Samenstelling
Metronidazol Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Infusievloeistof
- Sterkte
- 5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 100 ml, zak 'viaflo' 100 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Dificlir Tillotts Pharma GmBH
- Toedieningsvorm
- Tablet, filmomhuld
- Sterkte
- 200 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Bij een bacteriële community-acquired pneumonie (CAP) is behandeling met antibiotica doorgaans aangewezen. De verwekker ervan bepaalt de keuze voor een antibioticum, zie tabel 9 van de SWAB-richtlijn CAP. Bij een onbekende verwekker bepaalt de ernst van de CAP, de initiële keuze van het antibioticum:
• bij een milde pneumonie bij volwassenen en kinderen is oraal amoxicilline eerste keus;
• behandel een matig-ernstige pneumonie bij voorkeur met intraveneus benzylpenicilline of amoxicilline;
• behandel een ernstige pneumonie op een verpleegafdeling met intraveneus cefotaxim, ceftriaxon of cefuroxim;
• geef bij een ernstige pneumonie op de IC intraveneus ciprofloxacine gecombineerd met cefotaxim, ceftriaxon of cefuroxim, óf monotherapie met intraveneus moxifloxacine.
Bij een CAP veroorzaakt door anaerobe bacteriën is oraal of i.v. metronidazol derde keus.
Proctocolitis, leverabces en giardiasis veroorzaakt door amoeben: hierbij is behandeling met metronidazol eerste keus.
Voor anaerobe infecties zijn metronidazol en clindamycine middelen van eerste keus.
Voor metronidazol is voor de overige indicaties geen advies vastgesteld over de plaats in de medicamenteuze behandeling.
Bij het voorschrijven van dit geneesmiddel dient volgens de Regeling Geneesmiddelenwet de reden van voorschrijven op het recept te worden vermeld.
Advies
Bij ernstige infectieuze acute diarree, diarree bij immuungecompromitteerde patiënten of een Clostridioides difficile-infectie (CDI) is antibiotische behandeling aangewezen. Fidaxomicine heeft de voorkeur bij een eerste ongecompliceerde CDI bij patiënten die gelijktijdig antibiotica (anders dan voor de CDI) gebruiken en/of kwetsbare patiënten, waarvoor een recidief CDI ernstige gevolgen kan hebben.
Indicaties
Behandeling en profylaxe van infecties bij volwassenen en kinderen veroorzaakt door anaerobe micro-organismen die gevoelig zijn voor metronidazol;
- infecties van het CZS (bv. hersenabces, meningitis);
- infecties van de longen en pleurabladen (bv. longabces, aspiratiepneumonie, necrotiserende pneumonie);
- infecties van het maag-darmkanaal en abdominale gebied (bv. peritonitis, leverabces, postoperatieve infecties na operatieve ingrepen aan colon en rectum, etterige aandoeningen in buik- en bekkenholte, Clostridioides difficile-geassocieerde diarree);
- gynaecologische infecties (bv. endometritis, infecties na hysterectomie of keizersnede, kraamvrouwenkoorts, septische abortus);
- bot- en gewrichtsinfecties (bv. osteomyelitis);
- gasgangreen;
- bacteriëmie samenhangend met een van bovengenoemde infecties.
Profylactisch gebruik is steeds aangewezen vóór ingrepen met veel kans op anaerobe infecties (bv. bij intra-abdominale en gynaecologische ingrepen).
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Behandeling van volwassenen en kinderen met een lichaamsgewicht vanaf 12,5 kg met Clostridioides difficile-infecties (CDI), ook wel C. difficile-geassocieerde diarree (CDAD) genoemd.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Anaerobe infecties en angina van Plaut-Vincent
Volwassenen en kinderen ≥ 12 jaar
I.v.: Volgens de fabrikanten: 500 mg 3×/dag (elke 8 uur), zo nodig na een oplaaddosis van 15 mg/kg lichaamsgewicht óf 20–25 mg/kg per dag in 3 doses. Eén van de fabrikanten geeft als optie om de eerste dag één dosis van 1500 mg te geven, en de daarop volgende dagen 1000 mg 1×/dag. Zodra het mogelijk is, overschakelen op orale medicatie. Behandelduur: Gewoonlijk 7 dagen, zo nodig langer. Zie als het een Clostridioides difficile betreft, ook het SWAB-advies voor volwassenen Clostridium difficile (dat is de oude naam van Clostridioides difficile). De link naar het betreffende SWAB-advies voor kinderen staat hieronder.
I.v.: Volgens de pagina metronidazol op het Kinderformularium van het NKFK: bij kinderen tot 18 jaar: 30 mg/kg/dag in 3 doses, max. 4000 mg/dag.
Kinderen tot 12 jaar
I.v.: Volgens de fabrikant bij kinderen ≥ 8 weken: 7,5 mg/kg lichaamsgewicht 3×/dag (elke 8 uur), een andere optie is 20–30 mg/kg 1×/dag. De dagdosis kan afhankelijk van de ernst van de infectie verhoogd worden tot 40 mg/kg. Zodra mogelijk overschakelen op de orale medicatie. Behandelduur: Gewoonlijk 7 dagen. Zie als het een Clostridioides difficile betreft, echter ook het SWAB-advies Clostridium difficile (de oude naam).
I.v.: Volgens de pagina metronidazol op het Kinderformularium van het NKFK: bij kinderen vanaf 1 maand: 30 mg/kg/dag in 3 doses, max. 4000 mg/dag.
Kinderen < 8 weken (incl. à terme neonaten)
I.v.: Volgens de fabrikant: 15 mg/kg lichaamsgewicht per dag in 1–2 doses. Bij neonaten, geboren na een zwangerschapsduur < 40 weken, kan accumulatie van metronidazol optreden gedurende de eerste levensweek. Controleer bij voorkeur na enkele dagen van behandeling de serumconcentratie van metronidazol. Mogelijk zijn lagere doses noodzakelijk. Behandelduur: Gewoonlijk 7 dagen.
I.v.: Volgens de pagina metronidazol op het Kinderformularium van het NKFK: Bij een à terme neonaat startdosering 15 mg/kg/dosis éénmalig. Onderhoudsdosering: 12 uur na de startdosering: 20 mg/kg/dag in 2 doses. Bij kinderen vanaf 1 maand: 30 mg/kg/dag in 3 doses, max. 4000 mg/dag. Voorschriften voor prematuren: zie hieronder.
Prematuren
I.v.: Volgens de pagina metronidazol op het Kinderformularium van het NKFK is de startdosering 15 mg/kg/dosis éénmalig. De onderhoudsdosering hangt af van de postconceptionele leeftijd, zie voor deze doseringen het NKFK (indicatie anaerobe infecties).
Als peri-operatieve profylaxe
Algemeen
Volgens de meeste fabrikanten zal intraveneus metronidazol in de regel preventief toegediend worden 24 uur voor operatie tot minimaal 4 uur na het sluiten van de wond, of langer, afhankelijk van de kans op contaminatie.
Volwassenen
I.v.: Volgens de fabrikanten: 500 mg vlak vóór (waarbij de toediening ca. 1 uur voor de ingreep voltooid is), gedurende of direct na de operatieve ingreep, (indien nodig) gevolgd door 500 mg 8 uur en 16 uur postoperatief. Bij colonchirurgie kan volgens één van de fabrikanten ook 1500 mg als eenmalige dosis gegeven worden, 1 uur vóór de operatie. Zie voor meer informatie de SWAB-sectie Chirurgische profylaxe.
Kinderen
I.v.: Volgens één van de fabrikanten bij kinderen ≥ 12 jaar: 500 mg vlak vóór de ingreep (waarbij de toediening ca. 1 uur voor de ingreep voltooid is), gevolgd door 500 mg 8 uur en 16 uur postoperatief.
I.v.: Volgens de fabrikanten bij kinderen < 12 jaar: 20–30 mg/kg/lichaamsgewicht 1–3 uur voorafgaand aan de ingreep, in één dosis. Eén van de fabrikanten geeft als optie bij colonchirurgie of appendectomie: 7,5 mg/kg, gevolgd door dezelfde dosis elke 8 uur als dit noodzakelijk wordt geacht.
I.v.: Volgens de pagina metronidazol op het Kinderformularium van het NKFK: bij kinderen ≥ 33 kg 500 mg/dosis en bij kinderen < 33 kg 15 mg/kg lichaamsgewicht in 1 dosis, toedienen binnen 1 uur voor de ingreep, zo nodig na 8 uur herhalen.
Pasgeborenen na een zwangerschapsduur < 40 weken
I.v.: Volgens de fabrikanten: 10 mg/kg in één dosis 1–3 uur voorafgaand aan de ingreep.
Amoebiasis
Volwassenen
I.v.: Volgens het SWAB-advies amoebiasis: 500 mg 3×/dag. Behandelduur: 5–10 dagen, en volgens het SWAB-advies bij een amoebenabces in de lever 7–10 dagen. Na de behandeling met metronidazol om intra-luminaal cystedragerschap te behandelen: clioquinol oraal 250 mg 3×/dag gedurende 10 dagen.
Ernstig gestoorde leverfunctie: De dagelijkse dosering verlagen tot 1/3 van de gebruikelijke dosering bij de betreffende indicatie, toe te dienen in 1 gift.
Verminderde nierfunctie: Geen dosisaanpassing nodig.
Bij hemodialyse: Metronidazol en metabolieten worden gedurende een 8 uur durende hemodialyse volledig geëlimineerd; daarom de bij de indicatie gebruikelijke dosis metronidazol direct na de hemodialyse (weer) toedienen.
Peritoneale dialyse: Geen dosisaanpassing nodig bij het ondergaan van intermitterende of continue peritoneale dialyse.
Overig, behandelduur: In vitro testen met niet-humaan materiaal hebben mutagene en karyotoxische eigenschappen van metronidazol laten zien; alleen op strikte indicatie een behandelduur van 10 dagen overschrijden.
Toediening
- Infusiesnelheid: 5 ml/min, dat wil zeggen max. 100 ml in 20 min, gewoonlijk is echter 100 ml in één uur;
- De oplossing kan verdund worden in natriumchloride 0,9%-oplossing of glucose 5%-oplossing;
- Vermijd contact van de infusievloeistof met aluminium omdat dan een neerslag kan ontstaan.
Doseringen
Behandeling van een Clostridioides difficile-infectie
Volwassenen (incl. ouderen) en kinderen vanaf 12,5 kg
Standaarddosering: 200 mg iedere 12 uur gedurende 10 dagen.
Langdurig gepulseerde dosering: 200 mg 2×/dag gedurende dag 1–5 (geen inname van een tablet op dag 6) en vervolgens 1×/dag om de dag gedurende dag 7 tot 25.
Verminderde nierfunctie: Geen dosisaanpassing nodig, wees in verband met beperkte klinische gegevens wel voorzichtig bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min).
Verminderde leverfunctie: Geen dosisaanpassing nodig, wees in verband met beperkte klinische gegevens wel voorzichtig bij een (matig-)ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore van 7–15).
Toediening: De tablet in zijn geheel met water innemen. Kan met of zonder voedsel worden ingenomen.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): superinfecties met Candida (bv. genitale infectie).
Soms (0,1-1%): donkerverkleuring van de urine (door de metabolieten).
Zelden (0,01-0,1%): ernstige acute systemische overgevoeligheidsreacties: anafylaxie tot de graad van anafylactische shock. Pseudomembraneuze colitis (zich tijdens of na de behandeling manifesterend als ernstige diarree). ECG-veranderingen (o.a. afplatting van de T-top).
Zeer zelden (< 0,01%): allergische huidreacties, bv. urticaria, jeuk, Stevens-Johnsonsyndroom. Encefalopathie, subacuut cerebellair syndroom, hoofdpijn, gedaald bewustzijn, (draai)duizeligheid, bewegingsstoornissen, coördinatiestoornissen (ataxie), dysartrie, convulsies. Psychiatrische klachten; psychotische stoornis, incl. verwardheid, hallucinaties. Visusstoornissen (bv. diplopie, myopie). Hepatitis, icterus, pancreatitis (reversibel). Spierpijn, gewrichtspijn. Voorbijgaande afname van het aantal leukocyten en bloedplaatjes (granulocytopenie, agranulocytose, leukopenie, trombocytopenie, pancytopenie). Afwijkende leverenzym- en bilirubinewaarden. Koorts.
Verder zijn gemeld: milde tot matige overgevoeligheidsreacties (bv. huidreacties). Angio-oedeem. Slaperigheid of slapeloosheid, myoclonus. Aseptische meningitis. Depressie, prikkelbaarheid. Oculogyrische crisis, nervus opticus neuropathie. Gevallen van irreversibele hepatotoxiciteit/acuut leverfalen, soms fataal en zeer snel beginnend bij systemisch gebruik van metronidazol, bij patiënten met het Cockayne-syndroom (zie ook rubriek Waarschuwingen en voorzorgen). Misselijkheid, braken, diarree, glossitis, stomatitis, oprispingen met bittere smaak, een metaalsmaak, harige of beslagen tong, tongverkleuring (mogelijk als gevolg van een Candida-infectie), drukkend gevoel in epigastrio, dysfagie (veroorzaakt door effecten op het CZS). Anorexie. Huiduitslag, toxische epidermale necrolyse (TEN), erythema multiforme. Aplastische anemie. Asthenie. Irritatie van aangeprikt bloedvat (tot tromboflebitis).
Tijdens intensieve en/of langdurige behandeling zijn perifere neuropathie en epileptiforme aanvallen enkele malen gemeld. De perifere neuropathie manifesteert zich als paresthesie, pijn, doof gevoel en tintelingen in de ledematen. In de meeste gevallen was neuropathie reversibel na dosisverlaging of het staken.
Bijwerkingen
Vaak (> 10%): misselijkheid, braken, obstipatie.
Soms (0,1-1%): verminderde eetlust. Droge mond, flatulentie, opgezette buik. Duizeligheid, hoofdpijn, smaakstoornis. Verhoogde ALAT-waarde. Huiduitslag, jeuk.
Verder zijn gemeld: acute overgevoeligheidsreacties zoals angio-oedeem en dyspneu.
Kinderen: Het veiligheidsprofiel komt naar verwachting overeen met dat van volwassenen, wel is bij kinderen ook incidenteel urticaria gemeld.
Interacties
De werking van vitamine K-antagonisten kan worden versterkt door afname van hun metabolisme; controleer de INR vaker.
Metronidazol kan de plasmaspiegels verhogen van lithium (met kans op nefrotoxische reacties; controleer de lithiumplasmaconcentratie, creatinine en elektrolyten), busulfan, capecitabine en 5-fluoro-uracil (toxiciteit met ernstige gevolgen).
De plasmaspiegel van CYP3A4-substraten zoals amiodaron, carbamazepine en kinidine kan stijgen door metronidazol. Controleer zo nodig de plasmaspiegels.
Mogelijk kan ook de serumspiegel van ciclosporine toenemen; de serumspiegel volgen evenals de creatininespiegel.
De antimicrobiële werkzaamheid kan verminderen door inductie van de leverenzymactiviteit door fenobarbital of fenytoïne.
HIV-proteaseremmers en cimetidine kunnen de plasmaspiegel van metronidazol verhogen.
Bij gelijktijdig gebruik van disulfiram en metronidazol zijn verwardheid en psychotische reacties gemeld. Vermijd metronidazol bij patiënten die de voorafgaande 2 weken disulfiram hebben gebruikt.
Vermijd de combinatie met orale middelen (sommige dranken en capsules) en infusievloeistoffen die alcohol en/of propyleenglycol bevatten tijdens én gedurende ten minste 72 uur na beëindiging van de behandeling; dit vanwege de mogelijkheid van een disulfiram-achtige reactie met een versnelde hartslag, roodaanlopen, hevige transpiratie, hoofdpijn en braken.
Let op, mogelijke interactie met kruidengeneesmiddelen.
Interacties
Fidaxomicine is een substraat voor P-glycoproteïne (Pgp) én is zelf mogelijk een milde tot matige remmer van intestinaal Pgp. Gelijktijdige toediening van sterke Pgp-remmers zoals ciclosporine, ketoconazol, erytromycine, claritromycine, verapamil en amiodaron wordt niet aanbevolen. Wees voorzichtig bij combinatie van fidaxomicine met andere, minder sterke, Pgp-remmers. Wees voorzichtig bij toediening met geneesmiddelen die in hoge mate afhankelijk zijn van intestinaal Pgp (zoals dabigatran); de invloed op digoxine is niet klinisch relevant.
Fidaxomicine en de werkzame metaboliet zijn (in vitro) remmers van de transporters BCRP, MRP2 en OATP2B1; fidaxomicine heeft echter géén klinisch significant effect op de blootstelling aan rosuvastatine (een substraat voor OATP2B1 en BCRP). De klinische relevantie van MRP2-remming is nog niet bekend.
Zwangerschap
Metronidazol passeert de placenta.
Teratogenese: De toediening van metronidazol aan de moeder is in één enkele dierstudie in verband gebracht met een carcinogeen of mutageen risico, echter bij de mens laten gegevens over een groot aantal zwangerschappen geen toename zien van het aantal aangeboren afwijkingen of andere nadelige effecten.
Advies: Kan worden gebruikt.
Vruchtbaarheid: Bij de mens, geen klinische gegevens. Uit dieronderzoek zijn bij gebruik van supratherapeutische doseringen bijwerkingen op het mannelijke voortplantingsstelsel gebleken (testiculaire toxiciteit, lager testiculair en epididymaal gewicht, lagere spermatellingen) die geheel of gedeeltelijk reversibel bleken na het staken van metronidazol.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens onbekend, bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in een redelijke hoeveelheid. De relatieve kinddosis ligt rond de 12–13,5%. Metronidazol wordt ook aan zuigelingen gegeven. De dosering via de borstvoeding is lager dan wat het kind bij directe toediening krijgt. Na eenmalige toediening wordt de hoogste concentratie bereikt na 2–4 uur. De melk kan een onaangename metaalsmaak krijgen.
Farmacologisch effect: De halfwaardetijd bij zuigelingen, vooral bij prematuren, is verlengd, waardoor stapeling kan optreden. Er zijn echter geen duidelijke aanwijzingen voor nadelige effecten op de zuigeling bij (oraal) gebruik van eenmalig 2 gram of gebruik van 250 mg driemaal per dag, tot een duur van 10 dagen.
Advies: Kan als een eenmalige dosis worden gebruikt, overweeg de dosis te geven na de laatste voeding van de dag. Bij meerdaagse kuren eventueel de borstvoeding onderbreken tot 12 uur na het staken van de behandeling met metronidazol, als de borst geweigerd wordt (vanwege de mogelijke metaalsmaak).
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Ondanks dat de systemische blootstelling aan fidaxomicine laag is, kan een risico voor de zuigeling niet geheel uitgesloten worden.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
- Overgevoeligheid voor (nitro-)imidazoolderivaten.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen contra-indicaties bekend.
Waarschuwingen en voorzorgen
Geen alcoholische dranken gebruiken tijdens en tot 72 uur na beëindiging van de behandeling vanwege de mogelijkheid van een disulfiram-achtige reactie met braken, hoofdpijn, versnelde hartslag, hevige transpiratie en rood aanlopen.
Wees voorzichtig bij ernstige leverfunctiestoornissen en hepatische encefalopathie, vanwege mogelijke stapeling van metronidazol; lager doseren is noodzakelijk (zie onderin rubriek Dosering). Ernstige irreversibele hepatotoxiciteit en acuut leverfalen (soms fataal) zijn gemeld bij patiënten met het syndroom van Cockayne; gebruik metronidazol niet in deze populatie, tenzij het voordeel opweegt tegen het risico en als er geen alternatieve behandeling beschikbaar is. Controleer de leverfunctie vóór aanvang, tijdens én na afloop van de behandeling. Wees alert op eerste tekenen van potentiële leverbeschadiging - deze kunnen zeer snel intreden na aanvang van de behandeling, en fataal verlopen - en staak de behandeling bij het optreden hiervan. Bij patiënten met ernstige leverbeschadiging metronidazol alleen gebruiken als de verwachte voordelen duidelijk opwegen tegen de mogelijke risico's en regelmatig klinische en laboratoriumcontroles uitvoeren.
Verminderde nierfunctie: controleer op tekenen van toxiciteit door stapeling van toxische metabolieten.
Bestaande aandoeningen van het CZS: Vanwege de kans op exacerbatie van klachten metronidazol alleen gebruiken bij patiënten met actieve of chronische ernstige aandoeningen van het perifere en centrale zenuwstelsel als de te verwachten voordelen duidelijk opwegen tegen de risico's. Ernstige neurologische stoornissen (convulsies, perifere of optische neuropathieën, myoclonus) zijn gemeld. Perifere neuropathie door metronidazol wordt voornamelijk gekenmerkt door gevoelloosheid of paresthesie van een arm of been.
Controleer bij langdurig gebruik het bloedbeeld, omdat beenmergdepressie kan optreden. Gebruik metronidazol met voorzichtigheid bij bewezen bloeddyscrasie (ook in de voorgeschiedenis). Bij patiënten met verminderde hematopoëse (bv. granulocytopenie) metronidazol alleen gebruiken als de verwachte voordelen opwegen tegen de mogelijke risico's.
Controleer regelmatig klinisch en ook relevante laboratoriumparameters (waaronder volledig bloedbeeld) bij langdurige behandeling of bij hoge doses, in geval van een ernstige infectie.
De behandelduur is korter dan 10 dagen, vanwege mogelijke schade aan de menselijke kiemcellen.
Overgevoeligheid: Kruisovergevoeligheid met andere imidazolverbindingen kan optreden. Staak onmiddellijk de behandeling bij het optreden van symptomen van Stevens-Johnson-syndroom (SJS), toxische epidermale necrolyse (TEN) of acute gegeneraliseerde exanthemateuze pustulosus (AGEP).
De metabolieten kunnen de urine donkerbruin kleuren.
Hulpstoffen: Let op het natrium, in de infusievloeistof, bij een natriumarm dieet.
Waarschuwingen en voorzorgen
Sommige patiënten met overgevoeligheidsreacties hebben een voorgeschiedenis van allergie voor macroliden gemeld, wees derhalve voorzichtig bij een bekende allergie voor macroliden.
Testen op kolonisatie met C. difficile of het toxine wordt niet aanbevolen bij kinderen < 1 jaar vanwege veelvoorkomende asymptomatische kolonisatie, tenzij sprake is van ernstige diarree bij zuigelingen met risicofactoren voor stase, zoals bij de ziekte van Hirschsprung, geopereerde anale atresie of andere ernstige darmmotiliteitsaandoeningen. C. difficile-enterocolitis moet bij deze populatie aangetoond worden, en zoek altijd naar een alternatieve medische oorzaak.
Bij patiënten met een inflammatoire darmziekte (IBD) liggen de plasmaconcentraties fidaxomicine binnen het bereik van de spiegels die gezien worden bij patiënten zonder IBD.
Er zijn onvoldoende gegevens over de effectiviteit en veiligheid bij:
- pseudomembraneuze colitis, een fulminante of levensbedreigende CDI;
- matig tot ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 7–15);
- ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min).
Overdosering
Symptomen
Maag-darmklachten, ataxie, verwardheid, convulsies, perifere neuropathie.
Zie voor meer informatie over de symptomen en behandeling de monografie metronidazol op vergiftigingen.info.
Eigenschappen
Nitro-imidazoolderivaat. Metronidazol heeft zelf géén antimicrobiële werking. Onder anaerobe omstandigheden worden vanuit metronidazol nitrosoradicalen gevormd door microbiële enzymen (pyruvaat-ferridoxine oxidoreductase). Deze radicalen binden aan het microbiële DNA wat leidt tot breuken in het DNA en celdood.
- Het werkingsspectrum bestaat uit protozoën en bacteriën, uitsluitend anaeroben. Hiertoe behoren o.a.:
- Protozoën: Trichomonas (incl. Trichomonas vaginalis), Giardia (incl. Giardia lamblia) en Entamoeba (incl. Entamoeba histolytica);
- Bacteriën: Clostridioides difficile (voorheen Clostridium difficile), diverse Clostridium spp. (C. novyi, C. septicum, C. tetani, C. botulinum, C. perfringens, C. histolyticum), Bacteroides fragilis, F. fusiforme, Fusobacterium spp., Gardnerella vaginalis, Peptococcus spp., Peptoniphilus spp., Peptostreptococcus spp., Porphyromonas spp., Prevotella spp., Ristella, Streptococcus en Veillonella spp. (bv. Veillonella gazogenes).
Een verworven resistentie kan een probleem zijn bij: Helicobacter pylori en Actinobacillus actinomycetemcomitans.
Inherent resistent zijn: alle obligaat aeroben, Enterococcus spp., Staphylococcus spp., Streptococcus spp., Enterobacteriaceae en Haemophilus spp.
Kinetische gegevens
V d | ca. 0,51–1,0 l/kg. |
Overig | Metronidazol wordt na systemische toediening bijna volledig verdeeld over de lichaamsweefsels en vloeistoffen; concentraties in speeksel, gal, botten, cerebrale abcessen en cerebrospinaalvocht (bij ontstoken hersenvliezen), spermavocht en vaginale secreties komen overeen met de plasmaconcentratie. In de maag, lever, nieren en blaas kunnen hogere concentraties gemeten worden. |
Metabolisering | in de lever via CYP3A4 en CYP2C9 door glucuronidering, hydroxylering en oxidatie tot 5 metabolieten. De hydroxymetaboliet heeft een activiteit van 30–65% ten opzichte van die van metronidazol, de azijnzuurmetaboliet heeft een activiteit van ca. 5%. |
Eliminatie | met de urine ca. 34–80%, met de feces ca. 24%. Hemodialyse elimineert metronidazol en metabolieten (volledig als de dialysesessie 8 uur duurt). Peritoneale dialyse verwijdert metronidazol of de metabolieten niet. |
T 1/2el | ca. 7–8 uur (metronidazol), ca. 10–13 uur (hydroxymetaboliet). Een verminderde leverfunctie kan de plasmahalfwaardetijd van metronidazol verhogen; de klaring bij een ernstig verminderde leverfunctie kan ca. 65% afnemen. |
T 1/2el | bij hemodialyse: ca. 2,5 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Macrocyclisch antibioticum, lokaal werkend. Fidaxomicine heeft een bactericide werking door remming van het bacteriële RNA-polymerase. Het interfereert met het RNA-polymerase op een andere plaats dan de rifamycinen. Fidaxomicine is een smalspectrum-antibioticum met een bactericide werking tegen met name Clostridioides difficile. In vitro is aangetoond dat fidaxomicine de sporenvorming van Clostridioides difficile remt. In vitro gegevens laten zien dat fidaxomicine een tijdsafhankelijke werking heeft, de gegevens suggereren dat 'tijd boven MIC (minimal inhibitory concentration)' de meest voorspellende parameter voor de klinische werkzaamheid is.
Een verminderde gevoeligheid voor fidaxomicine is geassocieerd met specifieke mutaties in het bacterieel RNA-polymerase.
Intrinsiek ongevoelig zijn: Gram-negatieve micro-organismen.
Kinetische gegevens
Resorptie | zeer beperkt, iets hoger bij patiënten met een infectie met Clostridioides difficile. |
T max | ca. 2 uur. |
Metabolisering | hydrolyse tot de eveneens werkzame metaboliet OP–1118. |
Eliminatie | vnl. met de feces (> 92%) als fidaxomicine of OP–1118 (66%). |
T 1/2el | 8–10 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
metronidazol (intraveneus) hoort bij de groep antibacteriële middelen, overige.
- aztreonam (J01DF01) Vergelijk
- clindamycine (systemisch) (J01FF01) Vergelijk
- colistine (inhalatie) (J01XB01) Vergelijk
- colistine (parenteraal) (J01XB01) Vergelijk
- daptomycine (J01XX09) Vergelijk
- fidaxomicine (A07AA12) Vergelijk
- fosfomycine (intraveneus) (J01XX01) Vergelijk
- fosfomycine (oraal) (J01XX01) Vergelijk
- methenamine (J01XX05) Vergelijk
- mupirocine (eliminatie stafylokokken in de neus) (R01AX06) Vergelijk
- nitrofurantoïne (J01XE01) Vergelijk
Groepsinformatie
fidaxomicine hoort bij de groep antibacteriële middelen, overige.
- aztreonam (J01DF01) Vergelijk
- clindamycine (systemisch) (J01FF01) Vergelijk
- colistine (inhalatie) (J01XB01) Vergelijk
- colistine (parenteraal) (J01XB01) Vergelijk
- daptomycine (J01XX09) Vergelijk
- fosfomycine (intraveneus) (J01XX01) Vergelijk
- fosfomycine (oraal) (J01XX01) Vergelijk
- methenamine (J01XX05) Vergelijk
- metronidazol (intraveneus) (J01XD01) Vergelijk
- mupirocine (eliminatie stafylokokken in de neus) (R01AX06) Vergelijk
- nitrofurantoïne (J01XE01) Vergelijk