Samenstelling
Vancocin 'CP' (als hydrochloride) EuroCept bv
- Toedieningsvorm
- Capsule
- Sterkte
- 250 mg
Vancomycine (als hydrochloride) XGVS Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Capsule
- Sterkte
- 250 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Xydalba (als hydrochloride) XGVS Abbvie bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 500 mg
Na reconstitutie bevat elke ml 20 mg dalbavancine.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Vancomycine is een 'reserve' antimicrobieel middel.
Bij ernstige infectieuze acute diarree, diarree bij immuungecompromitteerde patiënten of een Clostridioides difficile-infectie (CDI) is antibiotische behandeling aangewezen. Oraal vancomycine heeft de voorkeur bij een eerste ongecompliceerde CDI bij niet-ambulante patiënten.
Advies
Voor dit geneesmiddel is geen advies vastgesteld over de plaats in de medicamenteuze behandeling van bacteriële huidinfecties.
Indicaties
- Behandeling van een Clostridioides difficile-infectie (incl. pseudomembraneuze colitis), bij patiënten ≥ 12 jaar.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Behandeling van acute bacteriële infecties van de huid en huidstructuren bij volwassenen.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Bij dit geneesmiddel wordt (ook) gedoseerd op geleide van de bloedspiegel; zie voor meer informatie vancomycine op tdm-monografie.org.
Clostridioides difficile-infectie (CDI)
Volwassenen, kinderen vanaf 12 jaar
Oraal: De aanbevolen dosering voor de eerste episode niet-ernstige CDI is 125–250 mg elke 6 uur. Voor de dosering van 125 mg is er in Nederland geen gangbaar preparaat beschikbaar. De dosis kan verhoogd worden naar 500 mg elke 6 uur in geval van een ernstige CDI of gecompliceerd beloop. De maximale dagdosis is 2000 mg. De behandelduur is in het algemeen 10 dagen, maar pas die eventueel aan aan het klinisch beloop. Overweeg om bij een patiënt met meerdere recidieven, de actuele CDI-episode te behandelen met 125(–250) mg 4×/dag gedurende 10 dagen, gevolgd door ofwel het geleidelijk verlagen van de dosering naar 125 mg/dag, ofwel een pulskuur. De pulskuur bestaat uit het gedurende ten minste 3 weken elke 2–3 dagen toedienen van 125–500 mg/dag. De SWAB biedt een alternatief afbouwschema. Zie hiervoor en meer informatie over een eerste of daaropvolgend recidief dit SWAB-advies voor volwassenen: Clostridium difficile - recidief (oude naam van Clostridioides difficile). Voor een ernstige, ernstig-gecompliceerde of therapie-refractaire CDI zie het SWAB-advies Clostridium difficile. Volgens de SWAB-richtlijn Acute infectieuze diarree (2023) kan van de intraveneuze formulering van vancomycine door de apotheek een suspensie gemaakt worden, waarmee het behalen van een 125 mg dosis (offlabel) wel mogelijk wordt (p. 59 richtlijn). Voor de intraveneuze formulering van vancomycine zie vancomycine (intraveneus).
Verminderde nierfunctie: Vanwege de zeer lage systemische absorptie na orale toediening is het onwaarschijnlijk dat een dosisaanpassing nodig is, tenzij er substantiële absorptie optreedt door inflammatoire darmaandoeningen of door Clostridioides difficile-geïnduceerde pseudomembraneuze colitis.
Kinderen van 1 maand tot 18 jaar
Volgens het Kinderformularium van het NKFK: bij de indicatie pseudomembraneuze colitis 40 mg/kg lichaamsgewicht per dag verdeeld over 3–4 doses. Maximaal 2000 mg/24 uur.
Verminderde leverfunctie: Er zijn geen aanwijzingen dat dosisaanpassing nodig is.
Toediening: De capsules ongeopend innemen met een ruime hoeveelheid water.
Doseringen
Acute bacteriële infecties van de huid en huidstructuren
Volwassenen (incl. ouderen)
Intraveneus: 1500 mg als één enkelvoudige i.v. infusie van 1500 mg óf als één i.v.-infusie van 1000 mg welke 1 week later wordt gevolgd door i.v. infusie van 500 mg.
Verminderde nierfunctie: bij een creatinineklaring < 30 ml/min zónder regelmatige hemodialyse de dosis reduceren tot een enkelvoudige i.v. infusie van 1000 mg óf als één i.v. infusie van 750 mg welke 1 week later gevolgd wordt door i.v. infusie van 375 mg. Bij een lichte of matig ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring ≥ 30 tot 79 ml/min) is geen dosisaanpassing nodig. Ook bij patiënten die regelmatig hemodialyse ondergaan (3×/week) is geen dosisaanpassing nodig en kan dalbavancine worden toegediend zonder rekening te houden met het tijdstip van de hemodialyse.
Verminderde leverfunctie: bij een lichte leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 5-6) is geen dosisaanpassing nodig, bij een matig-ernstige of ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 7-15) voorzichtig toepassen, er zijn geen gegevens beschikbaar om de juiste dosering te bepalen; zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen achter Onderzoeksgegevens en ervaring.
Toediening
- Het poeder reconstitueren volgens aanwijzingen van de fabrikant en verder verdunnen met 5% glucose-oplossing.
- Het infuus intraveneus toedienen gedurende 30 minuten.
- Niet mengen met andere geneesmiddelen of intraveneuze oplossingen. Mengen met natriumchloride-oplossing veroorzaakt precipitatie. Indien dezelfde intraveneuze lijn wordt gebruikt om andere geneesmiddelen toe te dienen, de lijn vóór én na infusie van dalbavancine spoelen met 5% glucose-oplossing.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): overgroei door bacteriën of schimmels.
Soms (0,1-1%): koorts. Misselijkheid. Gehoorverlies. Huiduitslag, jeuk.
Zelden (0,01-0,1%): anafylactische reactie, andere overgevoeligheidsreacties. Bloeddrukdaling, overmatig blozen. 'Red man syndrome'. Oorsuizen. Interstitiële nefritis. Urticaria.
Zeer zelden (< 0,01%): Stevens-Johnsonsyndroom (SJS), toxische epidermale necrolyse (TEN), exfoliatieve dermatitis, lineaire IgA-dermatose.
Verder zijn gemeld: geneesmiddelreactie met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS-syndroom), acute gegeneraliseerde exanthemateuze pustulose (AGEP).
De absorptie van vancomycine uit het maag-darmkanaal is verwaarloosbaar. Bij ernstige ontsteking van het darmslijmvlies, in het bijzonder in combinatie met nierinsufficiëntie, kunnen zich bijwerkingen voordoen zoals die kunnen optreden bij intraveneuze toediening van vancomycine, zie daarvoor: vancomycine (intraveneus)#bijwerkingen.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): hoofdpijn. Misselijkheid, diarree.
Soms (0,1-1%): hoesten. Reacties gerelateerd aan de infusie. Blozen of roodheid, flebitis. Orale candidiasis, dyspepsie, braken, obstipatie, (onder)buikpijn, colitis door Clostridioides difficile. Verminderde eetlust. Smaakstoornis, duizeligheid. Slapeloosheid. Huiduitslag, urticaria, jeuk. Vulvovaginale jeuk. Schimmelinfecties zoals een vulvovaginale schimmelinfectie, urineweginfectie. Anemie, leukopenie, neutropenie, eosinofilie, trombocytose. Verhoogde waarden van: ASAT, ALAT, LDH, AF, γGT, urinezuur. Verhoogde lichaamstemperatuur.
Zelden (0,01-0,1%): anafylactische reactie. Bronchospasme.
Verder is bij andere glycopeptiden gemeld: ototoxiciteit.
Interacties
Vermijd het gebruik van middelen die de peristaltiek remmen. Heroverweeg het gebruik van protonpompremmers.
Wees voorzichtig met andere ototoxische en/of nefrotoxische geneesmiddelen (bv. aminoglycosiden, amfotericine B, colistine, cisplatine); controleer dan (vaker) de nierfunctie, vooral bij een patiënt met een pre-existente nierfunctiestoornis. Overweeg controle van de gehoorfunctie om de kans op ototoxiciteit te minimaliseren bij pre-existent gehoorverlies of therapie met een ander ototoxisch middel (bv. een aminoglycoside, cisplatine).
Bij gelijktijdige toepassing van anesthetica zijn erytheem, histamine-achtige voorbijgaande roodheid van het gezicht en anafylactische reacties gemeld.
Interacties
Wees voorzichtig bij combinatie met ototoxische geneesmiddelen (bv. aminoglycosiden, cisplatine, lisdiuretica), omdat bij andere glycopeptiden ototoxiciteit is gemeld.
Dalbavancine is in vitro geen substraat voor of remmer of inductor van CYP-enzymen. Het is onbekend of dalbavancine substraat is voor geneesmiddeltransporters, of dat het zelf transporters kan remmen.
Zwangerschap
Vancomycine passeert de placenta.
Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren, onvoldoende gegevens.
Farmacologisch effect: Bij toegenomen maternale darmpermeabiliteit kan absorptie optreden. Foetale blootstelling en potentieel risico op neonatale nefrotoxiciteit of ototoxiciteit kan dan niet uitgesloten worden.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken; maak de afweging op basis van de ernst van de aandoening en mogelijkheid van een andere behandeling.
Zwangerschap
Teratogenese: Onvoldoende gegevens. Er is één case report bekend over gebruik van dalbavancine tijdens de (late) zwangerschap. Er werd een gezond kind geboren. In dierproeven in supratherapeutische doseringen geen bewijs van misvormende effecten. Er is wel een verhoogde incidentie van embryo-sterfte, verlaging van foetaal gewicht, verminderde botontwikkeling, toegenomen neonatale sterfte.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in kleine hoeveelheden.
Farmacologisch effect: Oraal gegeven vancomycine wordt nauwelijks geabsorbeerd, wel kan absorptie optreden bij toegenomen darmpermeabiliteit bij de moeder. Bij de zuigeling wordt het nauwelijks opgenomen vanuit het maag-darmkanaal. Naar verwachting heeft vancomycine geen nadelige effecten voor de zuigeling. In theorie is het mogelijk dat de darmflora van de zuigeling wordt beïnvloed. Dit leidt hooguit tot diarree.
Advies: Kan worden gebruikt.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend bij de mens. Ja, bij dieren.
Farmacologisch effect: Dalbavancine wordt oraal niet goed geabsorbeerd, het is echter niet uitgesloten dat de mond-, maag- of darmflora van de zuigeling beïnvloed wordt.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden. Na het staken van de behandeling duurt het ten minste ca. 77 dagen voordat het geneesmiddel uit het lichaam is geëlimineerd.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen absolute contra-indicaties bekend.
Waarschuwingen en voorzorgen
Controleer de vancomycineconcentratie in het serum van een patiënt met een inflammatoire aandoening van het darmslijmvlies. De absorptie kan toenemen bij die patiënt of door C. difficile-geïnduceerde pseudomembraneuze colitis. Er is dan meer kans op bijwerkingen, met name als er ook sprake is van een verminderde nierfunctie. Hoe minder de nier werkt, des te meer kans op bijwerkingen die zijn vastgesteld bij intraveneuze toediening van vancomycine. Zie hiervoor: vancomycine (intraveneus)#bijwerkingen.
Controleer de nierfunctie regelmatig bij behandeling van patiënten met pre-existente nierdisfunctie of patiënten die gelijktijdig met een aminoglycoside of met andere nefrotoxische geneesmiddelen behandeld worden.
Het regelmatig testen van het gehoor kan nuttig zijn om het risico op ototoxiciteit te minimaliseren bij patiënten met pre-existent gehoorverlies, of die gelijktijdig een ander ototoxisch middel krijgen (bv. een aminoglycoside of cisplatine).
Ernstige cutane bijwerkingen, waaronder het Stevens-Johnsonsyndroom (SJS), toxische epidermale necrolyse (TEN), geneesmiddelenreactie met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS-syndroom) en acute gegeneraliseerde exanthemateuze pustulose (AGEP), die levensbedreigend of fataal kunnen zijn, zijn gemeld. De meeste van deze reacties treden binnen enkele dagen tot 8 weken na aanvang op. Instrueer de patiënt over de verschijnselen en symptomen en controleer nauwlettend op huidreacties. Als er tekenen zijn van dergelijke reacties het gebruik onmiddellijk staken en een andere therapie overwegen. Indien de patiënt een dergelijke reactie heeft ontwikkeld na gebruik van vancomycine de behandeling op geen enkel moment opnieuw starten.
Deze orale toedieningsvorm is niet geschikt voor de behandeling van andere (systemische) infecties (zie rubriek Eigenschappen).
Groei van niet-gevoelige micro-organismen: Langdurige therapie kan aanleiding geven tot overgroei door niet-gevoelige micro-organismen. Zorgvuldige observatie is daarom van belang, neem passende maatregelen bij het optreden van een superinfectie.
Waarschuwingen en voorzorgen
Overgevoeligheid: voorzichtig zijn bij overgevoeligheid voor andere glycopeptiden omdat kruisovergevoeligheid mogelijk is. Indien een allergische reactie optreedt de toediening staken en een passende behandeling instellen.
‘Red man syndrome’: bij te snelle infusie van glycopeptide-antibiotica kan histamine vrijkomen, met rood worden van het gezicht, de hals en het bovenste gedeelte van de romp, een diffuus brandend gevoel, jeuk, onwel voelen, duizeligheid, agitatie, hoofdpijn, koorts, rillingen, paresthesie rond de mond, hypotensie, tachycardie, dyspneu, angio-oedeem. Bij langzamer toedienen of staken van het infuus verdwijnen deze reacties.
Bij diarree: houd rekening met antibiotica-geassocieerde colitis en pseudomembraneuze colitis als de patiënt tijdens of na de behandeling ernstige en aanhoudende diarree heeft; in dergelijke gevallen de behandeling staken (indien nog een tweede dosis staat gepland) en overweeg specifieke behandeling gericht tegen Clostridioides difficile.
Bij menginfecties is mogelijk tevens een antibioticum tegen Gram-negatieve bacteriën noodzakelijk.
Onderzoeksgegevens en ervaring: in de grootste klinische onderzoeken was het gebruik beperkt tot de indicaties cellulitis/erysipelas (wondroos), abcessen en wondinfecties. Er zijn weinig gegevens over de werkzaamheid en veiligheid bij meer dan 2 doses (met 1 week ertussen). Er zijn geen gegevens over het gebruik bij ernstig immuungecompromitteerde patiënten. De werkzaamheid en veiligheid zijn niet vastgesteld bij kinderen (< 18 jaar). Er zijn weinig gegevens over het gebruik bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min) zonder hemodialyse. Er zijn weinig gegevens over het gebruik bij een matig-ernstige of ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 7-15); de blootstelling aan dalbavancine is 28–31% lager, het is onbekend hoe klinisch relevant dit is.
Overdosering
Symptomen
Vancomycine wordt slecht geabsorbeerd na orale toediening. Echter in geval van nierinsufficiëntie en inflammatoire darmaandoeningen kan accumulatie optreden waardoor een hoge serumconcentratie ontstaat. De incidentie van nefro- en ototoxiciteit kan verhoogd zijn bij een verhoogde serumconcentratie (bv. > 35 microg/liter).
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met oraal vancomycine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
Bij doseringen tot 4500 mg cumulatief is geen toxiciteit waargenomen.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met dalbavancine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Vancomycine is een tricyclisch glycopeptide antibioticum, verkregen uit Amycolatopsis orientalis. Het werkt bactericide voor delende bacteriën. Vancomycine remt hun celwandsynthese door zich met hoge affiniteit te binden aan de D-alanyl-D-alanine-terminus van celwandprecursoren, bovendien tast het de permeabiliteit van de celmembraan aan en blokkeert het de RNA-synthese. Het werkingsspectrum omvat Gram-positieve en anaerobe bacteriën.
Doorgaans gevoelig zijn: Clostridioides difficile en Clostridium spp.
Verworven resistentie komt het meest voor bij enterokokken. Multiresistente stammen van Enterococcus faecium en Staphylococcus aureus (MRSA) komen toenemend voor.
Kruisresistentie met andere glycopeptiden, zoals teicoplanine, komt voor. Er is geen kruisresistentie tussen vancomycine en andere antibioticaklassen.
Kinetische gegevens
Resorptie | normaliter zeer slecht. |
Overig | Pseudomembraneuze colitis of andere inflammatoire aandoeningen van het darmslijmvlies kunnen leiden tot een verhoogde darmpermeabiliteit; in dat geval kan er wel absorptie optreden. Dit kan leiden tot accumulatie bij patiënten met een verminderde nierfunctie. |
Metabolisering | een systemisch geabsorbeerde fractie wordt in zeer geringe mate gemetaboliseerd. |
Eliminatie | voornamelijk onveranderd; bijna uitsluitend met de feces (< 1% met de urine). Hemodialyse en peritoneale dialyse verwijderen vancomycine vrijwel niet uit de circulatie. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Bactericide lipoglycopeptide antibioticum. Dalbavancine remt de bacteriële celwandsynthese door verhindering van de crosslinking van disacharide subunits met als gevolg bacteriële celdood. Het smalle werkingsspectrum omvat Gram-positieve aerobe en anaerobe micro-organismen.
De werkzaamheid is aangetoond in klinische studies, bij de volgende pathogenen die in vitro gevoelig waren: Staphylococcus aureus (incl. methicilline-resistente stammen; 'MRSA'), Streptococcus pyogenes, Streptococcus agalactiae, Streptococcus dysgalactiae, Streptococcus anginosus-groep (incl. S. anginosus, S. intermedius, S. constellatus). Resistentie tegen dalbavancine in Staphylococcus en Enterococcus spp. wordt gemedieerd door VanA, een genotype dat leidt tot modificatie van het doelpeptide. Op basis van in vitro-studies wordt de activiteit van dalbavancine niet beïnvloed door andere klassen van vancomycineresistente genen.
De klinische effectiviteit is niet vastgesteld bij de volgende pathogenen, hoewel zij in vitro gevoelig kunnen zijn (als er geen sprake is van een verworven resistentiemechanisme): groep G streptokokken, Clostridium perfringens, Peptostreptococcus spp.
Inherent resistent zijn: Gram-negatieve bacteriën.
Kinetische gegevens
V d | gelijk aan volume aan extracellulaire vloeistof; ca. 0,24 l/kg. |
Eiwitbinding | ca. 93% (reversibel, vnl. aan albumine). |
Overig | de AUC in vochtblazen in de huid is ca. 60% van de AUCplasma op dag 7 na toediening van een dosis. |
Metabolisering | tot hydroxy-dalbavancine en mannosyl aglycon, beide hebben significant minder antibacteriële activiteit dan dalbavancine. De metabolische routes verantwoordelijk voor de vorming van deze metabolieten zijn niet geïdentifieerd. |
Eliminatie | met de urine (ca. 19-33% onveranderd, 8-12% als hydroxy-dalbavancine) en met de feces (ca. 20%). Na 3 uur hemodialyse wordt < 6% van de toegediende dosis geëlimineerd. |
T 1/2el | ca. 372 uur (= 15,5 dag; bereik 333-405 uur). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
vancomycine (oraal) hoort bij de groep glycopeptiden.
Groepsinformatie
dalbavancine hoort bij de groep glycopeptiden.