Samenstelling
Lysodren XGVS Laboratoire HRA Pharma
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 500 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Lumykras (als monohydraat) XGVS Aanvullende monitoring Amgen bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, filmomhuld
- Sterkte
- 120 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
De voorkeursbehandeling bij bijnierschorscarcinoom is een operatie. De medicamenteuze behandeling met mitotaan komt in aanmerking wanneer een operatie geen of onvoldoende effect heeft, niet mogelijk is of wanneer de aandoening recidiveert. Overlevingswinst is niet aangetoond, de tumorrespons is beperkt. De therapeutische breedte is smal en de toxiciteit aanzienlijk.
Advies
Zie voor de behandeling van niet-kleincellig longcarcinoom de geldende behandelrichtlijn op richtlijnendatabase.nl.
Indicaties
- Symptomatische behandeling van gevorderd (niet resectabel, metastatisch of recidief) bijnierschorscarcinoom.
De invloed op een niet-functioneel carcinoom is niet vastgesteld.
Indicaties
- Gevorderd niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) met een KRAS G12C-mutatie bij volwassenen als monotherapie, bij progressie na minimaal één eerdere systemische therapie.
Doseringen
Gevorderd (niet resectabel, metastatisch of recidief) bijnierschorscarcinoom
Volwassenen
Begindosering: 2–3 g mitotaan per dag verdeeld in 2–3 doses en met intervallen (bv. veertiendaags) de dosering verhogen tot de plasmaconcentratie het therapeutisch venster van 14–20 mg/l heeft bereikt. Bij veel symptomen van Cushing kan worden gestart met een aanvangsdosis tussen 4–6 g per dag en kan de dosis sneller verhoogd worden (bv. wekelijks). Tijdens de instelfase regelmatig de plasmaconcentratie controleren (bv. elke 2 weken, of elke week als er een hogere startdosis is gebruikt). De doelplasmaconcentratie wordt meestal binnen 3 tot 5 maanden bereikt. Ook na de instelfase, vanwege accumulatie in het weefsel, het plasmaniveau van mitotaan regelmatig tijdens (bv. maandelijks) en na behandeling (bv. tweemaandelijks) en na iedere dosisaanpassing controleren. Hierbij is van belang te weten dat een dosisaanpassing niet onmiddellijk leidt tot een verandering van de plasmaconcentratie. Bij lichte toxiciteit de dosering verlagen, bij ernstige toxiciteit de therapie tijdelijk onderbreken. Regelmatige controle van het plasmaniveau is eveneens aangewezen bij onderbreking van de behandeling. De behandeling kan worden hervat indien het plasmaniveau tussen 14–20 mg/ml ligt. Indien na drie maanden geen klinische voordelen worden waargenomen bij een optimale dosis, de behandeling permanent staken.
Kinderen
De ervaring bij kinderen is beperkt. De dosering lijkt gelijk te zijn aan die van volwassenen na correctie voor lichaamsoppervlak. De opstartdosis is 1,5–3,5 g/m²/dag verdeeld in 2–3 doses, met als doel 4 g/m²/dag te bereiken. Het plasmaniveau van mitotaan controleren als bij volwassenen (zie hierboven). Hierbij is van belang te weten dat een dosisaanpassing niet onmiddellijk leidt tot een verandering van de plasmaconcentratie. Voorzichtig bij een plasmaniveau vanaf 10 mg/l en als een snelle stijging van het plasmaniveau wordt waargenomen. Na 2–3 maanden kan de dosering verlaagd worden naargelang de plasmaniveaus van mitotaan of bij ernstige toxiciteit.
Toediening: tabletten tijdens een vetrijke maaltijd innemen met water.
Doseringen
Test voorafgaand aan de behandeling op aanwezigheid van KRAS G12C-mutatie met behulp van een gevalideerde test.
Gevorderd niet-kleincellig longcarcinoom
Volwassenen (incl. ouderen)
960 mg 1×/dag. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
Verminderde nierfunctie: bij een licht verminderde nierfunctie (creatinineklaring 60-89 ml/min) is geen dosisaanpassing nodig. Wees voorzichtigheid bij een matig of ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 60 ml/min), vanwege een gebrek aan gegevens.
Verminderde leverfunctie: bij een licht verminderde leverfunctie ((ASAT of ALAT < 2,5 × ULN of totaal bilirubine < 1,5 × ULN) is geen dosisaanpassing nodig. Bij een matig of ernstig verminderde leverfunctie gebruik ontraden, vanwege onvoldoende gegevens.
Gemiste dosis: deze binnen 6 uur alsnog innemen, daarna niet meer. Neem de volgende dosis op het geplande tijdstip.
Na braken: géén extra dosis innemen. Neem de volgende dosis op het geplande tijdstip.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (o.a. hepatotoxiciteit, interstitiële longziekte, gastro-intestinale toxiciteit), de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabel 1 en 2 en rubriek 4.4). Er zijn maximaal twee dosisverlagingen toegestaan. Als de patiënt de minimale dosering van eenmaal per dag 240 mg niet kan verdragen, de behandeling staken.
Toediening
- De tabletten in hun geheel innemen met water, met of zonder voedsel, iedere dag op hetzelfde tijdstip. Zie voor toedieninstructies bij de combinatie met een zuurremmend middel, de rubriek Interacties.
- Bij slikproblemen de tablet in zijn geheel dispergeren in 120 ml koolzuurvrij water bij kamertemperatuur. Blijven roeren totdat de tabletten in kleine stukjes uiteen zijn gevallen; de tabletten lossen niet volledig op. Drink de dispersie direct op of dien toe via sonde. Spoel vervolgens het glas met nog eens 120 ml water en drink dit ook op of dien eveneens toe via sonde. Het mengsel opnieuw doorroeren vlak voor toediening. Gooi de dispersie weg indien deze niet binnen 2 uur is toegediend.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): gastro-intestinale aandoeningen (10-100% en reversibel bij dosisverlaging) zoals anorexie, misselijkheid, braken, bovenbuikklachten, diarree en mucositis. Verlengde bloedingstijd (90%) en aandoeningen van het zenuwstelsel (ca. 40%), zoals geheugenstoornissen, agressiviteit, centraal vestibulairsyndroom, dysartrie en syndroom van Parkinson. Ernstige neurotoxische bijwerkingen lijken verband te houden met cumulatieve blootstelling en treden vaker op bij plasmaspiegels mitotaan ≥ 20 mg/l. Verder: asthenie, myasthenie, paresthesie, verwardheid, duizeligheid, slaperigheid, nierinsufficiëntie, huiduitslag, gynaecomastie, leukopenie (waaronder neutropenie), hypercholesterolemie en -triglyceridemie, stijging van leverenzymwaarden.
Vaak (1-10%): vertigo, geestelijke achteruitgang, hoofdpijn, polyneuropathie. Autoimmuun hepatitis. Trombocytopenie, anemie.
Verder zijn gemeld: achteruitgang gezichtsvermogen, maculopathie, diplopie, lens-troebeling, retinatoxiciteit. Schildklierbeschadiging, hypogonadisme bij mannen (met symptomen als gynaecomastie, verminderd libido, erectiestoornis, vruchtbaarheidsstoornis). Gegeneraliseerde pijn. Hypertensie, orthostatische hypotensie, opvliegers. Benigne ovarium-macrocysten bij premenopauzale vrouwen. Evenwichtsstoornissen. Zeer hoge koorts. Overmatige speekselproductie, smaakstoornis, dyspepsie. Leverbeschadiging (hepatocellulair, cholestatisch en gemengd). Hypo-urikemie, daling van de androsteendionconcentratie en de testosteronconcentratie bij vrouwen, stijging van de concentratie geslachtshormoonbindend globuline, daling van het vrij testosteron bij mannen, proteïnurie, hematurie, hemorragische cystitis. Overgevoeligheidsreactie. Bij kinderen tevens: neuropsychologische retardatie (mogelijk verband houdend met schildklierbeschadiging), hypothyroïdie, groeiachterstand en (reversibele) encefalopathie (bij een supratherapeutische mitotaanspiegel).
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): anemie. Hoofdpijn. Hoesten, dyspneu. Diarree, misselijkheid, braken, obstipatie, buikpijn. Artralgie, rugpijn. Vermoeidheid, koorts. Stijging ALAT en ASAT in het bloed.
Vaak (1-10%): geneesmiddelgeïnduceerde leverschade. Stijging alkalische fosfatase, bilirubine en γ-glutamyltransferase in het bloed.
Soms (0,1-1%): interstitiële longziekte, pneumonitis.
Interacties
Let op: houd rekening met de lange eliminatiehalfwaardetijd van mitotaan (zie Kinetische gegevens).
Gelijktijdig gebruik met spironolacton is gecontra–indiceerd omdat dit de werking van mitotaan kan blokkeren; mogelijk geldt dit ook voor eplerenon.
Mitotaan versnelt het metabolisme van orale vitamine K-antagonist-achtige anticoagulantia. Wees voorzichtig bij gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen met een dempende werking op het centraal zenuwstelsel. Mitotaan induceert CYP450-enzymen (vooral ook CYP3A4), wees daarom vanwege een verminderde werkzaamheid voorzichtig bij gebruik van geneesmiddelen die in de lever door CYP450 worden gemetaboliseerd (zoals anti-epileptica, midazolam, rifabutine, rifampicine, sunitinib en griseofulvine).
Interacties
In combinatie met een zuurremmend middel, zoals een protonpompremmer (bv. omeprazol, pantoprazol) of een H2-receptorantagonist, sotorasib innemen met een zuurhoudende drank, zoals cola. Als alternatief innemen met een lokaal antacidum. Sotorasib moet dan 4 uur vóór of 10 uur na de toediening van het antacidum worden ingenomen.
Sotorasib wordt gemetaboliseerd door o.a. CYP3A4. Vermijd gelijktijdig gebruik van een sterke CYP3A4-inductor (zoals rifampicine, carbamazepine, enzalutamide, mitotaan, fenytoïne en sint-janskruid), omdat hierdoor de blootstelling aan sotorasib kan afnemen.
Sotorasib is een matige CYP3A4-inductor. Vermijd gelijktijdig gebruik van een CYP3A4-substraat met een kleine therapeutische breedte (zoals alfentanil, ciclosporine, dihydro-ergotamine, ergotamine, fentanyl, hormonale anticonceptiva, pimozide, kinidine, sirolimus en tacrolimus), omdat de blootstelling aan het CYP3A4-substraat kan afnemen. Als gelijktijdige toediening niet kan worden vermeden, de dosering van het CYP3A4-substraat verhogen.
Sotorasib is een remmer van P-glycoproteïne (Pgp). Vermijd gelijktijdig gebruik van een Pgp-substraat met een smalle therapeutische breedte (zoals digoxine), omdat de blootstelling aan het Pgp-substraat kan toenemen. Als gelijktijdige toediening niet kan worden vermeden, de dosering van het Pgp-substraat verlagen.
Sotorasib is een zwakke remmer van BCRP. Bij gelijktijdig gebruik van substraten van BCRP (zoals lapatinib, methotrexaat, mitoxantron, rosuvastatine, topotecan) de patiënt extra monitoren en zonodig de dosering van het BCRP-substraat verlagen.
In-vitro induceert sotorasib CYP2B6, CYP2C8, CYP2C9 en CYP2C19. Bij gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die door deze enzymen worden gemetaboliseerd, de patiënt extra monitoren.
In-vitro remt sotorasib CYP2D6. Bij gelijktijdig gebruik van substraten van CYP2D6 de patiënt extra monitoren.
Zwangerschap
Teratogenese: Gegevens uit een beperkt aantal onderzochte zwangerschappen laten afwijkingen aan de bijnieren zien bij de foetus. Bij dieren, onvoldoende gegevens. Studies met soortgelijke substanties bij dieren toonden een teratogeen effect.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overige: Een vruchtbare vrouw of man dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én na de therapie, zolang mitotaan in het plasma kan worden aangetoond. Houd rekening met de lange eliminatiehalfwaardetijd van mitotaan.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens geen gegevens. Bij dieren in hogere dosering schadelijk gebleken (lager foetaal lichaamsgewicht en een afname in het aantal geossificeerde middenhandsbeentjes bij konijnfoetussen).
Advies: Gebruik ontraden. Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende en tot ten minste 7 dagen na de therapie. Sotorasib verlaagt mogelijk de effectiviteit van hormonale anticonceptiva, daarom is het nodig een extra barrièremiddel toe te voegen.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Vanwege de lipofiele aard wordt mitotaan waarschijnlijk in de moedermelk uitgescheiden.
Advies: Het geven van borstvoeding is gecontra-indiceerd tijdens en na de therapie, zolang mitotaan in het plasma kan worden aangetoond. Houd rekening met de lange eliminiatiehalfwaardetijd van mitotaan.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend, een risico voor de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit middel of het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
Van dit middel zijn geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Waarschuwingen en voorzorgen
Vóór aanvang van de behandeling, grote tumormassa's zoveel mogelijk operatief verwijderen om de kans op infarct en bloeding in de tumor te beperken.
Regelmatige controle van het plasmaniveau van mitotaan tijdens en elke twee maanden na de behandeling is belangrijk vanwege het smalle therapeutische venster en het optreden van dosesafhankelijke bijwerkingen. Voorzichtig bij ouderen, bij mensen met licht tot matig gestoorde lever- of nierfunctie (extra controle van plasmaspiegels van mitotaan wordt aangeraden) en bij obesitas, omdat door opslag in het vetweefsel een langdurige afgifte van mitotaan kan optreden. Met name bij gewichtsreductie kan een hoge mitotaanspiegel optreden. Toepassen bij ernstig gestoorde lever- of nierfunctie is af te raden, vanwege onvoldoende gegevens. Bij ernstige bijwerkingen de behandeling tijdelijk staken.
Vanwege de kans op hepatotoxiciteit vooral tijdens de eerste maanden van de behandeling regelmatig ALAT-, ASAT- en bilirubinespiegels bepalen; dit tevens doen bij dosisverhogingen. Controleer ook regelmatig het bloedbeeld. Gedrags- en neurologische controle regelmatig uitvoeren vanwege mogelijke (reversibele) neurotoxiciteit, met name bij een plasmaniveau > 20 mg/l. Anorexia kan een kenmerk zijn van een beginnende beschadiging van het centrale zenuwstelsel.
Mitotaan induceert functionele bijnierschorsinsufficiëntie, waardoor hormonale suppletie noodzakelijk kan zijn. Voor optimale dosering hiervan het vrije cortisol en ACTH in het plasma bepalen, omdat mitotaan de plasmaspiegel van steroïdbindende eiwitten verhoogt. Laat vanwege het risico van acute bijnierinsufficiëntie de patiënt direct contact opnemen in geval van ernstig letsel, infectie of ziekte. In dergelijke situaties en bij shock de behandeling tijdelijk staken en corticosteroïden toedienen. Om deze reden dienen de patiënten een Lysodren-patiëntenkaart bij zich te dragen.
Vanwege de kans op ovarium-macrocysten, premenopauzale vrouwen adviseren direct contact op te nemen bij gynaecologische symptomen, zoals een vaginale bloeding en/of bekkenpijn. .
Mitotaan verhoogt de hoeveelheid plasmahormoonbindende eiwitten; bij interpretatie van hormonale testen hiermee rekening houden.
Het gebruik kan leiden tot significant verminderd reactie- en concentratievermogen.
Voor behandeling van vruchtbare mannen, zie Zwangerschap.
Waarschuwingen en voorzorgen
Dit geneesmiddel is geregistreerd onder voorwaardelijke toelating om het versneld beschikbaar te maken; er zijn echter nog onvoldoende gegevens over de werkzaamheid en de veiligheid.
Hepatotoxiciteit: controleer de leverfunctie (ALAT, ASAT en totaal bilirubine), vanwege de kans op hepatotoxiciteit (waaronder geneesmiddelgeïnduceerde leverschade en hepatitis), voordat wordt gestart met sotorasib, elke 3 weken gedurende de eerste 3 maanden van de behandeling en vervolgens eenmaal per maand of zoals klinisch geïndiceerd. Controleer patiënten die een verhoging van transaminasen en/of bilirubine ontwikkelen vaker. Bij ASAT of ALAT graad 2 met symptomen of ASAT of ALAT graad ≥ 3 de behandeling staken tot herstel naar graad ≤ 1 of de graad bij baseline en hervatten met een lagere dosis. Bij ASAT of ALAT > 3× ULN met totaal bilirubine > 2× ULN, zonder andere oorzaken de behandeling definitief staken.
Interstitiële longziekte (ILD)/pneumonitis: bij patiënten die eerder werden behandeld met immunotherapie of radiotherapie is ILD/pneumonitis gemeld. Controleer patiënten op nieuwe of verergerende pulmonale symptomen die kenmerkend zijn voor ILD/pneumonitis (bv. dyspneu, hoesten, koorts). Onderbreek de behandeling direct bij patiënten met verdenking op ILD/pneumonitis en staak de behandeling definitief wanneer geen andere mogelijke oorzaken voor ILD/pneumonitis worden gevonden.
Kinderen: er is geen relevante toepassing bij kinderen < 18 jaar.
Overdosering
Therapie
Vanwege de lange halfwaardetijd en lipofiliteit van mitotaan kan het weken duren voor e.a. genormaliseerd is. Vanwege de lipofiliteit is mitotaan waarschijnlijk niet dialyseerbaar.
Voor meer informatie over een vergiftiging met mitotaan neem contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met sotorasib contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Polychloorbifenyl-analoog. Werkt cytotoxisch en/of inhiberend op de bijnierschors en wijzigt het perifere metabolisme van steroïden. Veroorzaakt bijnierschorsinsufficiëntie wat leidt tot de verdwijning van het syndroom van Cushing door bijniercarcinoomsecretie. Tijdens de therapie is hormonale substitutie noodzakelijk.
Kinetische gegevens
Resorptie | Vetrijk voedsel verhoogt de absorptie van mitotaan. |
Overig | Therapeutische plasmaspiegel: 14–20 mg/l. |
Overig | Wordt opgeslagen in alle weefsels en met name in vetweefsel. |
Metabolisering | Voornamelijk door de lever. |
Eliminatie | in de vorm van metabolieten. |
T 1/2el | 18 tot 159 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Sotorasib is een irreversibele remmer van KRAS G12C ((Kirsten-rat-sarcoomvirus oncogenhomoloog), een oncogene driver van tumorgenese. De KRAS G12C-mutatie komt voor in ca. 13% van alle niet-kleincellige longcarcinomen. Door deze mutatie van glycine naar cysteïne wordt het KRAS-eiwit overactief en zorgt het voor proliferatie en overleving in tumorcellen. Sotorasib bindt aan het cysteïneresidu van KRAS G12C en blokkeert hiermee de activiteit van KRAS G12C.
Kinetische gegevens
T max | 1 uur. |
V d | 3,01 l/kg. |
Metabolisering | voornamelijk door CYP2C8 en CYP3A4/5 via conjugatie en oxidatie tot inactieve metabolieten. |
Eiwitbinding | 97,6%. |
T 1/2el | 5 uur. |
Eliminatie | voornamelijk via de feces (74%), en in mindere mate (6%) in de urine (waarvan 1% in onveranderde vorm). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
mitotaan hoort bij de groep oncolytica, overige.
- aflibercept (bij maligne aandoening) (L01XX44) Vergelijk
- alpelisib (L01EM03) Vergelijk
- amsacrine (L01XX01) Vergelijk
- anagrelide (L01XX35) Vergelijk
- arseentrioxide (L01XX27) Vergelijk
- asparaginase (L01XX02) Vergelijk
- bortezomib (L01XG01) Vergelijk
- carfilzomib (L01XG02) Vergelijk
- eribuline (L01XX41) Vergelijk
- hydroxycarbamide (bij maligne aandoening) (L01XX05) Vergelijk
- hydroxycarbamide (sikkelcelziekte) (L01XX05) Vergelijk
- ivosidenib (L01XX62) Vergelijk
- ixazomib (L01XG03) Vergelijk
- methotrexaat (bij tumoren) (L01BA01) Vergelijk
- niraparib (L01XK02) Vergelijk
- olaparib (L01XK01) Vergelijk
- panobinostat (L01XH03) Vergelijk
- pegaspargase (L01XX24) Vergelijk
- pemetrexed (L01BA04) Vergelijk
- rucaparib (L01XK03) Vergelijk
- sonidegib (L01XJ02) Vergelijk
- sotorasib (L01XX73) Vergelijk
- talazoparib (L01XK04) Vergelijk
- tebentafusp (L01XX75) Vergelijk
- temoporfine (L01XD05) Vergelijk
- trabectedine (L01CX01) Vergelijk
- venetoclax (L01XX52) Vergelijk
- vismodegib (L01XJ01) Vergelijk
Groepsinformatie
sotorasib hoort bij de groep oncolytica, overige.
- aflibercept (bij maligne aandoening) (L01XX44) Vergelijk
- alpelisib (L01EM03) Vergelijk
- amsacrine (L01XX01) Vergelijk
- anagrelide (L01XX35) Vergelijk
- arseentrioxide (L01XX27) Vergelijk
- asparaginase (L01XX02) Vergelijk
- bortezomib (L01XG01) Vergelijk
- carfilzomib (L01XG02) Vergelijk
- eribuline (L01XX41) Vergelijk
- hydroxycarbamide (bij maligne aandoening) (L01XX05) Vergelijk
- hydroxycarbamide (sikkelcelziekte) (L01XX05) Vergelijk
- ivosidenib (L01XX62) Vergelijk
- ixazomib (L01XG03) Vergelijk
- methotrexaat (bij tumoren) (L01BA01) Vergelijk
- mitotaan (L01XX23) Vergelijk
- niraparib (L01XK02) Vergelijk
- olaparib (L01XK01) Vergelijk
- panobinostat (L01XH03) Vergelijk
- pegaspargase (L01XX24) Vergelijk
- pemetrexed (L01BA04) Vergelijk
- rucaparib (L01XK03) Vergelijk
- sonidegib (L01XJ02) Vergelijk
- talazoparib (L01XK04) Vergelijk
- tebentafusp (L01XX75) Vergelijk
- temoporfine (L01XD05) Vergelijk
- trabectedine (L01CX01) Vergelijk
- venetoclax (L01XX52) Vergelijk
- vismodegib (L01XJ01) Vergelijk