Samenstelling
Oncaspar XGVS Servier Nederland Farma bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectie-/infusievloeistof
- Sterkte
- 3750 E
Na reconstitutie bevat de oplossing 750 E/ml.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Erivedge XGVS Roche Nederland bv
- Toedieningsvorm
- Capsule, hard
- Sterkte
- 150 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Voor de behandeling van acute lymfatische leukemie (ALL) staat op hovon.nl de geldende behandelrichtlijn (2020).
Advies
Zie voor de behandeling van basaalcelcarcinoom de geldende behandelrichtlijn op richtlijnendatabase.nl.
Indicaties
- Acute lymfatische leukemie (ALL) bij kinderen vanaf de geboorte en bij volwassenen, als combinatietherapie.
Indicaties
Volwassenen met:
- symptomatisch gemetastaseerd basaalcelcarcinoom;
- lokaal uitgebreid basaalcelcarcinoom dat ongeschikt is voor operatief ingrijpen of radiotherapie.
Doseringen
In verband met het mogelijk optreden van het tumorlysissyndroom bij een hoge tumorlast vóór en tijdens de behandeling maatregelen nemen ter preventie van uraatnefropathie zoals een adequate hydratie, alkaliseren van de urine en zo nodig toedienen van allopurinol.
Vanwege de kans op overgevoeligheidsreacties (waaronder anafylactische reactie) de patiënt gedurende en tot ten minste één uur na toediening nauwkeurig observeren. Geef als premedicatie 30-60 minuten voorafgaand aan de toediening paracetamol, een antihistaminicum en een H2-antagonist.
Zo mogelijk de behandeling controleren aan de hand van de dal-serumactiviteit van asparaginase, zoals gemeten vóór de volgende toediening van pegaspargase. Overweeg een ander asparaginasepreparaat als de activiteitswaarden niet op het beoogde niveau uitkomen.
Acute lymfatische leukemie
Kinderen en volwassenen ≤ 21 jaar
In combinatiechemotherapie: bij een lichaamsoppervlak ≥ 0,6 m²: i.m. of i.v.: 1× per 14 dagen 2500 E/m²; bij een lichaamsoppervlak < 0,6 m² wordt op het lichaamsgewicht gedoseerd; i.m. of i.v.: 1× per 14 dagen 82,5 E/ kg lichaamsgewicht.
Volwassenen > 21 jaar
In combinatiechemotherapie: i.m. of i.v.: 1× per 14 dagen 2000 E/m².
Ouderen: er zijn weinig gegevens over het gebruik bij ouderen > 65 jaar. Een dosisaanpassing is niet nodig.
Gestoorde nier- of leverfunctie: een dosisaanpassing is niet nodig.
Toediening: bij kleinere volumina heeft de i.m.-toediening de voorkeur. De max. hoeveelheid per injectieplek is 2 ml bij kinderen en jong-volwassenen ≤ 21 jaar en 3 ml voor volwassenen > 21 jaar. Bij grotere volumina de dosis verdelen en op verschillende injectieplekken toedienen. Voor i.v.-infusie de dosis toevoegen aan 100 ml NaCl-oplossing (0,9%) of glucose-oplossing (5%) en over een periode van 1–2 uur laten inlopen.
Doseringen
Gemetastaseerd of lokaal uitgebreid basaalcelcarcinoom:
Volwassenen (incl. ouderen):
150 mg 1×/dag. De behandeling voortzetten tot aan ziekteprogressie of onacceptabele toxiciteit. Op basis van individuele tolerantie mag de behandeling worden onderbroken gedurende max. 4 weken.
Verminderde nierfunctie: bij een licht tot matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring ≥ 30 ml/min/1,73m2) is geen dosisaanpassing nodig. Controleer zorgvuldig op bijwerkingen bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min/1,73m²).
Verminderde leverfunctie: bij een licht tot ernstig verminderde leverfunctie (gedefinieerd als totaal bilirubine < 10× de bovengrens van de normaalwaarde) is geen dosisaanpassing nodig.
Bij braken na inname of bij een vergeten dosis niet opnieuw een dosis innemen.
Toediening: de capsule heel innemen met water, met of zonder voedsel. De capsule mag niet geopend worden.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): pancreatitis, diarree, buikpijn, misselijkheid, verminderde eetlust, gewichtsverlies. Embolie. Febriele neutropenie. Overgevoeligheid (zoals angio-oedeem, zwelling van de lippen of ogen, erytheem, bloeddrukverlaging, bronchospasme, dyspneu, jeuk, huiduitslag, urticaria incl. levensbedreigende anafylaxie). Hyperglykemie, hypoalbuminemie, verlengde geactiveerde tromboplastinetijd. Stijging lipase, amylase, transaminasen en/of bilirubine in bloed. Daling fibrinogeen. Hypertriglyceridemie.
Vaak (1–10%): sepsis, infecties. Trombose (vooral in het CZS; sinus sagittalis is beschreven). Hypoxie. Convulsie, perifere motorische neuropathie, syncope. Stomatitis, braken, ascites. Hepatotoxiciteit, vervetting van de lever. Pijn in ledematen. Anemie, coagulopathie. Hypokaliëmie, verhoogd bloedcholesterol, hypofibrinogenemie, verhoogd γ-GT, verlengde protrombinetijd (of verhoogde INR). Hypercholesterolemie, hyperlipidemie.
Zelden (0,01–0,1%): necrotiserende of hemorragische pancreatitis. Icterus, cholestase, levercelnecrose, leverfalen (met fatale afloop). Reversibel posterieur leuko-encefalopathiesyndroom (RPLS).
Verder zijn gemeld: bloedingen (bv. CVA). Anafylactische shock. Koorts na de injectie. Vorming van antilichamen tegen pegaspargase. Slaperigheid, verwardheid. Pancreaspseudocyste. Urinezuurnefropathie (tumorlysissyndroom). Osteonecrose. Verlaagd aantal bloedplaatjes en/of neutrofielen, beenmergfalen. Diabetische ketoacidose, hypoglykemie, hyperglykemisch hyperosmolair syndroom. Stijging serumureum (dosisonafhankelijk, bijna altijd prerenaal), hyperammoniëmie.
Bij gebruik van L-asparaginase is nog gemeld: toxische epidermale necrolyse. Acuut nierfalen. Lichte tremor in de vingers. Parotitis.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): spierspasmen (bij ca. 75%), gewrichtspijn, pijn in de ledematen. Huiduitslag, jeuk, alopecia (ca. 66%). Dysgeusie (ca. 59%), ageusie. Gewichtsafname (bij ca. 50%), vermoeidheid (ca. 47%). Misselijkheid (ca. 35%), dyspepsie, braken, diarree (ca. 33%), obstipatie, verminderde eetlust. Amenorroe (bij vruchtbare vrouwen).
Vaak (1–10%): rugpijn, skeletspierpijn (o.a. in de borstkas), spierpijn, pijn in de zij. Madarose, abnormale haargroei. Hypogeusie. Asthenie. (Boven)buikpijn. Uitdroging. Stijging van leverenzymwaarden, bilirubine en/of creatinekinase in bloed.
Verder zijn gemeld: leverletsel. Ernstige huidafwijkingen zoals toxische epidermale necrolyse (TEN), het Stevens-Johnsonsyndroom, geneesmiddelexantheem met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS) en acute gegeneraliseerde exanthemateuze pustulose (AGEP); zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Bij offlabel-toepassing bij kinderen met medulloblastoom zijn waargenomen: het vroegtijdig sluiten van epifysen, pubertas praecox.
Interacties
Pegaspargase kan door remming van de eiwitsynthese en celdeling de werkzaamheid van andere geneesmiddelen beïnvloeden zoals methotrexaat en cytarabine. Eerdere toediening van deze middelen kan de werking van pegaspargase versterken; bij toediening van deze middelen ná pegaspargase, vermindert de werkzaamheid van pegaspargase.
Toediening van vincristine vlak vóór of tegelijkertijd met pegaspargase vergroot de toxiciteit van pegaspargase. Toediening van pegaspargase vóór vincristine kan de neurotoxiciteit van vincristine verhogen. Daarom vincristine ten minste 12 uur vóór pegaspargase toedienen om toxiciteit zoveel mogelijk te beperken.
Pegaspargase geeft aanleiding tot fluctuerende hoeveelheden stollingsfactoren met een toename van de bloedings- en/of stollingsneiging. Wees daarom voorzichtig met de combinatie met geneesmiddelen die een invloed uitoefenen op de stolling zoals vitamine K-antagonisten, heparine, dipyridamol, acetylsalicylzuur en NSAID's of bij een gelijktijdige chemotherapie met methotrexaat of daunorubicine. Bij de combinatie met glucocorticoïden (bv. prednison) kunnen veranderingen in coagulatieparameters duidelijker aanwezig zijn (bv. afname fibrinogeen, antitrombine III-deficiëntie).
In combinatie met glucocorticosteroïden bestaat er een verhoogde kans op osteonecrose bij kinderen en adolescenten, met name bij meisjes. Zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Gelijktijdige vaccinatie met levende vaccins vermeerdert de kans op infecties. Daarom dergelijke vaccins op zijn vroegst 3 maanden ná het einde van de volledige leukemiebehandeling toedienen.
Wees voorzichtig met de combinatie met andere hepatotoxische of neurotoxische geneesmiddelen.
Het is niet bekend of pegaspargase invloed heeft op de werking van orale anticonceptiva. Daarom kiezen voor een andere anticonceptieve methode óf een barrièremiddel toevoegen.
Tijdens de behandeling met pegaspargase treedt veelal een significante afname van serumalbumine op. Wees uit voorzorg voorzichtig met de combinatie met geneesmiddelen die een hele sterke eiwitbinding en tevens een smalle therapeutische breedte hebben.
Interacties
Vanwege een verlaagde blootstelling (en daarmee werkzaamheid) aan vismodegib is gelijktijdige toediening met sint–janskruid gecontra–indiceerd. Vermijd tevens gelijktijdig gebruik van andere sterke CYP3A–inductoren (rifampicine, fenytoïne, carbamazepine).
Uit in vitro-gegevens blijkt dat vismodegib mogelijk 'Breast Cancer Resistance Protein' (BCRP) remt; de blootstelling aan substraten hiervoor, zoals rosuvastatine, topotecan en sulfasalazine, kan verhoogd worden bij gelijktijdig gebruik. Vismodegib is tevens een remmer van OAT1B1; de blootstelling aan OAT1B1-substraten (bv. glibenclamide, repaglinide, valsartan, statinen, ezetimib, bosentan) kan verhoogd zijn. Wees in verband met (additieve) bijwerkingen op de spieren vooral voorzichtig met de combinatie met statinen.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren is geen onderzoek gedaan met pegaspargase. L-asparaginase echter, is in klinisch relevante doseringen schadelijk gebleken (skeletmalformaties, spina bifida, exencefalie, abdominale expulsie, afwijkingen in longen en nieren).
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overig: Een vruchtbare vrouw of man dient anticonceptieve maatregelen te nemen tijdens én tot ten minste 6 maanden na de therapie. Het is niet bekend of pegaspargase invloed heeft op de werking van orale anticonceptiva. Daarom kiezen voor een andere anticonceptieve methode óf een barrièremiddel toevoegen.
Zwangerschap
Vismodegib passeert de placenta.
Teratogenese: Bij dieren bij subtherapeutische doseringen schadelijk gebleken (ernstige misvormingen zoals craniofaciale anomalieën, open perineum, ontbrekende en/of samengevoegde vingers en tenen).
Advies: Gebruik is gecontra–indiceerd.
Vruchtbaarheid: Vismodegib kan de vrouwelijke vruchtbaarheid aantasten; het is onbekend of dit proces reversibel is. In klinische onderzoek is amenorroe waargenomen bij vrouwen die zwanger konden worden. Overweeg vóór aanvang van de behandeling methoden ter behoud van de vrouwelijke vruchtbaarheid. Een verminderde vruchtbaarheid bij mannen wordt niet verwacht.
Overig: Binnen 7 dagen vóór aanvang van de behandeling zwangerschap uitsluiten. Een vruchtbare vrouw dient gebruik te maken van twee methoden van anticonceptie gedurende én tot 24 maanden na de therapie. De ene methode dient een hormonale depotinjectie, spiraaltje of sterilisatie (van de vrouw zelf of partner) te zijn; de andere methode een barrièremiddel (condoom of pessarium, indien beschikbaar met zaaddodend middel). Gedurende de therapie maandelijks een zwangerschapstest uitvoeren, ook bij amenorroe. Staak de behandeling onmiddellijk indien de vrouw zwanger blijkt te zijn. Omdat vismodegib in sperma terechtkomt, moet een mannelijke patiënt gedurende en tot 2 maanden na de therapie een condoom (zo mogelijk met zaaddodend middel) gebruiken bij seksueel contact met een vrouw, zelfs wanneer de man een vasectomie heeft ondergaan.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik of het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Farmacologisch effect: Veroorzaakt mogelijk ernstige ontwikkelingsafwijkingen bij zuigelingen, bij dieren zijn waargenomen: ernstige defecten in groeiende tanden, voortijdige sluiting van de epifysaire groeischijven.
Advies: Het geven van borstvoeding is gecontra–indiceerd gedurende en tot 24 maanden na de therapie.
Contra-indicaties
- ernstige leverfunctiestoornis (bilirubine: 3× ULN + transaminasen: 10× ULN);
- voorgeschiedenis van pancreatitis (al dan niet in verband met L-asparaginase);
- voorgeschiedenis van trombose of van bloedingen bij eerdere behandeling met L-asparaginase.
Contra-indicaties
Zie de rubrieken Zwangerschap en lactatie en Interacties.
Waarschuwingen en voorzorgen
De werkzaamheid en veiligheid bij Philadelphia-chromosoom-positieve patiënten zijn niet vastgesteld. Houd bij een eventuele behandeling van deze patiënten rekening met meer kans op hepatotoxiciteit bij de combinatie met imatinib.
Vorming van antistoffen tegen pegaspargase kan de klinische werking doen afnemen (neutraliserende antilichamen) of de kans op overgevoeligheidsreacties doen toenemen. Overweeg overschakeling op een ander asparaginasepreparaat.
Bloeding/trombose: pegaspargase geeft aanleiding tot fluctuerende hoeveelheden stollingsfactoren met een toename van de bloedings- en/of stollingsneiging. De stollingsparameters vóór aanvang van de behandeling en vervolgens periodiek tijdens en na de behandeling controleren, vooral wanneer andere geneesmiddelen worden gebruikt met een invloed op het stollingssysteem. Fibrinogeen kan worden gezien als parameter van het pro- en antistollingssysteem; bij een duidelijke afname van de hoeveelheid fibrinogeen of bij antitrombine III-deficiëntie een gerichte substitutie overwegen. Bij optreden van ernstige trombotische complicaties de behandeling staken.
Controleer vóór en regelmatig tijdens de behandeling het bloedbeeld, dit mede gezien het myelosuppressieve effect en vergrote infectierisico daarbij. Pas zo nodig de therapie aan.
Vóór en tijdens de behandeling ook regelmatig de leverfunctie (incl. bilirubine) controleren; controleer het bloedbilirubine opnieuw vóór elke volgende dosis. Wees voorzichtig bij een bestaande leverfunctiestoornis en bij combinatie met andere hepatotoxische geneesmiddelen vanwege meer kans op ernstige hepatische toxiciteit.
Effecten op de pancreas: Tijdens de therapie kan pancreatitis ontstaan, waaronder hemorragische of necrotiserende pancreatitis met fataal verloop. Controleer regelmatig de serumamylase en/of lipasespiegel, om vroege tekenen van pancreatitis te identificeren. Laat de patiënt zich onmiddellijk melden bij eerste tekenen van pancreatitis zoals vooral een aanhoudende buikpijn die ernstig kan zijn en naar de rug kan uitstralen, en mogelijk is daarbij ook sprake van misselijkheid, braken, diarree en koorts. Bij vermoeden van pancreatitis de behandeling onderbreken. Bij bevestiging van de diagnose pancreatitis pegaspargase niet meer herstarten en tot 4 maanden na het staken van de behandeling overwegen om passend onderzoek uit te voeren, zoals echografie vanwege de kans op vorming van pseudo-cysten. Controleer de serumglucosespiegel omdat een verstoorde glucosetolerantie kan optreden bij combinatie met een corticosteroïd (welke in de meeste fasen van de behandeling protocollair worden toegepast).
In verband met het mogelijk optreden van het tumorlysissyndroom bij een hoge tumorlast vooral in het begin van de behandeling de urinezuurconcentratie in het serum bepalen.
Controleer nauwlettend op tekenen of symptomen van osteonecrose, zoals pijn in de botten, bij kinderen en adolescenten. In aanwezigheid van glucocorticoïden is osteonecrose (avasculaire necrose) een mogelijke complicatie van hypercoagulabiliteit bij kinderen en adolescenten, met name bij meisjes. Zie ook de rubriek Interacties.
Wees alert op tekenen van toxiciteit van het centraal zenuwstelsel, zoals slaperigheid, verwarring, convulsies, met name bij combinatie met andere neurotoxische middelen (zoals vincristine, methotrexaat).
Wees alert op symptomen van hyperammoniëmie zoals misselijkheid, braken, hoofdpijn, duizeligheid, huiduitslag; deze zijn meestal reversibel. In ernstige gevallen kan een (soms fatale) encefalopathie optreden, met name bij ouderen. Controleer bij symptomen van hyperammoniëmie de ammoniakconcentratie in het bloed.
Er zijn weinig gegevens over het gebruik bij ouderen (> 65 j.).
Waarschuwingen en voorzorgen
Patiënten met uitgebreid basaalcelcarcinoom hebben meer kans op het ontwikkelen van plaveiselcelcarcinoom van de huid; iedere patiënt daarom routinematig controleren tijdens de behandeling
Er zijn gevallen van ernstige huidreacties gemeld, waaronder toxische epidermale necrolyse (TEN), het Stevens-Johnsonsyndroom, geneesmiddelexantheem met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS) en acute gegeneraliseerde exanthemateuze pustulose (AGEP); indien zich symptomen van ernstige huidreacties ontwikkelen (bv. huiduitslag met koorts, malaise, vermoeidheid, spier- en/of gewrichtspijn, blaren, pustels, laesies in de mond, conjunctivitis, hepatitis en/of eosinofilie) de behandeling onmiddellijk staken en niet meer hervatten.
Bij een ernstig gestoorde nier- of leverfunctie nauwlettend controleren op toxiciteit; er zijn weinig onderzoeksgegevens beschikbaar bij verminderde nierfunctie.
Donatie van bloed/sperma: Bloeddonatie is niet toegestaan gedurende en tot 24 maanden na de therapie; spermadonatie niet gedurende en tot 2 maanden na de therapie.
Voor mannen en vrouwen in de vruchtbare jaren: zie Zwangerschap/Lactatie.
De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen < 18 jaar zijn niet vastgesteld.
Overdosering
Symptomen
Bij enkele gevallen van overdosering zijn huiduitslag, hyperbilirubinemie en verhoogde concentratie van leverenzymen gevonden.
Therapie
Is symptomatisch.
Voor meer informatie over een vergiftiging met pegaspargase neem contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
In klinisch onderzoek werden bij doses 3,6 × hoger dan de gebruikelijke dagdosering geen significante toxiciteit waargenomen.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met vismodegib contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Pegaspargase is een covalent conjugaat van L-asparaginase, afkomstig van Escherichia coli. L-asparaginase is een enzym met oncolytische werking. Het katalyseert de splitsing van L-asparagine, een voor bepaalde tumorcellen essentieel aminozuur, in L-asparaginezuur en ammoniak. Depletie van L-asparagine in bloedserum leidt tot remming van de eiwitsynthese, DNA- en RNA-synthese, met name in leukemische blasten die niet in staat zijn tot het synthetiseren van L-asparagine en zo apoptose ondergaan. Pegylering verandert niet de enzymatische eigenschappen van L-asparaginase, maar heeft wel invloed op de farmacokinetische en immunogene eigenschappen van het enzym. Eén eenheid L-asparaginase is de enzymactiviteit die onder gestandaardiseerde omstandigheden per minuut 1 micromol ammoniak uit L-asparagine afsplitst.
Kinetische gegevens
T max | 1,25 uur (na een enkele i.v.-dosis). |
V d | bij i.m toediening (in steady-state): ca. 1,86 l/m²; na één enkele i.v.-dosis: ca. 0,03 l/kg. |
Metabolisering | in hoge mate door proteolytische enzymen, waarschijnlijk in diverse weefsels. |
T 1/2el | bij recent vastgestelde ALL ca. 5,7 dagen, bij patiënten met meerdere recidieven van ALL ca. 8 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Vismodegib remt het 'smoothened' transmembraan-eiwit (SMO), waardoor de 'Hedgehog'-signaalroute wordt geblokkeerd. Via deze signaalroute worden 'Glioma-Associated Oncogene' (GLI)-transcriptiefactoren geactiveerd, die de transcriptie van Hedgehog-doelgenen induceren. 'Hedgehog'-doelgenen zijn betrokken bij proliferatie, overleving en differentiatie van tumorcellen.
Kinetische gegevens
Resorptie | De absorptie is een verzadigbaar proces. |
F | ca. 32%. |
V d | 0,23–0,38 l/kg. |
Overig | steady–state wordt bereikt na 7–14 dagen. |
Eiwitbinding | > 99%. |
Metabolisering | in de lever door oxidatie, glucuronidering en splitsing van de pyridine–ring. CYP2C9 lijkt bij te dragen aan de metabolisering. |
Eliminatie | deels onveranderd, deels als metabolieten, van de toegediende dosis ca. 82% met de feces, met de urine ca. 4,4%. |
T 1/2el | ca. 12 dagen na een enkelvoudige dosis, bij steady–state ca. 4 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
pegaspargase hoort bij de groep oncolytica, overige.
- aflibercept (bij maligne aandoening) (L01XX44) Vergelijk
- alpelisib (L01EM03) Vergelijk
- amsacrine (L01XX01) Vergelijk
- anagrelide (L01XX35) Vergelijk
- arseentrioxide (L01XX27) Vergelijk
- asparaginase (L01XX02) Vergelijk
- bortezomib (L01XG01) Vergelijk
- carfilzomib (L01XG02) Vergelijk
- eribuline (L01XX41) Vergelijk
- hydroxycarbamide (bij maligne aandoening) (L01XX05) Vergelijk
- hydroxycarbamide (sikkelcelziekte) (L01XX05) Vergelijk
- ivosidenib (L01XX62) Vergelijk
- ixazomib (L01XG03) Vergelijk
- methotrexaat (bij tumoren) (L01BA01) Vergelijk
- mitotaan (L01XX23) Vergelijk
- niraparib (L01XK02) Vergelijk
- olaparib (L01XK01) Vergelijk
- panobinostat (L01XH03) Vergelijk
- pemetrexed (L01BA04) Vergelijk
- rucaparib (L01XK03) Vergelijk
- sonidegib (L01XJ02) Vergelijk
- sotorasib (L01XX73) Vergelijk
- talazoparib (L01XK04) Vergelijk
- tebentafusp (L01XX75) Vergelijk
- temoporfine (L01XD05) Vergelijk
- trabectedine (L01CX01) Vergelijk
- venetoclax (L01XX52) Vergelijk
- vismodegib (L01XJ01) Vergelijk
Groepsinformatie
vismodegib hoort bij de groep oncolytica, overige.
- aflibercept (bij maligne aandoening) (L01XX44) Vergelijk
- alpelisib (L01EM03) Vergelijk
- amsacrine (L01XX01) Vergelijk
- anagrelide (L01XX35) Vergelijk
- arseentrioxide (L01XX27) Vergelijk
- asparaginase (L01XX02) Vergelijk
- bortezomib (L01XG01) Vergelijk
- carfilzomib (L01XG02) Vergelijk
- eribuline (L01XX41) Vergelijk
- hydroxycarbamide (bij maligne aandoening) (L01XX05) Vergelijk
- hydroxycarbamide (sikkelcelziekte) (L01XX05) Vergelijk
- ivosidenib (L01XX62) Vergelijk
- ixazomib (L01XG03) Vergelijk
- methotrexaat (bij tumoren) (L01BA01) Vergelijk
- mitotaan (L01XX23) Vergelijk
- niraparib (L01XK02) Vergelijk
- olaparib (L01XK01) Vergelijk
- panobinostat (L01XH03) Vergelijk
- pegaspargase (L01XX24) Vergelijk
- pemetrexed (L01BA04) Vergelijk
- rucaparib (L01XK03) Vergelijk
- sonidegib (L01XJ02) Vergelijk
- sotorasib (L01XX73) Vergelijk
- talazoparib (L01XK04) Vergelijk
- tebentafusp (L01XX75) Vergelijk
- temoporfine (L01XD05) Vergelijk
- trabectedine (L01CX01) Vergelijk
- venetoclax (L01XX52) Vergelijk