Samenstelling
Quetiapine (als fumaraat) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 25 mg, 100 mg, 200 mg, 300 mg
- Toedieningsvorm
- Tablet met gereguleerde afgifte ('retard')
- Sterkte
- 50 mg, 150 mg, 200 mg, 300 mg, 400 mg
Seroquel (als fumaraat) AstraZeneca bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 25 mg, 100 mg, 200 mg, 300 mg
- Toedieningsvorm
- Tablet met gereguleerde afgifte ('XR')
- Sterkte
- 50 mg, 150 mg, 200 mg, 300 mg, 400 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Byannli (als palmitaat) Janssen-Cilag bv
- Toedieningsvorm
- Suspensie voor injectie met gereguleerde afgifte '700'
- Sterkte
- 200 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- in voorgevulde wegwerpspuit 3,5 ml
- Toedieningsvorm
- Suspensie voor injectie met gereguleerde afgifte '1000'
- Sterkte
- 200 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- in voorgevulde wegwerpspuit 5 ml
Invega Janssen-Cilag bv
- Toedieningsvorm
- Tablet met gereguleerde afgifte
- Sterkte
- 3 mg, 6 mg, 9 mg
Paliperidon Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Suspensie voor injectie met gereguleerde afgifte
- Sterkte
- 100 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit 0,75 ml, 1 ml, 1,5 ml
- Toedieningsvorm
- Tablet met gereguleerde afgifte
- Sterkte
- 3 mg, 6 mg, 9 mg
Palmeux (als palmitaat) Amdipharm Ltd
- Toedieningsvorm
- Suspensie voor injectie met gereguleerde afgifte '25'
- Sterkte
- 100 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- in voorgevulde wegwerpspuit 0,25 ml
- Toedieningsvorm
- Suspensie voor injectie met gereguleerde afgifte '50'
- Sterkte
- 100 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- in voorgevulde wegwerpspuit 0,5 ml
- Toedieningsvorm
- Suspensie voor injectie met gereguleerde afgifte '75'
- Sterkte
- 100 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- in voorgevulde wegwerpspuit 0,75 ml
- Toedieningsvorm
- Suspensie voor injectie met gereguleerde afgifte '100'
- Sterkte
- 100 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- in voorgevulde wegwerpspuit 1 ml
- Toedieningsvorm
- Suspensie voor injectie met gereguleerde afgifte '150'
- Sterkte
- 100 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- in voorgevulde wegwerpspuit 1,5 ml
Trevicta (als palmitaat) Janssen-Cilag bv
- Toedieningsvorm
- Suspensie voor injectie met gereguleerde afgifte '175'
- Sterkte
- 200 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- in voorgevulde wegwerpspuit 0,875 ml
- Toedieningsvorm
- Suspensie voor injectie met gereguleerde afgifte '263'
- Sterkte
- 200 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- in voorgevulde wegwerpspuit 1,315 ml
- Toedieningsvorm
- Suspensie voor injectie met gereguleerde afgifte '350'
- Sterkte
- 200 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- in voorgevulde wegwerpspuit 1,75 ml
- Toedieningsvorm
- Suspensie voor injectie met gereguleerde afgifte '525'
- Sterkte
- 200 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- in voorgevulde wegwerpspuit 2,625 ml
Xeplion (als palmitaat) Janssen-Cilag bv
- Toedieningsvorm
- Suspensie voor injectie met gereguleerde afgifte '25'
- Sterkte
- 100 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- in voorgevulde wegwerpspuit 0,25 ml
- Toedieningsvorm
- Suspensie voor injectie met gereguleerde afgifte '50'
- Sterkte
- 100 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- in voorgevulde wegwerpspuit 0,5 ml
- Toedieningsvorm
- Suspensie voor injectie met gereguleerde afgifte '75'
- Sterkte
- 100 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- in voorgevulde wegwerpspuit 0,75 ml
- Toedieningsvorm
- Suspensie voor injectie met gereguleerde afgifte '100'
- Sterkte
- 100 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- in voorgevulde wegwerpspuit 1 ml
- Toedieningsvorm
- Suspensie voor injectie met gereguleerde afgifte '150'
- Sterkte
- 100 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- in voorgevulde wegwerpspuit 1,5 ml
- Toedieningsvorm
- Suspensie voor injectie met gereguleerde afgifte
- Verpakkingsvorm
- startverpakking
Bevat per verpakking: 1 voorgevulde wegwerpspuit 100 mg/1 ml + 1 voorgevulde wegwerpspuit 150 mg/1,5 ml.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Geef bij een psychose zonder agitatie een antipsychoticum op basis van oorzaak van de psychose, effectiviteit, bijwerkingen en toedieningsvorm (voorkeur olanzapine bij schizofreniespectrum).
Geef een benzodiazepine als agitatie de overhand heeft. Indien dit niet mogelijk is, geef (als noodmedicatie) de combinatie haloperidol en promethazine.
Therapieresistente psychose kan, na gebruik van achtereenvolgens twee verschillende antipsychotica, met clozapine worden behandeld. Hierbij zijn intensieve controles geïndiceerd, zoals leukocytencontrole vanwege de kans op agranulocytose. Zie voor meer informatie het NHG-Standpunt Herhalen gespecialiseerde ggz-medicatie en de bijlage Voorzorgen bij patiënten die clozapine gebruiken.
Een bipolaire stoornis wordt behandeld door of in overleg met een specialistisch team. Bij een ernstige manische episode zijn haloperidol, olanzapine, quetiapine of risperidon de middelen van eerste keus. Bij een ernstige depressieve episode zijn quetiapine óf de combinatie van olanzapine met fluoxetine (SSRI) de middelen van eerste keus. Overweeg lithium of valproïnezuur als monotherapie bij beide soorten episoden.
Als onderhoudsbehandeling van een bipolaire stoornis is lithium het middel van eerste keus, omdat lithium naast het verminderen van de recidieven van manie en depressie ook de kans op suïcide vermindert. Overweeg valproïnezuur, quetiapine of olanzapine als tweede keus voor de onderhoudsbehandeling, bij gebleken effectiviteit tijdens de acute behandelfase, of bij onvoldoende effect en/of onverdraaglijke bijwerkingen van lithium.
De initiële behandeling van depressieve klachten bestaat uit voorlichting. Bij een depressie ook uit dagstructurering, activiteitenplanning en een kortdurende psychologische behandeling. Start in de eerstelijnszorg alleen een antidepressivum bij onvoldoende effect van niet-medicamenteus beleid bij een depressie zonder ernstig sociaal disfunctioneren, grote lijdensdruk of ernstige psychische comorbiditeit én als er een voorkeur voor antidepressiva boven psychotherapie bestaat. Bij (jong)volwassenen zijn de serotonineheropnameremmers (SSRI’s) citalopram, escitalopram, fluoxetine en sertraline voorkeursmiddelen; bij ouderen zijn dit citalopram of sertraline. Switch bij onvoldoende of geen respons naar een andere SSRI van voorkeur. Bij goede respons de behandeling ten minste 6 maanden (ten minste 1 jaar bij recidief depressie) voortzetten na bereiken van remissie. Bouw daarna het antidepressivum af.
Start in de tweedelijnszorg (basis gegeneraliseerde GGZ of gespecialiseerde GGZ) eventueel met een tricyclisch antidepressivum (TCA), een SSRI, een niet-selectieve serotonineheropnameremmer (SNRI), bupropion, mirtazapine of vortioxetine. Bij klinisch opgenomen patiënten heeft een TCA de voorkeur.
Offlabel: De behandeling van een delier bestaat vooral uit het borgen van een veilige omgeving en het behandelen van de oorzaak (uitlokkende factor). Wanneer deze primaire behandeling onvoldoende effect heeft op symptomen als angst, hallucinaties en motorische onrust kan bij de ziekte van Parkinson (na indien mogelijk staken of verlagen van de antiparkinsonmedicatie) of ‘Lewy body’-dementie in (overleg met) de tweedelijnszorg clozapine (offlabel) of quetiapine (offlabel) overwogen worden. Overweeg bij blijvende onrust een benzodiazepine toe te voegen, bij voorkeur lorazepam oraal of indien nodig parenteraal (offlabel), óf midazolam i.m. of nasaal (offlabel; voorkeur in crisissituaties als orale toediening niet mogelijk is).
Antipsychotica worden niet aanbevolen voor de behandeling van angststoornissen, vanwege de kans op ernstige bijwerkingen als extrapiramidale stoornissen en metabool syndroom. Voor de keuze van de juiste standaardbehandeling zie Angststoornissen.
Bij psychotische aandoeningen bij de ziekte van Parkinson is als medicamenteuze behandeling clozapine in een lagere dosering dan toegepast bij andere psychotische stoornissen een middel van eerste keus, omdat de andere antipsychotica – op quetiapine na – zijn gecontra-indiceerd bij de ziekte van Parkinson vanwege veel kans op verergering van de motorische symptomen.
Advies
Geef bij een psychose zonder agitatie een antipsychoticum op basis van oorzaak van de psychose, effectiviteit, bijwerkingen en toedieningsvorm (voorkeur olanzapine bij schizofreniespectrum).
Geef een benzodiazepine als agitatie de overhand heeft. Indien dit niet mogelijk is, geef (als noodmedicatie) de combinatie haloperidol en promethazine.
Therapieresistente psychose kan, na gebruik van achtereenvolgens twee verschillende antipsychotica, met clozapine worden behandeld. Hierbij zijn intensieve controles geïndiceerd, zoals leukocytencontrole vanwege de kans op agranulocytose. Zie voor meer informatie het NHG-Standpunt Herhalen gespecialiseerde ggz-medicatie en de bijlage Voorzorgen bij patiënten die clozapine gebruiken.
Antipsychotica worden niet aanbevolen voor de behandeling van angststoornissen, vanwege de kans op ernstige bijwerkingen als extrapiramidale stoornissen en metabool syndroom. Voor de keuze van de juiste standaardbehandeling zie Angststoornissen.
Indicaties
- Behandeling van schizofrenie.
- Behandeling van matige tot ernstige manische episode en ernstige depressieve episode bij bipolaire stoornis.
- Preventie van een recidief manische of depressieve episode bij patiënten met bipolaire stoornis, die eerder goed reageerden op quetiapine.
Alleen de tablet met gereguleerde afgifte
- aanvullende behandeling van een ernstige depressieve episode bij patiënten met een unipolaire depressie die onvoldoende reageren op monotherapie met een antidepressivum; voor het starten het veiligheidsprofiel in overweging nemen.
Gerelateerde informatie
Indicaties
Oraal
- Schizofrenie bij volwassenen en kinderen ≥ 15 jaar;
- Schizoaffectieve stoornis bij volwassenen.
Parenteraal (depot)
- Paliperidon suspensie voor injectie, Palmeux en Xeplion: maandelijkse onderhoudsbehandeling van schizofrenie bij volwassenen die reeds gestabiliseerd zijn op orale behandeling met paliperidon of risperidon;
- Bij een selecte groep is voorafgaand aan paliperidon suspensie voor injectie, Palmeux en Xeplion stabilisatie op een orale behandeling niet vereist indien: er eerder respons op oraal paliperidon of risperidon was én de psychotische symptomen mild tot matig zijn én een depot-behandeling vereist is;
- Trevicta: driemaandelijkse onderhoudsbehandeling (1×/drie maanden) van schizofrenie bij volwassenen die klinisch stabiel zijn op de maandelijkse paliperidon-injectie.
- Byannli: halfjaarlijks onderhoudsbehandeling (1×/zes maanden) van schizofrenie bij volwassenen die klinisch stabiel zijn op de maandelijkse of driemaandelijkse paliperidon-injectie.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Bij dit geneesmiddel wordt (tevens) gedoseerd op geleide van de bloedspiegel; zie voor meer informatie hierover op: Quetiapine van tdm-monografie.org.
Schizofrenie
Volwassenen
Tablet: dagdosis verdelen over 2 giften; bij starten de dosering in 4 dagen opbouwen: dag 1: 50 mg, dag 2: 100 mg, dag 3: 200 mg, dag 4: 300 mg. Hierna titreren tot een onderhoudsdosering van 300–450 mg per dag; max. 750 mg per dag. Tablet met gereguleerde afgifte: titreren tot gebruikelijke dosering van 400–800 mg ten minste 1 uur voor een maaltijd 1×/dag; dag 1: 300 mg; dag 2: 600 mg per dag; onderhoudsdosering: 600 mg/dag, indien nodig tot 800 mg/dag.
Manische episode
Volwassenen
Tablet: dagdosis verdelen over 2 giften; dag 1: 100 mg, dag 2: 200 mg, dag 3: 300 mg, dag 4: 400 mg, eventueel met max. 200 mg/dag verhogen tot 800 mg/dag op dag 6. Hierna op geleide van klinische respons naar onderhoudsdosering van 200–800 mg/dag; gebruikelijk 400–800 mg/dag. Tablet met gereguleerde afgifte: titreren tot gebruikelijke dosering van 400–800 mg ten minste 1 uur voor een maaltijd eenmaal per dag; dag 1: 300 mg; dag 2: 600 mg per dag; onderhoudsdosering: 600 mg/dag, indien nodig tot 800 mg/dag.
Bipolaire depressie
Volwassenen
Tablet met en zonder gereguleerde afgifte: 1×/dag doseren voor het slapen gaan; dag 1: 50 mg, dag 2: 100 mg, dag 3: 200 mg, dag 4: 300 mg; aanbevolen dosering: 300 mg/dag, indien nodig op geleide van respons titreren naar 600 mg/dag. In klinische studies was 600 mg/dag niet werkzamer dan 300 mg/dag. Doseringen > 300 mg dienen alleen te worden gestart door artsen met ervaring in de behandeling van bipolaire stoornis. Bij verwachte problemen met de tolerantie kan men een dosisverlaging tot een dagdosering van minimaal 200 mg overwegen.
Preventie van een recidief van bipolaire stoornis
Volwassenen
Dezelfde dosering voortzetten als waarop een reactie was bij de acute behandeling. Binnen het dosisbereik van 300–800 mg/dag (verdeeld over 2 giften per dag) streven naar de laagst mogelijke dosering op geleide van respons en het kunnen verdragen.
Als aanvullende behandeling op antidepressiva bij depressieve episoden bij een unipolaire depressie
Volwassenen
Tablet met gereguleerde afgifte: 1×/dag doseren voor het slapen gaan; dag 1–2: 50 mg, dag 3–4: 150 mg; alleen indien nodig vervolgens verhogen naar 300 mg/dag, vanwege meer kans op bijwerkingen bij hogere dosering.
Ouderen
Dag 1–3: 50 mg, dag 4: 100 mg/dag; verder verhogen tot 150 mg/dag op dag 8; alleen indien nodig vervolgens vanaf dag 22 verhogen naar maximaal 300 mg/dag.
CYP3A4-polymorfisme: pas zo nodig de dosering of het middel aan in overleg met de apotheker.
Algemeen doseeradvies bij ouderen: Zo nodig dosistitratie langzamer laten verlopen in stappen van 50 mg per dag; starten met 50 mg per dag. Benodigde onderhoudsdosering is doorgaans lager. Ook bij patiënten met een cardiovasculaire ziekte langzamer titreren.
Verminderde leverfunctie: Startdosis tablet: 25 mg/dag, tablet met gereguleerde afgifte: 50 mg/dag; dagelijks verhogen met 25–50 mg per dag totdat een effectieve dosis is bereikt.
Verminderde nierfunctie: Een dosisaanpassing is niet nodig.
Doseringen
Omdat de tablet van 1,5 mg niet op de Nederlandse markt beschikbaar is, kan de hieronder aangegeven dosering niet altijd worden opgevolgd. De tablet van 3 mg heeft géén breukgleuf en kan dus niet worden gedeeld in twee gelijke helften.
Schizofrenie
Volwassenen
Oraal: aanbevolen dosering: 6 mg 1×/dag 's morgens; soms kan een lagere of hogere dosering nodig zijn, optimale doseringen liggen tussen 3–12 mg 1 ×/dag. Dosisaanpassing mag pas plaats vinden na klinische evaluatie en in stappen van 3 mg in een interval van meer dan 5 dagen.
Verminderde nierfunctie: Bij lichte nierfunctiestoornis (creatinineklaring 50–80 ml/min): aanbevolen startdosering 3 mg 1×/dag; afhankelijk van de respons en tolerantie deze verhogen tot 6 mg/dag. Bij matige tot ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring 10–50 ml/min) is de aanbevolen startdosering 3 mg om de andere dag, na klinische evaluatie zonodig verhogen tot 3 mg 1×/dag.
I.m.: depotinjectie maandelijks (paliperidon suspensie voor injectie, Palmeux, Xeplion): startdosering ná stabilisering op orale behandeling: i.m. 150 mg op dag 1, en 100 mg op dag 8; vervolgens na 1 maand beginnen met de onderhoudsdosering van 75 mg/maand. De injecties op dag 1 en dag 8 in de deltaspier toedienen. Soms kan (zoals bij obesitas) een lagere of hogere dosering nodig zijn; optimale doseringen liggen tussen 25–150 mg/maand. Houdt bij het aanpassen van de dosis rekening met de langerdurende afgifte uit het depot; het volledige effect kan pas na een paar maanden zichtbaar worden. Op het moment van starten met de langwerkende injectie, de orale behandeling stop zetten, soms kan geleidelijk staken hiervan nodig zijn.
Verminderde nierfunctie: Bij lichte nierfunctiestoornis (creatinineklaring 50–80 ml/min): aanbevolen startdosis: i.m 100 mg op dag 1, 75 mg op dag 8; afhankelijk van de respons en tolerantie ligt de optimale onderhoudsdosis tussen 25–100 mg/maand. Bij matige tot ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 50 ml/min) wordt injectie niet aanbevolen.
I.m.: depotinjectie driemaandelijks (Trevicta): bij klinisch stabiele patiënten die bij voorkeur ≥ 4 maanden behandeld zijn met maandelijkse injecties. Start de driemaandelijkse injectie op het geplande tijdstip van de maandelijkse injectie (±7 dagen). De dosis voor de driemaandelijks injectie, komt overeen met 3,5× de dosis van de maandelijkse injectie. Er is geen equivalente driemaandelijkse dosis voor Palmeux en Xeplion 25 mg. Indien nodig kan de dosis elke 3 maanden worden verhoogd tot max. 525 mg/3 maanden.
Verminderde nierfunctie: Bij matige tot ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 50 ml/min) wordt injectie niet aanbevolen.
I.m.: depotinjectie zesmaandelijks (Byannli): bij klinisch stabiele patiënten (die geen dosisaanpassing behoeven) die óf bij voorkeur ≥ 4 maanden behandeld zijn met maandelijkse injecties óf gedurende ten minste één injectiecyclus zijn behandeld met driemaandelijkse injecties.
Na stabilisatie met de maandelijkse dosering: start de Byannli-injectie op het geplande tijdstip van de maandelijkse injectie (±7 dagen). Om een consistente onderhoudsdosis vast te stellen wordt het aanbevolen dat de laatste twee doses van de maandelijkse dosering dezelfde sterkte hebben. De dosis voor de zesmaandelijks injectie, komt overeen met 7× de dosis van de maandelijkse injectie. Er is geen equivalente zesmaandelijkse dosis voor Palmeux en Xeplion 25, 50 en 75 mg en paliperidon 75 mg.
Na stabilisatie met de driemaandelijkse dosering: start de Byannli-injectie op het geplande tijdstip van de driemaandelijkse injectie (±14 dagen). De dosis voor de zesmaandelijks injectie, komt overeen met (ca.) 2× de dosis van de driemaandelijkse injectie. Er is geen equivalente zesmaandelijkse dosis voor Trevicta 175 en 263 mg.
Verminderde nierfunctie: Bij matige tot ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 50 ml/min) wordt injectie niet aanbevolen.
Kinderen ≥ 15 jaar
Oraal: aanbevolen startdosering 3 mg 1×/dag 's morgens. Soms kan een hogere dosering nodig zijn. Max. 6 mg/dag bij lichaamsgewicht < 51 kg; max. 12 mg/dag bij lichaamsgewicht ≥ 51 kg. Dosisaanpassing mag pas plaats vinden na klinische evaluatie en in stappen van 3 mg in een interval van meer dan 5 dagen. Bij klachten van sedering kan het middel vóór het slapen worden ingenomen.
Overschakelen van langwerkende preparaten
Bij overschakelen van een risperidon-depot naar maandelijkse paliperidon-depot: op het moment van de volgende risperidon-injectie deze vervangen door onderhoudsdosering paliperidon (zonder startschema): risperidon 25 mg/2 weken i.m. schakelt men over naar paliperidon 50 mg/maand i.m., risperidon 37,5 mg/2 weken naar paliperidon 75 mg/maand, en risperidon 50 mg/2 weken naar paliperidon 100 mg/maand.
Bij overschakelen van een driemaandelijkse depot, naar een maandelijkse depot: De eerste maandelijkse injectie geven op het moment dat de injectie zou worden gegeven, in een dosis die een factor 3,5 lager is (Trevicta 175, 263, 350 en 525 mg komt overeen met paliperidon 75, 100 en 150 of Palmeux en Xeplion 50, 75, 100 en 150 mg).
Houd bij overschakelen van een driemaandelijkse depot (Trevicta), naar tabletten met gereguleerde afgifte onderstaande informatie aan. Start in week 12 na de laatste Trevicta-injectie als volgt: laatste dosis van 175 mg Trevicta, daarna 3 mg/dag oraal; laatste dosis van 263 mg Trevicta, daarna 3 mg/dag oraal en in week 25 verhogen naar 6 mg/dag oraal; of laatste dosis van 350 mg Trevicta, daarna 3 mg/dag oraal, in week 19 verhogen naar 6 mg/dag oraal en in week 25 verhogen naar 9 mg/dag oraal; óf 525 mg Trevicta, daarna 6 mg/dag oraal, in week 19 verhogen naar 9 mg/dag oraal en in week 25 verhogen naar 12 mg/dag oraal.
Houd bij overschakelen van een zesmaandelijkse depot (Byannli), naar tabletten met gereguleerde afgifte onderstaande informatie aan. Laatste dosis van 700 mg Byannli: 6–9 maanden na depot: 3 mg/dag oraal; 9–12 maanden na depot; 6 mg/dag oraal; > 12 maanden na depot: 9 mg/dag oraal. Laatste dosis van 1000 mg Byannli: 6–9 maanden na depot: 6 mg/dag oraal; 9–12 maanden na depot; 9 mg/dag oraal; > 12 maanden na depot: 12 mg/dag oraal.
Bij overschakelen van paliperidon tablet met vertraagde afgifte naar maandelijks depot: 3 mg tablet paliperidon/dag wordt 25–50 mg injectie/maand; 6 mg tablet wordt 75 mg injectie/maand; 9 mg tablet wordt 100 mg injectie/maand; 12 mg tablet wordt 150 mg injectie/maand.
Schizoaffectieve stoornis
Volwassenen
Oraal: aanbevolen dosering: 6 mg 1×/dag 's morgens; soms kan een hogere dosering tot 12 mg nodig zijn. Dosisaanpassing mag pas plaats vinden na klinische evaluatie en in stappen van 3 mg in een interval van meer dan 4 dagen.
Verminderde nierfunctie: Bij lichte nierfunctiestoornis (creatinineklaring 50–80 ml/min): aanbevolen startdosering 3 mg 1×/dag; afhankelijk van de respons en tolerantie deze verhogen tot 6 mg/dag. Bij matige tot ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring 10–50 ml/min) is de aanbevolen startdosering 3 mg om de andere dag, na klinische evaluatie zonodig verhogen tot 3 mg 1×/dag.
Verminderde leverfunctie: Bij een lichte of matige leverfunctiestoornis is een dosisaanpassing niet nodig. Wees voorzichtig bij een ernstige leverfunctiestoornis.
Gemiste dosis: Om de kans op het missen van doses te verminderen: Het is mogelijk de tweede (oplaad)dosis van paliperidon suspensie voor injectie, Palmeux of Xeplion 4 dagen vóór of ná het geplande tijdstip (dag 8 ±4 dagen) toe te dienen. Bij de onderhoudsdoses kan een marge van max. ±7 dagen (paliperidon suspensie voor injectie, Palmeux, Xeplion) of ±2 weken (Trevicta) of 2 weken vóór of 3 weken ná (Byannli) het geplande tijdstip (resp. na een maand ±7 dagen, na 3 maanden ±2 weken óf na 6 maanden –2 weken/ +3 weken) worden aangehouden. Voor de instructies na het missen van een dosis van een langwerkend preparaat, zie rubriek 4.2 onder het kopje gemiste doses van de betreffende officiële productinformatie op de website van het CBG, te raadplegen via de rubriek 'Zie ook' onderaan deze pagina.
Toediening
- De tablet met gereguleerde afgifte in zijn geheel (zonder kauwen, breken of verpulveren) doorslikken met wat vloeistof; deze innemen òf altijd op de nuchtere maag òf altijd met voedsel.
- Langwerkende preparaten zijn uitsluitend voor diep intramusculair gebruik in de deltaspier (paliperidon suspensie voor injectie, Palmeux, Xeplion, Trevicta) of bilspier (alle preparaten). Overweeg overschakelen tussen deltaspier en bilspier of tussen twee bilspieren voor volgende injecties als er ongemak optreedt op de plaats van de injectie.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): afname van Hb, slaperigheid, met name in het begin van de behandeling, droge mond, duizeligheid, hoofdpijn, extrapiramidale symptomen (gemeld bij bipolaire depressie), gewichtstoename, na staken ontwenningsverschijnselen, verhoging van serum triglyceriden en totaal cholesterol (vnl. LDL), verlaging HDL.
Vaak (1-10%): hyperprolactinemie, daling van totaal en vrij T4, daling van totaal T3, verhoging van TSH, meer eetlust, abnormale dromen, nachtmerries, suïcidale gedachten en gedrag, irritatie, pyrexie, dysartrie, wazig zien, asthenie, dyspneu, (orthostatische) hypotensie, tachycardie, palpitaties, perifeer oedeem, dyspepsie, obstipatie, braken. Verhoogd bloedglucose. Voorbijgaande leukopenie, neutropenie, eosinofilie, stijging van ALAT/ASAT, stijging van γ-GT.
Soms (0,1-1%): overgevoeligheid (incl. allergische huidreactie), daling van vrij T3, hypothyroïdie, hyponatriëmie, diabetes mellitus, convulsies, verwardheid, rusteloze benen, tardieve dyskinesie, syncope, rinitis, QT-verlenging, bradycardie, dysfagie, verhoging van ASAT, urineretentie, seksuele disfunctie, trombocytopenie, anemie, afname van het aantal bloedplaatjes.
Zelden (0,1-0,01%): agranulocytose, metabool syndroom, slaapwandelen, neuroleptisch maligne syndroom, hypothermie, veneuze trombo-embolie, pancreatitis, darmobstructie/ileus, geelzucht, hepatitis, priapisme, galactorroe, verstoorde menstruatie, stijging van bloed creatinekinase.
Zeer zelden (< 0,01%): anafylactische reactie, verminderde ADH-secretie, angio-oedeem , Stevens-Johnsonsyndroom (SJS), rabdomyolyse.
Verder zijn gemeld: Ernstige cutane bijwerkingen (SCAR's) zoals: toxische epidermale necrolyse (TEN), acuut gegeneraliseerd pustuleus exantheem (APEG), geneesmiddeluitslag met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS), erythema multiforme (EM), cutane vasculitis. Cardiomyopathie, myocarditis. Beroerte.
Bij kinderen van 10–17 jaar tevens zeer vaak verhoogde bloeddruk. Verder komen vaker dan bij volwassenen, voor: meer eetlust, hyperprolactinemie en extrapiramidale symptomen.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): slapeloosheid, parkinsonisme, acathisie, sedatie, slaperigheid, hoofdpijn.
Vaak (1-10%): bronchitis, bovensteluchtweginfectie, sinusitis, griepachtige verschijnselen, urineweginfectie, gewichtsverandering, hyperglykemie, veranderde eetlust, manie, agitatie, angst, depressie, dystonie, duizeligheid, dyskinesie, tremor, wazig zien, geleidingsstoornis, verlengd QT-interval, tachycardie, bradycardie, atrioventriculair blok, (orthostatische) hypotensie, hypertensie, faryngolaryngeale pijn, hoest, neuscongestie, buikpijn, braken, nausea, obstipatie, diarree, dyspepsie, droge mond, tandpijn, verhoogde transaminasespiegel, jeuk, huiduitslag, spierpijn, rugpijn, artralgie, amenorroe, koorts, asthenie, vermoeidheid.
Soms (0,1-1%): pneumonie, luchtweginfectie, cystitis, oorinfectie, tonsillitis, anemie, leukocytopenie, diabetes mellitus, hyperinsulinemie, verhoogde triglyceridenwaarden, verwardheid, verminderd libido, anorgasmie, zenuwachtigheid, nachtmerrie, convulsie, syncope, tardieve dyskinesie, psychomotorische hyperactiviteit. aandachtsstoornis, spraakstoornis, smaakstoornis, aandachtsstoornis, paresthesie, hypo-esthesie, conjunctivitis, droog oog, fotofobie, vertigo, tinnitus, oorpijn, hartkloppingen, bundeltakblok, sinusaritmie, abnormaal ECG, dyspneu, bloedneus, gezwollen tong, gastro-enteritis, flatulentie, verhoogde γ-glutamyltransferase, stijging van leverenzymwaarden, urticaria, alopecia, acne, eczeem, droge huid, erytheem, verhoogde creatinekinasewaarde in bloed, spierspasmen, gewrichtsstijfheid, gewrichtszwelling, spierzwakte, nekpijn, borstkaspijn, urine-incontinentie, pollakisurie, urineretentie, dysurie, hyperprolactinemie (soms leidend tot galactorroe, cyclusstoornissen bij de vrouw, gynaecomastie), erectie-, ejaculatie- en orgasmestoornis, pijn in de borsten, (gezichts)oedeem, koude rillingen, verhoogde lichaamstemperatuur, gangafwijking, coördinatiestoornis, dorst, vallen.
Zelden (0,01-0,1%): ooginfectie, acrodermatitis, onychomycose, induratie, agranulocytose, neutropenie, verhoogd aantal eosinofielen, trombocytopenie, anafylactische reactie, overgevoeligheid, SIADH, waterintoxicatie, hypoglykemie, glucosurie, polydipsie, diabetische ketoacidose, verhoogd cholesterol, afgestompt affect, katatonie, neuroleptisch maligne syndroom, cerebrale ischemie, bewustzijnsverlies, verminderd bewustzijn, slaapwandelen, diabetisch coma, evenwichtsstoornis, glaucoom, oogrollen, traanproductie verhoogd, oculaire hyperemie, atriumfibrilleren, veneuze trombose, longembolie, ischemie, overmatig blozen, posturale orthostatische tachycardie-syndroom, slaapapneu-syndroom, hyperventilatie, aspiratiepneumonie, ratelgeluiden, longstuwing, luchtwegcongestie, piepen, dysfonie, titubatie van het hoofd, gezwollen tong, pancreatitis, intestinale obstructie, ileus, fecale incontinentie, fecaloom, cheilitis, geelzucht, angio-oedeem, huidverkleuring, seborroïsche dermatitis, hoofdroos, rabdomyolyse, afwijkende houding, verlaagde lichaamstemperatuur, priapisme, (neonataal) geneesmiddelonttrekkingssyndroom.
Verder zijn gemeld: Stevens-Johnson-syndroom, toxische epidermale necrolyse, 'floppy iris syndrome', slaapgerelateerde eetstoornis.
Daarnaast bij de langwerkende injectie:
Vaak (1-10%): reactie op de injectieplaats.
Soms (0,1-1%): subcutaan abces, cellulitis.
Zelden (0,01-0,1%): anafylactische reactie, cyste en hematoom op de injectieplaats.
Verder zijn gemeld: necrose en ulcus op de injectieplaats.
Bij gebruik van antipsychotica kunnen ventriculaire aritmieën, plotse onverklaarbare dood, hartstilstand, 'torsade de pointes' en veneuze trombo-embolie optreden.
Interacties
Gecontra-indiceerd is gelijktijdig gebruik van een sterke CYP3A4-remmer (zoals claritromycine, erytromycine, ketoconazol, itraconazol, posaconazol en HIV-proteaseremmers), vanwege een aanzienlijke remming van de afbraak van quetiapine. Het drinken van grapefruit-/pompelmoessap tijdens de behandeling wordt afgeraden.
Gelijktijdig gebruik van sterke CYP3A4-inductoren (zoals carbamazepine, fenytoïne, rifampicine, sint-janskruid) alleen indien strikt noodzakelijk, vanwege een versnelde afbraak van quetiapine. Elke dosisverandering van de inductor dient geleidelijk plaats te vinden.
Wees voorzichtig met gelijktijdig gebruik van andere serotonerge middelen, zoals MAO-remmers, SSRI's, SNRI's of tricyclische antidepressiva, vanwege de kans op het potentieel fatale serotoninesyndroom. Monitor de patiënt bij gelijktijdig gebruik, vooral aan het begin van de behandeling en bij dosisverhogingen. Overweeg bij het vermoeden van het serotoninesyndroom, afhankelijk van de ernst, de behandeling te staken of de dosis te verlagen.
Wees voorzichtig bij gelijktijdig gebruik van alcohol of centraal werkende middelen, anticholinergica en met middelen die de elektrolythuishouding verstoren of het QTc-interval verlengen. In combinatie met lithium treden meer bijwerkingen (extrapiramidale symptomen, slaperigheid, gewichtstoename) op. In combinatie met valproïnezuur treden vaker leukopenie en neutropenie op.
Interacties
Wees voorzichtig bij gelijktijdig gebruik van middelen die het QT-interval kunnen verlengen, zoals NYHA-klasse Ia en III antiaritmica, bepaalde antihistaminica, enkele antipsychotica, mefloquine.
Gelijktijdig gebruik met psychostimulantia (zoals methylfenidaat) kan extrapiramidale symptomen geven na verandering in gebruik van één of beide middelen. Bij staken van psychostimulantia, deze geleidelijk afbouwen.
Mogelijke effecten van paliperidon op andere geneesmiddelen
- Wees voorzichtig bij gelijktijdig gebruik van middelen die de drempel voor een epileptische aanval kunnen verlagen, zoals andere antipsychotica (fenothiazinen, butyrofenonen, clozapine), antidepressiva, tramadol, mefloquine;
- De werking van levodopa en dopamine-agonisten kan worden verminderd;
- Het orthostatische hypotensieve effect van andere antipsychotica en tricyclische antidepressiva kan worden versterkt.
Mogelijke effecten van andere geneesmiddelen op paliperidon
- Gelijktijdig gebruik van een inductor van het renale Pgp, zoals carbamazepine, rifampicine, sint-janskruid, doet de renale klaring van paliperidon toenemen en verlaagt de plasmaconcentratie; dit inducerend effect houdt na stoppen nog 2–3 weken aan;
- Gelijktijdig gebruik met valproïnezuur verhoogt de blootstelling aan paliperidon, waardoor dosisverlaging nodig kan zijn;
- Gelijktijdig gebruik van antihistaminica, antidepressiva, barbituraten, slaapmiddelen, analgetica, opiaten of alcohol versterkt de sederende werking.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect: Antipsychotica kunnen bij toepassing in het 3e trimester extrapiramidale stoornissen en bij langdurig gebruik tot aan de partus onthoudingsverschijnselen bij de neonaat veroorzaken.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt in het 1e en 2e trimester. Bij gebruik in het 3e trimester de pasgeborene controleren op extrapiramidale symptomen en/of ontwenningsverschijnselen.
Overig: Het niet adequaat behandelen van een zwangere vrouw met een psychose of manie kan ernstige gevolgen hebben voor zowel moeder als kind. Plotseling staken of switchen van een antipsychoticum tijdens de zwangerschap vergroot de kans op een recidiefpsychose. Switch daarom indien mogelijk vóór de conceptie van antipsychoticum.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Het is niet teratogeen bij dieren, maar heeft wel andere vormen van reproductietoxiciteit (negatief effect op geboortegewicht en overleving van nakomelingen).
Farmacologisch effect: Antipsychotica kunnen bij toepassing in het 3e trimester extrapiramidale stoornissen en bij langdurig gebruik tot aan de partus onthoudingsverschijnselen bij de neonaat veroorzaken.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken. Bij gebruik in het 3e trimester de pasgeborene controleren op extrapiramidale symptomen en/of ontwenningsverschijnselen.
Overig: Streef bij gebruik naar monotherapie in een zo laag mogelijke dosering. Controleer de zuigeling op sufheid of irritatie, apneu, droge mond, niet wakker worden voor de voeding, slecht drinken, gewichtstoename of extrapiramidale symptomen. Bij een éénmalige toediening van een driemaandelijks depot zal de plasmablootstelling aan paliperidon tot 18 maanden kunnen aanhouden. Bij een éénmalige toediening van een halfjaarlijks depot zal de plasmablootstelling aan paliperidon tot 4 jaar kunnen aanhouden. Houdt hiermee rekening bij vrouwen die zwanger kunnen/willen worden.
Lactatie
Overgang in moedermelk: Ja. Beperkte ervaring wijst niet op nadelige effecten voor de zuigeling. De hoeveelheid die overgaat in de moedermelk en de relatieve kinddosis lijken laag.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt. Streef naar monotherapie in een zo laag mogelijke dosering. Controleer de zuigeling op sufheid of irritatie, apneu, droge mond, niet wakker worden voor de voeding, slecht drinken, gewichtstoename of extrapiramidale symptomen.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, waarschijnlijk in klinisch belangrijke mate.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Overig: Streef bij gebruik naar monotherapie in een zo laag mogelijke dosering. Controleer de zuigeling op sufheid of irritatie, apneu, droge mond, niet wakker worden voor de voeding, slecht drinken, gewichtstoename of extrapiramidale symptomen.
Contra-indicaties
Zie de rubriek Interacties.
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor risperidon.
Waarschuwingen en voorzorgen
Metabool risico: Controleer vóór aanvang en regelmatig tijdens de behandeling het metabole profiel (zoals gewicht, bloedglucose, lipiden), vanwege mogelijke veranderingen van deze parameters; in het bijzonder bij (predisponerende factoren voor) diabetes mellitus. Eventuele achteruitgang van het metabole risicoprofiel behandelen.
Neutropenie: Ernstige (fatale), dosisonafhankelijke neutropenie is gemeld, die optreedt binnen een aantal maanden na starten van de behandeling. Bij een neutrofielen-aantal < 1,0 × 109/l, de behandeling staken. Observeer signalen en symptomen van infectie en volg het neutrofielen-aantal totdat dit > 1,5 × 109/l is. Bij optreden van infectie of koorts, neutropenie overwegen. Patiënten dienen symptomen van infectie (koorts, zwakte, lethargie, zere keel) direct te melden; bepaal bij hen direct de leukocytendifferentiatie.
Suïcide: De bij depressie en bij bipolaire stoornis toegenomen kans op suïcide in de vroege stadia van herstel, neemt mogelijk verder toe. Bij patiënten < 25 jaar neemt de kans toe op gebeurtenissen die aan suïcide gerelateerd zijn. Bij de behandeling van ernstige depressieve episoden geeft quetiapine meer kans op zelfverwonding en suïcide bij patiënten tussen 25–64 jaar zonder voorgeschiedenis van zelfverwonding.
Misbruik is gemeld. Wees voorzichtig bij patiënten met een geschiedenis van alcohol- of geneesmiddelenmisbruik.
Extrapiramidale effecten: Indien tekenen van tardieve dyskinesie optreden tijdens gebruik, de dosering verminderen of de therapie staken. Na stoppen kunnen deze symptomen tijdelijk verergeren en zelfs alsnog ontstaan. Indien acathisie optreedt in de eerste behandelweken, kan ophogen van de dosering schadelijk zijn. Om acute ontwenningsverschijnselen te vermijden, de behandeling geleidelijk over een periode van ten minste 1–2 weken afbouwen.
Neuroleptisch maligne syndroom (NMS): Bij optreden van tekenen van het NMS (zoals hyperthermie, musculaire rigiditeit, stijging creatinekinase) de toediening onmiddellijk staken en passende maatregelen nemen.
Slaperigheid: Wanneer ernstige slaperigheid optreed bij de behandeling van bipolaire depressie, zijn frequentere behandelcontacten nodig; overweeg staken van de behandeling.
Dementie: Vanwege een verdrievoudiging van de kans op cerebrovasculaire bijwerkingen en een verhoogde mortaliteit bij ouderen met dementie bij gebruik van enkele atypische antipsychotica wordt toediening afgeraden bij demente patiënten met een CVA/TIA, hypertensie of diabetes in de anamnese. Wees terughoudend bij ernstige organisch cerebrale stoornissen, epilepsie en Lewy-bodydementie.
Ziekte van Parkinson: Bij de behandeling van depressie hebben patiënten > 65 jaar met de ziekte van Parkinson meer kans op overlijden; wees daarom terughoudend bij ouderen met de ziekte van Parkinson.
Anticholinerge effecten: Bij (een voorgeschiedenis van) urineretentie, prostaathypertrofie, intestinale obstructie, verhoogde intra-oculaire druk en nauwe-kamerhoekglaucoom, zijn vanwege de matig tot sterke anticholinerge activiteit van norquetiapine.
Ernstige huidreacties: (Fatale gevallen van) ernstige huidreacties zoals SJS, TEN, AGEP, EM, DRESS zijn gemeld. Staak de behandeling bij symptomen van ernstige huidreacties (zoals exfoliatieve dermatitis, koorts, lymfeadenopathie, eosinofilie, neutrofilie). De meeste huidreacties treden binnen 4 weken op, enkele DRESS-reacties treden binnen 6 weken op.
Comorbiditeit: Wees voorzichtig bij aspiratiepneumonie, (risicofactoren voor) slaapapneu, QT-verlenging in de familie-anamnese, bij cardio- of cerebrovasculaire aandoeningen of andere voor hypotensie predisponerende factoren, risicofactoren voor veneuze trombo-embolie en bij convulsies in de anamnese. Bij cardiovasculaire ziekte een langzamere titratie overwegen. Overweeg de behandeling te staken bij vermoeden van cardiomyopathie of myocarditis.
Laboratoriumonderzoek: Bij enzym-immunoassay kan gebruik van quetiapine leiden tot fout-positieve resultaten voor methadon en tricyclische antidepressiva; bevestig bij twijfelachtige uitkomst de resultaten met een geschikte chromatografietechniek.
Onderzoeksgegevens: Bij kinderen zijn meer bijwerkingen (extrapiramidale symptomen en prikkelbaarheid) gemeld en zijn de langetermijnveiligheidsimplicaties op de groei, rijping, cognitieve - en gedragsontwikkeling onbekend. De veiligheid en de werkzaamheid op de lange termijn is als het een toevoeging is ('add-on'-therapie) bij unipolaire depressie, niet vastgesteld. De veiligheid en werkzaamheid zijn bij kinderen < 18 jaar nog niet vastgesteld en ook niet bij patiënten ouder dan 65 jaar met depressieve episoden in het kader van een bipolaire depressie. Bij gebruik bij een manische episode zijn er weinig gegevens bekend over comedicatie met lithium en valproïnezuur tot zes weken gebruik.
Hulpstoffen: Wees voorzichtig met natrium (in sommige tabletten met verlengde afgifte) bij een natriumarm dieet.
Rijvaardigheid: Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Waarschuwingen en voorzorgen
De suspensie voor injectie met gereguleerde afgifte ('depot') niet gebruiken bij acute agitatie of ernstige psychose.
Hematologische effecten: Patiënten met in de voorgeschiedenis een klinisch significante leukopenie/neutropenie of een geneesmiddelgeïnduceerde leukopenie/neutropenie dienen tijdens de eerste maanden van de behandeling met paliperidon regelmatig gecontroleerd te worden. Overweeg bij de eerste tekenen van een leukopenie/neutropenie de behandeling te staken. Staak de behandeling bij een ernstige neutropenie (< 1 × 10⁹/l).
Metabole effecten: Tijdens behandeling met paliperidon controleren op gewicht en op symptomen van hyperglykemie; patiënten met diabetes mellitus regelmatig controleren op achteruitgang van de glucosewaarde. Overweeg bij kinderen regelmatig de endocrinologische status te beoordelen, vanwege de mogelijke effecten van langdurige hyperprolactinemie op de groei en seksuele rijping. Verricht bij kinderen regelmatig onderzoek naar extrapiramidale symptomen.
Neuroleptisch maligne syndroom (NMS): Bij optreden van tekenen van het NMS de toediening staken.
Extrapiramidale symptomen: Overweeg de behandeling te staken bij tekenen van tardieve dyskinesie.
Cerebrovasculaire effecten: Vanwege een verdrievoudiging van de kans op cerebrovasculaire bijwerkingen met risperidon en een verhoogde mortaliteit bij ouderen met dementie wordt ook toediening van paliperidon afgeraden bij demente patiënten met een CVA/TIA, hypertensie of diabetes in de anamnese. Wees voorzichtig bij cardiovasculaire en cerebrovasculaire aandoeningen, hypovolemie, dehydratie, (risicofactoren voor) diabetes mellitus, hyperprolactinemie, prolactineafhankelijke tumoren, epilepsie, convulsies in de anamnese, predispositie voor hypotensie of QT-intervalverlenging (QT-syndroom, hypokaliëmie), ziekte van Parkinson en Lewy-body-dementie, hoge omgevingstemperatuur. Bij risicofactoren voor veneuze trombo-embolie preventieve maatregelen treffen.
Oculaire effecten: Wees voorzichtig bij staaroperaties vanwege een risico op IFIS (intra-operatief 'floppy iris'-syndroom) en gerelateerde oogcomplicaties bij patiënten die risperidon of, paliperidon gebruiken, vanwege de α1a-blokkerende werking.
Darmobstructie: De tabletten niet geven bij een ernstige vernauwing van het maag-darmkanaal of bij dysfagie of ernstige slikproblemen, vanwege een risico van obstructie bij het gebruik van dergelijke OROS-tabletten.
Priapisme: Indien priapisme langer dan 3–4 uur aanhoudt dient de patiënt met spoed hulp in te roepen.
Anti-emetisch effect: Vanwege een mogelijk anti-emetisch effect kunnen signalen en symptomen van bijvoorbeeld overdosering, darmobstructie en een hersentumor gemaskeerd worden.
Bij schizoaffectieve stoornis: zorgvuldig vervolgen in verband met mogelijke overgang van manie naar depressieve symptomen.
Onderzoeksgegevens: De veiligheid en werkzaamheid zijn niet vastgesteld bij kinderen < 18 jaar met een schizoaffectieve stoornis, bij kinderen < 15 jaar met schizofrenie, bij ouderen > 65 jaar met een schizoaffectieve stoornis en evenmin bij een ernstige leverinsufficiëntie (Child-Pughscore 10–15), creatinineklaring < 10 ml/min (tablet), creatinineklaring < 50 ml/min (injectie). De fabrikanten van Byannli en Trevicta vermelden bovendien: de veiligheid en werkzaamheid zijn niet vastgesteld bij kinderen < 18 jaar en ouderen > 65 jaar.
Rijvaardigheid: Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Overdosering
Symptomen
Slaperigheid, sedatie, coma, onderdrukte ademhaling, delier, insulten, status epilepticus, tachycardie, hypotensie, anticholinerge effecten, urineretentie, rabdomyolyse, overlijden.
Zie voor meer symptomen en behandeling toxicologie.org/quetiapine of vergiftigingen.info.
Overdosering
Symptomen
Sufheid, sedatie, hypotensie, tachycardie, QT-verlenging, extrapiramidale symptomen.
Zie voor meer symptomen en behandeling vergiftigingen.info.
Eigenschappen
Atypisch antipsychoticum met een brede receptoraffiniteit. Gaat een interactie aan met de volgende receptoren (met afnemende affiniteit): histamine H1 > α1 (adrenerge) > serotonine 5HT2 > dopamine D2 > α2 (adrenerge) > serotonine 5HT1A > dopamine D1. Quetiapine heeft minder affiniteit tot de ratio 5HT2/D2-receptoren dan clozapine en olanzapine maar meer dan haloperidol.
Kinetische gegevens
Resorptie | goed. |
T max | normale tablet 1-1,5 uur; tablet met gereguleerde afgifte ca. 6 uur. |
Overig | een vetrijke maaltijd kan de maximale plasmaconcentratie en de AUC verhogen. |
Metabolisering | uitgebreid in de lever door CYP3A4 tot het actieve N-desalkylquetiapine en inactieve metabolieten. |
Eliminatie | 73% met de urine, 21% met de feces. |
T 1/2el | 7 uur (quetiapine), 12 uur (N-desalkylquetiapine), ca. 9 uur bij ernstige leverfunctiestoornis, 9–11 uur bij ouderen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Atypisch antipsychoticum met sterke antiserotoninerge (-5HT2) en antidopaminerge (-D2) activiteit en met matige α1-blokkerende eigenschappen. Het is de actieve metaboliet van risperidon. Het heeft een gering antihistaminerg (-H1) en α2-blokkerend vermogen.
Kinetische gegevens
F | 23–33% (tablet). |
T max | 24 uur (tablet), 13 dagen (paliperidon suspensie voor injectie, Palmeux, Xeplion), 30–33 dagen (Trevicta); 33–35 dagen (Byannli). |
V d | 7 l/kg. |
Eliminatie | vnl. via de nieren (ca. 80%, waarvan 59% onveranderd), en via de feces (ca. 11%). |
T 1/2el | 23 uur (tablet). De mediane schijnbare halfwaardetijd na een i.m.-injectie in de bilspier is 25–49 dagen (paliperidon suspensie voor injectie, Palmeux, Xeplion); 118–139 dagen (Trevicta); 148–159 dagen (Byannli). De mediane schijnbare halfwaardetijd na een i.m.-injectie in de deltaspier is: 84–95 dagen (Trevicta). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
quetiapine hoort bij de groep antipsychotica, atypische.
- amisulpride (N05AL05) Vergelijk
- aripiprazol (N05AX12) Vergelijk
- brexpiprazol (N05AX16) Vergelijk
- cariprazine (N05AX15) Vergelijk
- clozapine (N05AH02) Vergelijk
- lurasidon (N05AE05) Vergelijk
- olanzapine (N05AH03) Vergelijk
- paliperidon (N05AX13) Vergelijk
- risperidon (N05AX08) Vergelijk
- sertindol (N05AE03) Vergelijk
- sulpiride (N05AL01) Vergelijk
Groepsinformatie
paliperidon hoort bij de groep antipsychotica, atypische.
- amisulpride (N05AL05) Vergelijk
- aripiprazol (N05AX12) Vergelijk
- brexpiprazol (N05AX16) Vergelijk
- cariprazine (N05AX15) Vergelijk
- clozapine (N05AH02) Vergelijk
- lurasidon (N05AE05) Vergelijk
- olanzapine (N05AH03) Vergelijk
- quetiapine (N05AH04) Vergelijk
- risperidon (N05AX08) Vergelijk
- sertindol (N05AE03) Vergelijk
- sulpiride (N05AL01) Vergelijk
Kosten
Kosten laden…Kosten
Kosten laden…Zie ook
Geneesmiddelgroep
Indicaties
- bipolaire stoornis
- delier bij Parkinson/'Lewy body' dementie
- depressie
- psychose
- ziekte van Parkinson