Samenstelling
Bactroban (als Ca-zout) GlaxoSmithKline bv
- Toedieningsvorm
- Neuszalf
- Sterkte
- 20 mg/g
- Verpakkingsvorm
- 3 g
Mupirocine (als Ca-zout) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Neuszalf
- Sterkte
- 20 mg/g
- Verpakkingsvorm
- 5 g
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Cubicin XGVS Merck Sharp & Dohme bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectie-/infusievloeistof
- Sterkte
- 500 mg
Bevat na reconstitutie met 10 ml 0,9% natriumchloride-oplossing: 50 mg/ml daptomycine.
Daptomycine XGVS Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectie-/infusievloeistof
- Sterkte
- 500 mg
Bevat na reconstitutie met 10 ml 0,9% natriumchloride-oplossing: 50 mg/ml daptomycine.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Probeer met hygiënische maatregelen uitbreiding van bacteriële huidinfecties of besmetting van anderen tegen te gaan. Behandel oppervlakkige bacteriële huidinfecties met een lokaal antimicrobieel middel. Bij impetigo en impetiginisatie heeft lokaal fusidinezuur de voorkeur. Bij diepe huidinfecties zijn meestal orale antibiotica geïndiceerd of is operatief ingrijpen noodzakelijk. Bij orale antimicrobiële behandeling heeft een smalspectrum-penicilline de voorkeur. Macroliden en clindamycine zijn alternatieven wanneer bijvoorbeeld penicillinen niet worden verdragen. Bij bijtwonden heeft een breedspectrum-penicilline de voorkeur. Bij recidiverende impetigo, recidiverende cellulitis (niet erysipelas) of recidiverende furunculose kan bij een positieve kweek van een neusuitstrijk voor Staphylococcus aureus preventieve behandeling met mupirocine neuszalf gedurende een week worden overwogen.
Advies
Voor daptomycine is geen advies vastgesteld over de plaats in de medicamenteuze behandeling van gecompliceerde huid- en wekedeleninfecties. Zie SWABID voor de aanbevelingen volgens SWAB bij diverse huid- en weke-deleninfecties.
De behandeling van een infectieuze endocarditis (IE) bestaat uit langdurige behandeling met i.v.-antibiotica. De ervaring met daptomycine bij IE is zeer beperkt. Bij IE die veroorzaakt is door meticilline-resistente S. aureus (MRSA) of coagulase-negatieve stafylokokken kan daptomycine worden overwogen als alternatief voor vancomycine. Zie voor uitgebreide (keuze-)informatie de SWAB-richtlijn Infectieuze endocarditis. Zie voor de adviezen van de ESC ESC Guidelines for the management of endocarditis.
Indicaties
- Eliminatie van in de neus gelokaliseerde stafylokokken, waaronder meticilline-resistente Staphylococcus aureus (MRSA), bij zgn. 'neusdragers'.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Behandeling van patiënten ≥ 1 jaar met gecompliceerde infecties van huid en weke delen (cSSTI), eventueel gepaard gaande met een Staphylococcus aureus-bacteriëmie;
- Volwassenen met een rechtszijdige infectieuze endocarditis (RIE), veroorzaakt door Staphylococcus aureus;
- Patiënten vanaf 1 jaar met een Staphylococcus aureus-bacteriëmie (SAB); deze dient bij volwassenen geassocieerd te zijn met RIE of met cSSTI en bij kinderen met cSSTI.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Eliminatie van stafylokokken
Volwassenen en kinderen
Een kleine hoeveelheid zalf (ter grootte van een luciferkop) 2–3×/dag met de pink in elk neusgat aanbrengen en vervolgens de neusvleugels dichtknijpen en masseren om de zalf verder te verspreiden. Bij kinderen en ernstig zieke patiënten kan een wattenstaafje worden gebruikt. Na toediening de handen wassen. De behandeling 5–7 dagen voortzetten, max. 10 dagen.
Volgens de NHG-Standaard Bacteriële huidinfecties (2017): als profylaxe bij recidiverende impetigo, cellulitis of furunculose én een positieve neuskweek: 3×/dag gedurende 1 week in de neus aanbrengen; na 3 maanden het effect evalueren.
Verminderde nier- of leverfunctie: geen dosisaanpassing nodig.
Doseringen
cSSTI
Volwassenen zonder S. aureus-bacteriëmie
I.v.: 4 mg/kg lichaamsgewicht 1×/24 uur gedurende 7–14 dagen of totdat de infectie is verdwenen.
Verminderde nierfunctie: bij een creatinineklaring < 30 ml/min, hemodialyse of CAPD: 4 mg/kg lichaamsgewicht 1×/48 uur gedurende 7–14 dagen of totdat de infectie is verdwenen. Indien mogelijk op de dagen van de dialyse daptomycine toedienen ná de dialyse. Bij een creatinineklaring ≥ 30 ml/min is geen dosisaanpassing nodig.
Volwassenen met S. aureus-bacteriëmie
I.v.: 6 mg/kg lichaamsgewicht 1×/24 uur. De therapieduur kan bij cSSTI mét bacteriëmie langer zijn dan 14 dagen, afhankelijk van het risico op complicaties bij de individuele patiënt.
Verminderde nierfunctie: creatinineklaring < 30 ml/min, hemodialyse of CAPD: 6 mg/kg lichaamsgewicht 1×/48 uur. De therapieduur kan langer zijn dan 14 dagen, afhankelijk van het risico op complicaties bij de individuele patiënt. Indien mogelijk op de dagen van de dialyse, daptomycine toedienen ná de dialyse. Bij een creatinineklaring ≥ 30 ml/min is geen dosisaanpassing nodig.
Kinderen van 1 jaar zonder S. aureus-bacteriëmie
I.v.: 10 mg/kg 1×/24 uur, als i.v.-infusie van 60 min. Maximaal 14 dagen.
Kinderen 2 t/m 6 jaar zonder S. aureus-bacteriëmie
I.v.: 9 mg/kg 1×/24 uur, als i.v.-infusie van 60 min. Maximaal 14 dagen.
Kinderen 7 t/m 11 jaar zonder S. aureus-bacteriëmie
I.v.: 7 mg/kg 1×/24 uur, als i.v.-infusie van 30 min. Maximaal 14 dagen.
Kinderen 12 t/m 17 jaar zonder S. aureus-bacteriëmie
I.v.: 5 mg/kg 1×/24 uur, als i.v.-infusie van 30 min. Maximaal 14 dagen.
Kinderen 1 t/m 6 jaar met S. aureus-bacteriëmie
I.v.: 12 mg/kg 1×/24 uur, als i.v.-infusie van 60 min. De therapieduur kan bij cSSTI mét bacteriëmie langer zijn dan 14 dagen, afhankelijk van het risico op complicaties bij de individuele patiënt. In klinisch onderzoek bij kinderen met een S. aureus-bacteriëmie was de gemiddelde behandelduur 12 dagen (range 1–44 dagen).
Kinderen 7 t/m 11 jaar met S. aureus-bacteriëmie
I.v.: 9 mg/kg 1×/24 uur, als i.v.-infusie van 30 min. De therapieduur kan bij cSSTI mét bacteriëmie langer zijn dan 14 dagen, afhankelijk van het risico op complicaties bij de individuele patiënt. In klinisch onderzoek bij kinderen met een S. aureus-bacteriëmie was de gemiddelde behandelduur 12 dagen (range 1–44 dagen).
Kinderen 12 t/m 17 jaar met S. aureus-bacteriëmie
I.v.: 7 mg/kg 1×/24 uur, als i.v.-infusie van 30 min. De therapieduur kan bij cSSTI mét bacteriëmie langer zijn dan 14 dagen, afhankelijk van het risico op complicaties bij de individuele patiënt. In klinisch onderzoek bij kinderen met een S. aureus-bacteriëmie was de gemiddelde behandelduur 12 dagen (range 1–44 dagen).
Kinderen met een verminderde nierfunctie
Voor een leeftijd < 18 jaar is door de fabrikant geen doseeradvies bij een verminderde nierfunctie vastgesteld. Zie voor doseeradvies bij gebruik van daptomycine bij dergelijke patiënten de pagina daptomycine op de site van het Kinderformularium van het NKFK.
Rechtszijdige infectieuze endocarditis (RIE)
Volwassenen
I.v.: 6 mg/kg lichaamsgewicht 1×/24 uur. Zie voor de behandelduur van RIE de officiële aanbevelingen in relevante richtlijnen (zie ook rubriek Advies).
Verminderde nierfunctie: bij een creatinineklaring < 30 ml/min, toepassing van hemodialyse of CAPD: 6 mg/kg lichaamsgewicht 1×/48 uur. De therapieduur kan langer zijn dan 14 dagen, afhankelijk van het risico op complicaties bij de individuele patiënt. Indien mogelijk op de dagen van de dialyse, daptomycine toedienen ná de dialyse. Bij een creatinineklaring ≥ 30 ml/min is geen dosisaanpassing nodig.
Bij ouderen is geen dosisaanpassing nodig, tenzij er sprake is van een verminderde nierfunctie.
Verminderde leverfunctie
- Bij een milde of matig-ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 5–9) is geen dosisaanpassing nodig;
- Er zijn geen gegevens beschikbaar over toepassing bij een ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 10–15); voorzichtig toepassen in dergelijke gevallen.
Toediening
- Volwassenen: In het algemeen wordt daptomycine bij volwassenen toegediend als i.v.-infusie gedurende 30 min. Ook is i.v.-injectie gedurende 2 min mogelijk;
- Kinderen: Toedienen als i.v.-infusie. Zie voor de duur van de infusie het voorschrift binnen de indicatie en bij de betreffende leeftijdscategorie;
- Het poeder oplossen in 0,9% natriumchloride-oplossing;
- Daptomycine mag niet vaker dan 1×/24 uur worden toegediend.
Bijwerkingen
Soms (0,1-1%): lokale irritatie neusslijmvlies.
Zeer zelden (< 0,01%): overgevoeligheidsreacties van de huid. Systemische allergische reacties zoals anafylaxie, angio–oedeem, urticaria, gegeneraliseerde huiduitslag.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): hypertensie, hypotensie. Schimmelinfecties (incl. Candida-infectie), urineweginfectie. Duizeligheid, hoofdpijn. Angst, slapeloosheid. Misselijkheid, braken, diarree, obstipatie, flatulentie, buikpijn, opgeblazen en opgezet gevoel. Koorts, asthenie. Huiduitslag, jeuk. Pijn aan de ledematen. Anemie. Stijging van leverenzymwaarden (ASAT, ALAT, AF) en CK. Lokale reacties op de plaats van de infusie.
Soms (0,1-1%): supraventriculaire tachycardie, extrasystolen. Opvliegers. Verminderde eetlust, dyspepsie, glossitis. Paresthesie, smaakstoornis, tremor, oogirritatie, vertigo. Fungaemie. Vaginitis. Urticaria. Vermoeidheid, pijn. Spierzwakte, spierpijn, spierkrampen, myositis, gewrichtspijn, verhoogde waarden serumlactaatdehydrogenase (LDH) en myoglobine. Verminderde nierfunctie inclusief nierfalen, verhoogde serumcreatininewaarde. Verstoorde elektrolytenbalans, hyperglykemie. Leukocytose, eosinofilie, trombocytemie, verhoogde INR-waarde.
Zelden (0,01-0,1%): geelzucht. Verlengde protrombinetijd (PT).
Verder zijn gemeld: hoesten. Clostridioides difficile-geassocieerde diarree, pseudomembraneuze colitis. Overgevoeligheid met onder meer eosinofiele pneumonie (soms voorkomend als organiserende pneumonie), gevoel van orofaryngeale zwelling, angio-oedeem, anafylaxie, vesiculobulleuze huiduitslag met betrokkenheid van slijmvliezen (SJS of TEN), acuut gegeneraliseerd pustuleus exantheem (AGEP), geneesmiddelreactie met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS-syndroom). Perifere neuropathie. Rabdomyolyse. Tubulo-interstitiële nefritis. Trombocytopenie. Infusiereactie met de volgende symptomen: tachycardie, dyspneu, koorts, rillingen, opvliegers, vertigo, syncope en een metaalsmaak.
Interacties
Er zijn van dit middel geen interacties bekend.
Interacties
Combinatie met geneesmiddelen die toxisch kunnen zijn voor spierweefsel zoals de statinen, fibraten en ciclosporine vergroot het risico van myopathie en rabdomyolyse; indien mogelijk deze geneesmiddelen tijdelijk staken tijdens de therapie met daptomycine.
Combinatie met geneesmiddelen die de nierfiltratie verminderen (zoals NSAID's en COX-2-remmers) verhoogt de plasmaspiegel van daptomycine (en daarmee van het risico van myopathie) en kan tevens leiden tot vermindering van de nierfunctie. Verder voorzichtig zijn met de combinatie met nefrotoxische geneesmiddelen.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens onvoldoende gegevens. Bij dieren bij hoge systemische doseringen geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect: De systemische blootstelling bij intranasaal gebruik is verwaarloosbaar waardoor nadelige effecten bij de foetus onwaarschijnlijk zijn.
Advies: Kan volgens voorschrift worden gebruikt.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Farmacologisch effect: Gezien de verwaarloosbare systemische belasting bij de moeder bij gebruik van de neuszalf, is het onwaarschijnlijk dat de zuigeling klinisch relevante hoeveelheden met de moedermelk binnenkrijgt. Na nasale toediening bij neonaten en prematuren is wel enige absorptie waargenomen, maar zonder nadelige effecten.
Advies: Kan volgens voorschrift worden gebruikt.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in geringe mate.
Farmacologisch effect: Daptomycine wordt nauwelijks opgenomen vanuit het maag-darmkanaal van de zuigeling, waardoor nadelige effecten niet waarschijnlijk zijn.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt.
Waarschuwingen en voorzorgen
Contact met de ogen vermijden. Indien contact met de ogen optreedt, deze grondig spoelen met water.
Bij het optreden van overgevoeligheidsreacties of ernstige lokale irritatie de behandeling staken en restanten van de zalf uit de neus verwijderen.
Overgroei van niet-gevoelige micro-organismen, incl. schimmels, is mogelijk; de maximale behandelduur niet overschrijden.
Waarschuwingen en voorzorgen
Staphylococcus aureus-infecties: Er zijn relatief weinig klinische gegevens over het gebruik bij de behandeling van rechtszijdige infectieuze endocarditis (RIE), veroorzaakt door Staphylococcus aureus. De veiligheid en werkzaamheid bij een leeftijd < 18 jaar met RIE door S. aureus zijn niet vastgesteld. De werkzaamheid bij infectie van een klepprothese veroorzaakt door S. aureus is eveneens niet aangetoond.
Controleer de nierfunctie voorafgaand aan en regelmatig tijdens de therapie. Controleer de nierfunctie vaker bij gelijktijdig gebruik van nefrotoxische geneesmiddelen. Bij een creatinineklaring < 30 ml/min zijn de dosisaanbevelingen gebaseerd op farmacokinetische studies en modelresultaten (zie rubriek Dosering). Bij een creatinineklaring < 80 ml/min de therapie alleen starten als het verwachte klinisch voordeel belangrijker is dan het mogelijke risico.
Spiertoxiciteit: Controleer vóór aanvang en tijdens de behandeling de creatinekinasewaarde (CK) in plasma regelmatig (ten minste 1×/week) en controleer nauwgezet op tekenen van myopathie. Vaker controleren (iedere 2–3 dagen) bij een beginwaarde van het CK hoger dan 5× de 'upper limit of normal' (ULN) en bij pre-existent verhoogde kans op het optreden van myopathie zoals bij een verminderde nierfunctie of door een geneesmiddelinteractie. Controleer daarnaast iedere 2 dagen de CK-waarde bij iedere patiënt die onverklaarde spierpijn, -gevoeligheid, -zwakte of -krampen krijgt en de therapie staken wanneer de CK-waarde hoger dan 5× ULN wordt.
Overweeg om bij symptomen van perifere neuropathie de behandeling met daptomycine te staken.
Eosinofiele pneumonie ontstaat veelal na meer dan 2 weken behandeling. Bij optreden van pulmonale verschijnselen de behandeling onmiddellijk staken en de oorzaak opsporen. Heroptreden van eosinofiele pneumonie na nieuwe blootstelling aan daptomycine is gemeld.
Overweeg bij ernstige, aanhoudende diarree de diagnose pseudomembraneuze colitis.
Niet toedienen aan kinderen < 1 jaar in verband met mogelijke effecten op het spierstelsel en/of zenuwstelsel, zoals die zijn waargenomen bij dieren.
Beïnvloeding van stollingstesten: Interferentie van daptomycine met sommige laboratoriumtesten voor de bepaling van de protrombinetijd of INR-waarde is waargenomen tijdens postmarketing onderzoek.
Er zijn te weinig gegevens over de werkzaamheid en de veiligheid bij een BMI > 40 kg/m². Er zijn geen gegevens over de werkzaamheid en veiligheid bij een ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 10–15) of bij een leeftijd > 65 jaar.
Eigenschappen
Mupirocine is een bacteriostatisch of bactericide middel, afhankelijk van de lokaal bereikte concentratie. Het remt de bacteriële eiwitsynthese door reversibel en specifiek te binden aan bacterieel iso–leucyl–transfer–RNA synthetase. Het werkingsspectrum is smal.
Doorgaans gevoelig zijn: Staphylococcus aureus en Streptococcus spp.
Een verworven resistentie kan een probleem zijn bij: meticilline-resistente stammen van Staphylococcus aureus (MRSA) en bij meticilline-resistente coagulase-negatieve Staphylococcus spp.
Ongevoelig zijn: Corynebacterium spp. en Micrococcus spp.
De intrinsieke resistentie van Gram-negatieve organismen (zoals Enterobacteriaceae) is mogelijk een gevolg van de geringe doordringbaarheid van de buitenste celmembraan van de bacteriële celwand.
Kinetische gegevens
Resorptie | bij intranasaal gebruik verwaarloosbaar (<1% van de dosis, zowel bij intact als bij beschadigd slijmvlies); bij neonaten en prematuren is wel absorptie waargenomen, echter zonder nadelige effecten. |
Metabolisering | na eventuele absorptie: snel tot het inactieve monaanzuur. |
Eliminatie | monaanzuur wordt snel via de urine uitgescheiden. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Bactericide antimicrobieel middel. Daptomycine is een cyclisch lipopeptide en alleen werkzaam tegen Gram-positieve bacteriën. De werking berust op binding (in de aanwezigheid van calciumionen) aan de celmembranen van de bacteriën, die zich zowel in de groei- als stationaire fase kunnen bevinden, waardoor depolarisatie van de celmembranen ontstaat. Het verlies van membraanpotentiaal leidt tot snelle remming van de eiwit-, DNA- en RNA-synthese, resulterend in celdood.
Gewoonlijk gevoelig zijn:
- Gram-positief: Staphylococcus aureus, Staphylococcus haemolyticus, coagulase-negatieve stafylokokken, Streptococcus agalactiae, Streptococcus dysgalactiae equisimilis, Streptococcus pyogenes, streptokokkengroep G, Clostridium perfringens en Peptostreptococcus spp.
Inherent resistent zijn: Gram-negatieve organismen.
Voor de werkzaamheid van daptomycine tegen infecties door enterokokken, waaronder Enterococcus faecalis en Enterococcus faecium is onvoldoende bewijs; falen van de behandeling met daptomycine bij enterokokkeninfecties (meestal met bacteriëmie) is gemeld.
Kinetische gegevens
V d | 0,1 l/kg. |
Eiwitbinding | ca. 90%. |
Metabolisering | gedeeltelijk. De plaats van metabolisering is onduidelijk. De metabolisering vindt niet plaats via het CYP-enzymsysteem. |
Eliminatie | voornamelijk met de nieren door middel van filtratie (50% onveranderd). Daptomycine wordt langzaam verwijderd door hemodialyse (ca. 15% van de toegediende dosis gedurende hemodialysesessie van 4 uur) of door peritoneale dialyse (ca. 11% gedurende 48 uur). |
T 1/2el | ca. 8 uur, verlengd bij nierfunctiestoornis; bij kinderen is de klaring toegenomen, hoe jonger het kind hoe korter de halfwaardetijd; ca. 3,8–5,3 uur (bij toepassing voor de indicatie cSSTI) en ca. 5,1–7,5 uur (bij toepassing voor de indicatie SAB). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
mupirocine (eliminatie stafylokokken in de neus) hoort bij de groep antibacteriële middelen, overige.
- aztreonam (J01DF01) Vergelijk
- clindamycine (systemisch) (J01FF01) Vergelijk
- colistine (inhalatie) (J01XB01) Vergelijk
- colistine (parenteraal) (J01XB01) Vergelijk
- daptomycine (J01XX09) Vergelijk
- fidaxomicine (A07AA12) Vergelijk
- fosfomycine (intraveneus) (J01XX01) Vergelijk
- fosfomycine (oraal) (J01XX01) Vergelijk
- methenamine (J01XX05) Vergelijk
- metronidazol (intraveneus) (J01XD01) Vergelijk
- nitrofurantoïne (J01XE01) Vergelijk
Groepsinformatie
daptomycine hoort bij de groep antibacteriële middelen, overige.
- aztreonam (J01DF01) Vergelijk
- clindamycine (systemisch) (J01FF01) Vergelijk
- colistine (inhalatie) (J01XB01) Vergelijk
- colistine (parenteraal) (J01XB01) Vergelijk
- fidaxomicine (A07AA12) Vergelijk
- fosfomycine (intraveneus) (J01XX01) Vergelijk
- fosfomycine (oraal) (J01XX01) Vergelijk
- methenamine (J01XX05) Vergelijk
- metronidazol (intraveneus) (J01XD01) Vergelijk
- mupirocine (eliminatie stafylokokken in de neus) (R01AX06) Vergelijk
- nitrofurantoïne (J01XE01) Vergelijk