Samenstelling
Quetiapine (als fumaraat) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 25 mg, 100 mg, 200 mg, 300 mg
- Toedieningsvorm
- Tablet met gereguleerde afgifte ('retard')
- Sterkte
- 50 mg, 150 mg, 200 mg, 300 mg, 400 mg
Seroquel (als fumaraat) AstraZeneca bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 25 mg, 100 mg, 200 mg, 300 mg
- Toedieningsvorm
- Tablet met gereguleerde afgifte ('XR')
- Sterkte
- 50 mg, 150 mg, 200 mg, 300 mg, 400 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Reagila (als hydrochloride) Gedeon Richter Benelux Sprl.
- Toedieningsvorm
- Capsule, hard
- Sterkte
- 1,5 mg, 3 mg, 4,5 mg, 6 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Geef bij een psychose zonder agitatie een antipsychoticum op basis van oorzaak van de psychose, effectiviteit, bijwerkingen en toedieningsvorm (voorkeur olanzapine bij schizofreniespectrum).
Geef een benzodiazepine als agitatie de overhand heeft. Indien dit niet mogelijk is, geef (als noodmedicatie) de combinatie haloperidol en promethazine.
Therapieresistente psychose kan, na gebruik van achtereenvolgens twee verschillende antipsychotica, met clozapine worden behandeld. Hierbij zijn intensieve controles geïndiceerd, zoals leukocytencontrole vanwege de kans op agranulocytose. Zie voor meer informatie het NHG-Standpunt Herhalen gespecialiseerde ggz-medicatie en de bijlage Voorzorgen bij patiënten die clozapine gebruiken.
Een bipolaire stoornis wordt behandeld door of in overleg met een specialistisch team. Bij een ernstige manische episode zijn haloperidol, olanzapine, quetiapine of risperidon de middelen van eerste keus. Bij een ernstige depressieve episode zijn quetiapine óf de combinatie van olanzapine met fluoxetine (SSRI) de middelen van eerste keus. Overweeg lithium of valproïnezuur als monotherapie bij beide soorten episoden.
Als onderhoudsbehandeling van een bipolaire stoornis is lithium het middel van eerste keus, omdat lithium naast het verminderen van de recidieven van manie en depressie ook de kans op suïcide vermindert. Overweeg valproïnezuur, quetiapine of olanzapine als tweede keus voor de onderhoudsbehandeling, bij gebleken effectiviteit tijdens de acute behandelfase, of bij onvoldoende effect en/of onverdraaglijke bijwerkingen van lithium.
De initiële behandeling van depressieve klachten bestaat uit voorlichting. Bij een depressie ook uit dagstructurering, activiteitenplanning en een kortdurende psychologische behandeling. Start in de eerstelijnszorg alleen een antidepressivum bij onvoldoende effect van niet-medicamenteus beleid bij een depressie zonder ernstig sociaal disfunctioneren, grote lijdensdruk of ernstige psychische comorbiditeit én als er een voorkeur voor antidepressiva boven psychotherapie bestaat. Bij (jong)volwassenen zijn de serotonineheropnameremmers (SSRI’s) citalopram, escitalopram, fluoxetine en sertraline voorkeursmiddelen; bij ouderen zijn dit citalopram of sertraline. Switch bij onvoldoende of geen respons naar een andere SSRI van voorkeur. Bij goede respons de behandeling ten minste 6 maanden (ten minste 1 jaar bij recidief depressie) voortzetten na bereiken van remissie. Bouw daarna het antidepressivum af.
Start in de tweedelijnszorg (basis gegeneraliseerde GGZ of gespecialiseerde GGZ) eventueel met een tricyclisch antidepressivum (TCA), een SSRI, een niet-selectieve serotonineheropnameremmer (SNRI), bupropion, mirtazapine of vortioxetine. Bij klinisch opgenomen patiënten heeft een TCA de voorkeur.
Offlabel: De behandeling van een delier bestaat vooral uit het borgen van een veilige omgeving en het behandelen van de oorzaak (uitlokkende factor). Wanneer deze primaire behandeling onvoldoende effect heeft op symptomen als angst, hallucinaties en motorische onrust kan bij de ziekte van Parkinson (na indien mogelijk staken of verlagen van de antiparkinsonmedicatie) of ‘Lewy body’-dementie in (overleg met) de tweedelijnszorg clozapine (offlabel) of quetiapine (offlabel) overwogen worden. Overweeg bij blijvende onrust een benzodiazepine toe te voegen, bij voorkeur lorazepam oraal of indien nodig parenteraal (offlabel), óf midazolam i.m. of nasaal (offlabel; voorkeur in crisissituaties als orale toediening niet mogelijk is).
Antipsychotica worden niet aanbevolen voor de behandeling van angststoornissen, vanwege de kans op ernstige bijwerkingen als extrapiramidale stoornissen en metabool syndroom. Voor de keuze van de juiste standaardbehandeling zie Angststoornissen.
Bij psychotische aandoeningen bij de ziekte van Parkinson is als medicamenteuze behandeling clozapine in een lagere dosering dan toegepast bij andere psychotische stoornissen een middel van eerste keus, omdat de andere antipsychotica – op quetiapine na – zijn gecontra-indiceerd bij de ziekte van Parkinson vanwege veel kans op verergering van de motorische symptomen.
Advies
Geef bij een psychose zonder agitatie een antipsychoticum op basis van oorzaak van de psychose, effectiviteit, bijwerkingen en toedieningsvorm (voorkeur olanzapine bij schizofreniespectrum).
Geef een benzodiazepine als agitatie de overhand heeft. Indien dit niet mogelijk is, geef (als noodmedicatie) de combinatie haloperidol en promethazine.
Therapieresistente psychose kan, na gebruik van achtereenvolgens twee verschillende antipsychotica, met clozapine worden behandeld. Hierbij zijn intensieve controles geïndiceerd, zoals leukocytencontrole vanwege de kans op agranulocytose. Zie voor meer informatie het NHG-Standpunt Herhalen gespecialiseerde ggz-medicatie en de bijlage Voorzorgen bij patiënten die clozapine gebruiken.
Indicaties
- Behandeling van schizofrenie.
- Behandeling van matige tot ernstige manische episode en ernstige depressieve episode bij bipolaire stoornis.
- Preventie van een recidief manische of depressieve episode bij patiënten met bipolaire stoornis, die eerder goed reageerden op quetiapine.
Alleen de tablet met gereguleerde afgifte
- aanvullende behandeling van een ernstige depressieve episode bij patiënten met een unipolaire depressie die onvoldoende reageren op monotherapie met een antidepressivum; voor het starten het veiligheidsprofiel in overweging nemen.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Schizofrenie bij volwassenen.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Bij dit geneesmiddel wordt (tevens) gedoseerd op geleide van de bloedspiegel; zie voor meer informatie hierover op: Quetiapine van tdm-monografie.org.
Schizofrenie
Volwassenen
Tablet: dagdosis verdelen over 2 giften; bij starten de dosering in 4 dagen opbouwen: dag 1: 50 mg, dag 2: 100 mg, dag 3: 200 mg, dag 4: 300 mg. Hierna titreren tot een onderhoudsdosering van 300–450 mg per dag; max. 750 mg per dag. Tablet met gereguleerde afgifte: titreren tot gebruikelijke dosering van 400–800 mg ten minste 1 uur voor een maaltijd 1×/dag; dag 1: 300 mg; dag 2: 600 mg per dag; onderhoudsdosering: 600 mg/dag, indien nodig tot 800 mg/dag.
Manische episode
Volwassenen
Tablet: dagdosis verdelen over 2 giften; dag 1: 100 mg, dag 2: 200 mg, dag 3: 300 mg, dag 4: 400 mg, eventueel met max. 200 mg/dag verhogen tot 800 mg/dag op dag 6. Hierna op geleide van klinische respons naar onderhoudsdosering van 200–800 mg/dag; gebruikelijk 400–800 mg/dag. Tablet met gereguleerde afgifte: titreren tot gebruikelijke dosering van 400–800 mg ten minste 1 uur voor een maaltijd eenmaal per dag; dag 1: 300 mg; dag 2: 600 mg per dag; onderhoudsdosering: 600 mg/dag, indien nodig tot 800 mg/dag.
Bipolaire depressie
Volwassenen
Tablet met en zonder gereguleerde afgifte: 1×/dag doseren voor het slapen gaan; dag 1: 50 mg, dag 2: 100 mg, dag 3: 200 mg, dag 4: 300 mg; aanbevolen dosering: 300 mg/dag, indien nodig op geleide van respons titreren naar 600 mg/dag. In klinische studies was 600 mg/dag niet werkzamer dan 300 mg/dag. Doseringen > 300 mg dienen alleen te worden gestart door artsen met ervaring in de behandeling van bipolaire stoornis. Bij verwachte problemen met de tolerantie kan men een dosisverlaging tot een dagdosering van minimaal 200 mg overwegen.
Preventie van een recidief van bipolaire stoornis
Volwassenen
Dezelfde dosering voortzetten als waarop een reactie was bij de acute behandeling. Binnen het dosisbereik van 300–800 mg/dag (verdeeld over 2 giften per dag) streven naar de laagst mogelijke dosering op geleide van respons en het kunnen verdragen.
Als aanvullende behandeling op antidepressiva bij depressieve episoden bij een unipolaire depressie
Volwassenen
Tablet met gereguleerde afgifte: 1×/dag doseren voor het slapen gaan; dag 1–2: 50 mg, dag 3–4: 150 mg; alleen indien nodig vervolgens verhogen naar 300 mg/dag, vanwege meer kans op bijwerkingen bij hogere dosering.
Ouderen
Dag 1–3: 50 mg, dag 4: 100 mg/dag; verder verhogen tot 150 mg/dag op dag 8; alleen indien nodig vervolgens vanaf dag 22 verhogen naar maximaal 300 mg/dag.
CYP3A4-polymorfisme: pas zo nodig de dosering of het middel aan in overleg met de apotheker.
Algemeen doseeradvies bij ouderen: Zo nodig dosistitratie langzamer laten verlopen in stappen van 50 mg per dag; starten met 50 mg per dag. Benodigde onderhoudsdosering is doorgaans lager. Ook bij patiënten met een cardiovasculaire ziekte langzamer titreren.
Verminderde leverfunctie: Startdosis tablet: 25 mg/dag, tablet met gereguleerde afgifte: 50 mg/dag; dagelijks verhogen met 25–50 mg per dag totdat een effectieve dosis is bereikt.
Verminderde nierfunctie: Een dosisaanpassing is niet nodig.
Doseringen
Schizofrenie
Volwassenen
Begindosering: 1,5 mg 1×/dag. Geleidelijk ophogen met 1,5 mg per keer tot max. 6 mg/dag. Na starten en bij iedere dosisverandering meerdere weken controleren op bijwerkingen en respons, vanwege de lange halfwaardetijd van cariprazine en werkzame metabolieten.
Overgaan van ander antipsychoticum op cariprazine: dosering van oude behandeling geleidelijk afbouwen, terwijl de behandeling met cariprazine wordt ingezet.
Overgaan van cariprazine op een ander antipsychoticum: staak cariprazine op de dag dat van de nieuwe behandeling met de laagste dosis wordt gestart.
Gemiste dosis: De gemiste dosis zo snel mogelijk innemen. Sla de gemiste dosis over als het bijna tijd is voor de volgende dosis; neem de volgende dosis op de gebruikelijke tijd in. Vermijd het innemen van een dubbele dosis.
Verminderde nier- of leverfunctie: Bij lichte tot matige nier- of leverfunctiestoornis (creatinineklaring ≥ 30 ml/min) is een dosisaanpassing niet nodig. Gebruik bij ernstige nier- of leverfunctiestoornis (creatinineklaring < 30 ml/min) wordt ontraden.
Toediening: Innemen op steeds hetzelfde tijdstip van de dag, met of zonder voedsel. Gebruik geen grapefruitsap tijdens de behandeling.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): afname van Hb, slaperigheid, met name in het begin van de behandeling, droge mond, duizeligheid, hoofdpijn, extrapiramidale symptomen (gemeld bij bipolaire depressie), gewichtstoename, na staken ontwenningsverschijnselen, verhoging van serum triglyceriden en totaal cholesterol (vnl. LDL), verlaging HDL.
Vaak (1-10%): hyperprolactinemie, daling van totaal en vrij T4, daling van totaal T3, verhoging van TSH, meer eetlust, abnormale dromen, nachtmerries, suïcidale gedachten en gedrag, irritatie, pyrexie, dysartrie, wazig zien, asthenie, dyspneu, (orthostatische) hypotensie, tachycardie, palpitaties, perifeer oedeem, dyspepsie, obstipatie, braken. Verhoogd bloedglucose. Voorbijgaande leukopenie, neutropenie, eosinofilie, stijging van ALAT/ASAT, stijging van γ-GT.
Soms (0,1-1%): overgevoeligheid (incl. allergische huidreactie), daling van vrij T3, hypothyroïdie, hyponatriëmie, diabetes mellitus, convulsies, verwardheid, rusteloze benen, tardieve dyskinesie, syncope, rinitis, QT-verlenging, bradycardie, dysfagie, verhoging van ASAT, urineretentie, seksuele disfunctie, trombocytopenie, anemie, afname van het aantal bloedplaatjes.
Zelden (0,1-0,01%): agranulocytose, metabool syndroom, slaapwandelen, neuroleptisch maligne syndroom, hypothermie, veneuze trombo-embolie, pancreatitis, darmobstructie/ileus, geelzucht, hepatitis, priapisme, galactorroe, verstoorde menstruatie, stijging van bloed creatinekinase.
Zeer zelden (< 0,01%): anafylactische reactie, verminderde ADH-secretie, angio-oedeem , Stevens-Johnsonsyndroom (SJS), rabdomyolyse.
Verder zijn gemeld: Ernstige cutane bijwerkingen (SCAR's) zoals: toxische epidermale necrolyse (TEN), acuut gegeneraliseerd pustuleus exantheem (APEG), geneesmiddeluitslag met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS), erythema multiforme (EM), cutane vasculitis. Cardiomyopathie, myocarditis. Beroerte.
Bij kinderen van 10–17 jaar tevens zeer vaak verhoogde bloeddruk. Verder komen vaker dan bij volwassenen, voor: meer eetlust, hyperprolactinemie en extrapiramidale symptomen.
Bijwerkingen
Zeer vaak (≥ 10%): acathisie, parkinsonisme.
Vaak (1-10%): slaapstoornis, angst. Sedatie, duizeligheid, dystonie, andere extrapiramidale aandoeningen en aandoeningen met abnormale bewegingen. Gewichtstoename, veranderde eetlust, dyslipidemie. Troebel zien. Tachycardie. Hypertensie. Misselijkheid, braken, obstipatie. Vermoeidheid. Verhoogde leverenzymwaarden. stijging serumcreatinekinase.
Soms (0,1-1%): depressie, suïcidaal gedrag, libidostoornis, erectiestoornis, delier. Dysesthesie, (tardieve) dyskinesie, lethargie. Anemie, eosinofilie. Verlaagd TSH, hypo- en hypernatriëmie, hyperglykemie, diabetes mellitus. Oogirritatie, verminderde visus, accommodatiestoornis, verhoogde intraoculaire druk. Vertigo. Bradycardie, hartgeleidingsstoornissen, verlengde QT-tijd en T-golfafwijkingen op ECG. (Orthostatische) hypotensie. Hik. Gastro-oesofagale refluxziekte. Hyperbilirubinemie. Jeuk, huiduitslag. Dysurie, pollakisurie. Dorst.
Zelden (0,01-0,1%): convulsie, amnesie, afasie. Neutropenie. Overgevoeligheid. Hypothyroïdie. Fotofobie, cataract. Dysfagie. Rabdomyolyse.
Verder zijn gemeld: neuroleptisch maligne syndroom. Toxische hepatitis. Neonataal onthoudingssyndroom.
Interacties
Gecontra-indiceerd is gelijktijdig gebruik van een sterke CYP3A4-remmer (zoals claritromycine, erytromycine, ketoconazol, itraconazol, posaconazol en HIV-proteaseremmers), vanwege een aanzienlijke remming van de afbraak van quetiapine. Het drinken van grapefruit-/pompelmoessap tijdens de behandeling wordt afgeraden.
Gelijktijdig gebruik van sterke CYP3A4-inductoren (zoals carbamazepine, fenytoïne, rifampicine, sint-janskruid) alleen indien strikt noodzakelijk, vanwege een versnelde afbraak van quetiapine. Elke dosisverandering van de inductor dient geleidelijk plaats te vinden.
Wees voorzichtig met gelijktijdig gebruik van andere serotonerge middelen, zoals MAO-remmers, SSRI's, SNRI's of tricyclische antidepressiva, vanwege de kans op het potentieel fatale serotoninesyndroom. Monitor de patiënt bij gelijktijdig gebruik, vooral aan het begin van de behandeling en bij dosisverhogingen. Overweeg bij het vermoeden van het serotoninesyndroom, afhankelijk van de ernst, de behandeling te staken of de dosis te verlagen.
Wees voorzichtig bij gelijktijdig gebruik van alcohol of centraal werkende middelen, anticholinergica en met middelen die de elektrolythuishouding verstoren of het QTc-interval verlengen. In combinatie met lithium treden meer bijwerkingen (extrapiramidale symptomen, slaperigheid, gewichtstoename) op. In combinatie met valproïnezuur treden vaker leukopenie en neutropenie op.
Interacties
Gecontra-indiceerd is gelijktijdig gebruik met sterke CYP3A4-remmers ( zoals claritromycine, cobicistat, itraconazol, ketoconazol, posaconazol, voriconazol, indinavir, ritonavir) én matige tot sterke CYP3A4-inductoren (zoals carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne, rifampicine, sint-janskruid, bosentan, efavirenz, etravirine, modafinil).
Bij gelijktijdig gebruik met een matige CYP3A4-remmer (bv. erytromycine, fluconazol, diltiazem, verapamil) kan de blootstelling van cariprazine toenemen. Wijzigingen van de behandeling met een CYP3A4-remmer is pas na enkele weken volledig zichtbaar in de plasmaspiegel, vanwege de lange halfwaardetijd van cariprazine (en actieve metabolieten). Controleer gedurende enkele weken op bijwerkingen en respons na het starten of staken van een matige CYP3A4-remmer of na een dosisverandering van cariprazine; verlaag zo nodig (tijdelijk) de dosis cariprazine.
Gebruik geen grapefruit-/pompelmoessap tijdens de behandeling.
Wees voorzichtig met gelijktijdig gebruik van substraten van P-glycoproteïne met een smalle therapeutische breedte, zoals dabigatran en digoxine; extra controle en dosisaanpassing kan nodig zijn.
Wees voorzichtig met gelijktijdig gebruik van alcohol en andere centraalwerkende middelen.
Wees voorzichtig met gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die het QT-interval verlengen.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect: Antipsychotica kunnen bij toepassing in het 3e trimester extrapiramidale stoornissen en bij langdurig gebruik tot aan de partus onthoudingsverschijnselen bij de neonaat veroorzaken.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt in het 1e en 2e trimester. Bij gebruik in het 3e trimester de pasgeborene controleren op extrapiramidale symptomen en/of ontwenningsverschijnselen.
Overig: Het niet adequaat behandelen van een zwangere vrouw met een psychose of manie kan ernstige gevolgen hebben voor zowel moeder als kind. Plotseling staken of switchen van een antipsychoticum tijdens de zwangerschap vergroot de kans op een recidiefpsychose. Switch daarom indien mogelijk vóór de conceptie van antipsychoticum.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren aanwijzingen voor schadelijke effecten.
Farmacologisch effect:Antipsychotica kunnen bij toepassing in het 3e trimester extrapiramidale stoornissen en bij langdurig gebruik tot aan de partus onthoudingsverschijnselen bij de neonaat veroorzaken.
Advies: Gebruik ontraden. Bij gebruik in het 3e trimester de pasgeborene controleren op extrapiramidale symptomen en/of ontwenningsverschijnselen.
Overige: Het niet adequaat behandelen van een zwangere vrouw met een psychose of manie kan ernstige gevolgen hebben voor zowel moeder als kind. Plotseling staken of switchen van een antipsychoticum tijdens de zwangerschap vergroot de kans op een recidiefpsychose. Switch daarom indien mogelijk vóór de conceptie van antipsychoticum.
Overige: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 10 weken na de therapie. Het is niet bekend of cariprazine de werkzaamheid van hormonale anticonceptiva kan verminderen; daarom een additionele barrièremethode toepassen.
Lactatie
Overgang in moedermelk: Ja. Beperkte ervaring wijst niet op nadelige effecten voor de zuigeling. De hoeveelheid die overgaat in de moedermelk en de relatieve kinddosis lijken laag.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt. Streef naar monotherapie in een zo laag mogelijke dosering. Controleer de zuigeling op sufheid of irritatie, apneu, droge mond, niet wakker worden voor de voeding, slecht drinken, gewichtstoename of extrapiramidale symptomen.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Ja, bij dieren.
Advies: Gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Overige: Streef bij gebruik naar monotherapie in een zo laag mogelijke dosering. Controleer de zuigeling op sufheid of irritatie, apneu, droge mond, niet wakker worden voor de voeding, slecht drinken, gewichtstoename of extrapiramidale symptomen.
Contra-indicaties
Zie de rubriek Interacties.
Contra-indicaties
Zie voor contra-indicaties de rubriek Interacties.
Waarschuwingen en voorzorgen
Metabool risico: Controleer vóór aanvang en regelmatig tijdens de behandeling het metabole profiel (zoals gewicht, bloedglucose, lipiden), vanwege mogelijke veranderingen van deze parameters; in het bijzonder bij (predisponerende factoren voor) diabetes mellitus. Eventuele achteruitgang van het metabole risicoprofiel behandelen.
Neutropenie: Ernstige (fatale), dosisonafhankelijke neutropenie is gemeld, die optreedt binnen een aantal maanden na starten van de behandeling. Bij een neutrofielen-aantal < 1,0 × 109/l, de behandeling staken. Observeer signalen en symptomen van infectie en volg het neutrofielen-aantal totdat dit > 1,5 × 109/l is. Bij optreden van infectie of koorts, neutropenie overwegen. Patiënten dienen symptomen van infectie (koorts, zwakte, lethargie, zere keel) direct te melden; bepaal bij hen direct de leukocytendifferentiatie.
Suïcide: De bij depressie en bij bipolaire stoornis toegenomen kans op suïcide in de vroege stadia van herstel, neemt mogelijk verder toe. Bij patiënten < 25 jaar neemt de kans toe op gebeurtenissen die aan suïcide gerelateerd zijn. Bij de behandeling van ernstige depressieve episoden geeft quetiapine meer kans op zelfverwonding en suïcide bij patiënten tussen 25–64 jaar zonder voorgeschiedenis van zelfverwonding.
Misbruik is gemeld. Wees voorzichtig bij patiënten met een geschiedenis van alcohol- of geneesmiddelenmisbruik.
Extrapiramidale effecten: Indien tekenen van tardieve dyskinesie optreden tijdens gebruik, de dosering verminderen of de therapie staken. Na stoppen kunnen deze symptomen tijdelijk verergeren en zelfs alsnog ontstaan. Indien acathisie optreedt in de eerste behandelweken, kan ophogen van de dosering schadelijk zijn. Om acute ontwenningsverschijnselen te vermijden, de behandeling geleidelijk over een periode van ten minste 1–2 weken afbouwen.
Neuroleptisch maligne syndroom (NMS): Bij optreden van tekenen van het NMS (zoals hyperthermie, musculaire rigiditeit, stijging creatinekinase) de toediening onmiddellijk staken en passende maatregelen nemen.
Slaperigheid: Wanneer ernstige slaperigheid optreed bij de behandeling van bipolaire depressie, zijn frequentere behandelcontacten nodig; overweeg staken van de behandeling.
Dementie: Vanwege een verdrievoudiging van de kans op cerebrovasculaire bijwerkingen en een verhoogde mortaliteit bij ouderen met dementie bij gebruik van enkele atypische antipsychotica wordt toediening afgeraden bij demente patiënten met een CVA/TIA, hypertensie of diabetes in de anamnese. Wees terughoudend bij ernstige organisch cerebrale stoornissen, epilepsie en Lewy-bodydementie.
Ziekte van Parkinson: Bij de behandeling van depressie hebben patiënten > 65 jaar met de ziekte van Parkinson meer kans op overlijden; wees daarom terughoudend bij ouderen met de ziekte van Parkinson.
Anticholinerge effecten: Bij (een voorgeschiedenis van) urineretentie, prostaathypertrofie, intestinale obstructie, verhoogde intra-oculaire druk en nauwe-kamerhoekglaucoom, zijn vanwege de matig tot sterke anticholinerge activiteit van norquetiapine.
Ernstige huidreacties: (Fatale gevallen van) ernstige huidreacties zoals SJS, TEN, AGEP, EM, DRESS zijn gemeld. Staak de behandeling bij symptomen van ernstige huidreacties (zoals exfoliatieve dermatitis, koorts, lymfeadenopathie, eosinofilie, neutrofilie). De meeste huidreacties treden binnen 4 weken op, enkele DRESS-reacties treden binnen 6 weken op.
Comorbiditeit: Wees voorzichtig bij aspiratiepneumonie, (risicofactoren voor) slaapapneu, QT-verlenging in de familie-anamnese, bij cardio- of cerebrovasculaire aandoeningen of andere voor hypotensie predisponerende factoren, risicofactoren voor veneuze trombo-embolie en bij convulsies in de anamnese. Bij cardiovasculaire ziekte een langzamere titratie overwegen. Overweeg de behandeling te staken bij vermoeden van cardiomyopathie of myocarditis.
Laboratoriumonderzoek: Bij enzym-immunoassay kan gebruik van quetiapine leiden tot fout-positieve resultaten voor methadon en tricyclische antidepressiva; bevestig bij twijfelachtige uitkomst de resultaten met een geschikte chromatografietechniek.
Onderzoeksgegevens: Bij kinderen zijn meer bijwerkingen (extrapiramidale symptomen en prikkelbaarheid) gemeld en zijn de langetermijnveiligheidsimplicaties op de groei, rijping, cognitieve - en gedragsontwikkeling onbekend. De veiligheid en de werkzaamheid op de lange termijn is als het een toevoeging is ('add-on'-therapie) bij unipolaire depressie, niet vastgesteld. De veiligheid en werkzaamheid zijn bij kinderen < 18 jaar nog niet vastgesteld en ook niet bij patiënten ouder dan 65 jaar met depressieve episoden in het kader van een bipolaire depressie. Bij gebruik bij een manische episode zijn er weinig gegevens bekend over comedicatie met lithium en valproïnezuur tot zes weken gebruik.
Hulpstoffen: Wees voorzichtig met natrium (in sommige tabletten met verlengde afgifte) bij een natriumarm dieet.
Rijvaardigheid: Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Waarschuwingen en voorzorgen
Tardieve dyskinesie: Overweeg de behandeling te staken bij optreden van symptomen van tardieve dyskinesie.
Neuroleptisch maligne syndroom (NMS): Staak de behandeling direct bij optreden van symptomen van NMS of bij onverklaarde hoge koorts.
Suïciderisico: Suïcidaliteit is meest frequent gemeld kort na instellen of overgaan op een (ander) antipsychotisch middel. Hou hoogrisicopatiënten zorgvuldig in de gaten.
Acathisie: Wees voorzichtig bij patiënten die vatbaar zijn voor acathisie; de dosis geleidelijk op- of afbouwen.
Bij dementie: Cariprazine is niet aanbevolen voor de behandeling van ouderen met dementie, vanwege meer kans op overlijden. Antipsychotica kunnen (symptomen van) de ziekte van Parkinson verergeren.
Hyperglykemie: Bij (risicofactoren voor) diabetes mellitus de bloedglucosespiegel controleren vóór start van en tijdens de behandeling met een atypisch antipsychoticum.
Gewichtstoename: Het lichaamsgewicht van patiënten regelmatig controleren, vanwege mogelijke aanzienlijke gewichtstoename.
Cataract: Verwijs bij symptomen die kunnen duiden op cataract voor een oogheelkundig onderzoek, en herbeoordeel voortzetten van de behandeling. Overweeg de behandeling te staken bij optreden van symptomen van cataract.
Veneuze trombo-embolie (VTE): Risicofactoren voor VTE vóóraf en tijdens de behandeling met antipsychotica vaststellen en zo nodig preventieve maatregelen nemen.
Cardiovasculaire effecten: Wees voorzichtig bij patiënten met hart- en vaatziekten (met meer kans op bloeddrukveranderingen), risicofactoren voor beroerte, een verlengd QT-interval in de familie-anamnese en gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die het QT-interval verlengen.
Convulsiedrempel: Wees voorzichtig bij een voorgeschiedenis van epileptische insulten en met aandoeningen die de convulsiedrempel kunnen verlagen.
Onderzoeksgegevens: De veiligheid en werkzaamheid van cariprazine is niet vastgesteld bij kinderen < 18 jaar. Wees voorzichtig bij ouderen ≥ 65 jaar, omdat onvoldoende gegevens beschikbaar zijn. De veiligheid en werkzaamheid van cariprazine is niet onderzocht bij patiënten met ernstige nierinsufficiëntie.
Rijvaardigheid:Cariprazine heeft een geringe of matige invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te bedienen.
Overdosering
Symptomen
Slaperigheid, sedatie, coma, onderdrukte ademhaling, delier, insulten, status epilepticus, tachycardie, hypotensie, anticholinerge effecten, urineretentie, rabdomyolyse, overlijden.
Zie voor meer symptomen en behandeling toxicologie.org/quetiapine of vergiftigingen.info.
Overdosering
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met cariprazine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Atypisch antipsychoticum met een brede receptoraffiniteit. Gaat een interactie aan met de volgende receptoren (met afnemende affiniteit): histamine H1 > α1 (adrenerge) > serotonine 5HT2 > dopamine D2 > α2 (adrenerge) > serotonine 5HT1A > dopamine D1. Quetiapine heeft minder affiniteit tot de ratio 5HT2/D2-receptoren dan clozapine en olanzapine maar meer dan haloperidol.
Kinetische gegevens
Resorptie | goed. |
T max | normale tablet 1-1,5 uur; tablet met gereguleerde afgifte ca. 6 uur. |
Overig | een vetrijke maaltijd kan de maximale plasmaconcentratie en de AUC verhogen. |
Metabolisering | uitgebreid in de lever door CYP3A4 tot het actieve N-desalkylquetiapine en inactieve metabolieten. |
Eliminatie | 73% met de urine, 21% met de feces. |
T 1/2el | 7 uur (quetiapine), 12 uur (N-desalkylquetiapine), ca. 9 uur bij ernstige leverfunctiestoornis, 9–11 uur bij ouderen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Antipsychoticum met een partieel agonerende werking op dopamine D2- , D3- en serotonine 5HT1A-receptoren, een antagonerende werking op serotonine 5HT2A-, 5HT2B- en histamine H1-receptoren, een lage affiniteit voor 5HT2C- en α1-adrenerge receptoren en nauwelijks affiniteit voor muscarinerge acetylcholinereceptoren. De twee belangrijkste werkzame metabolieten (desmethyl- en didesmethylcariprazine) hebben hetzelfde receptorbindingsprofiel en functioneel werkingsprofiel als cariprazine. Het werkingsmechanisme is niet volledig bekend.
Kinetische gegevens
Resorptie | goed. |
T max | 3-8 uur. |
V d | cariprazine 13,1 l/kg, desmethylcariprazine 6,8 l/kg, didesmethylcariprazine 22,4 l/kg. |
Eiwitbinding | 92-97%. |
Metabolisering | uitgebreid in de lever, vnl via CYP3A4 en in mindere mate CYP2D6. Hierbij worden o.a. de belangrijkste werkzame metabolieten desmethyl- en didesmethylcariprazine gevormd, die zelf ook via deze enzymen worden omgezet. |
Eliminatie | ca. 21% via de urine (waarvan ca. 1% onveranderd). |
T 1/2el | de effectieve (functionele) halfwaardetijd voor cariprazine en desmethylcariprazine: ca. 2 dagen, voor didesmethylcariprazine: 8 dagen en voor cariprazine (totaal): ca. 1 week. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
quetiapine hoort bij de groep antipsychotica, atypische.
- amisulpride (N05AL05) Vergelijk
- aripiprazol (N05AX12) Vergelijk
- brexpiprazol (N05AX16) Vergelijk
- cariprazine (N05AX15) Vergelijk
- clozapine (N05AH02) Vergelijk
- lurasidon (N05AE05) Vergelijk
- olanzapine (N05AH03) Vergelijk
- paliperidon (N05AX13) Vergelijk
- risperidon (N05AX08) Vergelijk
- sertindol (N05AE03) Vergelijk
- sulpiride (N05AL01) Vergelijk
Groepsinformatie
cariprazine hoort bij de groep antipsychotica, atypische.
- amisulpride (N05AL05) Vergelijk
- aripiprazol (N05AX12) Vergelijk
- brexpiprazol (N05AX16) Vergelijk
- clozapine (N05AH02) Vergelijk
- lurasidon (N05AE05) Vergelijk
- olanzapine (N05AH03) Vergelijk
- paliperidon (N05AX13) Vergelijk
- quetiapine (N05AH04) Vergelijk
- risperidon (N05AX08) Vergelijk
- sertindol (N05AE03) Vergelijk
- sulpiride (N05AL01) Vergelijk
Kosten
Kosten laden…Kosten
Kosten laden…Zie ook
Geneesmiddelgroep
Indicaties
- bipolaire stoornis
- delier bij Parkinson/'Lewy body' dementie
- depressie
- psychose
- ziekte van Parkinson