Samenstelling
Rokiprim Rokitan Gmbh
- Toedieningsvorm
- Infusievloeistof
- Verpakkingsvorm
- flacon 250 ml
Bevat per ml: sulfametrol (als Na-zout) 3,2 mg en trimethoprim 0,64 mg.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Sulfadiazine Suspensie FNA Formularium der Nederlandse Apothekers
- Toedieningsvorm
- Suspensie
- Sterkte
- 100 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 100 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Pneumonie, urineweginfecties: De combinatie sulfametrol/trimethoprim komt pas voor behandeling van een community-acquired pneumonie (CAP) of urineweginfectie in aanmerking op basis van onderzoek naar de aard en de gevoeligheid van de verwekker; dit onderzoek is noodzakelijk bij onvoldoende effect van de middelen die geadviseerd worden voor de initiële empirische behandeling, zie urineweginfecties (of hieronder) of community-acquired pneumonie. Bij een nosocomiale pneumonie wordt de keuze voor een specifiek antibioticum bepaald door de lokale situatie met betrekking tot de aard en de resistentie van de ziekenhuisflora.
Een cystitis bij gezonde niet-zwangere vrouwen kan vanzelf overgaan; overweeg in de eerstelijnszorg daarom in overleg met de patiënte een afwachtend beleid (met zo nodig pijnstilling). Ga bij risicogroepen, waaronder zwangeren, mannen en kinderen, direct over tot behandeling met antibiotica om complicaties te voorkomen. Start de behandeling meteen met een voorkeursmiddel, en pas het beleid zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling. De belangrijkste middelen zijn: nitrofurantoïne (bijna altijd eerste keus), fosfomycine (oraal), trimethoprim en bij zwangeren en kinderen ook amoxicilline/clavulaanzuur.
Ga bij een cystitis bij personen behorend tot een risicogroep, waaronder zwangeren en mannen, direct over tot behandeling met antibiotica om complicaties te voorkomen. Start de behandeling ‘blind’, en pas het beleid zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling. De belangrijkste middelen zijn: nitrofurantoïne (bijna altijd eerste keus), fosfomycine (oraal), trimethoprim en bij zwangeren ook amoxicilline/clavulaanzuur.
Ga bij een cystitis bij personen behorende tot een risicogroep, waaronder kinderen < 12 jaar, direct over tot medicamenteuze behandeling met antibiotica om complicaties te voorkomen. Start de behandeling ‘blind’, en pas het beleid zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling. Bij kinderen met cystitis is nitrofurantoïne eerste keus, en is amoxicilline/clavulaanzuur het alternatief. Bij kinderen met een urineweginfectie met tekenen van weefselinvasie is amoxicilline/clavulaanzuur eerste keus, tweede keus is cotrimoxazol.
Start bij een urineweginfectie met tekenen van weefselinvasie bij volwassenen met antibiotica met voldoende weefselpenetratie, zoals in de eerstelijnszorg met ciprofloxacine, cotrimoxazol of amoxicilline/clavulaanzuur. Start in de tweedelijnszorg met intraveneuze toediening van amoxicilline óf een tweede generatie cefalosporine mét een aminoglycoside óf een i.v. derde generatie cefalosporine als monotherapie. Neem altijd een kweek af, start daarna de behandeling ‘blind’ en pas deze zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling.
Advies
Vanwege het meestal goedaardige verloop behoeft postnataal verkregen toxoplasmose in het algemeen geen medicamenteuze behandeling. Bij ernstige klinische verschijnselen komt behandeling met sulfadiazine in combinatie met pyrimethamine als eerste in aanmerking. Bij de behandeling van acute toxoplasmose tijdens zwangerschap is behandeling met spiramycine aangewezen; als ook de foetus is besmet, dient behandeling met spiramycine (officieel niet in de handel in Nederland) te worden afgewisseld (iedere 3 weken) met sulfadiazine in combinatie met pyrimethamine voor de rest van de zwangerschap. Ook bij congenitale toxoplasmose bij pasgeborenen is deze alternerende behandeling aangewezen.
Bij gebruik van pyrimethamine dient folinezuur aan de therapie te worden toegevoegd in verband met hematologische bijwerkingen.
Indicaties
Infecties veroorzaakt door micro-organismen die gevoelig zijn voor sulfametrol/trimethoprim, wanneer een enkelvoudig middel niet geschikt is en wanneer parenterale toediening aangewezen is, in het bijzonder bij infecties van:
- Urinewegen: acute ongecompliceerde urineweginfecties;
- Maag-darmkanaal:
- tyfus en paratyfus A en B;
- shigellose (door gevoelige stammen van Shigella flexneri en Shigella sonnei, indien antibacteriële therapie aangewezen is);
- diarree veroorzaakt door enterotoxinogene E. coli (ETEC);
- Salmonella enteritis met sepsis in immuungecompromitteerde patiënten;
- Huid: infecties met streptokokken en stafylokokken, waaronder MRSA.
- Luchtwegen: behandeling en profylaxe (primaire en secundaire) van een pneumonie door Pneumocystis jiroveci;
- Geslachtsziekten: Granuloma inguinale.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Toxoplasmose, in combinatie met pyrimethamine en folinezuur (calciumzout, systemisch).
Doseringen
Bacteriële infecties (behalve Granuloma inguinale)
Volwassenen en kinderen > 12 jaar
Intraveneus: één infuus van 250 ml (= 800 mg sulfametrol + 160 mg trimethoprim) iedere 12 uur, bij ernstige infecties anderhalfmaal deze dosering. Behandelduur: bij acute infecties tot 2 dagen nadat de symptomen verdwenen zijn, maar ten minste gedurende 5 dagen behandelen. In het algemeen na 14 dagen de dosering halveren.
Kinderen < 12 jaar
Intraveneus: Volgens de fabrikant: i.v.: sulfametrol 15 mg en trimethoprim en 3 mg/kg lichaamsgewicht iedere 12 uur, bij ernstige infecties anderhalfmaal deze dosering. Volgens het Kinderformularium van het NKFK: max. 1600/320 mg/dag.
Granuloma inguinale (Donovanosis)
Volwassenen en kinderen > 12 jaar
Intraveneus: 800 mg sulfametrol en 160 mg trimethoprim 2×/dag gedurende ten minste 3 weken en tot alle laesies volledig genezen zijn. Ga zo snel mogelijk over op orale medicatie.
Pneumocystis jiroveci-pneumonie (PCP)
Volwassenen en kinderen > 12 jaar
Behandeling: sulfametrol 75-100 mg en trimethoprim 15-20 mg/kg lichaamsgewicht/dag, in 3-4 giften, gedurende 14 dagen. Profylaxe: sulfametrol 800 mg en trimethoprim 160 mg 1×/dag. Als dat niet goed verdragen wordt, zijn de volgende alternatieven mogelijk: geef de halve dosering 1×/dag; of geef de halve dosering 2×/dag, om de dag (3 dagen/week).
Kinderen < 12 jaar
Profylaxe: sulfametrol 15 mg en trimethoprim 3 mg/kg lichaamsgewicht/dag, in 1-2 doses. Alternatieve doseringen: deze standaarddosering 2×/dag 3 dagen na elkaar, dan 4 dagen niet; óf de standaarddosering 2×/dag, om de dag geven (3 dagen/week). Maximaal 1600 mg sulfametrol en 320 mg trimethoprim.
Ouderen: Er is geen dosisaanpassing nodig op basis van de leeftijd alleen.
Verminderde nierfunctie
- Volwassenen, volgens de fabrikant:
- creatinineklaring ≥ 30 ml/min: geen dosisaanpassing nodig.
- creatinineklaring 15–30 ml/min: een standaarddosis iedere 12 uur gedurende 3 dagen, daarna 1×/dag een standaarddosis. Hierbij is regelmatige controle van de plasmaspiegel van sulfametrol noodzakelijk, bij voorkeur iedere 2 of 3 dagen, 12 uur na de toediening. De behandeling onderbreken bij een sulfametrolspiegel > 150 microg/ml. De behandeling kan worden hervat bij een sulfametrolspiegel van ≤ 120 microg/ml.
- creatinineklaring < 15 ml/min: het gebruik is gecontra-indiceerd.
- Kinderen, volgens het Kinderformularium van het NKFK bij kinderen > 3 maanden:
- creatinineklaring ≥ 30 ml/min/1,73 m²: geen dosisaanpassing nodig;
- creatinineklaring 10-30 ml/min/1,73 m²: 50% van de normale dosis passend bij de indicatie, met een interval tussen 2 doseringen van 12 uur;
- creatinineklaring < 10 ml/min/1,73 m²: niet geven. Zie ook de rubriek Contra-indicaties.
Verminderde leverfunctie: Geen dosisaanpassing nodig. Niet gebruiken bij patiënten met een ernstige leverfunctiestoornis.
Toediening
- Alléén i.v. toedienen; intra-arteriële toediening kan leiden tot ernstige weefselnecrose.
- Toedienen in 30 min (125 druppels/min).
Doseringen
Tijdens gebruik ten minste 1,5 liter per dag (volwassenen) drinken om de kans op nierstenen zoveel mogelijk te verkleinen.
Toxoplasmose bij immuuncompetente personen
Volwassenen en kinderen vanaf 6 jaar
Oraal 150 mg/kg lichaamsgewicht (= 1,5 ml/kg) per dag, verdeeld over 4 doses. Max. 4 g sulfadiazine/dag. Behandelduur: gedurende 3–4 weken, wanneer nodig meerdere malen herhalen met telkens 30–40 dagen tussen de kuren. Geef in combinatie met pyrimethamine (aanvangsdosis 50 mg, gevolgd door 25 mg 1×/dag) en folinezuur (calciumzout, systemisch) (volwassenen 5–50 mg/dag en gelijktijdig met pyrimethamine, bij kinderen volgens het Kinderformularium van NKFK 10–20 mg 3×/week). Zie voor toxoplasmose bij een zwangere ook het SWAB-advies toxoplasmose bij zwangeren, en in geval van oculaire toxoplasmose het SWAB-advies oculaire toxoplasmose (voor volwassenen).
Kinderen 3-5 jaar
Oraal 150 mg/kg lichaamsgewicht (= 1,5 ml/kg) per dag, verdeeld over 4 doses. Max. 2 g sulfadiazine/dag. Behandelduur: gedurende 3–4 weken, wanneer nodig meerdere malen herhalen met telkens 30–40 dagen tussen de kuren. Geef in combinatie met pyrimethamine (aanvangsdosis 2 mg/kg lichaamsgewicht per dag (max. 50 mg), gevolgd door 25 mg 1×/dag) en folinezuur (calciumzout, systemisch) (volgens het Kinderformularium van het NKFK 10–20 mg 3×/week).
Kinderen 10 maanden t/m 2 jaar
Oraal 150 mg/kg lichaamsgewicht (= 1,5 ml/kg) per dag, verdeeld over 4 doses. Max. 1,5 g sulfadiazine/dag. Behandelduur: gedurende 3–4 weken, wanneer nodig meerdere malen herhalen met telkens 30–40 dagen tussen de kuren. Geef in combinatie met pyrimethamine (geen aanvangsdosis, geef 1 mg/kg lichaamsgewicht 1×/dag) en folinezuur (calciumzout, systemisch) (volgens het Kinderformularium van het NKFK 10–20 mg 3×/week).
Cerebrale toxoplasmose
Volwassenen vanaf 60 kg lichaamsgewicht
Oraal 1,5 g (= 15 ml) 4×/dag. Behandelduur: gedurende 6 weken, en in combinatie met pyrimethamine (oplaaddosis 200 mg, gevolgd door 75 mg 1×/dag) en folinezuur (calciumzout, systemisch) als volgens het SWAB-advies toxoplasmosis cerebri 15 mg 1×/dag. Ook wel beschreven is: sulfadiazine 1,5 g (= 10–15 ml) 4×/dag in combinatie met atovaquon 1500 mg 2×/dag gedurende ten minste 6 weken.
Volwassenen tot 60 kg lichaamsgewicht
Oraal 1 g (= 10 ml) 4×/dag. Behandelduur: gedurende 6 weken, en in combinatie met pyrimethamine (oplaaddosis 200 mg, gevolgd door 50 mg 1×/dag) en folinezuur (calciumzout, systemisch) als volgens het SWAB-advies toxoplasmosis cerebri 15 mg 1×/dag. Ook wel beschreven is: sulfadiazine 1 g (= 10–15 ml) 4×/dag in combinatie met atovaquon 1500 mg 2×/dag gedurende ten minste 6 weken.
Toxoplasmose, congenitaal
Pasgeborenen tot de leeftijd van 1 jaar
Volgens het Kinderformularium van het NKFK: oraal 100 mg/kg lichaamsgewicht/dag verdeeld over 4 doses en in combinatie met pyrimethamine en folinezuur (calciumzout, systemisch). Behandelduur: de behandeling voortzetten gedurende het eerste levensjaar.
Toxoplasmose, postnataal
Kinderen ≥ 2 maanden
Volgens het Kinderformularium van het NKFK: oraal 100-150 mg/kg lichaamsgewicht/dag verdeeld over 4 doses en in combinatie met pyrimethamine en folinezuur (calciumzout, systemisch). Max. 8 g sulfadiazine/dag. Behandelduur: 21 dagen; bij immuunsuppressie tot 1-2 weken na verdwijnen symptomen.
Verminderde nierfunctie
- Volwassenen:
- Bij een creatinineklaring 10-30 ml/min: 50% van de standaarddosering.
- Bij intermitterende hemodialyse, peritoneale dialyse en bij continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie (CVVH(D)F): 50% van de standaarddosering en gelijkblijvend interval.
- Kinderen: Volgens het Kinderformularium van het NKFK:
- bij een creatinineklaring ≥ 30 ml/min/1.73 m² is geen dosisaanpassing nodig;
- bij een creatinineklaring 10-30 ml/min/1.73 m²: 50% van de normale keerdosis met een interval tussen twee doseringen van 6 uur;
- bij een creatinineklaring < 10 ml/min/1.73 m² kan geen algemeen advies gegeven worden;
- zijn er geen gegevens bekend over een dosisaanpassing bij toepassing van dialyse bij kinderen.
Levercirrose: vermijd gebruik van dit middel, vanwege onvoldoende gegevens. Als dit niet kan, controleer dan op bijwerkingen.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): misselijkheid, braken, diarree, maagkramp/-pijn, gebrek aan eetlust. Huiduitslag. Hyperkaliëmie.
Soms (0,1-1%): smaakafwijking. Urticaria, erythema nodosum, fotosensibilisatie. Toename van ureum en creatininespiegels. Verhoogde plasmatransaminase- of bilirubinespiegels.
Zelden (0,01-0,1%): concentratiestoornissen, hallucinaties, apathie. Hoofdpijn, slaperigheid, convulsies. Glossitis, stomatitis. Hepatitis, cholestase, hepatische necrose.
Zeer zelden < 0,01%): allergieën incl. anafylactische shock. Myocarditis. Migrerende longinfiltraten, chronische pneumonie, astma, longvatontsteking. Aseptische meningitis, tremor, ataxie, (poly-)/(oogzenuw-)neuritis. Psychose, depressie. Uveïtis. Tinnitus. Droge mond, pseudomembraneuze colitis. Pancreatitis. Stevens-Johnsonsyndroom (SJS), toxische epidermale necrolyse (TEN, Lyell-syndroom), erythema multiforme, exfoliatieve dermatitis. Geneesmiddel geïnduceerde systemische lupus erythematodes, gewrichtspijn. Nefrotoxiciteit, urolithiase, oligurie, anurie. Metabole acidose, hypoglykemie, hyponatriëmie. Leukopenie, neutropenie, agranulocytose, trombocytopenie, pancytopenie, aplastische en megaloblastaire anemie, methemoglobinemie, hypotrombinemie, eosinofilie, hemolytische anemie met hemoglobinurie, leukocytose, koorts en icterus, met name bij patiënten met glucose-6-dehydrogenase deficiëntie (G6PD-deficiëntie). Huidbloeding.
Bijwerkingen
Maag-darmstoornissen zoals misselijkheid, braken, anorexie en diarree. Hoofdpijn, duizeligheid, oorsuizen.
Overgevoeligheidsreacties (incidentie 1–3% bij sulfonamiden) zoals allergische huidreacties: urticaria en maculopapuleus exantheem (vaak gecombineerd met jeuk en koorts), zelden exfoliatieve dermatitis, erythema nodosum, toxische epidermale necrolyse (Lyell-syndroom), Stevens-Johnson-syndroom (vooral bij kinderen) en systemische lupus erythematodes (SLE) of lupusachtige reacties; fotosensibilisatie, 'drug fever', verschijnselen als bij serumziekte.
Zelden: afwijkingen in het bloedbeeld zoals leukopenie, eosinofilie, agranulocytose, hemolytische anemie (kan ook zonder G6PD-deficiëntie), aplastische anemie en trombocytopenie. (Perifere) neuritis, meningitis, convulsies, psychische veranderingen (lethargie, onrust, depressie, hallucinaties). Pseudomembraneuze enterocolitis.
Verder zijn gemeld: kristalurie (zelden bij de goed oplosbare sulfonamiden), toxische nefrose. Hepatitis, leverbeschadiging.
Interacties
Gecontra-indiceerd is de combinatie met erytromycine of pimozide, vanwege verhoogd risico op harttoxiciteit.
Combinatie met klasse III antiaritmica (amiodaron, ibutilide) vergroot het risico op een verlengd QT-interval.
Niet combineren met β-lactamantibiotica vanwege een antagonerend effect.
Comedicatie die de kaliumspiegel verhoogt, zoals kaliumzouten, kaliumsparende diuretica zoals amiloride, spironolacton en triamtereen, ACE-remmers, ARB's (ATII-antagonisten), heparine, ciclosporine en tacrolimus,geeft risico op hyperkaliëmie.
De werking van vitamine K-antagonisten kan worden versterkt; controleer de INR/stollingsstatus frequent(er). Omdat het effect van de interactie snel intreedt, deze controle bv. na 3 en na 7 dagen verrichten.
De plasmaspiegels van digoxine en fenytoïne kunnen worden verhoogd.
Gelijktijdige toediening met andere foliumzuurantagonisten (zoals pyrimethamine) geeft meer kans op megaloblastaire anemie en pancytopenie.
De systemische blootstelling aan methotrexaat kan toenemen met ernstige bijwerkingen zoals pancytopenie, vooral bij aanwezigheid van risicofactoren zoals hoge leeftijd, hypoalbuminemie, verminderde nierfunctie of verminderde beenmergreserve.
Bij combinatie met ciclosporine kan de nefrotoxiciteit worden versterkt; de ciclosporineplasmaspiegel kan afnemen.
Combinatie met methenamine geeft risico op kristalurie.
Bij combinatie met sulfonylureumderivaten (bv. tolbutamide) neemt het bloedglucoseverlagende effect toe; controleer de glucosespiegel.
Lokale anesthetica van het estertype (cocaïne, oxybuprocaïne, procaïne, tetracaïne) zijn derivaten van 4-aminobenzoëzuur en kunnen de antibacteriële werking van sulfonamiden verminderen.
Rifampicine verkort de halfwaardetijd van trimethoprim.
Indometacine, fenylbutazon en salicylaten kunnen de werking van sulfonamiden versterken.
Allopurinol kan het effect van sulfametrol/trimethoprim versterken.
Bij gebruik van alcohol kunnen disulfiramachtige reacties optreden.
Interacties
Sulfadiazine kan het effect versterken van:
- fenytoïne; monitor de spiegel en bijwerkingen o.a. ataxie, nystagmus, spraakstoornis;
- vitamine K-antagonisten;
- methotrexaat (verhoogde kans op ernstige bloedbeeldafwijkingen).
Para-aminobenzoëzuur en hiervan afgeleide lokale anesthetica zoals benzocaïne, procaïne en tetracaïne gaan de antibacteriële werking van sulfonamiden tegen.
De hypoglykemische werking van sulfonylureumderivaten kan worden versterkt.
Methenamine kan (omdat het werkzaam is bij pH ≤ 5) m.n. met de slecht oplosbare sulfonamiden (zoals sulfadiazine) onoplosbare precipitaten vormen; gelijktijdig gebruik wordt ontraden.
Zwangerschap
Sulfametrol en trimethoprim passeren de placenta; de concentratie van trimethoprim in foetale weefsels is gelijk aan die in het plasma van de moeder.
Teratogenese: Gebruik van foliumzuurantagonisten (zoals trimethoprim) geeft mogelijk een vergroot risico op aangeboren afwijkingen zoals neuralebuisdefecten. Onderzoek naar gebruik van trimethoprim in de zwangerschap laat geen duidelijke toename zien in het risico op aangeboren afwijkingen; in de meeste studies wordt geen hogere incidentie gemeld. Enkele studies melden wel meer hartafwijkingen of neuralebuisdefecten. Gelijktijdig gebruik van foliumzuur verkleint het risico of laat het verdwijnen. Als het risico op aangeboren afwijkingen al vergroot is, dan is het absolute risico alsnog klein. De kans op foliumzuurdepletie bij gebruik van trimethoprim in lage doseringen is gering. Ruime ervaring met sulfonamiden wijst niet op een toegenomen kans op aangeboren afwijkingen.
Farmacologisch effect: Op grond van de farmacologische werkzaamheid van trimethoprim is foliumzuurdepletie bij het kind mogelijk. Bij gebruik van sulfonamiden vlak vóór de bevalling (in de laatste weken) is er kans op hyperbilirubinemie (met kernicterus) bij de neonaat. Dit risico is vooral vergroot bij prematuren en neonaten met een G6PD-deficiëntie, bij een dergelijke deficiëntie kunnen sulfonamiden een hemolytische anemie veroorzaken. In de Kaukasische bevolking is de incidentie van deze deficiëntie laag (0,1%).
Advies: Tijdens het 1e trimester sulfametrol/trimethoprim alleen gebruiken in combinatie met foliumzuursuppletie in doseringen die gebruikelijk zijn voor zwangeren, zie foliumzuur. Tijdens het 2e en 3e trimester alleen op strikte indicatie gebruiken vanwege de kans op hyperbilirubinemie; overweeg om ook dan foliumzuursuppletie toe te passen.
Zwangerschap
Sulfonamiden passeren de placenta.
Teratogenese: Ruime ervaring geeft geen aanwijzingen voor een vergrote kans op teratogene afwijkingen.
Farmacologisch effect: Bij gebruik vlak voor de partus is er bij de pasgeborene in theorie een verhoogd risico op hyperbilirubinemie door verdringing van bilirubine uit de plasma-eiwitbinding. Ongebonden en geconjugeerd bilirubine kan de bloed-hersenbarrière van de pasgeborene passeren bij de behandeling van neonaten zelf met sulfonamiden. Dit is echter niet gezien bij blootstelling tijdens de zwangerschap, het risico lijkt dan ook klein. Het risico op hyperbilirubinemie is vooral toegenomen bij prematuren of neonaten met G6PD-deficiëntie. Sulfonamiden kunnen dan een hemolytische anemie veroorzaken. In de Kaukasische bevolking is de incidentie van G6PD-deficiëntie laag (0,1%).
Advies: Kan volgens Lareb waarschijnlijk veilig worden gebruikt gedurende het 1e en 2e trimester. Gedurende het 3e trimester is er mogelijk risico. Gebruik afwegen tijdens de laatste zwangerschapsmaand vanwege het risico op hyperbilirubinemie en kernicterus gedurende de eerste levensweken (vooral bij prematuren, cave G6PD-deficiëntie).
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in geringe mate (sulfametrol, trimethoprim).
Farmacologisch effect: Er is meer kans op hyperbilirubinemie en hemolytische anemie bij kinderen met G6PD-deficiëntie en prematuren. In theorie is het mogelijk dat de darmflora van de zuigeling wordt beïnvloed bij gebruik van antibiotica door de moeder, dit leidt hooguit tot diarree.
Advies: Dit combinatiepreparaat alleen op strikte indicatie gebruiken vanwege onvoldoende gegevens over toepassing van sulfametrol; trimethoprim alléén kan veilig worden gebruikt. Niet gebruiken bij premature neonaten, kinderen met G6PD-deficiëntie of hyperbilirubinemie.
Lactatie
Sulfonamiden gaan (in wisselende mate) over in de moedermelk.
Farmacologisch effect: Sulfonamiden kunnen hyperbilirubinemie en hemolytische anemie veroorzaken bij prematuren en bij G6PD-deficiënte zuigelingen; het risico van het gebruik van sulfadiazine tijdens de lactatie is onbekend. In theorie is het mogelijk dat de darmflora van de zuigeling wordt beïnvloed, dit leidt hooguit tot diarree.
Advies: Vermijd gebruik van dit geneesmiddel tijdens de borstvoeding aan prematuren, G6PD-deficiënte zuigelingen en zuigelingen met hyperbilirubinemie, vanwege de kans op kernicterus gedurende de eerste levensweken. Bij gezonde voldragen zuigelingen het risico van het gebruik van dit geneesmiddel in combinatie met het geven van borstvoeding afwegen.
Contra-indicaties
- Ernstige nierinsufficiëntie met een creatinineklaring < 15 ml/min;
- Ernstige leverfunctiestoornis, icterus;
- Acute porfyrie;
- Ernstige afwijkingen in het bloedbeeld (bv. agranulocytose, aplastische anemie, hemolytische anemie, trombocytopenie, leukopenie, methemoglobinemie);
- G6PD-deficiëntie, vanwege de mogelijkheid van hemolytische anemie;
- Stevens-Johnsonsyndroom, of een voorgeschiedenis hiervan;
- Lupus erythematodes (discoïde) en aanleg voor lupus-achtige reacties;
- Hemoglobine-aandoeningen zoals Hb-Keulen en Hb-Zürich;
- Overgevoeligheid voor sulfonamiden en/of trimethoprim;
- Gelijktijdig gebruik van erytromycine of pimozide;
- In verband met infuus: hartfalen met stuwing, toxisch long- en hersenoedeem, oligurie, anurie, hyperhydratie, ernstige stoornis van de microcirculatie;
- Intra-arteriële toediening;
- Gebruik bij kinderen < 8 weken, vanwege de onvolgroeidheid van het enzymatische systeem en het door bilirubine geïnduceerde kernicterus als gevolg van verplaatsing van bilirubine uit de eiwitbinding aan serumalbumine.
Zie ook de rubriek Interacties.
Contra-indicaties
- Ernstige leverfunctiestoornis;
- Ernstige afwijkingen in het bloedbeeld;
- G6PD-deficiëntie met chronische anemie (type 1), omdat acute hemolyse en verergering van anemie kan optreden;
- Acute porfyrie, omdat gebruik hierbij in verband is gebracht met klinische verergering van porfyrie;
- Overgevoeligheid voor sulfonamiden en verwante verbindingen;
- Gebruik bij kinderen jonger dan 2 maanden.
Waarschuwingen en voorzorgen
Wees voorzichtig bij overgevoeligheid voor sulfonylureumderivaten en op sulfonamiden gebaseerde diuretica (acetazolamide, indapamide).
Staak de behandeling onmiddellijk bij het optreden van allergische reacties (urticaria, exantheem, jeuk, hypotensie en tachycardie, respiratoire disfunctie, collaps). Met name bij personen met een HIV-infectie komen overgevoeligheidsreacties frequent voor.
Bij schildklierdisfunctie niet toepassen; de plasmaspiegels van schildklierhormoon zullen afnemen en laboratoriumtesten kunnen afwijken.
Niet toedienen tijdens intervallen bij chemotherapie.
Controleer bij meerdaagse therapie, vooral bij voortzetting met orale therapie, regelmatig de bloedtellingen, urinetest, nier- en leverfunctie. Reversibele megaloblastaire anemie kan ontstaan, behandel deze met i.m. folinezuur (calciumzout, systemisch) (= calciumfolinaat).
Controleer de plasmaspiegels bij toepassing bij een verminderde nierfunctie.
De kaliumspiegel kan stijgen, controleer hierop (bij risicopatiënten).
Overweeg foliumzuursuppletie bij patiënten met aanleg voor foliumzuurdeficiëntie en bij toepassing tijdens zwangerschap; zie hiervoor de rubriek Zwangerschap.
Houd bij parenterale voeding rekening met het volume van de infusies vanwege de vocht- en elektrolytbalans.
Wees bedacht op diarree als gevolg van overgroei van Clostridioides difficile.
Waarschuwingen en voorzorgen
Vermijd toepassing bij 'porfyria cutanea tarda', omdat het dit kan verergeren. Sulfadiazine is gecontra-indiceerd bij acute porfyrieën, zie rubriek Contra-indicaties.
Wees voorzichtig bij systemische lupus erythematodes.
Resistentie, zowel chromosomaal als extrachromosomaal (overdracht via R. plasmiden), kan snel optreden tijdens de therapie. Met andere sulfonamiden kan kruisresistentie en kruisovergevoeligheid ontstaan. Kruisovergevoeligheid kan ook bestaan met chemisch verwante stoffen zoals thiazide-diuretica, sulfonylureumderivaten en acetazolamide. Bij ontstaan van huidverschijnselen de toediening onmiddellijk staken. Wees voorzichtig met blootstelling van de huid aan zonlicht of UV-stralen in verband de kans op fotosensibiliteit.
Bij met name de slecht oplosbare sulfonamiden (bv. sulfadiazine) wordt aanbevolen voldoende te drinken zodat de diurese ten minste 1¼ l per dag bedraagt of de urine te alkaliseren, ter voorkoming van kristalurie. Controleer bij behandeling langer dan 14 dagen regelmatig nierfunctie en bloedbeeld.
Bij een manifest of dreigend gebrek aan foliumzuur wordt foliumzuursuppletie aanbevolen.
Hulpstof: Wees voorzichtig met saccharose, in de suspensie, bij diabetes mellitus, vanwege het suikergehalte.
Overdosering
Symptomen
Misselijkheid, braken, verminderde eetlust, kolieken, zich suf voelen, duizeligheid, hoofdpijn, vermoeidheid, collaps, koorts, kristalurie is mogelijk, hematurie, nierfalen en als late manifestaties bloeddyscrasie en icterus.
Therapie
Stimulering van de renale excretie door geforceerde diurese (bij normale nierfunctie). Alkalisering van de urine versnelt de eliminatie van sulfonamiden, aanzuren versnelt mogelijk de eliminatie van trimethoprim. Hemodialyse is matig effectief voor verwijdering van trimethoprim, peritoneale dialyse is niet effectief. Controleer bloedwaarden en elektrolyten. Bij tekenen van chronische overdosering (o.a. myelosuppressie): geef folinezuur (calciumzout, systemisch).
Zie voor meer informatie over de symptomen en behandeling de monografie trimethoprim op Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum. Voor sulfametrol is geen monografie beschikbaar.
Eigenschappen
Sulfametrol/trimethoprim werkt bactericide door blokkade van twee enzymen die nodig zijn voor het foliumzuurmetabolisme in het micro-organisme. Sulfametrol verhindert de inbouw van 4-aminobenzoëzuur in dihydrofoliumzuur en trimethoprim remt de omzetting van dihydrofoliumzuur in tetrahydrofoliumzuur. Het werkingsspectrum omvat de meeste Gram-positieve en Gram-negatieve micro-organismen. Sulfametrol is onwerkzaam in pus, waarin veel para-aminobenzoëzuur aanwezig is.
Doorgaans gevoelig zijn:
- Aeroob Gram-positief: Enterococcus faecalis, Listeria monocytogenes, Staphylococcus aureus (meticilline-sensitief; 'MSSA'), Streptococcus pneumoniae en Streptococcus viridans.
- Aeroob Gram-negatief: Enterobacter spp., Haemophilus influenzae*, Moraxella catarrhalis, Salmonella spp., Serratia marcescens, Shigella spp., Stenotrophomonas maltophilia, Vibrio cholerae en Yersinia spp.
- Overig: Pneumocystis jiroveci.
Intermediair gevoelig zijn:
- Aeroob Gram-positief: Enterococcus spp.*, Staphylococcus aureus (meticilline resistent; 'MRSA') en coagulase negatieve Streptococcus spp.
- Aeroob Gram-negatief: Acinetobacter calcoaceticus, Citrobacter spp., Escherichia coli*, Haemophilus ducreyi, Klebsiella spp., Morganella morganii* en Proteus mirabilis*.
*= Klinische effectiviteit is aangetoond voor gevoelige isolaten bij de geregistreerde indicaties.
Resistent zijn:
- Aeroob Gram-negatief: Brucella spp., Nocardia spp. en Pseudomonas spp. (incl. P. aeruginosa).
- Anaeroob: Bacteroides fragilis.
- Overig: Chlamydia trachomatis, Mycoplasma spp., Treponema pallidum en Ureaplasma urealyticum
Kinetische gegevens
Overig | Plasmaconcentratie na herhaalde toediening: 50 mg/l (actief sulfametrol) en 70 mg/l (totaal sulfametrol), ca. 1,5 mg/l (trimethoprim). |
Overig | De weefselspiegels van trimethoprim zijn doorgaans hoger dan de plasmaspiegels, vooral in de longen, nieren, gal en prostaatvloeistof. |
Metabolisering | in de lever tot inactieve metabolieten. |
Eliminatie | vnl. via de nieren, gedeeltelijk via de gal. |
T 1/2el | 6 uur (sulfametrol) en ca. 8 uur (trimethoprim), verlengd bij nierfunctiestoornis. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Sulfadiazine is een kortwerkend sulfonamide met bacteriostatische werking tegen Gram-positieve en Gram-negatieve micro-organismen door blokkering van de inbouw van 4-aminobenzoëzuur in dihydrofoliumzuur. Ook Toxoplasma gondii is gevoelig (sulfadiazine heeft in combinatie met pyrimethamine een synergistisch effect). De behandeling met sulfadiazine, pyrimethamine (en spiramycine) kan de tachyzoïeten (die tijdens de acute fase van de infectie voorkomen) doden, maar de bradyzoïeten in de weefselcysten blijven vitaal.
Resistent zijn: enterokokken, en Pseudomonas meestal.
Kinetische gegevens
Resorptie | snel en goed. |
T max | binnen 4 uur. |
V d | 0,29 l/kg. |
Overig | Passeert de bloed-hersenbarrière voor 40–60%, dit geeft therapeutische concentraties in de liquor. |
Metabolisering | in de lever tot inactieve metabolieten. |
Eliminatie | via de nieren 30-60% onveranderd binnen 24 uur, 15-40% als acetylmetaboliet. Het effect van hemodialyse of peritoneale dialyse op de eliminatie is onbekend. |
T 1/2el | 7–16,8 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
sulfametrol/trimethoprim hoort bij de groep sulfonamiden en trimethoprim.
Groepsinformatie
sulfadiazine hoort bij de groep sulfonamiden en trimethoprim.
Kosten
Kosten laden…Kosten
Kosten laden…Zie ook
Geneesmiddelgroep
Indicaties
- community-acquired pneumonie (CAP)
- cystitis bij gezonde, niet-zwangere vrouw
- cystitis bij risicogroepen ouder dan 12 jaar
- urineweginfectie bij kinderen jonger dan 12 jaar
- urineweginfectie met weefselinvasie (pyelonefritis, acute prostatitis)