Samenstelling
Norvir
Bijlage 2
Abbvie bv
- Toedieningsvorm
- Capsule, zacht
- Sterkte
- 100 mg
- Toedieningsvorm
- Poeder voor orale suspensie
- Sterkte
- 100 mg
- Verpakkingsvorm
- sachet
- Toedieningsvorm
- Tablet, filmomhuld
- Sterkte
- 100 mg
Ritonavir
Bijlage 2
Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet, filmomhuld
- Sterkte
- 100 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Tybost Gilead Sciences bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, filmomhuld
- Sterkte
- 150 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Eerste keus in de behandeling van therapie-naïeve volwassen patiënten met een HIV-1-infectie is meestal een tripeltherapie. Deze bestaat uit twee nucleoside reverse-transcriptaseremmers (NRTI’s) in combinatie met een derde actief antiretroviraal middel uit een van de volgende drie klassen: bij voorkeur een integraseremmer (INSTI) met een hoge barrière tot resistentie (bictegravir of dolutegravir), en in specifieke situaties met een non-nucleoside reverse-transcriptaseremmer (NNRTI), of een proteaseremmer (PI) met een farmacokinetische booster (ritonavir of cobicistat). Bij de meeste personen met HIV is ook een behandelregime bestaande uit twee middelen mogelijk, meestal dolutegravir/lamivudine (een INSTI met één NRTI), na uitsluiting van enkele exclusiecriteria. De keuze voor een combinatie van antiretrovirale middelen is afhankelijk van diverse factoren, en dient te worden gemaakt op geleide van het resistentieprofiel. Zie voor meer informatie de richtlijn HIV op nvhb.nl.
Ritonavir kan worden gebruikt als booster, ook tijdens de zwangerschap.
Aan de vergoeding van ritonavir zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.
Advies
Eerste keus in de behandeling van therapie-naïeve volwassen patiënten met een HIV-1-infectie is meestal een tripeltherapie. Deze bestaat uit twee nucleoside reverse-transcriptaseremmers (NRTI’s) in combinatie met een derde actief antiretroviraal middel uit een van de volgende drie klassen: bij voorkeur een integraseremmer (INSTI) met een hoge barrière tot resistentie (bictegravir of dolutegravir), en in specifieke situaties met een non-nucleoside reverse-transcriptaseremmer (NNRTI), of een proteaseremmer (PI) met een farmacokinetische booster (cobicistat of ritonavir). Bij de meeste personen met HIV is ook een behandelregime bestaande uit twee middelen mogelijk, meestal dolutegravir/lamivudine (een INSTI met één NRTI), na uitsluiting van enkele exclusiecriteria. De keuze voor een combinatie van antiretrovirale middelen is afhankelijk van diverse factoren, en dient te worden gemaakt op geleide van het resistentieprofiel. Zie voor meer informatie de richtlijn HIV op nvhb.nl.
Cobicistat kan worden gebruikt als booster, behalve tijdens de zwangerschap, omdat dit leidt tot inadequate geneesmiddelspiegels.
Indicaties
Bij volwassenen en kinderen van 2 jaar en ouder
- Behandeling van een HIV-1-infectie, in combinatie met andere antiretrovirale geneesmiddelen.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Als farmacokinetische versterker van atazanavir of darunavir als onderdeel van een antiretrovirale combinatietherapie (cART) bij met HIV-1 geïnfecteerde:
- volwassenen;
- kinderen vanaf 12 jaar met een lichaamsgewicht van:
- ten minste 35 kg indien gelijktijdig toegediend met atazanavir óf;
- ten minste 40 kg indien gelijktijdig toegediend met darunavir.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Bij dit geneesmiddel wordt ook) gedoseerd op geleide van de bloedspiegel; zie voor meer informatie hierover op TDM-protocollen van antiretrovirale middelen van tdm-protocollen.nl.
HIV-1-infectie als farmacokinetische versterker (booster)
Volwassenen en kinderen van ten minste 2 jaar
100 mg 1× of 2×/dag. Zie voor verdere dosisaanbevelingen de geneesmiddeltekst van de HIV-remmer die gelijktijdig met ritonavir wordt toegediend.
Zie voor eventueel benodigde dosisaanpassing van ritonavir bij sommige geneesmiddelinteracties de pagina HIV Drug Interactions van de University of Liverpool.
HIV-1-infectie als antiretroviraal middel
Volwassenen
Aanbevolen is 600 mg 2×/dag.
Schema voor insluipend doseren bij een combinatieschema met alleen ritonavir als HIV-proteaseremmer: dag 1–3: 300 mg 2×/dag, daarna binnen een periode van ten hoogste 14 dagen in stappen van 100 mg verhogen tot 600 mg 2×/dag.
Kinderen ≥ 2 jaar
Aanvankelijk 250 mg/m² lichaamsoppervlak 2×/dag, vervolgens elke 2–3 dagen verhogen met 50 mg/m² lichaamsoppervlak 2×/dag tot 350 mg/m² lichaamsoppervlak 2×/dag; maximaal 600 mg 2×/dag.
Ouderen: Geen dosisaanpassing nodig.
Verminderde nierfunctie: Op basis van farmacokinetische gegevens is de verwachting dat een dosisaanpassing niet nodig is.
Verminderde leverfunctie
- Bij een milde tot matig-ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 5–9) is geen dosisaanpassing nodig.
- Bij ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 10–15) niet gebruiken bij een gedecompenseerde lever en bij een stabiel ziektebeeld zonder decompensatie alleen onder nauwkeurige controle, zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Toediening
- De tablet en capsules in hun geheel (zonder te kauwen, breken of fijn te malen) bij voorkeur met voedsel innemen.
- Poeder voor suspensie: schud de volledige inhoud van het sachet poeder voor suspensie over een kleine hoeveelheid zacht voedsel heen (bv. appelmoes of vla) en eet al het vermengde voedsel binnen 2 uur op óf meng de volledige inhoud van het sachet met chocolademelk, flesvoeding of water. De bittere nasmaak kan verminderd worden door direct na toediening bv. pindakaas, chocopasta of bessensiroop te geven. De suspensie kan na vermenging met water worden toegediend per sonde.
Doseringen
HIV-1-infectie
Volwassenen
Cobicistat 150 mg 1×/dag in combinatie met atazanavir 300 mg 1×/dag óf darunavir 800 mg 1×/dag.
Kinderen ≥ 12 jaar
Cobicistat 150 mg 1×/dag in combinatie met atazanavir 300 mg 1×/dag vanaf een lichaamsgewicht ≥ 35 kg óf darunavir 800 mg 1×/dag vanaf een gewicht ≥ 40 kg.
Vergeten dosis: Deze alsnog innemen indien bemerkt binnen 12 uur na het gebruikelijke tijdstip van inname. Zijn er meer dan 12 uur verstreken, dan de vergeten dosis niet meer innemen en doorgaan met het gebruikelijke innameschema.
Toediening: Innemen op een vast tijdstip van de dag, tijdens de maaltijd. De tablet zonder kauwen of fijnmaken innemen.
Bijwerkingen
Ritonavir als farmacokinetische versterker
De bijwerkingen zijn afhankelijk van de andere HIV-proteaseremmer die wordt gebruikt.
Ritonavir als antiretroviraal middel
Zeer vaak (> 10%): smaakstoornissen, circumorale en perifere paresthesie, hoofdpijn, duizeligheid, perifere neuropathie. Vermoeidheid, asthenie, overmatig blozen, warmtebeleving. Faryngitis, orofaryngeale pijn, hoesten. Buikpijn, misselijkheid, (soms ernstige) diarree, braken, dyspepsie. Gewrichtspijn, rugpijn. Jeuk, (erythemateuze en maculopapuleuze) huiduitslag.
Vaak (1-10%): allergische reacties zoals urticaria en faciaal oedeem. Hypertensie, (orthostatische) hypotensie, perifere kou. Mondzweren, anorexie, gastro-oesofageale refluxziekte, gastro-intestinale bloedingen, flatulentie. Pancreatitis. Hepatitis en verhoogd bilirubine (met icterus), ALAT, ASAT, γ-GT. Slapeloosheid, angst, verwardheid, aandachtsstoornis, syncope. Wazig zien. Toename mictiefrequentie, verslechtering nierfunctie (oligurie, verhoogd creatinine). Menorragie. Dehydratie, (perifeer) oedeem. Acne. Myositis, rabdomyolyse, spierpijn, myopathie. Koorts, gewichtsverlies. Verhoogde waarden van aantal eosinofielen, triglyceriden, cholesterol, CK, amylase en urinezuur. Verlaagde waarden van kalium, vrij en totaal thyroxine, hemoglobinegehalte, aantal witte bloedcellen en neutrofielen. Trombocytopenie.
Soms (0,1-1%): myocardinfarct. Acuut nierfalen. Ontwikkeling of verergering van diabetes mellitus. Verhoogd aantal witte bloedcellen en neutrofielen, verhoogde waarden van glucose, magnesium en alkalische fosfatase.
Zelden (0,01-0,1%): anafylaxie, Stevens-Johnsonsyndroom (SJS), toxische epidermale necrolyse (TEN).
cART: Antiretrovirale combinatietherapie (cART) is in verband gebracht met gewichtstoename en metabole stoornissen, zoals hypertriglyceridemie, hypercholesterolemie, insulineresistentie en hyperglykemie. Ook osteonecrose kan voorkomen, vooral bij gevorderde HIV-infectie of langdurige blootstelling aan cART; wees hierop bedacht bij het optreden van pijnlijke en/of stijf worden van gewrichten.
Verder zijn gemeld: nefrolithiase, een kleine verlenging van QTc en PQ-tijden wordt gezien, zonder dat de 500 ms voor de QTc tijd wordt overschreden, of dat tweede- of derdegraads AV-blok wordt gezien.
Bijwerkingen
Bij therapie in combinatie met atazanavir: Zeer vaak (> 10%): misselijkheid. Geelzucht.
Vaak (1-10%): droge mond, braken, dyspepsie, buikpijn, flatulentie, diarree. Toegenomen eetlust, hyperglykemie. Hyperbilirubinemie. Hoofdpijn, duizeligheid, slaperigheid, slapeloosheid, vermoeidheid, ongewone dromen, dysgeusie. Huiduitslag.
Soms (0,1-1%): koorts, asthenie. Depressie. Proteïnurie, hematurie, nefrolithiase. Spierpijn. Jeuk.
cART: Antiretrovirale combinatietherapie (cART) is in verband gebracht met gewichtstoename en metabole stoornissen, zoals hypertriglyceridemie, hypercholesterolemie, insulineresistentie, hyperglykemie en ontstaan van of verergering van bestaande diabetes mellitus, en het immuun reconstitutie inflammatoir syndroom (IRIS) met bijvoorbeeld reactivering van herpesinfecties of auto-immuunziekten, zoals de ziekte van Graves, auto-immuunhepatitis, polymyositis en het Guillain-Barré-syndroom. Osteonecrose komt ook voor, vooral bij gevorderde HIV-infectie of langdurige blootstelling aan combinatietherapie; wees hierop bedacht bij het optreden van pijnlijke en/of stijve gewrichten of ondervinden van problemen met bewegen.
Bij kinderen van 12–18 jaar is het veiligheidsprofiel vergelijkbaar met dat bij volwassenen.
Interacties
Ritonavir is een krachtige remmer van CY3A en CYP2D6, hierdoor kan de blootstelling aan middelen die substraat zijn voor deze iso-enzymen significant toenemen. Volgens de fabrikant van ritonavir is gelijktijdige toepassing met de volgende middelen daarom gecontra-indiceerd:
- alfuzosine;
- amiodaron, flecaïnide, kinidine, propafenon;
- sildenafil (alleen voor de indicatie pulmonale arteriële hypertensie), avanafil, vardenafil;
- clorazepinezuur, clozapine, lurasidon, pimozide, quetiapine;
- diazepam, flurazepam, oraal toegediend midazolam;
- colchicine bij patiënten met een lever- en/of nierfunctiestoornis;
- ergotamine;
- pethidine, piroxicam;
- rifabutine (bij gebruik van ritonavir als antiretroviraal middel);
- lomitapide, simvastatine;
- sint-janskruid;
- neratinib, venetoclax;
- voriconazol bij gebruik van ritonavir ≥ 400 mg 2×/dag.
Zie voor meer informatie over deze en de andere interacties van ritonavir en eventuele benodigde dosisaanpassingen de pagina HIV Drug Interactions van de University of Liverpool. Let er op dat de aldaar geboden informatie kan verschillen met bovenstaande informatie.
Let op, mogelijke interactie met kruidengeneesmiddelen.
Interacties
Cobicistat is een sterke CYP3A-remmer en zelf ook substraat voor CYP3A. Verder remt het de transporteiwitten P-glycoproteïne (Pgp), BCRP, MATE1, OATP1B1 en -1B3. Gelijktijdige toediening met geneesmiddelen die substraten zijn van CYP3A en de genoemde transporteiwitten kan leiden tot verhoogde plasmaconcentraties van deze middelen.
Gelijktijdige toediening met geneesmiddelen die voor de klaring sterk afhankelijk zijn van CYP3A en waarvan verhoogde plasmaconcentraties geassocieerd zijn met ernstige of levensbedreigende bijwerkingen is gecontra-indiceerd. Volgens de fabrikant is daarom combineren met o.a. de volgende geneesmiddelen gecontra-indiceerd:
- alfuzosine, amiodaron, kinidine;
- sildenafil voor de indicatie pulmonale arteriële hypertensie;
- ergotderivaten (bv. ergotamine);
- oraal toegediend midazolam;
- sommige antipsychotica (bv. lurasidon, pimozide);
- simvastatine.
Gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen waarvan de actieve metaboliet(en) gevormd worden door CYP3A, kan leiden tot verlaagde plasmaconcentraties van deze actieve metaboliet(en), wat mogelijk leidt tot verlies van therapeutisch effect van die middelen.
Gelijktijdige toediening met sterke inductoren van CYP3A is gecontra-indiceerd vanwege potentieel verlies van therapeutisch effect. Daarom, volgens de fabrikant, niet gelijktijdig toedienen met de volgende middelen: carbamazepine, fenytoïne, fenobarbital, rifampicine en sint-janskruid.
Ook combinatie met dabigatran (Pgp-substraat) is gecontra-indiceerd.
Zie voor meer informatie over deze en de andere interacties van cobicistat en eventuele benodigde dosisaanpassingen de pagina HIV Drug Interactions van de University of Liverpool.
Zwangerschap
Teratogenese: Een groot aantal zwangerschapsuitkomsten (> 6100 levendgeborenen; bij ca. 3550 hiervan was er blootstelling aan ritonavir gedurende het 1e trimester) heeft geen verhoogde incidentie van aangeboren afwijkingen laten zien. Bij deze zwangerschappen was ritonavir vooral als farmacokinetische versterker gebruikt (dus in een lage dosering). Bij dieren zijn toxische effecten (embryosterfte, vertraagde beenvorming, viscerale veranderingen) opgetreden, dit bij doses die óók toxisch waren voor het moederdier.
Advies: Kan als farmacokinetische versterker worden gebruikt. Alleen op strikte indicatie als HIV-proteaseremmer inzetten. Denk er wel om dat de capsules ook alcohol bevatten.
Overig: Ritonavir heeft een ongunstige interactie met diverse orale anticonceptiva (zie link in de rubriek Interacties), daarom tijdens de behandeling een alternatieve effectieve methode van anticonceptie gebruiken wanneer dit gewenst is.
Zwangerschap
Cobicistat passeert de placenta, in geringe mate. Let op: De blootstelling aan cobicistat is afgenomen gedurende de laatste twee trimesters van de zwangerschap, door – met de zwangerschap gepaard gaande – enzyminductie. De blootstelling aan darunavir geboost door cobicistat is als gevolg daarvan lager gedurende het 2e en 3e trimester (resp. 56% en 50%) dan post partum én de Cmin van darunavir neemt met ca. 90% af. Hierdoor is er meer kans op falen van de behandeling tijdens de zwangerschap en daardoor mogelijk ook van overdracht van het HIV op het ongeboren kind. Er zijn weinig gegevens over toepassing van de combinatie cobicistat en atazanavir tijdens de zwangerschap, de spiegels van cobicistat en bijgevolg die van atazanavir kunnen aanzienlijk afnemen.
Teratogenese: Bij de mens onvoldoende gegevens. Bij dieren aanwijzingen voor schadelijkheid (verstoring ossificatie van de wervelkolom en ribben) bij doses toxisch voor het moederdier.
Advies: Gebruik geen cobicistat als booster voor darunavir gedurende de zwangerschap; het wordt aangeraden vrouwen die zwanger worden tijdens de therapie over te zetten op een alternatief antiretroviraal regime, bv. darunavir geboost met ritonavir. Gebruik de combinatie cobicistat en atazanavir alleen op strikte indicatie.
Overig: Cobicistat kan interacties hebben met diverse orale anticonceptiva bv. een verlaagde plasmaconcentratie van ethinylestradiol en met drospirenon kans op hyperkaliëmie. Overweeg andere vormen van anticonceptie dan orale anticonceptiva.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja.
Advies: Het geven van borstvoeding bij een maternale HIV-infectie sterk ontraden, vanwege 1) de kans op overdracht van HIV, 2) de mogelijke ontwikkeling van virale resistentie bij HIV-positieve zuigelingen en 3) mogelijke ernstige bijwerkingen bij de zuigeling in het algemeen.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Ja, bij dieren.
Advies: Bij een maternale HIV-infectie borstvoeding ontraden omdat de kans bestaat op overdracht van HIV.
Contra-indicaties
- Gedecompenseerde leverziekte.
Voor meer contra-indicaties zie de rubriek Interacties.
Contra-indicaties
Zie voor contra-indicaties de rubriek Interacties.
Waarschuwingen en voorzorgen
Wees voorzichtig bij een bestaande leverziekte (o.a. actieve chronische hepatitis B of C) of leverenzymafwijkingen. Bij toepassing van antiretrovirale combinatietherapie bij patiënten met chronische hepatitis B of C is er meer kans op ernstige, potentieel fatale leverbijwerkingen. Bij bestaande leverfunctiestoornis de leverfunctie regelmatig controleren; bij verslechtering de behandeling tijdelijk stopzetten of definitief staken. Ritonavir niet toepassen bij gedecompenseerde leverziekte (zie Contra-indicaties), ook niet als farmacokinetische versterker. Er zijn geen onderzoeksgegevens over toepassing bij patiënten met een stabiele ernstige leverfunctiestoornis zonder decompensatie; ritonavir dan met voorzichtigheid gebruiken, omdat verhoogde spiegels van de gelijktijdig toegediende HIV-proteaseremmer kunnen optreden; specifieke aanbevelingen zijn afhankelijk van welke HIV-proteaseremmer gelijktijdig wordt toegediend, zie de betreffende geneesmiddeltekst.
Immuun reconstitutie inflammatoir syndroom (IRIS) is gemeld, doorgaans in de eerste 2–4 weken tot 6 maanden na de start van cART (antiretrovirale combinatietherapie). Vooral bij ernstige immuundeficiëntie (CD4-getal < 100 cellen/mm³) bij aanvang van de behandeling is er meer kans op ontstekingsreacties op latent aanwezige opportunistische infecties, met ernstige klinische ziektebeelden tot gevolg, zoals CMV-retinitis, focale en/of gegeneraliseerde mycobacteriële infecties of een Pneumocystis jiroveci-pneumonie. Ook gemeld zijn auto-immuunziekten, zoals de ziekte van Graves, auto-immuunhepatitis, polymyositis en het Guillain-Barré-syndroom. De tijd tot optreden van deze ziekten is variabel, echter vaak pas vele maanden na aanvang van de behandeling.
Gewicht, serumlipiden en bloedglucosespiegels kunnen toenemen tijdens de behandeling met cART.
Overweeg bij optreden van aanhoudende buikpijn de diagnose pancreatitis; bij vaststelling hiervan het gebruik staken. Pancreatitis wordt onder andere waargenomen wanneer zich een hypertriglyceridemie ontwikkelt. In een gevorderd stadium van de HIV-ziekte is er meer kans op verhoogde triglyceridenwaarden en pancreatitis.
Ernstig aanhoudend braken en/of diarree samenhangend met het gebruik van ritonavir kan de nierfunctie en absorptie en werkzaamheid van ritonavir en andere geneesmiddelen verminderen.
Wees voorzichtig bij een bestaande nierfunctiestoornis.
Waarschuw hemofiliepatiënten voor een mogelijke toename (in ernst en/of frequentie) van bloedingen. Bij een aantal patiënten die HIV-proteaseremmers gebruikten, zijn spontane bloedingen opgetreden zoals subcutane of musculaire hematomen, hemartrosen. Bij meldingen van enkele patiënten is het voorgekomen dat aanvullend factor VIII is gegeven. In > 50% van de gevallen is de behandeling met de proteaseremmer voortgezet of hervat na een onderbreking ervan. Een causaal verband is gesuggereerd, maar het werkingsmechanisme is onduidelijk.
Veilig gebruik van de suspensie bij kinderen < 2 jaar is niet vastgesteld.
Hulpstoffen
- Wees voorzichtig met ethanol, in de capsule, bij alcoholisme, zwangerschap, lactatie en bij jonge kinderen. Ethanol kan een effect op andere medicatie hebben. Wees bij risicogroepen voorzichtig met andere middelen die een substraat van alcoholdehydrogenase, zoals ethanol of propyleenglycol, bevatten.
- Polyoxyl 35 ricinusolie, in de capsule, kan maagklachten en diarree geven.
Waarschuwingen en voorzorgen
Cobicistat niet gebruiken als booster voor andere HIV-1-proteaseremmers, aangezien door ontbreken van onderzoek geen doseeraanbevelingen beschikbaar zijn. Cobicistat (+ atazanavir óf darunavir) niet combineren met andere antiretrovirale geneesmiddelen die een booster nodig hebben, vanwege het ontbreken van juiste doseerschema's; de kans op vermindering van de werkzaamheid en ontwikkeling van resistentie neemt toe. Ritonavir heeft een ander interactieprofiel dan cobicistat; wees daarom tijdens de eerste 2 weken extra alert na het overschakelen van ritonavir op cobicistat als booster, vooral wanneer de doses van gelijktijdig gebruikte geneesmiddelen zijn getitreerd of aangepast tijdens het gebruik van ritonavir.
Voor de behandeling van vruchtbare vrouwen zie ook de rubriek Zwangerschap.
Cobicistat verlaagt de geschatte creatinineklaring door remming van de tubulaire secretie van creatinine; de toename van de serumcreatininewaarde overschrijdt doorgaans niet de 35 micromol/l (= 0,4 mg/dl) ten opzichte van de uitgangswaarde.
Er zijn onvoldoende gegevens over de werkzaamheid en veiligheid bij:
- een leeftijd > 65 jaar;
- een ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 10–15);
- dialysepatiënten;
- bij kinderen:
- in combinatie met atazanavir bij een leeftijd < 12 jaar, of een lichaamsgewicht < 35 kg;
- in combinatie met darunavir bij een leeftijd < 12 jaar, of een lichaamsgewicht < 40 kg.
Overdosering
Symptomen
Relatief weinig informatie over symptomen bij overdosering vermeld paresthesieën en een geval van nierfalen met eosinofilie.
Therapie
Er is geen specifiek antidotum. Bij recente inname: maagspoeling, verder kan geactiveerde kool onderdeel zijn van de behandeling. Door de grote mate van eiwitbinding zal dialyse niet in significante mate bijdragen tot de eliminatie van ritonavir.
Neem voor meer informatie over de symptomen en behandeling van een vergiftiging met ritonavir contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Ritonavir is een antiretroviraal middel, behorend tot de HIV-proteaseremmers. Het werkingsspectrum is beperkt tot HIV-type 1 en, zij het in mindere mate, HIV-type 2. Het is een selectieve, competitieve, reversibele remmer van HIV-protease. De remming van HIV-protease leidt tot de productie van onrijpe niet-infectieuze HIV-deeltjes. Vanwege metabolisme-remmende eigenschappen (ritonavir is ook een sterke CYP3A4-remmer), wordt het vooral gebruikt als farmacokinetische versterker van andere proteaseremmers.
Kinetische gegevens
Resorptie | Voedsel verlaagt de blootstelling (AUCinf) en max. plasmaspiegel van ritonavir (m.n. bij toediening als suspensie met matig vet, of vetrijk voedsel) ten opzichte van inname onder nuchtere condities. |
T max | ca. 4 uur. |
V d | 0,3–0,6 l/kg. |
Overig | Penetratie in de liquor: minimaal. |
Eiwitbinding | 98–99%. |
Metabolisering | Uitgebreid in de lever door vooral CYP3A4, in mindere mate door CYP2D6 tot o.a. één actieve verbinding, die even werkzaam is als ritonavir. De blootstelling aan deze metaboliet is echter maar 3% van die van ritonavir zelf. |
Eliminatie | Circa 86% met de feces. Door de sterke eiwitbinding geen belangrijke mate van eliminatie door hemodialyse of peritoneale dialyse. |
T 1/2el | 3–5 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Cobicistat is een selectieve remmer van de CYP3A-subfamilie. Hierdoor verhoogt het de systemische blootstelling van geneesmiddelen waarvan het werkzame bestanddeel voornamelijk wordt gemetaboliseerd door CYP3A. Vooral als die middelen tevens een beperkte orale biologische beschikbaarheid en/of korte halfwaardetijd hebben (bv. atazanavir, darunavir).
Kinetische gegevens
T max | ca. 4 uur na inname met voedsel. |
Overig | De blootstelling aan cobicistat tijdens de laatste twee trimesters van de zwangerschap is duidelijk afgenomen (tot 76%) door enzyminductie als gevolg van de zwangerschap, zie ook rubriek Zwangerschap. |
Eiwitbinding | ca. 98%. |
Metabolisering | in geringe mate, door vnl. CYP3A4 en in mindere mate door CYP2D6. |
Eliminatie | vnl. met de feces (ca. 86%), urine (ca. 8%), vnl. onveranderd en kleine hoeveelheden als metabolieten. |
T 1/2el | 3–4 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
ritonavir hoort bij de groep HIV proteaseremmers.
ritonavir hoort bij de groep CYP3A-remmers.
Groepsinformatie
cobicistat hoort bij de groep CYP3A-remmers.