Samenstelling

Zie voor hulpstoffen de productinformatie van CBG/EMA of raadpleeg een apotheker.

Pamidronaat (di-Na-zout) XGVS Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Concentraat voor infusievloeistof
Sterkte
6 mg/ml
Verpakkingsvorm
flacon 10 ml
Toedieningsvorm
Concentraat voor infusievloeistof
Sterkte
9 mg/ml
Verpakkingsvorm
flacon 10 ml

Pamipro (di-Na-zout) XGVS Pharmanovia Benelux BV

Toedieningsvorm
Concentraat voor infusievloeistof
Sterkte
3 mg/ml
Verpakkingsvorm
flacon 20 ml, 30 ml

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Advies

Zie voor de plaats van bisfosfonaten bij pijn bij multipel myeloom en botmetastasen ten gevolge van mammacarcinoom de geldende behandelrichtlijn op richtlijnendatabase.nl.

Indicaties

Behandeling van aandoeningen die gepaard gaan met een verhoogde activiteit van osteoclasten:

  • tumorgeïnduceerde hypercalciëmie;
  • osteolytische laesies bij mammacarcinoom met botmetastasen;
  • multipel myeloom stadium III.

Doseringen

Vóór aanvang van en tijdens de behandeling zorgen voor een goede hydratie van de patiënt.

Klap alles open Klap alles dicht

Hypercalciëmie

Volwassenen

De totale dosis voor een kuur (max. 90 mg) toedienen als een eenmalige langzame i.v.-infusie (gedurende 4 uur in 500 ml) òf verdeeld over 2–4 opeenvolgende dagen. De totale dosis voor een kuur is afhankelijk van de beginconcentratie van calcium in het plasma: tot 3,0 mmol Ca/l: totale dosis 15–30 mg; 3–3,5 mmol/l: 30–60 mg; 3,5–4 mmol/l: 60–90 mg; > 4 mmol/l: 90 mg.

Bij terugkeer hypercalciëmie: de kuur herhalen.

Multipel myeloom

Volwassenen

Volgens de HOVON-richtlijn behandeling Multipel Myeloom (2021): 30 mg als langzame i.v. infusie 1×/maand gedurende minimaal 2 jaar. Raadpleeg voor het beleid daarna de richtlijn (zie Bisfosfonaten, p.68).

Osteolytische laesies

Volwassenen

90 mg elke 3–4 weken als eenmalige langzame i.v.-infusie (gedurende 2 uur in 250 ml).

Bij licht tot matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring 30-90 ml/min) is de infusiesnelheid max. 90 mg/4 uur (20–22 mg/uur); aanpassing van de dosering is niet nodig. Niet gebruiken bij ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 30 ml/min), behalve in geval van levensbedreigende tumorgeïnduceerde hypercalciëmie.

Bij licht tot matig verminderde leverfunctie is aanpassing van de dosering niet nodig. Gebruik bij ernstige leverfunctiestoornis is niet onderzocht.

Toediening

  • Het concentraat voor infusievloeistof eerst verdunnen met calciumvrije infusievloeistof (NaCl 0,9% of glucose 5%);
  • De infusiesnelheid is max. 60 mg/uur (bij verminderde nierfunctie lager) en de concentratie max. 90 mg/250 ml, vanwege de kans op klinisch significante afname van de nierfunctie, met mogelijk nierfalen als gevolg;
  • De canule in een relatief grote ader inbrengen om de kans op lokale reacties op de infusieplaats tot een minimum te beperken.

Bijwerkingen

Zeer vaak (> 10%): verhoging van lichaamstemperatuur met 1–2°C (treedt binnen 48 uur na infusie op) en griepachtige verschijnselen, soms gepaard gaande met malaise, koude rillingen, vermoeidheid en opvliegers. Asymptomatische hypocalciëmie, hypofosfatemie.

Vaak (1-10%): reacties op de infusieplaats (pijn, roodheid, zwelling, verharding, flebitis, tromboflebitis). Botpijn, gewrichtspijn, spierpijn. Misselijkheid, braken, anorexie, buikpijn, diarree, obstipatie, gastritis. Hoofdpijn, slapeloosheid, slaperigheid, symptomatische hypocalciëmie (paresthesie, tetanie). Hypokaliëmie, hypomagnesiëmie. Huiduitslag. Hypertensie. Conjunctivitis. Anemie, trombocytopenie, lymfocytopenie. Stijging creatininespiegel in bloed.

Soms (0,1-1%): allergische reactie, anafylactoïde reactie, bronchospasme of dyspneu, angioneurotisch oedeem. Jeuk. Epileptisch insult, agitatie, duizeligheid, lethargie. Uveïtis (iritis, iridocyclitis). Hypotensie. Dyspepsie. Spierkramp, osteonecrose. Acuut nierfalen. Abnormale leverfunctietest, stijging ureum in bloed.

Zelden (0,01–0,1%): atypische subtrochantaire en femurschachtfracturen, met name bij langdurige behandeling. Focale segmentale glomerulosclerose (incl. collapsvariant), nefrotisch syndroom.

Zeer zelden (< 0,01%): reactivatie van Herpes simplex en – zoster. Leukopenie. Anafylactische shock. Hyperkaliëmie, hypernatriëmie. Verwardheid, visuele hallucinaties. Scleritis, episcleritis, xanthopsie. Linkerventrikelfalen (dyspneu, longoedeem), congestief hartfalen (oedeem) als gevolg van vloeistofoverbelasting. Acuut ademhalingssyndroom (ARDS), interstitiële longaandoening. Osteonecrose van de uitwendige gehoorgang. Toename van pre–existente nierziekte, hematurie, aandoening van de niertubuli, tubulo-interstitiële nefritis, glomerulonefropathie.

Verder zijn gemeld: orbitale ontsteking. Atriumfibrilleren. Osteonecrose van de kaak. Ernstige, invaliderende bot, gewrichts– en/of spierpijn; deze ontstaan in de eerste maanden van behandeling en verdwijnen meestal na stopzetten.

Interacties

  • Niet combineren met andere bisfosfonaten;
  • Gelijktijdig gebruik van calcitonine kan leiden tot symptomatische hypocalciëmie;
  • Wees voorzichtig met andere nefrotoxische stoffen;
  • Bij multipel myeloom kan gelijktijdig gebruik van thalidomide de kans op nierinsufficiëntie vergroten;
  • Combinatie met anti-angiogene middelen geeft meer kans op osteonecrose van het kaakbeen;
  • Bisfosfonaten kunnen interfereren met de kwaliteit van botscintigrafiebeelden, omdat ze zich binden aan bot.

Zwangerschap

Bisfosfonaten passeren de placenta (bij dieren).

Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren schadelijk gebleken.

Farmacologisch effect: Bij dieren stapelen bisfosfonaten in het foetale skelet en verminderen ze de botgroei en het foetale gewicht. Bij gebruik voorafgaand aan een zwangerschap kunnen bisfosfonaten tijdens de zwangerschap alsnog bij de foetus terechtkomen, omdat ze na opname in de botmatrix gedurende een periode van jaren geleidelijk worden vrijgegeven in de systemische circulatie.

Advies: Gebruik vóór en tijdens de zwangerschap ontraden. Uitzondering hierop is gebruik bij levensbedreigende hypercalciëmie; in dat geval de zuigeling gedurende de eerste dagen na de geboorte controleren op hypocalciëmie.

Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende de behandeling.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Onbekend; in één studie was pamidroninezuur niet detecteerbaar in de moedermelk. Mogelijk risico voor de zuigeling kan desondanks niet worden uitgesloten.

Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding is gecontra-indiceerd.

Contra-indicaties

  • Overgevoeligheid voor bisfosfonaten.

Zie ook de rubriek Lactatie.

Waarschuwingen en voorzorgen

Algemeen: niet als bolusinjectie toedienen wegens gevaar van calciumneerslagen in de nier en ernstige lokale reacties of tromboflebitis. Niet mengen met calciumbevattende i.v.-infusievloeistoffen. In verband met onvoldoende onderzoek niet combineren met andere bisfosfonaten. Bij herhaalde toediening of bij gevorderd stadium van kanker kan een zwakker therapeutisch effect optreden.

Controles: zowel vóór als na toediening is een goede vochttoestand aangewezen (vooral van belang bij een diuretische behandeling). Vóór elke dosis de nierfunctie controleren (bv. serumcreatininemeting). Na start van de behandeling serumcalcium en -fosfaat controleren. Na schildklieroperatie is er meer kans op hypocalciëmie als gevolg van relatief hypoparathyroïdisme. Eventueel oraal calcium en vitamine D-suppletie geven ter beperking van de kans op hypocalciëmie bij osteolytische metastasen of multipel myeloom en bij de ziekte van Paget.

Comorbiditeit: bij hartziekten (m.n. bij ouderen), en bij koorts kan een additionele NaCl-belasting hartfalen bespoedigen. Bij anemie, leukopenie of trombocytopenie regelmatig bloedonderzoek verrichten.

Bij nierinsufficiëntie met een creatinineklaring < 30 ml/min niet gebruiken, behalve in geval van levensbedreigende tumorgeïnduceerde hypercalciëmie. Vooral bij bestaande nierinsufficiëntie, predispositie voor verminderde nierfunctie (bv. bij multipel myeloom, tumor-geïnduceerde hypercalciëmie), langdurige frequente infusies of bij gebruik van nefrotoxische farmaca is tijdens gebruik soms achteruitgang van de nierfunctie vastgesteld. Bij verslechtering van de nierfunctie bij de behandeling van botmetastasen of multipel myeloom de toediening uitstellen totdat de nierfunctie is teruggekeerd tot 90% van de uitgangswaarde. Er is zeer weinig ervaring met het gebruik bij patiënten die hemodialyse ondergaan.

Osteonecrose van de kaak is gemeld bij gebruik van pamidroninezuur. Overweeg de volgende risicofactoren ter beoordeling van de kans op osteonecrose van de kaak bij een patiënt:

  • potentie van het middel, toedieningsweg (meer kans bij parenterale toediening), cumulatieve dosis van botafbraak-remmende medicatie;
  • kanker, comorbiditeiten (bv. anemie, stollingsstoornis, infectie), roken;
  • gelijktijdige behandelingen: corticosteroïden, chemotherapie, angiogeneseremmers, radiotherapie van hoofd en hals;
  • voorgeschiedenis van gebitsaandoening, slechte mondhygiëne, periodontale aandoening, slecht passend kunstgebit, invasieve tandheelkundige ingrepen (bv. tandextractie).

Overweeg bij patiënten met risicofactoren, vóór behandeling een tandheelkundig onderzoek met passende preventieve tandheelkundige behandeling. Stel behandeling uit bij niet-genezen open beschadigingen van zachte weefsels in de mond, met uitzondering van medische noodsituaties. Tijdens behandeling zijn optimale mondhygiëne en regelmatige tandartscontrole aangewezen. Invasieve tandheelkundige procedures alleen na zorgvuldige overweging uitvoeren en niet kort voor of na het toedienen van pamidroninezuur. Laat de patiënt direct contact opnemen indien problemen met mond of gebit optreden, zoals loszittende tanden, pijn of zwelling, niet-genezende zweren of pusafscheiding.

Bij optreden van osteonecrose van de kaak met deskundigen een behandelplan opstellen; overweeg hierbij een tijdelijke onderbreking van de behandeling met pamidroninezuur.

Osteonecrose van de uitwendige gehoorgang is gemeld bij gebruik van bisfosfonaten, vooral bij langdurige behandeling. Mogelijke risicofactoren zijn o.a. gebruik van corticosteroïden, chemotherapie en/of lokale infectie of trauma. Overweeg de mogelijkheid van osteonecrose van de uitwendige gehoorgang bij symptomen met betrekking tot het oor, zoals chronische oorinfecties.

Atypische femurfracturen zijn gemeld bij langdurig gebruik van bisfosfonaten, na minimaal of geen trauma. Pijn in de dij, lies of heup kan optreden samen met kenmerken van stressfractuur bij beeldvormend onderzoek, soms weken tot maanden vóór het optreden van een volledige femorale fractuur. Bij optreden van een proximale femurfractuur de contralaterale femur onderzoeken, omdat de fracturen in veel gevallen bilateraal optreden. Slechte genezing van dergelijke fracturen is gemeld.

Ernstige en soms invaliderende bot-, gewrichts- en/of spierpijn is gemeld; deze kan voor het eerst optreden vanaf de eerste dag tot enkele maanden na de start van de behandeling. Bij de meeste patiënten geeft staken van de behandeling verlichting van de symptomen.

Voor vruchtbare vrouwen: zie de rubriek Zwangerschap.

Overdosering

Neem voor informatie over een vergiftiging met pamidroninezuur contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.

Eigenschappen

Bisfosfonaat met remmend effect op de botafbraak door chemische adsorptie aan hydroxyapatietkristallen en/of rechtstreeks effect op de osteoclasten. Het klinisch effect is afhankelijk van de concentratie in het bot. Werking: binnen 24–48 uur; normalisatie serumcalciumspiegel gewoonlijk binnen 3–7 dagen.

Pamidroninezuur is ook bekend onder de afkorting 'APD', afgeleid van de chemische term voor deze stof (amino-hydroxy-propylideen-difosfonzuur).

Kinetische gegevens

Eliminatie met de urine, 20–55% binnen 72 uur onveranderd.
T 1/2el in de urine is bifasisch, met tijden van ca. 1,6 en 27 uur.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd