Samenstelling
Thalidomide XGVS Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Capsule, hard
- Sterkte
- 50 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Esbriet Roche Nederland bv
- Toedieningsvorm
- Capsule, hard
- Sterkte
- 267 mg
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 267 mg, 801 mg
Pirfenidon Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 267 mg, 801 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Zie voor de behandeling van multipel myeloom de geldende behandelrichtlijn via hovon.nl.
Advies
Voor dit geneesmiddel is geen advies vastgesteld.
Indicaties
Indicaties
- Idiopathische pulmonale fibrose (IPF) bij volwassenen.
Doseringen
Ter preventie van uraatnefropathie bij hoge tumorlast vóór en tijdens de behandeling maatregelen nemen zoals een adequate hydratie en alkaliseren van de urine.
Controleer op trombo-embolieën, perifere neuropathie, ernstige huidreacties, bradycardie, syncope, slaperigheid, neutropenie en trombocytopenie. Uitstel, verlaging of staking van de dosis kan noodzakelijk zijn. Het advies is om ten minste gedurende de eerste vijf maanden trombose-profylaxe te geven, met name voor patiënten met aanvullende risicofactoren.
Onbehandeld multipel myeloom
Volwassenen
Eén cyclus bestaat uit 42 dagen (6 weken), waarbij thalidomide iedere dag wordt gegeven: bij een leeftijd ≤ 75 jaar 200 mg 1×/dag en bij > 75 jaar 100 mg 1×/dag. Melfalan en prednison worden beide op dag 1 t/m 4 van elke cyclus gegeven. Maximaal 12 cycli van 6 weken.
Zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij perifere neuropathie de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2). Zie daar ook voor de richtlijnen van het gebruik van melfalan en prednison. Zie voor andere informatie de geneesmiddelteksten: melfalan en prednison.
Gemiste dosis: tot 12 uur na het vergeten van de dosis deze alsnog innemen. Is het langer dan 12 uur geleden, dosis niet innemen en volgende dosis op het normale tijdstip innemen.
Verminderde lever- of nierfunctie: de verwachting is dat een dosisaanpassing niet nodig is.
Toediening
- In verband met het sedatieve effect vlak voor het slapen gaan innemen.
- Capsule niet openmaken of pletten.
- Gebruik als zorgverlener wegwerphandschoenen bij hanteren van blisterverpakking of de capsule. Na gebruik handen grondig wassen.
- Vrouwen die (mogelijk) zwanger zijn mogen de blisterverpakking of capsule niet hanteren.
Doseringen
Lichte tot matige idiopathische pulmonale fibrose
Volwassenen (incl. ouderen)
Bij begin van de behandeling de dosis titreren over een periode van 14 dagen tot de aanbevolen dagdosis van 2403 mg per dag. Dag 1–7: 267 mg 3×/dag; dag 8–14: 534 mg 3×/dag; dag 15 en verder: 801 mg 3×/dag; max. 2403 mg/dag. Bij een onderbreking van < 14 achtereenvolgende dagen kan de behandeling zonder titratie worden hervat met dezelfde voorgaande aanbevolen dagdosis; bij een onderbreking van ≥ 14 achtereenvolgende dagen de behandeling opnieuw instellen met het titratieschema.
Doseringsaanpassingen: Bij fotosensibilisatie of huiduitslag de dosering verlagen naar 267 mg 3×/dag; bij aanhoudende huiduitslag na 7 dagen de behandeling voor 15 dagen onderbreken. Hierna de behandeling opnieuw instellen met het titratieschema. Bij ernstige fotosensibilisatie of huiduitslag het gebruik staken; zodra de huiduitslag is verdwenen, kan opnieuw met de behandeling worden begonnen.
Bij aanhoudende gastro-intestinale bijwerkingen de dosering verlagen tot 267–534 mg 2–3×/dag, ingenomen met voedsel; indien dit goed verdragen wordt, verhogen tot de aanbevolen dagelijkse dosering. Zo nodig de behandeling 1–2 wekenonderbreken, zodat de verschijnselen kunnen verdwijnen.
Bij combinatie met een sterke CYP1A2-remmer (indien strikt noodzakelijk): de dosering verlagen tot 267 mg 3×/dag; bij ernstige bijwerkingen de behandeling staken. Alhoewel ciprofloxacine meestal geschaard wordt onder de sterke CYP1A2-remmers is gebleken dat bij gelijktijdig gebruik (in een dosering van 750 mg 2×/dag) de dosering van pirfenidon verlaagd kan worden naar 534 mg 3×/dag (zoals bij de combinatie met matig sterke CYP1A2-remmers).
Bij combinatie met een matig sterke CYP1A2-remmer (indien strikt noodzakelijk) de dosering verlagen tot 534 mg 3×/dag.
Verminderde nierfunctie: bij een lichte nierfunctiestoornis (creatinineklaring > 50 ml/min) is geen dosisaanpassing nodig. Wees voorzichtig bij een creatinineklaring 30–50 ml/min. Gebruik bij ernstige nierfunctiestoornis (< 30 ml/min) of dialyse is gecontra-indiceerd.
Verminderde leverfunctie: er is geen dosisaanpassing nodig bij een lichte tot matige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 5–9); plasmaspiegels kunnen wel verhoogd zijn. Gebruik bij ernstige leverfunctiestoornis of terminale leverziekte is gecontra-indiceerd.
Toediening: De capsules en tabletten heel doorslikken met water; innemen met voedsel om de kans op misselijkheid en duizeligheid te verlagen.
Bijwerkingen
De vermelde bijwerkingen zijn gebaseerd op de gehele therapie (thalidomide + melfalan + prednison).
Zeer vaak (> 10%): tremor, duizeligheid, slaperigheid, perifere neuropathie waaronder paresthesie en dysesthesie (zie ook Waarschuwingen en Voorzorgen). Obstipatie. Perifeer oedeem. Anemie, leukopenie, neutropenie, lymfopenie, trombocytopenie.
Vaak (1–10%): pneumonie. Acute myeloïde leukemie (AML). Febriele neutropenie, pancytopenie. Gehoorstoornis, doofheid. Bradycardie, hartfalen. Diep-veneuze trombose. Dyspneu, longembolie, interstitiële longziekte. Verwardheid, depressie. Coördinatiestoornissen, convulsies. Braken, droge mond. Toxische huideruptie, huiduitslag, droge huid. Nierfalen. Koorts, malaise, asthenie.
Soms (0,1-1%): Myelodysplastisch syndroom (MDS). Myocardinfarct, CVA, atriumfibrilleren, AV-blok. Intestinale obstructie.
Verder zijn gemeld: ernstige infecties (bv. fatale sepsis), re-activatie van eerder doorgemaakte virusinfectie (vooral van HBV en herpes zoster). Pulmonale hypertensie (sommige met fatale afloop). Maag-darmbloeding of -perforatie, pancreatitis, leveraandoeningen. Syndroom van Steven-Johnson, geneesmiddelenreactie met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS), leukocytoclastische vasculitis. Tumorlysissyndroom (bij hoge tumorlast). Toxische epidermale necrolyse. Allergische reacties (bv. angio-oedeem). Posterieur reversibel encefalopathiesyndroom (PRES), verslechtering symptomen van de ziekte van Parkinson. Hypothyroïdie. Seksuele disfunctie, menstruatiestoornissen (bv. amenorroe).
Bij patiënten > 75 jaar is er mogelijk meer kans op ernstige bijwerkingen.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): gewichtsverlies, verminderde eetlust. Dyspepsie, misselijkheid, diarree, gastro-oesofageale refluxziekte, braken, obstipatie. Bovensteluchtweginfectie. Dyspneu, hoest. Slapeloosheid. Hoofdpijn, duizeligheid. Huiduitslag. Vermoeidheid. Artralgie.
Vaak (1-10%): urineweginfectie. Dysgeusie, slaperigheid, lethargie. Opvliegers. Productieve hoest. Maagklachten, gastritis, opgezette buik, onaangenaam gevoel in de buik, buikpijn, flatulentie. Verhoogde ALAT/ASAT, verhoogde γGT-waarden. Jeuk, fotosensibilisatie, erytheem, droge huid, erythemateuze huiduitslag, maculeuze huiduitslag, jeukende huiduitslag. Myalgie. Asthenie, niet-cardiale pijn op de borst, zonnebrand.
Soms (0,1-1%): angio-oedeem. Agranulocytose. Verhoogd totaal serum bilirubine in combinatie met verhogingen van ALAT en ASAT, geneesmiddel–geïnduceerde leverschade (waaronder gevallen met fatale afloop). Hyponatriëmie.
Gemeld zijn: anafylaxie, Stevens-Johnsonsyndroom (SJS), toxische epidermale necrolyse (TEN), geneesmiddelenreactie met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS).
Interacties
Thalidomide kan mogelijk bradycardie veroorzaken; wees daarom voorzichtig met de combinatie met andere geneesmiddelen die bradycardie kunnen geven (zoals amiodaron, β-blokkers, clonidine, digoxine, diltiazem, ivabradine, propafenon, verapamil, mefloquine en cholinesteraseremmers) of 'torsade de pointes' (bv. kinidine).
Combinatie met oestrogeenbevattende anticonceptiva of erytropoëtische middelen wordt niet aanbevolen vanwege meer kans op veneuze trombo-embolie.
Wees tevens zeer voorzichtig met de combinatie met geneesmiddelen waarvan bekend is dat zij perifere neuropathie veroorzaken.
Wees voorzichtig met de combinatie met geneesmiddelen waarvan bekend is dat zij een leverfunctiestoornis kunnen veroorzaken.
Het sedatieve effect van anxiolytica, hypnotica, antipsychotica, opiaten, sommige H1-antihistaminica, barbituraten en alcohol kan worden versterkt.
Interacties
Pirfenidon wordt voor 70–80% omgezet door CYP1A2; gelijktijdig gebruik van een CYP1A2-remmer vermindert de omzetting van pirfenidon, waardoor het eerder toxisch is. Fluvoxamine is een sterke remmer van CYP1A2 (en daarbij remmer van CYP2C9, CYP2C19 en CYP2D6) en is daarom gecontra-indiceerd voor gelijktijdig gebruik met pirfenidon. Combinatie met andere middelen die behalve CYP1A2 ook CYP2C9, CYP2C19 en/of CYP2D6 remmen (bv. amiodaron) wordt ontraden. Vermijd zo ook combinaties met meerdere geneesmiddelen die remmend werken op de betreffende enzymsystemen (bv. pirfenidon met een sterke CYP1A2-remmer én een matig tot sterke CYP2D6-remmer). Gelijktijdig gebruik van andere sterke CYP1A2-remmers (bv. ciprofloxacine) en met grapefruit-/pompelmoessap vermijden en wees voorzichtig bij gebruik van matig sterke CYP1A2-remmers.
De biologische beschikbaarheid wordt verlaagd door sterke CYP1A2-inductoren en door roken.
Vermijd gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die fotosensibilisatie veroorzaken.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens zeer teratogeen gebleken. Gebruik van thalidomide in de zwangerschap kan ernstige afwijkingen veroorzaken aan de ledematen, de oren, de ogen, het hart en organen als darmen en nieren. Het risico op het ontstaan van afwijkingen is hoog, 20–50% bij blootstelling in het eerste trimester. De meest kritische periode is waarschijnlijk 21–37 dagen na de conceptie.
Advies: Gebruik is gecontra-indiceerd, tenzij kan worden voldaan aan alle voorwaarden van het programma ter voorkóming van zwangerschap. Er is een zwangerschapspreventieprogramma (ZPP) van kracht.
Overig: Sluit een zwangerschap uit bij vrouwen in de vruchtbare leeftijd, voor en tijdens het gebruik van thalidomide. Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende ten minste 4 weken voorafgaand aan de behandeling, gedurende de behandeling, ook tijdens dosisonderbrekingen, én tot ten minste 4 weken na de behandeling en moet ten minste iedere 4 weken een zwangerschapstest herhalen.
Omdat oestrogeenbevattende anticonceptiva niet worden aanbevolen vanwege meer kans op veneuze trombo-embolie, kiezen voor een andere anticonceptiemethode. Thalidomide wordt aangetroffen in sperma; mannelijke patiënten dienen tijdens de behandeling (inclusief eventuele onderbrekingen) én gedurende ten minste 7 dagen na de behandeling een condoom te gebruiken indien zij geslachtsgemeenschap hebben met een zwangere vrouw of een vrouw die zwanger kan worden en geen adequate anticonceptie gebruikt, zelfs wanneer de man een vasectomie heeft ondergaan. Tijdens de behandeling, dosisonderbrekingen en gedurende 7 dagen na het stopzetten van de behandeling geen zaad of sperma doneren.
Vruchtbaarheid: Onderzoek bij konijnen gaf geen gevolgen te zien op fertiliteitsindices bij mannelijke of vrouwelijke dieren, hoewel bij mannetjes testikeldegeneratie werd geobserveerd.
Zwangerschap
Pirfenidon en/of de metabolieten passeren bij dieren de placenta met potentiële accumulatie in het vruchtwater.
Teratogenese: In hoge doses bij dieren verlenging van de zwangerschapsduur en daling van de levensvatbaarheid van de foetus.
Advies: Gebruik ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend (bij de mens). Ja (bij dieren). Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding wordt ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, bij dieren met potentiële accumulatie in de moedermelk.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
- Vrouwen die zwanger zijn.
- Vrouwen die zwanger kunnen worden tenzij aan alle voorwaarden van het programma voor zwangerschapspreventie wordt voldaan.
- Mannelijke patiënten die niet in staat zijn om de vereiste maatregelen voor de zwangerschapspreventie toe te passen of na te leven.
Zie verder rubriek Zwangerschap.
Contra-indicaties
- gelijktijdig gebruik van fluvoxamine (zie rubriek Interacties);
- ernstige leverfunctiestoornis of terminale leverziekte;
- ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 30 ml/min) of terminale nierziekte die dialyse noodzakelijk maakt.
Waarschuwingen en voorzorgen
Behandeling geeft een verhoogd risico op veneuze en arteriële trombo-embolie. Dit risico is het grootst tijdens de eerste vijf maanden van de therapie. Het advies is om ten minste gedurende de eerste vijf maanden trombose-profylaxe te geven, met name voor patiënten met aanvullende risicofactoren. Laat de patiënt zich direct melden wanneer tekenen en symptomen van een trombo-embolie ontstaan zoals dyspneu, pijn op de borst, zwelling van een arm of been. Monitor tevens zorgvuldig op bradycardie, syncope en AV-blok.
Volg patiënten met bekende risicofactoren voor een myocardinfarct - inclusief eerdere trombose - nauwlettend. Myocardinfarct is gemeld. Probeer alle beïnvloedbare risicofactoren (bv. roken, hypertensie en hyperlipidemie) tot een minimum te beperken.
Pulmonale hypertensie is gemeld, soms met een fatale afloop. Controleer vóór aanvang van de behandeling en regelmatig gedurende de gehele behandeling op symptomen van cardiopulmonale ziekte.
Reactivatie van virale infecties is gemeld, vooral van eerder doorgemaakte infectie met HBV of herpes zoster. Hierbij zijn gevallen gemeld van acuut leverfalen (soms met fatale afloop) en van gedissemineerde herpes zoster infecties. Test vóór aanvang van de behandeling op hepatitis B en herpes zoster. Consulteer bij een positieve test op HBV een arts met ervaring in de behandeling van een HBV-infectie. Controleer bij een positieve test op HBV of herpes zoster gedurende de gehele behandeling op een mogelijke re-activatie van het virus. Controleer tijdens de behandeling tevens op andere ernstige infecties, inclusief sepsis en septische shock.
Controleer regelmatig op neutropenie en trombocytopenie. Controleer op tekenen en symptomen van bloedingen, met inbegrip van petechiën, epistaxis en maag-darmbloeding, voornamelijk in geval van gelijktijdige toediening van geneesmiddelen die gemakkelijk bloeding kunnen induceren.
Schildklieraandoeningen: Er zijn gevallen van hypothyroïdie gemeld. Controleer voor start comorbide aandoeningen die de schildklierfunctie beïnvloeden. Vóór en tijdens de behandeling de schildklierfunctie controleren.
Patiënten die risico lopen op het tumorlysissyndroom hebben vóór de behandeling een hoge tumorlast. Deze patiënten nauwlettend volgen en neem gepaste maatregelen.
Allergische reacties en ernstige huidreacties zijn gemeld zoals angio-oedeem, Stevens-Johnson-syndroom (SJS), een geneesmiddelenreactie met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS) en toxische epidermale necrolyse (TEN). Overweeg bij huiduitslag graad 2 – 3 de behandeling te onderbreken of stop te zetten. De behandeling definitief staken bij angio-oedeem, anafylactische reactie, huiduitslag graad 4, exfoliatieve of bulleuze huiduitslag, of bij een vermoeden van SJS, TEN of DRESS. Informeer patiënten over deze tekenen en symptomen en instrueer ze zich direct te melden wanneer deze reacties optreden.
Perifere neuropathie is een vaak voorkomende, potentieel ernstige bijwerking van deze therapie en kan resulteren in onomkeerbare schade. Het wordt aanbevolen vóór de start van de therapie klinische en neurologische onderzoeken te verrichten. Toediening bij bestaande neuropathie wordt niet aanbevolen. Controleer tijdens de therapie zorgvuldig op verschijnselen van perifere neuropathie (bv. paresthesie, dysesthesie, abnormale coördinatie, slapte, ongemak). In klinisch onderzoek was de gemiddelde tijd tot de eerste verschijnselen ca. 42 weken.
Thalidomide wordt geassocieerd met progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML). Er zijn meldingen (soms fataal) vanaf enkele maanden tot jaren na de behandeling, in het algemeen bij patiënten die tegelijkertijd dexamethason namen of voorafgaand een behandeling kregen met een andere immunosuppressieve chemotherapie. Wees alert op nieuwe of verergerende neurologische symptomen, cognitieve of gedragsmatige tekenen of symptomen. Bij vermoeden van PML de behandeling onderbreken en bij bevestiging van de diagnose permanent staken.
Leveraandoeningen (vnl. hepatocellulaire en cholestatische afwijkingen bij de levertestresultaten) zijn gemeld en traden binnen de eerste twee maanden van de behandeling op; deze zijn reversibel na staken van de behandeling. Controleer regelmatig de leverfunctie, vooral bij een bestaande leveraandoening of wanneer tevens een geneesmiddel wordt toegediend die een leverfunctiestoornis kan veroorzaken.
De kans op AML en MDS neemt toe met de therapieduur. Na twee jaar behandeling kwam dit voor bij ca. 2% en na drie jaar bij ca. 4% van de patiënten. Tijdens de behandeling hierop controleren.
Thalidomide wordt aangetroffen in sperma; mannelijke patiënten dienen tijdens behandeling, dosisonderbrekingen én gedurende ten minste tot 7 dagen na stopzetten behandeling een condoom te gebruiken indien zij geslachtsgemeenschap hebben met een zwangere vrouw of een vrouw die zwanger kan worden en geen adequate anticonceptie gebruikt.
Geen bloed doneren tijdens (ook niet tijdens dosisonderbrekingen) en tot ten minste 1 week na het einde van de behandeling.
Niet onderzocht: Gebruik bij een verminderde nier- en/of leverfunctie is niet officieel onderzocht. Controleer op mogelijke bijwerkingen.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Waarschuwingen en voorzorgen
Leverschade: Vóór aanvang van de behandeling leverfunctietesten (ALAT, ASAT en bilirubine) uitvoeren, vervolgens elke maand in de eerste 6 maanden en daarna om de 3 maanden tijdens de duur van de behandeling. Bij een verhoging van aminotransferasen van > 3 tot < 5 × ULN zonder hyperbilirubinemie of klinische verschijnselen van geneesmiddel–geïnduceerde leverschade andere oorzaken uitsluiten, patiënt nauwlettend volgen en eventueel de dosis verlagen of de behandeling onderbreken tot waarden weer normaal zijn. Staak de behandeling definitief bij een verhoging van aminotransferasen van > 3 tot < 5 × ULN in combinatie met hyperbilirubinemie of klinische verschijnselen van leverschade, of bij een verhoging van aminotransferasen tot ≥ 5 × ULN. Ernstige gevallen van geneesmiddel-geïnduceerde leverschade door pirfenidon, waaronder gevallen met fatale afloop zijn gemeld. Instrueer de patiënt om bij klachten die wijzen op geneesmiddel-geïnduceerde leverschade, zoals vermoeidheid, anorexia, buikpijn rechtsboven, donkerkleuring van de urine of geelzucht zich te melden. Voer dan direct een klinische evaluatie en leverfunctietesten uit.
Wees voorzichtig bij lichte tot matige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 5–9); bij een matige leverfunctiestoornis is de blootstelling met 60% verhoogd.
Bij het ontwikkelen van symptomen van angio-oedeem (zoals zwelling van gelaat, lippen en/of tong, dyspneu en/of piepende ademhaling) of ernstige allergische reacties de behandeling staken; bij eerder optreden van angio–oedeem of overgevoeligheid door pirfenidon geen behandeling meer instellen.
Blootstelling aan direct zonlicht (incl. zonnelampen) vermijden of zoveel mogelijk beperken. Patiënten instrueren om elke dag een zonbeschermingsmiddel te gebruiken, kleding te dragen die beschermt tegen blootstelling aan zonlicht en andere geneesmiddelen waarvan bekend is dat ze fotosensibilisatie veroorzaken, te mijden en eventuele huidreacties te melden. Zo nodig bij lichte tot ernstige gevallen van fotosensibilisatie of huiduitslag de dosis aanpassen of tijdelijk de behandeling stopzetten.
Bij het ontwikkelen van symptomen die wijzen op Stevens-Johnsonsyndroom (SJS) toxische epidermale necrolyse (TEN) of geneesmiddelenreactie met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS) de behandeling definitief staken. Gevallen van SJS, TEN en DRESS zijn gemeld.
Duizeligheid en vermoeidheid kunnen optreden en het reactievermogen beïnvloeden. Informeer patiënt hierover. Vaak is er sprake van één enkele keer duizeligheid en verdwijnt het gemiddeld binnen 22 dagen. Pas dosering aan of staak behandeling als duizeligheid veel langer aanhoudt of ernstiger wordt. Bij klachten van duizeligheid geen voertuigen besturen of andere activiteiten verrichten die aandacht vereisen.
Hyponatriëmie is gemeld. Controleer regelmatig relevante laboratoriumwaarden, vooral bij symptomen zoals misselijkheid, hoofdpijn of duizeligheid. Symptomen kunnen onduidelijk zijn en gemaskeerd worden door comorbiditeiten.
Monitor het gewicht van patiënten. Stimuleer bij klinisch significant gewichtsverlies een verhoogde calorische inname.
Overdosering
Symptomen
Geen symptomen of slaperigheid, prikkelbaarheid, 'ziek zijn' en/of hoofdpijn.
Neem voor informatie over een vergiftiging met thalidomide contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Thalidomide is een immunosuppressivum. Het heeft immunomodulatoire, anti-inflammatoire en potentieel anti-neoplastische werkingen. Mogelijk worden deze werkingen veroorzaakt door de onderdrukking van de excessieve productie van TNF-α en door de down-modulatie van geselecteerde moleculen voor de celoppervlakadhesie die betrokken zijn bij de migratie van leukocyten en anti-angiogene activiteit. Het heeft tevens een centraal werkend, hypnotisch sedatief effect.
Kinetische gegevens
T max | 1–5 uur, ca. 6 uur met voedsel. |
Metabolisering | nagenoeg alleen door niet-enzymatische hydrolyse tot o.a. farmacologisch werkzame metabolieten. |
Eliminatie | voornamelijk met de urine (> 90%), in de vorm van metabolieten. |
T 1/2el | 6–7 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Het werkingsmechanisme van pirfenidon is nog niet volledig vastgesteld. Er zijn aanwijzingen dat pirfenidon antifibrotische en ontstekingsremmende eigenschappen heeft (uit in-vitrosystemen en diermodellen van longfibrose). Pirfenidon vermindert de accumulatie van ontstekingscellen in respons op diverse prikkels. Pirfenidon reduceert de fibroblastproliferatie, de aanmaak van met fibrose samenhangende eiwitten en cytokinen, en de verhoogde biosynthese en accumulatie van extracellulaire matrix in respons op cytokinegroeifactoren, zoals transformerende groeifactor (TGF)-β en van bloedplaatjes afgeleide groeifactor (PDGF).
Kinetische gegevens
Resorptie | voedsel vertraagt en verlaagt de absorptie, maar om de incidentie van misselijkheid en duizeligheid te verlagen wordt inname met voedsel geadviseerd. |
V d | ca. 1 l/kg. |
Overig | bij een matige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 7–9) is de blootstelling aan pirfenidon met ca. 60% verhoogd. |
Metabolisering | voor 70–80% omgezet door CYP1A2 en in mindere mate door CYP2C9, CYP2C19, CYP2D6 en CYP2E1. De metabolieten zijn niet actief. |
Eliminatie | ca. 80% wordt binnen 24 uur uitgescheiden met de urine, waarvan > 95% als niet actieve metabolieten en < 1% in onveranderde vorm. |
T 1/2el | ca. 2,4 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
thalidomide hoort bij de groep immunosuppressiva, overige.
Groepsinformatie
pirfenidon hoort bij de groep immunosuppressiva, overige.