Samenstelling
Visudyne XGVS Cheplapharm Arzneimittel GmbH
- Toedieningsvorm
- Poeder voor infusie-vloeistof
- Sterkte
- 15 mg
Bevat na reconstitutie 2 mg/ml verteporfine.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Beovu XGVS Aanvullende monitoring Novartis Pharma bv
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof voor intraoculair gebruik
- Sterkte
- 120 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit 0,165 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Fotodynamische therapie als monotherapie bij neovasculaire leeftijdsgebonden maculadegeneratie is niet meer geïndiceerd, maar kan nog wel een toegevoegde waarde hebben bij patiënten die onvoldoende reageren op lokale VEGF-remmers. Dit geldt veelal voor de varianten PCV, RAP, combinaties van cCSC/pachychoroid met type 1 MNV en bij non-responders. Zie voor meer informatie de NOG-richtlijn Leeftijdsgebonden maculadegeneratie, module 4.3 t/m 4.6.
Advies
Bij de behandeling van nieuwe patiënten met natte leeftijdsgebonden maculadegeneratie is intravitreaal bevacizumab eerste keus. Geef als tweede en derde keus aflibercept of ranibizumab (geen voorkeur). Bevacizumab heeft de voorkeur boven ranibizumab en aflibercept op basis van kostenverschillen, niet-inferioriteit en inzichten over systemische bijwerkingen. Zie voor meer informatie en de aanbevelingen ten aanzien van het switchen naar een biosimilar van een anti-VEGF middel de NOG-richtlijn Leeftijdsgebonden maculadegeneratie (2023), module Keuze van anti-VEGF middel.
Brolucizumab kan worden overwogen als middel van vierde keuze, echter heeft het een minder gunstig bijwerkingenprofiel. Vanwege het verhoogde risico op intra-oculaire ontsteking met gelijktijdige retinale vasculitis en/of retinale vaatocclusie gelden er volgens de NOG-richtlijn Leeftijdsgebonden maculadegeneratie (2023) specifieke aanbevelingen; zie de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Overweeg bij mild centraal diabetisch macula oedeem en een nog goede visus (≥ 0,8), een afwachtend beleid met regelmatige controles (bv. elke 3 mnd). Begin bij visusdaling op basis van centraal diabetisch macula oedeem te behandelen met een intravitreale VEGF-remmer. Start met bevacizumab, maar overweeg aflibercept bij een visus ≤ 0,4. Zie voor het verdere beleid de overige aanbevelingen in de module Behandeling van diabetisch macula oedeem (update 2023) van de NIV-richtlijn Diabetische retinopathie (2017).
Indicaties
- Exsudatieve (natte) leeftijdsgebonden maculadegeneratie met overwegend klassieke subfoveale choroïdale neovascularisatie (CNV) bij volwassenen.
- Subfoveale choroïdale neovascularisatie veroorzaakt door pathologische myopie bij volwassenen.
Indicaties
Bij volwassenen met:
- Neovasculaire ('natte') leeftijdsgebonden maculadegeneratie (LMD);
- Visusverslechtering door diabetisch macula-oedeem (DME).
Doseringen
Leg om extravasatie te voorkomen een vast intraveneus infuus in de grootst mogelijke arm-ader aan voordat de infusie met verteporfine start; zie voor meer informatie de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen. Tijdens de infusie de patiënt nauwlettend volgen.
Gedurende 48 uur na het infuus de onbeschermde huid en ogen niet blootstellen aan direct zonlicht of fel kunstlicht; zie voor meer informatie de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Subfoveale choroïdale neovascularisatie
Volwassenen inclusief ouderen (≥ 65 jaar)
6 mg/m² lichaamsoppervlak, opgelost in 30 ml infusievloeistof gedurende 10 min i.v. toedienen. Vijftien min na start van het infuus lichtactivering met niet-thermisch rood licht (golflengte 689 nm ± 3 nm) met een lichtdosering van 50 J/cm² (lichtintensiteit 600 mW/cm² gedurende 83 seconden). Na de behandeling iedere 3 mnd. oculair onderzoek uitvoeren. Bij nieuwe CNV–lekkage eventueel de behandeling herhalen tot maximaal 4×/jaar. Er zijn geen klinische gegevens beschikbaar over een gelijktijdige behandeling van het tweede oog. Indien gelijktijdige behandeling aan het tweede oog noodzakelijk wordt geacht, onmiddellijk na de toediening van licht aan het eerste oog, licht aan het tweede oog toedienen, niet later dan 20 minuten na de start van de infusie.
Verminderde leverfunctie: Dit middel is gecontra-indiceerd bij een ernstige leverfunctiestoornis. Wees voorzichtig bij patiënten met een matig gestoorde leverfunctie of galwegobstructie; zie de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen. Bij een licht gestoorde leverfunctie is geen dosisaanpassing nodig.
Verminderde nierfunctie: Er is geen ervaring; een aanpassing van de dosering lijkt op basis van farmacokinetische gegevens niet nodig.
Toediening
- Verteporfine oplossen in achtereenvolgens water voor injectie en 5% glucose–oplossing.
- Verteporfine is onverenigbaar met andere parenterale oplossingen (zoals natriumchloride-oplossing).
Doseringen
Let op! de wegwerpspuit bevat een overmaat aan vloeistof; voorafgaand aan de injectie de overmaat verwijderen.
Uitsluitend toedienen met geschikte druppelanesthesie en preoperatieve desinfectie met povidonjodium-oogdruppels, onder aseptische omstandigheden, en door een oogarts met ervaring met intravitreale injectie.
Brolucizumab niet starten bij een intra-oculaire druk van ≥ 30 mmHg; zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Neovasculaire (natte) leeftijdsgebonden maculadegeneratie (LMD)
Volwassenen (incl. ouderen)
Inductiebehandeling: Intravitreale injectie: 6 mg (= 1 injectie van 0,05 ml) 1×/4 weken (maandelijks) voor de eerste 3 doses. Een beoordeling van de ziekteactiviteit wordt aanbevolen 16 weken (4 mnd) na start van de behandeling. Als alternatief kan 6 mg 1×/6 weken worden toegediend voor de eerste 2 doses. Een beoordeling van de ziekteactiviteit wordt aanbevolen 12 weken (3 mnd) na start van de behandeling. Een derde dosis kan worden toegediend op basis van ziekteactiviteit, te beoordelen aan de hand van gezichtsscherpte en/of anatomische parameters in week 12.
Onderhoudsbehandeling: Na de laatste oplaaddosis kunnen de behandelintervallen individueel worden aangepast op basis van ziekteactiviteit, te beoordelen aan de hand van gezichtsscherpte en/of anatomische parameters. Overweeg bij patiënten zonder ziekteactiviteit toediening elke 12 weken (3 mnd) en bij patiënten met ziekteactiviteit elke 8 weken (2 mnd). Indien er geen effect (meer) optreedt de behandeling staken.
Diabetisch macula–oedeem (DME)
Volwassenen (incl. ouderen)
Intravitreale injectie: 6 mg (= 1 injectie van 0,05 ml) 1×/6 weken in het aangetaste oog voor de eerste 5 doses. Daarna de behandelintervallen individueel aanpassen op basis van de ziekteactiviteit (d.w.z. gezichtsscherpte en/of anatomische parameters). Overweeg bij patiënten zonder ziekteactiviteit toediening elke 12 weken (3 mnd) en bij patiënten met ziekteactiviteit elke 8 weken (2 mnd). Na 12 maanden behandeling kunnen bij patiënten zonder ziekteactiviteit behandelintervallen tot 16 weken (4 mnd) worden overwogen. Indien er geen effect (meer) optreedt de behandeling staken.
Verminderde lever- of nierfunctie: geen dosisaanpassing nodig.
Toediening: Uitsluitend voor eenmalig gebruik en voor de behandeling van één oog.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): Visuele stoornissen (wazig en onduidelijk zien, fotopsie, zwarte vlekken, donkere halo's, scotoom). Ernstige (soms deels reversibele) verminderde gezichtsscherpte binnen 7 dagen na behandeling. Misselijkheid. Dyspneu. Infusiegerelateerde pijn op de borst en rugpijn uitstralend naar bekken, schouders en ribbenkast. Lichtgevoeligheidsreacties. Overgevoeligheidsreacties. Hypercholesterolemie. Syncope, hoofdpijn, duizeligheid, asthenie. Bijwerkingen op de injectieplaats zoals pijn, oedeem, ontsteking en extravasatie.
Soms (0,1-1%): Retinaloslating, vitreuze bloeding, retinale bloeding, retinaal oedeem. Huiduitslag, urticaria, jeuk. Hypertensie. Hyperesthesie. Koorts. Bijwerkingen op de injectieplaats zoals bloeding, verkleuring en overgevoeligheid.
Zelden (0,01-0,1%): Non-perfusie van retinale of choroïdale vaten. Malaise.
Verder zijn gemeld: Scheuring van het retinale pigmentepitheel, macula–oedeem. Anafylactische reacties. Vasovagale reacties en overgevoeligheidsreacties gerelateerd aan infusie. Myocardinfarct (in het bijzonder bij patiënten met een cardiovasculaire voorgeschiedenis, soms binnen 48 uur na de infusie). Blaasjes en necrose op de injectieplaats.
Bijwerkingen
De meeste bijwerkingen kunnen worden toegeschreven aan de oculaire injectieprocedure.
Lokaal
Vaak (1-10%): verhoogde intra-oculaire druk, cataract, oogpijn, glasvochtloslating, glasvochtbloeding, retinale bloeding, retinale vaatocclusie, retinascheur, retinale pigment-epitheelscheur, uveïtis, iritis, iridocyclitis, 'mouches volantes', keratitis punctata, abrasie van de cornea, conjunctivale bloeding, conjunctivitis, wazig zien.
Soms (0,1-1%): blindheid, endoftalmitis, retinaloslating, loslating van het retinale pigmentepitheel, vitritis, ontsteking in en/of 'flare' van de voorste oogkamer, (epi)scleritis, cornea-oedeem, conjunctivale hyperemie, verhoogde traanproductie.
Verder zijn gemeld: retinale vaatocclusie, retinale vasculitis; vooral bij vrouwen en Japanse patiënten. Zie voor meer informatie Waarschuwingen en voorzorgen.
Intra-oculaire ontstekingsverschijnselen treden vaker op bij patiënten met verhoogde antilichaamvorming; zie voor meer informatie de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Systemisch
Vaak (1-10%): overgevoeligheidsreacties zoals huiduitslag, urticaria, jeuk en erytheem.
Bij gebruik van intravitreale VEGF-remmers zijn niet-oculaire bloedingen en arteriële trombotische complicaties gemeld. Er is een theoretisch risico op arteriële trombo-embolische aandoeningen, waaronder het optreden van een hersen- of myocardinfarct, na intravitreaal gebruik van brolucizumab ten gevolge van systemische VEGF-remming; zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Interacties
Op theoretische gronden stijging van de kans op lichtgevoeligheidsreacties bij gelijktijdig gebruik van andere fotosensibiliserende geneesmiddelen zoals tetracyclinen, sulfonamiden, fenothiazinen, sulfonylureumderivaten en thiazide-diuretica. Ook zou op theoretische gronden een interactie kunnen optreden met middelen die het vasculaire endotheel veranderen (bv. calciumkanaalblokkers, polymyxine–B, stralingstherapie), middelen die vrije radicalen wegvangen (bv. antioxidanten, DMSO, formiaat, mannitol, alcohol) en met middelen die bloedvatocclusie tegengaan (bv. vasodilatatoren, tromboxaan–A2–remmers).
Interacties
Over gelijktijdig gebruik met andere anti-VEGF-geneesmiddelen (systemisch of oculair) zijn geen gegevens beschikbaar; dergelijk gelijktijdig gebruik wordt ontraden.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren in één diersoort en in zeer hoge doses teratogeen gebleken (o.a. anoftalmie, microftalmie, golvende ribben).
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij mens en dier, onvoldoende gegevens. Op grond van het werkingsmechanisme van VEGF-remmers is er een potentieel risico voor wat betreft de embryo-/foetale ontwikkeling. De verwachte systemische blootstelling na intra-oculaire toediening is echter zeer laag.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende en tot ten minste 1 maand na staken van de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in kleine hoeveelheden.
Advies: Borstvoeding ontraden gedurende 48 uur na toediening.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend, zowel bij mens als dier. Een nadelig effect bij de zuigeling kan daarom niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden. Het geven van borstvoeding ontraden tot ten minste 1 maand na staken van de therapie.
Contra-indicaties
- acute porfyrie;
- ernstig gestoorde leverfunctie.
Contra-indicaties
- actieve of vermoede (peri)oculaire infectie;
- actieve intra-oculaire ontsteking;
- volgens de NOG-richtlijn Leeftijdsgebonden maculadegeneratie (2023): bij een voorgeschiedenis van intra-oculaire ontsteking of retinale occlusie in de afgelopen 12 maanden.
Waarschuwingen en voorzorgen
Vanwege de mogelijkheid van ernstige vasovagale reacties en overgevoeligheidsreacties de patiënt onder streng medisch toezicht houden tijdens infusie. Anafylactische reacties met soms convulsies zijn gemeld. Wees voorzichtig bij behandeling met verteporfine onder algehele anesthesie; wees alert op het optreden van anafylactische reacties.
Fotosensibilisatie en blootstelling aan licht: gedurende 48 uur na het infuus de onbeschermde huid en ogen niet blootstellen aan direct zonlicht of fel kunstlicht (zoals zonnestudio's, heldere halogeenverlichting, verlichting in operatiekamers en behandelkamers van de tandarts, en lichtgevende medische hulpmiddelen (pulse–oximeters)). Als de patiënt binnen 48 uur na het infuus buiten in het daglicht komt, huid en ogen beschermen middels beschermende kleding en een donkere zonnebril. UV–zonneschermen bieden onvoldoende bescherming. Normaal omgevingslicht in huis is veilig en zorgt bovendien voor een snelle afvoer van verteporfine via de huid ('photobleaching').
Extravasatie kan, met name bij blootstelling aan licht, ernstige pijn, ontsteking, necrose, zwelling, blaarvorming of verkleuring op de infusieplaats veroorzaken. In geval van extravasatie de infusie onmiddellijk staken. Koude kompressen plaatsen (eventueel pijnstillers geven) en het aangedane gebied goed beschermen tegen direct helder licht tot de zwelling en verkleuring zijn verdwenen.
Bij een ernstige afname van het gezichtsvermogen (≥ 4 regels) binnen een week na de behandeling niet opnieuw behandelen voordat het gezichtsvermogen volledig is hersteld tot het niveau van voor de behandeling; potentiële voor- en nadelen van voortzetting van de behandeling zorgvuldig overwegen.
Wees voorzichtig bij matig gestoorde leverfunctie en galwegobstructie vanwege onvoldoende ervaring. Een verhoogde blootstelling is mogelijk aangezien verteporfine voornamelijk via de gal wordt uitgescheiden. Zie ook de rubriek Contra-indicaties.
Bij kinderen zijn de veiligheid en werkzaamheid niet vastgesteld.
Waarschuwingen en voorzorgen
Intravitreale injectie en reacties: Controleer de patiënt in de week na de intravitreale injectie, zodat bij het optreden van een infectie vroegtijdige behandeling mogelijk is. De patiënt instrueren om mogelijke symptomen van endoftalmitis of van overige reacties samenhangend met de intravitreale injectie (intra-oculaire ontsteking, glasvochtbloeding, retinaloslating en/of scheur, traumatisch cataract) direct te melden. Daarbij direct contact laten opnemen bij één of meer van de volgende klachten: oogpijn of toegenomen ongemak, toename van de roodheid van het oog, waziger zien of verminderd zicht, een toegenomen aantal zwevende kleine deeltjes in het zicht, of een verhoogde gevoeligheid voor licht (fotofobie).
Het risico op een intra-oculaire ontsteking, vaak gepaard gaande met retinale vasculitis en/of retinale vaatocclusie, na intravitreale injectie met brolucizumab is in de eerste 6 maanden van behandeling het grootst. Volgens de NOG-richtlijn Leeftijdsgebonden maculadegeneratie (2023) gelden er daarom specifieke aanbevelingen bij de toepassing:
- Geef brolucizumab niet in beide ogen op hetzelfde moment;
- Geef brolucizumab niet in ogen met een actieve of doorgemaakte intra-oculaire ontsteking of doorgemaakte retinale (occlusieve) vasculitis in de voorafgaande 12 maanden;
- Bespreek de bijwerkingen en instrueer de patiënt om zich extra te laten controleren bij klachten zoals 'floaters', visusdaling of fotofobie;
- Controleer 2–4 weken na iedere intravitreale injectie met brolucizumab op intra-oculaire ontsteking en retinale (occlusieve) vasculitis gedurende de eerste 6 maanden. Maak bij twijfel een fluorescentie angiogram;
- Staak de behandeling direct in geval van een intra-oculaire ontsteking en/of retinale vasculitis.
Volgens de fabrikant moet het interval tussen twee doses tijdens de onderhoudsbehandeling minstens 8 weken bedragen, vanwege de hogere incidentie van intra-oculaire ontsteking (waaronder retinale vasculitis) en retinale vaatocclusie bij een korter interval.
Immunogeniciteit door antilichaamvorming kan zich ook uiten in (een toename van de ernst van) een intra-oculaire ontsteking (zie bovenstaande alinea). Na langdurige toediening werden bij 23–25% van de LMD-patiënten en bij 16–23% van de DME-patiënten (na 88 weken resp. 96 weken toediening) antilichamen tegen brolucizumab gedetecteerd, en werden er een groter aantal bijwerkingen met betrekking tot intra-oculaire ontsteking waargenomen. Antilichamen tegen brolucizumab werden niet geassocieerd met een veranderde klinische werkzaamheid.
Behandeling staken bij regmatogene retinale loslating of stadium 3 of 4 maculaire gaten. Loslating van het retinapigment-epitheel (RPE) met een grote afmeting en/of hoge intensiteit is een risicofactor voor het ontwikkelen van een scheur in het RPE-blad.
Arteriële trombotische voorvallen; De fabrikant adviseert bij een voorgeschiedenis van een TIA, beroerte of myocardinfarct in de voorafgaande 3 maanden voorzichtig te zijn, vanwege relatief weinig gegevens over de veiligheid bij de behandeling van deze patiënten met intravitreale VEGF-remmers. Arteriële trombotische voorvallen zijn gemeld bij gebruik van intravitreale VEGF-remmers en er is een theoretisch risico dat deze geassocieerd zijn met VEGF-remming. Volgens de richtlijnen Leeftijdsgebonden maculadegeneratie (2023) en Diabetische retinopathie (update 2023) zijn er bij de behandeling met anti-VEGF middelen geen aanwijzingen voor een verhoogd risico op arterieel trombo-embolische voorvallen.
Toename intra-oculaire druk: Controleer bij patiënten met slecht gereguleerd glaucoom, de intra-oculaire druk en de perfusie van de oogzenuw (papil) wegens het mogelijk optreden van toename van de intra-oculaire druk binnen 30–60 min na injectie. Injecteer geen brolucizumab als de intra-oculaire druk ≥ 30 mmHg bedraagt. Steriele paracentese-uitrusting dient uit voorzorg beschikbaar te zijn.
Behandeling onderbreken of niet starten bij:
- een afname in de best gecorrigeerde gezichtsscherpte (BCVA) van ≥ 30 letters vergeleken met de laatste beoordeling;
- een intra-oculaire druk ≥ 30 mmHg;
- een retinascheur;
- een subretinale bloeding in het centrum van de fovea óf als de bloeding ≥ 50% van het totale laesie-oppervlak is;
- een intra-oculaire operatieve ingreep in de afgelopen of komende 28 dagen.
Bij diabetespatiënten met een HbA1c > 10% of met proliferatieve diabetische retinopathie is relatief weinig ervaring. Er is geen ervaring bij diabetespatiënten met niet-gecontroleerde hypertensie.
Onderzoeksgegevens
- De veiligheid en werkzaamheid van toediening in beide ogen tegelijkertijd en bij kinderen is niet onderzocht;
- Brolucizumab is niet onderzocht bij een verminderde leverfunctie; naar verwachting heeft een leverfunctiestoornis geen invloed op de (zeer geringe) systemische blootstelling, omdat het metabolisme niet afhangt van de leverfunctie; zie ook de rubriek Kinetische gegevens;
- Een lichte tot matig-ernstige nierfunctiestoornis heeft geen invloed op de totale systemische blootstelling. Brolucizumab is niet onderzocht bij een ernstige nierfunctiestoornis.
Overdosering
Een overdosering kan resulteren in verlenging van de periode voor fotosensibilisatie. In zulke gevallen de huid en het oog tegen direct zonlicht of helder kunstlicht blijven beschermen voor een periode die evenredig is aan de toegediende overdosis.
Neem voor verdere informatie over een vergiftiging met verteporfine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Controleer in geval van overdosering (toediening van een groter dan aanbevolen injectievolume) de intra-oculaire druk en behandel deze indien nodig.
Eigenschappen
Een derivaat van benzoporfyrine, dat selectief en snel wordt opgenomen door snel woekerende cellen. Verteporfine wordt pas werkzaam na activering door licht ('fotosensitizer') in aanwezigheid van zuurstof, waardoor cytotoxische vrije zuurstofradicalen ontstaan. Dit leidt tot beschadiging van de endotheelcellen van snelgroeiende bloedvaten in de choroidea, met vaatocclusie en onder bepaalde omstandigheden celdood tot gevolg.
Kinetische gegevens
T max | op het eind van de infusie (d.w.z. na 10 min). |
V d | 0,6 l/kg. |
Eiwitbinding | 90% (m.n. plasmalipoproteïnen). |
Metabolisering | 5–10% wordt in het plasma en in de lever d.m.v. esterasen omgezet in een actieve metaboliet. |
Eliminatie | met de feces (grotendeels ongewijzigd). |
T 1/2el | 5–6 uur (verteporfine). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Brolucizumab is een gehumaniseerd monoklonaal Fv-antilichaamfragment bestaande uit één keten (scFv). Het bindt met een hoge affiniteit aan VEGF-A-isovormen en voorkomt daarmee dat VEGF-A bindt aan de receptoren (VEGFR-1 en VEGFR-2). Door de binding van VEGF-A te remmen, onderdrukt brolucizumab endotheliale celproliferatie, waardoor pathologische neovascularisatie wordt verminderd en de vasculaire doorlaatbaarheid afneemt.
Kinetische gegevens
T max | < 1 dag (plasma). |
Metabolisering | niet afhankelijk van de lever- (of nier)functie; naar verwachting via proteolyse. |
Eliminatie | passief via de urine. |
T 1/2el | 4,3 ± 1,9 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
verteporfine hoort bij de groep maculadegeneratiemiddelen.
Groepsinformatie
brolucizumab hoort bij de groep maculadegeneratiemiddelen.