Samenstelling

Raadpleeg voor hulpstoffen een apotheker.

Rizmoic (als tosilaat) Shionogi BV

Toedieningsvorm
Tablet, filmomhuld
Sterkte
200 microg

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Advies

Adviseer bij obstipatie in eerste instantie voldoende inname van vocht en vezels, en voldoende beweging. Indien een dieet met extra vezels niet volstaat, is psyllium een alternatief. Bij de medicamenteuze behandeling van functionele obstipatie is een osmotisch laxans eerste keus. Verhoog bij onvoldoende effect zo nodig tot de maximale dosering of combineer met, of schakel over op een contactlaxans of ander osmotisch laxans. Overweeg als defecatie 3 dagen uitblijft ondanks optimale orale therapie, rectale medicatie ter lediging van het rectum. Fecale impactie kan medicamenteus of manueel worden verwijderd. Als medicatie de voorkeur heeft, overweeg een (micro)klysma of een hoge dosis macrogol (met of zonder elektrolyten).

Zowel naldemedine en naloxegol hebben de voorkeur (vanwege orale toediening) bij onvoldoende effect van reguliere laxantia bij opioïdgeïnduceerde obstipatie. Methylnaltrexon is ook een behandelmogelijkheid bij onvoldoende effect van reguliere laxantia bij opioïdgeïnduceerde obstipatie; dit wordt subcutaan toegediend.

Indicaties

Opioïdgeïnduceerde obstipatie bij volwassenen die eerder zijn behandeld met een laxeermiddel.

Doseringen

Klap alles open Klap alles dicht

Opioïdgeïnduceerde obstipatie

Volwassenen (incl. ouderen)

200 microg 1×/dag. Het doseerschema van het opioïd hoeft niet gewijzigd te worden. Staak naldemedine als ook het opioïd wordt gestaakt.

Bij een verminderde nierfunctie is een dosisaanpassing niet nodig. Controleer bij een ernstig verminderde nierfunctie vóóraf de nierfunctie, vanwege relatief weinig ervaring. Hemodialyse lijkt geen effect te hebben op de plasmaspiegel van naldemedine.

Bij een verminderde leverfunctie is een dosisaanpassing niet nodig. Niet gebruiken bij een ernstig verminderde leverfunctie, vanwege relatief weinig ervaring.

Toediening: Elke dag op hetzelfde tijdstip met of zonder voedsel innemen.

Bijwerkingen

Bij kanker

Zeer vaak (> 10%): diarree.

Vaak (1-10%): misselijkheid, braken, buikpijn.

Soms (0,1-1%): onthoudingssyndroom.

Zelden (0,01-0,1%): overgevoeligheid.

Verder is gemeld: gastro-intestinale perforatie.

Interacties

Naldemedine wordt voornamelijk door CYP3A gemetaboliseerd, met enige bijdrage van UGT1A3. Naldemedine is een substraat van P-glycoproteïne.

Vermijd gelijktijdig gebruik van sterke CYP3A-remmers (zoals itraconazol, ketoconazol, ritonavir, claritromycine, en grapefruit-/pompelmoessap, omdat deze middelen de blootstelling aan naldemedine verhogen en daarmee de kans op bijwerkingen. Ook gelijktijdig gebruik met matige CYP3A-remmers (zoals fluconazol) kan de plasmaspiegel van naldemedine verhogen. Controleer op bijwerkingen bij gebruik van sterke en matige CYP3A-remmers.

Wees voorzichtig met gelijktijdig gebruik van sterke CYP3A-inductoren (zoals carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne, rifampicine en sint-janskruid (hypericum perforatum)), omdat deze middelen de blootstelling aan naldemedine verlagen en daarmee de werkzaamheid kunnen verminderen. Controleer op bijwerkingen bij gelijktijdig gebruik met matige CYP3A-inductoren (zoals efavirenz), omdat dit niet onderzocht is.

Controleer op bijwerkingen bij gelijktijdig gebruik van (sterke) P-gp-remmers (zoals ciclosporine), omdat deze middelen de plasmaspiegel van naldemedine kunnen verhogen.

Zwangerschap

Teratogenese: Onbekend bij de mens; bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.

Farmacologisch effect: Gebruik tijdens de zwangerschap kan leiden tot het neonataal abstinentiesyndroom, vanwege een onvolgroeide bloed-hersenbarrière.

Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Onbekend bij de mens; ja bij dieren.

Farmacologisch effect: Een theoretisch risico voor de zuigeling op het neonataal abstinentiesyndroom is niet uitgesloten.

Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.

Contra-indicaties

  • bekende of vermoede gastro-intestinale obstructie of perforatie óf verhoogd risico op recidiverende obstructie, vanwege de kans op gastro-intestinale perforatie.

Waarschuwingen en voorzorgen

Naldemedine kan met of zonder andere laxeermiddelen worden gebruikt.

Gastro-intestinale (GI-)perforatie, waaronder met fatale afloop, is gemeld bij gebruik bij patiënten met een verhoogd risico op GI-perforatie (zoals divertikelziekte, onderliggende GI-maligniteiten of peritoneale metastasen). Niet gebruik bij een (vermoede) GI-obstructie of bij een verhoogd risico op recidiverende GI-obstructie. Wees voorzichtig bij een verminderde integriteit van de maag-darmwand, zoals bij een ulcus pepticum, ziekte van Crohn, GI-maligniteit of Ogilvie-syndroom. Controleer op het ontstaan van ernstige, aanhoudende of verergerende buikpijn en laat dit melden. Staak de behandeling bij een vermoeden van obstructie of perforatie.

Controleer op dehydratie bij ernstige diarree of buikpijn en behandel dit.

Controleer op het onthoudingssyndroom door onthouding van een opioïde. Dit is aanwezig als er drie of meer van de volgende klachten aanwezig zijn: dysforie, misselijkheid of braken, spierpijn, traanproductie of rinorroe, pupilverwijding, pilo-erectie of zweten, diarree, geeuwen, koorts, langdurige slapeloosheid. Staak de behandeling in dat geval. Het onthoudingssyndroom ontstaat doorgaans binnen enkele minuten tot meerdere dagen na toediening van een opioïd-antagonist. Laat de patiënt het bij de arts melden als een opioïde wordt gestaakt. Weeg het gebruik extra zorgvuldig af bij een verstoorde bloed-hersenbarrière zoals bij primaire maligniteiten, metastasen en infecties van het centraal zenuwstelsel, actieve MS en gevorderde ziekte van Alzheimer, vanwege meer kans op onthoudingsverschijnselen of verminderde analgesie; controleer nauwgezet op onthoudingsverschijnselen.

Onvoldoende onderzoeksgegevens

  • De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen < 18 jaar is niet vastgesteld.
  • Bij ouderen > 75 jaar is beperkt ervaring opgedaan en moet daarom voorzichtig worden opgestart.
  • Er is relatief weinig ervaring bij doses opioïden hoger dan het equivalent van 400 mg morfine en er is geen ervaring met opioïdgeïnduceerde obstipatie door partiële μ-agonisten (zoals buprenorfine); wees bij deze patiënten voorzichtig.
  • Gebruik is niet onderzocht bij patiënten met recente voorgeschiedenis van een myocardinfarct, CVA of TIA korter dan 3 maanden voorafgaand aan de screening; klinische controle is bij deze groep patiënten nodig.

Overdosering

Neem voor informatie over een intoxicatie met naldemedine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.

Eigenschappen

Derivaat van naltrexon met antagonerende werking op δ-, κ- en μ-opioïdreceptoren. Naldemedine is een perifeer werkend μ-opioïdantagonist in weefsels als het maag-darmkanaal, waardoor het de obstiperende effecten van opioïden vermindert, zonder de centrale effecten van opioïden om te keren. Het derivaat is aangepast om de bloed-hersenbarrière minder goed te passeren.

Kinetische gegevens

F ca. 20-65%
T max Nuchter: 45 min; gevoed: 2,5 uur. Er is geen klinisch significant effect van voedsel
V d 2,2 l/kg
Eiwitbinding 93,2%
Metabolisering Vooral door CYP3A tot nor-naldemedine (primaire metaboliet) en een kleine bijdrage van UGT1A3 tot naldemedine 3-G (onbelangrijke metaboliet). Tevens splitsing in maag-darmkanaal, met vorming van benzamidine en naldemedinecarboxylzuur
Eliminatie via urine en feces
T 1/2el 11 uur

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Zie ook

Geneesmiddelgroep

Externe links