Samenstelling

Zie voor hulpstoffen de productinformatie van CBG/EMA of raadpleeg een apotheker.

Octreotide (als acetaat) Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Injectievloeistof
Sterkte
0,05 mg/ml
Verpakkingsvorm
flacon 1 ml
Toedieningsvorm
Injectievloeistof
Sterkte
0,1 mg/ml
Verpakkingsvorm
flacon 1 ml
Toedieningsvorm
Injectievloeistof
Sterkte
0,2 mg/ml
Verpakkingsvorm
flacon 5 ml
Toedieningsvorm
Injectievloeistof
Sterkte
0,5 mg/ml
Verpakkingsvorm
flacon 1 ml
Toedieningsvorm
Poeder voor injectievloeistof met verlengde werking 'depot'
Sterkte
10 mg
Verpakkingsvorm
met solvens 2 ml om te suspenderen
Toedieningsvorm
Poeder voor injectievloeistof met verlengde werking 'depot'
Sterkte
20 mg
Verpakkingsvorm
met solvens 2 ml om te suspenderen
Toedieningsvorm
Poeder voor injectievloeistof met verlengde werking 'depot'
Sterkte
30 mg
Verpakkingsvorm
met solvens 2 ml om te suspenderen

Sandostatine (als acetaat) Novartis Pharma bv

Toedieningsvorm
Injectievloeistof
Sterkte
0,05 mg/ml
Verpakkingsvorm
ampul 1 ml
Toedieningsvorm
Injectievloeistof
Sterkte
0,1 mg/ml
Verpakkingsvorm
ampul 1 ml
Toedieningsvorm
Injectievloeistof
Sterkte
0,5 mg/ml
Verpakkingsvorm
ampul 1 ml
Toedieningsvorm
Poeder voor injectievloeistof met verlengde werking 'LAR'
Sterkte
10 mg
Verpakkingsvorm
met solvens 2 ml om te suspenderen
Toedieningsvorm
Poeder voor injectievloeistof met verlengde werking 'LAR'
Sterkte
20 mg
Verpakkingsvorm
met solvens 2 ml om te suspenderen
Toedieningsvorm
Poeder voor injectievloeistof met verlengde werking 'LAR'
Sterkte
30 mg
Verpakkingsvorm
met solvens 2 ml om te suspenderen

Siroctid (als acetaat) Pharmanovia Benelux BV

Toedieningsvorm
Injectievloeistof
Sterkte
0,05 mg/ml
Verpakkingsvorm
wegwerpspuit 1 ml
Toedieningsvorm
Injectievloeistof
Sterkte
0,1 mg/ml
Verpakkingsvorm
wegwerpspuit 1 ml
Toedieningsvorm
Injectievloeistof
Sterkte
0,5 mg/ml
Verpakkingsvorm
wegwerpspuit 1 ml

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Advies

Octreotide kan evenals lanreotide worden toegepast bij acromegalie ter normalisering van de groeihormoonspiegel en bij de behandeling van de symptomen van hormoon-actieve carcinoïden. De werkzaamheid van octreotide bij deze indicaties lijkt vergelijkbaar met die van lanreotide; direct vergelijkende onderzoeken ontbreken echter. Het is niet in klinisch onderzoek aangetoond dat met toepassing van somatostatine-analoga tevens normalisering van de verhoogde mortaliteit bij acromegalie wordt bereikt.

Voor octreotide is voor de overige indicaties geen advies vastgesteld over de plaats in de medicamenteuze behandeling.

Offlabel: Sumatriptan s.c. en medicinale zuurstof zijn eerstekeusmiddelen voor de aanvalsbehandeling van clusterhoofdpijn. Verapamil (offlabel) is middel van eerste keus voor de onderhoudsbehandeling van clusterhoofdpijn. Bij het opbouwen van langdurige profylaxe, en bij een zogenaamde 'verapamil drug holiday', kan overwogen worden om ter overbrugging oraal een prednis(ol)onkuur (offlabel) of lokaal een GON-injectie (blokkade van de achterhoofdszenuw, 'Greater Occipital Nerve') met methylprednisolon(/lidocaïne) (offlabel) te geven.

Indicaties

  • Acromegalie indien operatieve behandeling of radiotherapie onvoldoende effectief of niet geëigend zijn of in de beginfase van radiotherapeutische behandeling totdat deze effectief is.
  • Ter verlichting van symptomen bij functionele gastro-enteropancreatische (GEP) endocriene tumoren zoals carcinoïden met kenmerken van het carcinoïdsyndroom, vipomen, glucagonomen, Zollinger-Ellisonsyndroom en insulinomen (voor de preoperatieve beheersing van hypoglykemie en als onderhoudstherapie).
  • Gevorderde neuro-endocriene tumoren van de middendarm of onbekende primaire locatie.
  • TSH-producerende hypofyseadenomen: als secretie niet is genormaliseerd na operatief ingrijpen en/of radiotherapie, indien operatief ingrijpen niet geëigend is of bij radiotherapie totdat deze effectief is.
  • Preventie van complicaties na pancreaschirurgie.
  • Acute behandeling van bloedende gastro-oesofagusvarices bij cirrose in combinatie met geëigende therapie zoals endoscopische sclerotherapie.
  • Offlabel: aanval van clusterhoofdpijn.

Gerelateerde informatie

Doseringen

Klap alles open Klap alles dicht

Acromegalie

Volwassenen

S.c.: begindosis 0,05–0,1 mg iedere 8–12 uur. De dosering aanpassen op basis van de maandelijkse beoordeling van groeihormoon (GH)- en IGF-1-spiegels (doel: GH < 2,5 ng/ml; IGF-1 binnen normale grenzen), klinische symptomen en mogelijke bijwerkingen: gewoonlijk 0,2–0,3 mg s.c. per dag; max. 1,5 mg per dag. Indien na 3 maanden geen relevante reductie van GH-spiegels of verbetering van klinische symptomen is bereikt, de therapie staken.

Injectievloeistof met verlengde werking: i.m. (diep intragluteaal): begindosering 20 mg elke 4 weken, gedurende 3 maanden. Bij overschakelen van s.c.-toediening op intragluteale toediening, beginnen op de dag na de laatste s.c.-dosis. Latere aanpassing van de dosering baseren op de serumconcentraties van groeihormoon (GH) en IGF-1 en klinische symptomen. Indien na de eerste 3 maanden de GH-concentratie < 1 microg/l blijft en IGF-1 is genormaliseerd en de meeste symptomen verdwenen zijn, de dosering verlagen tot 10 mg elke 4 weken en nauwlettend controleren. Bij onvoldoende controle van biochemische parameters (GH-concentratie > 2,5 microg/l) en klinische symptomen na de eerste 3 maanden, de dosis verhogen tot 30 mg elke 4 weken. Na 3 maanden zonodig weer verhogen tot 40 mg elke 4 weken.

Gastro-enteropancreatische endocriene tumoren

Volwassenen

S.c.: begindosis 0,05 mg 1–2×/dag. Afhankelijk van de klinische reactie, de dosering geleidelijk verhogen tot 0,1–0,2 mg 3×/dag; zelden zijn hogere doses noodzakelijk. In gevallen waarbij een snelle reactie is vereist (bv. carcinoïde crises) mag de aanbevolen begindosis i.v. in een oplossing en als een bolus worden toegediend; hierbij het hartritme door middel van een ECG bewaken. Als bij carcinoïde tumoren binnen 1 week behandelen met de maximaal te verdragen dosis geen gunstige respons optreedt, de behandeling staken.

Injectievloeistof met verlengde werking: i.m. (diep intragluteaal): begindosering 20 mg elke 4 weken. Bij overschakelen van adequate s.c.-dosering op intragluteale toediening: de s.c.-toediening tot 2 weken na de eerste intragluteale injectie voortzetten. Indien na 3 maanden de symptomen en de biochemische parameters goed onder controle zijn, de dosering verlagen tot intragluteaal 10 mg elke 4 weken. Indien na 3 maanden de klachten slechts gedeeltelijk onder controle zijn, de dosering verhogen tot intragluteaal 30 mg elke 4 weken. Indien de symptomen toenemen tijdens de intragluteale toediening (m.n. gedurende de eerste 2 mnd.), additioneel s.c. octreotide toedienen in de dosering die werd gebruikt voor begin van de intragluteale injecties.

Gevorderde neuro-endocriene tumoren van de middendarm of onbekende primaire locatie

Volwassenen

Injectievloeistof met verlengde werking: i.m. (diep intragluteaal): 30 mg elke 4 weken, totdat progressie van de tumor optreedt.

TSH-producerende hypofyseadenomen

Volwassenen

S.c.: een dosering van 0,1 mg 3×/dag is meestal effectief. De dosis kan worden aangepast op basis van de TSH- en schildklierhormoonrespons. Ten minste 5 dagen behandelen voordat de werkzaamheid kan worden beoordeeld.

Injectievloeistof met verlengde werking: i.m. (diep intragluteaal): begindosering 20 mg elke 4 weken gedurende 3 maanden. De dosering na 3 maanden eventueel aanpassen op basis van de TSH- en schildklierhormoonrespons.

Preventie complicaties na pancreaschirurgie

Volwassenen

S.c.: 0,1 mg 3×/dag gedurende 7 opeenvolgende dagen, beginnend op de dag van de operatie ten minste 1 uur vóór de laparotomie.

Bloedende gastro-oesofagusvarices

Volwassenen

25 microg per uur of max. 50 microg per uur als continue i.v.-infusie gedurende 5 dagen. De injectievloeistof voorafgaand aan de i.v.-toediening verdunnen met fysiologisch zout.

Offlabel: aanval van clusterhoofdpijn

Volwassenen

Volgens de NHG-Standaard Hoofdpijn (2021): s.c. 0,1 mg.

Bij verminderde leverfunctie kan een aanpassing van de dosering noodzakelijk zijn.

Bij verminderde nierfunctie is een dosisaanpassing niet nodig.

Bij ouderen is een dosisaanpassing niet nodig.

Toediening

  • De s.c.-injecties toedienen tussen de maaltijden in of bij het slapen gaan (om maag-darmklachten te voorkomen) en steeds op een wisselende plaats. Lokaal ongemak kan worden verminderd door de injectievloeistof vóór toediening op kamertemperatuur te laten komen en door injectie van een kleiner volume.
  • De intragluteale injecties (injectievloeistof met verlengde werking) afwisselend in de linker- en rechterbil toedienen.

Bijwerkingen

Zeer vaak (> 10%): maag-darmklachten zoals misselijkheid, buikpijn, flatulentie, diarree en obstipatie (frequentie neemt af bij voortzetting van de behandeling). Hoofdpijn. Cholelithiase. Hyperglykemie. Reacties op de injectieplaats (bv. pijn, branderigheid, roodheid, zwelling).

Vaak (1-10%): dyspepsie, braken, zwelling buik, steatorroe, verkleuring van de ontlasting. Duizeligheid. Cholecystitis, galgruis, hyperbilirubinemie. Dyspneu. Bradycardie. Jeuk, huiduitslag, alopecia. Asthenie. Hypothyroïdie, schildklierdisfunctie (bv. daling TSH, totaal T4 of vrij T4). Hypoglykemie, gestoorde glucosetolerantie, anorexie. Verhoogde transaminasespiegels.

Soms (0,1-1%): dehydratie. Tachycardie.

Verder zijn gemeld: acute pancreatitis (optredend enkele uren of dagen na toediening), cholelithiase geïnduceerde pancreatitis (na langdurige behandeling), acute hepatitis zonder cholestase, cholestatische hepatitis, cholestase, (cholestatische) geelzucht, cholelithiase geïnduceerde cholangitis. Aritmieën. Trombocytopenie (vooral bij i.v.-toediening bij patiënten met levercirrose). Urticaria. Anafylaxie, allergie of overgevoeligheidsreacties. Verhoogde alkalische fosfatase- en γGT-spiegels.

Zelden kunnen maag-darmklachten lijken op een acute darmobstructie met progressieve zwelling van de buik, ernstige epigastrische pijn, gevoeligheid van de buik en spierverzet.

Interacties

Dosisaanpassing van β-blokkers, calciumkanaalblokkers of middelen die de vocht- en elektrolytenbalans reguleren kan noodzakelijk zijn vanwege meer kans op bradycardie.

Dosisaanpassing van insuline en bloedglucoseverlagende middelen kan nodig zijn.

De absorptie van ciclosporine kan worden verlaagd en die van cimetidine vertraagd.

De beschikbaarheid van bromocriptine neemt toe bij combinatie met octreotide.

Wees voorzichtig bij combinatie met middelen die hoofdzakelijk via CYP3A4 worden gemetaboliseerd en een smalle therapeutische breedte hebben (bv. kinidine), omdat somatostatine-analoga, zoals octreotide, de metabole klaring van deze middelen mogelijk verlagen.

Somatostatine-analoga zoals octreotide kunnen de werkzaamheid van radioactieve somatostatine-analoga verstoren, vanwege competitieve binding aan somatostatinereceptoren. Vermijd het gebruik van Sandostatine injectievloeistof gedurende 24 uur voorafgaand aan toediening van lutetium Lu-177 oxodotreotide. Vermijd het gebruik van Sandostatine LAR injectievloeistof (met verlengde werking) gedurende ten minste 4 weken voorafgaand aan toediening van lutetium Lu-177 oxodotreotide; binnen 4–24 uur na behandeling met dit radiofarmacon kan de behandeling met Sandostatine LAR worden hervat.

Zwangerschap

Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.

Farmacologisch effect: In dieronderzoek is (voorbijgaande) vertraging van groei en rijping van nakomelingen waargenomen.

Advies: Gebruik ontraden.

Overige: Een vruchtbare vrouw dient indien nodig adequate anticonceptieve maatregelen te nemen tijdens de behandeling, omdat octreotide een gestoorde fertiliteit kan herstellen.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Onbekend (bij de mens), ja (bij dieren).

Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.

Waarschuwingen en voorzorgen

Controleer tijdens behandeling de leverfunctie en tijdens langdurige behandeling de schildklierfunctie.

Galblaas: Somatostatine-analoga remmen de contractiliteit van de galblaas en verminderen de galsecretie, wat kan leiden tot cholelithiase. Complicaties zijn o.a. cholecystitis en cholangitis. Verricht vóór aanvang van de therapie en vervolgens iedere 6 maanden ultrasoon galblaasonderzoek tijdens de behandeling.

Glucosemetabolisme: Bij diabetes mellitus type 1 kan de behoefte aan insuline afnemen; bij niet-diabeten en diabetes mellitus type 2 met gedeeltelijk intacte insulinereserves kan een toename in postprandiale glykemie optreden. Het wordt daarom aanbevolen om de glucosetolerantie en de bloedglucoseverlagende behandeling te controleren. Bij bloedingen van oesofagusvarices is een passende controle van de bloedglucosespiegel verplicht, omdat hierna meer kans bestaat op de ontwikkeling van insulineafhankelijke diabetes of op veranderingen in de insulinebehoefte bij bestaande diabetes. Bij insulinomen is nauwlettende controle bij begin van de behandeling en bij veranderingen in de dosering noodzakelijk, daar de diepte van hypoglykemie kan worden vergroot en de duur verlengd. Octreotide remt namelijk de afscheiding van groeihormoon en glucagon sterker dan die van insuline en de werkingsduur t.a.v. het remmen van insuline is korter. Een hogere toedieningsfrequentie kan mogelijk duidelijke fluctuaties in de glucosespiegel verminderen.

Voeding: De opname van vetten kan veranderen. Een verlaagde vitamine B12-spiegel en een afwijkende Schilling-test zijn waargenomen. Bij vitamine B12-tekort in de anamnese wordt controle van deze spiegel aanbevolen tijdens behandeling.

Exocriene pancreasinsufficiëntie (EPI) is waargenomen bij behandeling van GEP neuro-endocriene tumoren. Mogelijke symptomen zijn steatorroe, dunne ontlasting, opgezette buik en gewichtsverlies. Overweeg bij deze symptomen screening en passende behandeling van EPI.

De werkzaamheid kan tijdens de behandeling van GEP endocriene tumoren plotseling verloren gaan.

Bij bloedende gastro-oesofagusvarices de max. dosis van 50 microg/uur niet overschrijden en hartcontroles uitvoeren bij toepassing van hoge i.v.-doses. Atrioventriculaire blokkades (waaronder volledig atrioventriculair blok) zijn gemeld bij patiënten die hoge doses (100 microg/uur continu i.v.) kregen of bij gebruik als i.v.-bolus (50 microg gevolgd door 50 microg/uur continu i.v.).

Bij expansie van een GH-producerende hypofysetumor kan een complicatie voorkomen (bv. gezichtsvelddefecten), daarom is zorgvuldige controle noodzakelijk. Overweeg bij tumoruitbreiding alternatieve therapieën.

Bij behandeling van acromegalie kan een gestoorde fertiliteit zich herstellen. De groeihormoon- en IGF-1 spiegel iedere zes maanden bepalen bij patiënten met acromegalie die gestabiliseerd zijn op een octreotidedosis.

Er bestaat slechts weinig ervaring bij kinderen met octreotide.

Overdosering

Symptomen

Bij accidentele doses van 2,4-6 mg/dag (i.v. of s.c.) zijn gemeld: aritmie, hypotensie, hartstilstand, cerebrale hypoxie, pancreatitis, hepatische steatose, diarree, zwakte, lusteloosheid, gewichtsverlies, hepatomegalie, lactaatacidose. Tevens atrioventriculaire blokkades (waaronder volledig atrioventriculair blok) bij i.v. gebruik. Bij kankerpatiënten die i.m. 60 mg per maand tot 90 mg per 2 weken kregen zijn frequente mictie, moeheid, depressie, angst en gebrek aan concentratie gemeld.

Neem voor meer informatie over een vergiftiging met octreotide contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.

Eigenschappen

Synthetisch octapeptide, analogon van het natuurlijke somatostatine, met een krachtiger en langer aanhoudende werking. Het remt de secretie van groeihormoon (GH) en IGF-1, alsmede van peptiden van het endocriene systeem van het maag-darmkanaal en de pancreas.

Kinetische gegevens

Resorptie s.c. snel en volledig.
T max s.c. binnen 30 min.
T max i.m. binnen 1 uur, gevolgd door een progressieve afname tot niet-detecteerbare waarden binnen 24 uur. Na 7 dagen stijgen de spiegels geleidelijk tot een therapeutische plateauconcentratie rond dag 14, welke vervolgens gedurende 3–4 weken redelijk stabiel blijft.
V d 0,27 l/kg.
Overig steady-state injectievloeistof met verlengde werking: na 3 injecties met tussenpozen van 4 weken.
Eliminatie vnl. via de feces; ca. 32% onveranderd via de urine.
T 1/2el 100 min (s.c.), 90 min (i.v.). Bij levercirrose kan de eliminatiecapaciteit verminderd zijn.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Groepsinformatie

octreotide hoort bij de groep somatostatine-analoga.