca. 0,14 l/kg. |
Eliminatie | ca. 12% met de urine. |
T 1/2el | 24-59 uur. |
F | s.c. ca. 56%. |
V d | ca. 0,07–0,2 l/kg. |
Eliminatie | < 5% met de urine. |
T 1/2el | 8-21 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
menopauzegonadotrofine hoort bij de groep gonadotrofinen.
- choriongonadotrofine (G03GA01) Vergelijk
- choriongonadotropine alfa (G03GA08) Vergelijk
- corifollitropine alfa (G03GA09) Vergelijk
- follitropine alfa (G03GA05) Vergelijk
- follitropine bèta (G03GA06) Vergelijk
- follitropine delta (G03GA10) Vergelijk
- follitropine/lutropine (G03GA30) Vergelijk
- lutropine (G03GA07) Vergelijk
- urofollitropine (G03GA04) Vergelijk
Groepsinformatie
follitropine/lutropine hoort bij de groep gonadotrofinen.
- choriongonadotrofine (G03GA01) Vergelijk
- choriongonadotropine alfa (G03GA08) Vergelijk
- corifollitropine alfa (G03GA09) Vergelijk
- follitropine alfa (G03GA05) Vergelijk
- follitropine bèta (G03GA06) Vergelijk
- follitropine delta (G03GA10) Vergelijk
- lutropine (G03GA07) Vergelijk
- menopauzegonadotrofine (G03GA02) Vergelijk
- urofollitropine (G03GA04) Vergelijk