Samenstelling
Navelbine (als ditartraat) XGVS Pierre Fabre Benelux
- Toedieningsvorm
- Capsule, zacht
- Sterkte
- 20 mg, 30 mg
Bevat tevens ethanol en sorbitol.
Vinorelbine (als ditartraat) XGVS Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 10 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 1 ml, 5 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Vincristine (sulfaat) XGVS Pharmachemie bv
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 1 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 1 ml, 2 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Zie voor de behandeling van borstkanker en niet-kleincellig longcarcinoom de geldende behandelrichtlijnen op richtlijnendatabase.nl.
Advies
Zie voor de behandeling van de betreffende indicaties de geldende behandelrichtlijnen op o.a. richtlijnendatabase.nl en hovon.nl.
Indicaties
Mammacarcinoom
- Gevorderd mammacarcinoom, als monotherapie of in combinatietherapie.
Niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC)
- Gevorderd NSCLC, als monotherapie of in combinatie met andere chemotherapie.
- Adjuvante behandeling van NSCLC in combinatie met platina-gebaseerde chemotherapie.
Indicaties
Als monotherapie of in combinatie met andere oncolytica bij:
- acute lymfatische leukemie (ALL);
- maligne lymfomen;
- multipel myeloom;
- vaste tumoren, zoals (gemetastaseerd) mammacarcinoom, kleincellig longcarcinoom;
- rabdomyosarcoom, Ewingsarcoom, primitieve neuro-ectodermale tumoren (zoals medulloblastoom, neuroblastoom), Wilms-tumor, retinoblastoom;
- immuungemedieerde trombocytopenie (ITP), die niet verbeterde na een splenectomie en een kortdurende behandeling met adrenocorticoïden.
Doseringen
Geef bij orale toediening anti-emetica als premedicatie.
Gevorderd mammacarcinoom
Volwassenen
Oraal:
Monotherapie: begindosering 60 mg/m² lichaamsoppervlak 1×/week gedurende 3 weken; max. 120 mg/week. Na de derde toediening de dosis verhogen naar 80 mg/m² 1×/week, max. 160 mg/week; tenzij het aantal neutrofielen eenmalig is gezakt tot < 0,5 × 10 9/l of meer dan eens tot 0,5–1,0 × 10 9/l. In die gevallen wachten tot herstel naar normaalwaarden en de dosering van 60 mg/m² handhaven gedurende de eerstvolgende 3 toedieningen. Daarna kan de dosering opnieuw worden verhoogd tot 80 mg/m², afhankelijk van het neutrofielenaantal.
Combinatietherapie: de dosis aanpassen aan het behandelingsprotocol.
Intraveneus:
Monotherapie: 25–30 mg/m² lichaamsoppervlak 1×/week. De maximale totale dosis per toediening is 60 mg.
Combinatietherapie: 25-30 mg/m² lichaamsoppervlak op dag 1 en dag 5 elke 3 weken of op dag 1 en dag 8 elke 3 weken, max. 60 mg per keer.
Niet-kleincellig longcarcinoom
Volwassenen
Oraal:
Monotherapie: begindosering 60 mg/m² lichaamsoppervlak 1×/week gedurende 3 weken; max. 120 mg/week. Na de derde toediening de dosis verhogen naar 80 mg/m² 1×/week, max. 160 mg/week; tenzij het aantal neutrofielen eenmalig is gezakt tot < 0,5 × 10 9/l of meer dan eens tot 0,5–1,0 × 10 9/l. In die gevallen wachten tot herstel naar normaalwaarden en de dosering van 60 mg/m² handhaven gedurende de eerstvolgende 3 toedieningen. Daarna kan de dosering opnieuw worden verhoogd tot 80 mg/m², afhankelijk van het neutrofielenaantal.
Combinatietherapie: de dosis aanpassen aan het behandelingsprotocol.
Intraveneus: 25–30 mg/m² lichaamsoppervlak 1×/week, in combinatie met cisplatine. De maximale totale dosis per toediening is 60 mg.
Adjuvante behandeling: 30 mg/m² lichaamsoppervlak 1×/week gedurende 16 weken, in combinatie met cisplatine. De maximale totale dosis per toediening is 60 mg.
Dosisaanpassing bij leverfunctiestoornissen
Volwassenen
Oraal: bij lichte leverfunctiestoornis (bilirubine < 1,5 × ULN en ASAT/ALAT 1,5–2,5 × ULN) is de dosis 60 mg/m² 1×/week. Bij matige leverfunctiestoornis (bilirubine 1,5–3,0 × ULN ongeacht ASAT/ALAT) is de dosis oraal 50 mg/m² 1×/week. Bij ernstiger gestoorde leverfunctie niet toedienen, vanwege onvoldoende gegevens over effectiviteit en veiligheid.
Intraveneus: bij ernstige leverfunctiestoornissen 20 mg/m² 1×/week.
Bij een neutrofielenaantal < 1,5 × 109/l of trombocytenaantal < 100 × 109/l, de behandeling uitstellen tot normalisatie is opgetreden.
Toediening
- Oraal: de capsules heel innemen met water tijdens een maaltijd. Na overgeven binnen enkele uren na inname geen dosis herhalen.
- Intraveneus: Het concentraat voor infusie na verdunning intraveneus toedienen via een langzame bolusinjectie (6–10 min) of een kortdurende infusie (20–30 min); daarna de ader doorspoelen met fysiologische zoutoplossing.
Doseringen
Let op: Vincristine mag uitsluitend intraveneus worden toegediend. Intrathecale toediening kan fatale neurotoxiciteit veroorzaken.
Controleer het leukocytenaantal vóór en ná iedere toediening.
ALL, maligne lymfoom, multipel myeloom, vaste tumoren, rabdomyosarcoom, Ewingsarcoom, primitieve neuro-ectodermale tumoren, Wilms-tumor, retinoblastoom, ITP.
Volwassenen incl. ouderen
Gebruikelijk is 1,4 mg/m² lichaamsoppervlak 1×/week. Max. 2,0 mg 1×/week.
Kinderen > 10 kg lichaamsgewicht
Gebruikelijk is 1,5 tot 2,0 mg/m² lichaamsoppervlak 1×/week.
Kinderen ≤ 10 kg
Gebruikelijk is 0,05 mg/kg lichaamsgewicht 1×/week.
Dosisaanpassing bij verminderde leverfunctie: verlaag bij obstructieve icterus of andere leverfunctiestoornissen zo nodig de dosering. Verlaag de dosis met 50% bij een direct serumbilirubineconcentratie > 51 micromol/l. Gecontra-indiceerd bij ernstige leverfunctiestoornis.
Dosisaanpassing bij neurotoxiciteit: staak de behandeling tot herstel van ernstige neurotoxiciteit en hervat met een verlaagde dosis van 50%.
Toediening: i.v. toedienen via een infuus of als bolusinjectie, in ten minste 1 minuut via een lopend infuus. Om vasculaire irritatie te voorkómen de vene na toediening goed doorspoelen.
Bijwerkingen
Oraal
Zeer vaak (> 10%): bacteriële, virale of schimmelinfectie. Myelosuppressie leidend tot neutropenie (ca. 48% ernstig), leukopenie, anemie en/of trombocytopenie. Neurosensorische stoornis zoals verlies van peesreflexen. Anorexie, stomatitis, misselijkheid, braken, buikpijn, diarree, obstipatie. Haaruitval. Vermoeidheid, malaise, koorts. Gewichtsverlies.
Vaak (1-10%): febriele neutropenie. Slapeloosheid. Neuromotorische stoornis, hoofdpijn, duizeligheid, smaakstoornis. Visusstoornis. Arteriële hypertensie of hypotensie. Dyspneu, hoesten. Slikstoornis, oesofagitis, leverstoornis. Huidreactie. Gewrichtspijn, spierpijn. Dysurie. Pijn op de plaats van de tumor. Rillingen. Gewichtstoename.
Soms (0,1-1%): ataxie. Hartfalen, cardiale aritmie. Paralytische ileus.
Verder zijn gemeld: sepsis (soms fataal). Ernstige hyponatriëmie, syndroom van inadequate secretie van antidiuretisch hormoon (SIADH). Myocardinfarct. Maag-darmbloeding. Trombocytopenie, pancytopenie. Reversibele stijging van leverfunctiewaarden. Posterieur reversibel encefalopathie syndroom.
Bij combinatietherapie kunnen bijwerkingen vaker optreden en ernstiger verlopen.
Parenteraal
Zeer vaak (> 10%): neutropenie (nadir 7–14 dagen na toediening; ca. 52% ernstig), anemie. Neurologische stoornissen zoals verlies van diepe peesreflexen. Stomatitis, oesofagitis, misselijkheid, braken, obstipatie, anorexie. Alopecia. Vermoeidheid, koorts, asthenie, reacties op de injectieplaats (incl. pijn, flebitis, verkleuring, brandwonden). Verhoogde leverfunctiewaarden (AF, ASAT, ALAT, totaal bilirubine).
Vaak (1-10%): trombocytopenie, febriele neutropenie; fatale afloop is gemeld. Bacteriële, virale of schimmelinfectie. Allergische reacties (waaronder anafylaxie en angio-oedeem), huidreacties (o.a. huiduitslag, jeuk, urticaria, erytheem van handen en voeten). Myalgie, artralgie. Verhoogd creatinine.
Soms (0,1-1%): sepsis; fatale afloop is gemeld. Dyspneu, bronchospasme. Hypo- of hypertensie, blozen, koude acra. Paresthesieën.
Zelden (0,01-0,1%): ischemische hartziekte (tijdelijke ECG-veranderingen, angina pectoris, myocardinfarct), collaps. Interstitiële longziekte. Paralytische ileus, pancreatitis. Zwakte van de benen, kaakpijn. Necrose op de injectieplaats. Ernstige hyponatriëmie.
Zeer zelden (< 0,01%): tachycardie, palpitaties, hartritmestoornissen. SIADH. Guillain-Barrésyndroom.
Verder zijn gemeld: hartfalen. Gastro-intestinale bloeding, buikpijn, diarree. Hoest, longembolie, 'acute respiratory distress syndrome'. Rillingen. Gewichtsverlies. Leverfunctiestoornis. Pancytopenie, leukopenie. Hoofdpijn, duizeligheid, ataxie, posterieur reversibel encefalopathie syndroom. Hyperpigmentatie van de huid. Longembolie.
Bijwerkingen
Meest voorkomend is dosis-, behandelduur- en leeftijdafhankelijke (doorgaans reversibele) neurotoxiciteit: perifere neuropathie (bijna alle patiënten), verminderde reflexen, paresthesie, neuralgische pijn (o.a. in kaak en testikels), spierzwakte, atactische gang en hersenzenuwaantastingen (waardoor bv. heesheid, stembandparese, oogspierzwakte, dubbelzien, optische atrofie), corticale blindheid.
Zeer vaak (> 10%): alopecia.
Vaak (1–10%): voorbijgaande trombocytose. Acute dyspneu en bronchospasmen (vooral in combinatie met mitomycine). Misselijkheid, braken, buikpijn, obstipatie incl. fecale impactie met koliek-achtige buikpijn. Azoöspermie (zie onder Zwangerschap). Irritatie op de injectieplaats.
Soms (0,1–1%): ernstige myelosuppressie, anemie, leukopenie, trombocytopenie. Convulsies, vaak met hypertensie, in enkele gevallen bij kinderen gevolgd door coma. Verwardheid, depressie, agitatie, slapeloosheid, psychosen en hallucinaties. Doofheid. Coronaire vaataandoening en myocardinfarct (bij combinatietherapie en voorafgaande radiotherapie van het mediastinum). Verminderde eetlust, anorexie, gewichtsverlies, diarree, paralytische ileus (met name bij jonge kinderen). Hyperurikemie soms leidend tot acute urinezuur-nefropathie, polyurie, dysurie, blaasatonie met als gevolg urineretentie. Amenorroe. Koorts, reactie op de injectieplaats (flebitis, pijn, cellulitis, necrose).
Zelden (0,01–0,1%): allergische reactie incl. anafylaxie, huiduitslag en oedeem. Hypertensie, hypotensie. Hoofdpijn. Ontsteking van het mondslijmvlies, intestinale necrose en/of perforatie, hepato-occlusieve aandoening (m.n. bij kinderen). Syndroom van inadequate ADH-secretie (SIADH).
Verder zijn gemeld: secundaire maligniteiten (in combinatietherapie met andere oncolytica). Leuko-encefalopathie. Pancreatitis. Urine-incontinentie.
Interacties
Niet gelijktijdig gebruiken met levende verzwakte vaccins, vanwege het risico van systemische, mogelijk dodelijke gegeneraliseerde vaccinatieziekte; de vaccinatie voor gele koorts is gecontra–indiceerd.
Bij gelijktijdige of voorafgaande behandeling met mitomycine kan enkele uren na toediening van vinorelbine pulmonale toxiciteit optreden met symptomen zoals dyspneu, rhonchi, infiltratieve longafwijkingen en bronchospasme.
Gelijktijdige toediening van stoffen die CYP3A4 sterk induceren (bv. fenytoïne, fenobarbital, rifampicine, carbamazepine, sint-janskruid) of sterk remmen (bv. itraconazol, ketoconazol, HIV-proteaseremmers, erytromycine, claritromycine) kunnen het metabolisme van vinorelbine beïnvloeden.
Gelijktijdig gebruik van fenytoïne wordt afgeraden wegens meer kans op convulsies door verminderde absorptie van fenytoïne.
Gelijktijdig gebruik van itraconazol wordt afgeraden vanwege mogelijke toename van neurotoxiciteit.
Het gelijktijdig gebruik van sterke remmers van Pgp (ritonavir, ciclosporine, verapamil, kinidine) of sterke inductoren kan de concentratie van vinorelbine veranderen.
Bij gelijktijdig gebruik van ciclosporine of tacrolimus bestaat een risico van overmatige immuunsuppressie met kans op lymfoproliferatie.
Niet gelijktijdig toedienen met radiotherapie waarbij de lever betrokken is.
Voorzichtig bij gelijktijdig gebruik met corticosteroïden, anders dan voor een chronische aandoening behandeld met een lage dosering.
Interacties
Gelijktijdig gebruik van CYP3A4- en/of Pgp-remmers (zoals ritonavir, claritromycine, erytromycine, itraconazol, ketoconazol, voriconazol, fluoxetine, grapefruit-/pompelmoessap, ciclosporine, nifedipine) vermijden omdat de plasmaconcentratie van vincristine kan stijgen.
Bij gelijktijdig gebruik met L-asparaginase, vincristine 12-24 vóór toediening van L-asparaginase geven.
Radiotherapie kan de perifere neurotoxiciteit van vincristine vergroten. Combinatie met andere neurotoxische geneesmiddelen (bv. isoniazide en ciclosporine) versterkt de neurotoxiciteit van vincristine.
Gelijktijdig gebruik met mitomycine kan acute pulmonale reacties geven.
Bij gelijktijdig gebruik van koloniestimulerende factoren (G-CSF of GM–CSF) zijn atypische neuropathieën in distale extremiteiten vaker gemeld.
Bij gelijktijdig gebruik met bleomycine kan vincristine, dosisafhankelijk, het syndroom van Raynaud veroorzaken.
Bij gelijktijdig gebruik met tacrolimus kan overmatige immunosuppressie ontstaan met kans op lymfoproliferatie.
De bloedspiegel van fenytoïne kan dalen, combinatie wordt niet aanbevolen. De absorptie van digoxine kan verminderd zijn, pas zo nodig de dosis van digoxine aan.
Vaccinatie met levend-verzwakte vaccins wordt ontraden bij verlaagde immunocompetentie; bij leukemie in remissie wachten met vaccineren tot ten minste 3 maanden na de laatste chemotherapie.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren schadelijk gebleken (vergroeiing van de wervels, ontbrekende ribben).
Advies: Gebruik alleen op strikte indicatie.
Vruchtbaarheid: Raad een man voorafgaand aan de behandeling aan om advies in te winnen over cryopreservatie van sperma, omdat vinorelbine tot irreversibele infertiliteit kan leiden.
Overige: Een vruchtbare vrouw of man dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende en tot 7 maanden (vrouw) of 4 maanden (man) na de therapie.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren schadelijk gebleken.
Farmacologisch effect: Mogelijk.
Advies: Gebruik ontraden, met name tijdens het eerste trimester.
Vruchtbaarheid: Vincristine kan tijdelijke of permanente onvruchtbaarheid veroorzaken, afhankelijk van de leeftijd waarop het wordt toegediend. Azoöspermie is vaak gemeld na combinatietherapie met prednison, cyclofosfamide en procarbazine. Raad een vruchtbare man voorafgaand aan de behandeling aan om advies in te winnen over cryopreservatie van sperma.
Overige: Een vruchtbare vrouw of man dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste zes maanden na de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Het geven van borstvoeding is gecontra-indiceerd.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Tijdens behandeling geen borstvoeding geven.
Contra-indicaties
- ernstige leverfunctiestoornis (geen verband houdend met het tumorproces);
- neutrofielenaantal < 1,5 × 109/l of ernstige infectie (aanwezig of binnen de laatste twee weken);
- trombocytenaantal < 100 × 109/l.
Bij orale toediening tevens: aandoening die de absorptie sterk beïnvloedt (incl. uitgebreide of gedeeltelijke operatieve verwijdering van maag of dunne darm in de voorgeschiedenis); afhankelijkheid van zuurstoftherapie.
Zie voor meer contra-indicaties de rubrieken Zwangerschap, Lactatie en Interacties.
Contra-indicaties
- overgevoeligheid voor vinca-alkaloïden;
- ernstige leverfunctiestoornis;
- neuromusculaire aandoeningen (zoals demyeliniserende vorm van ziekte van Charcot-Marie-Tooth);
- obstipatie en dreigende ileus, vooral bij kinderen;
- radiotherapie waarbij de lever betrokken is.
Waarschuwingen en voorzorgen
Voorafgaand aan elke toediening het bloedbeeld (hemoglobinegehalte, leukocyten-, neutrofielen- en trombocytenaantal) controleren, in verband met beenmergremming. Op grond hiervan kan onderbreking van de behandeling of dosisverlaging nodig zijn.
Wees voorzichtig bij een ischemische cardiovasculaire aandoening in de anamnese.
Bij extravasatie kunnen lokale reacties, inclusief necrose, optreden. In dat geval de toediening staken, de vene ruim spoelen met fysiologisch zout en de resterende hoeveelheid in een andere vene injecteren. Bij extravasatie zo nodig glucocorticosteroïden i.v. geven.
Bij contact met de ogen kan ernstige irritatie en corneale ulceratie optreden; bij contact de ogen direct goed spoelen met fysiologische zoutoplossing en een oogarts raadplegen.
De vloeibare inhoud van de capsule heeft irriterende eigenschappen; na contact met huid, slijmvliezen zorgvuldig spoelen met fysiologische zoutoplossing of water.
Onderzoeksgegevens: de veiligheid en werkzaamheid bij kinderen < 18 jaar zijn niet vastgesteld. Voor vruchtbare mannen: zie Zwangerschap.
Waarschuwingen en voorzorgen
Controleer het volledig bloedbeeld voor aanvang van de behandeling en vóór iedere toediening, en frequenter bij eerdere beenmergsuppressie.
Bij remissie-inductie van acute leukemie de urinezuurspiegel regelmatig tijdens de eerste 3–4 weken bepalen; voorkom urinezuurneuropathie.
Intrathecale toediening kan fatale neurotoxiciteit veroorzaken.
Neurotoxiciteit van vincristine kan toenemen bij een pre-existentiële neurologische aandoening, verminderde leverfunctie, bestraling van het ruggenmerg of combinatie met andere neurotoxische middelen; zorgvuldige observatie is aanbevolen. Ouderen zijn gevoeliger voor neurotoxische effecten.
Controleer de nier- en leverfunctie voorafgaand aan de behandeling en vóór iedere toediening.
Vincristine niet geven aan patiënten die radiotherapie ondergaan waarbij het stralingsveld de lever omvat.
Profylaxe van obstipatie, zoals aangepast dieet en gebruik van laxantia (lactulose), is aan te bevelen.
Wees voorzichtig bij ischemische hartziekte in de voorgeschiedenis.
Neem maatregelen om obstipatie te voorkomen, zoals een aangepast dieet en het gebruik van laxantia.
Bij extravasatie de toediening staken en de eventuele resterende hoeveelheid in een andere vene injecteren. Applicatie van matige warmte op het gebied van extravasatie kan de kans op cellulitis en flebitis reduceren.
Bij contact met huid of cornea, direct spoelen met veel water.
Voor behandeling van vruchtbare mannen, zie de rubriek Zwangerschap.
Overdosering
Symptomen
Beenmerghypoplasie, die soms gepaard gaat met infectie, koorts en paralytische darmafsluiting.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met vinorelbine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
Gelijk aan bijwerkingen, maar dan ernstiger, met mogelijk fatale afloop.
Neem voor informatie over de behandeling van een vergiftiging met vincristine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Vinca-alkaloïd. Vinorelbine remt de polymerisatie van tubuline en werkt bij voorkeur op de mitotische microtubuli. Het blokkeert de mitose in fase G2–M en veroorzaakt celdood tijdens de interfase of de daarop volgende mitose. Spiraalvorming van tubuline wordt minder geïnduceerd dan met vincristine.
Kinetische gegevens
F | ca. 40% na orale toediening. |
T max | 1,5–3 uur na orale toediening. |
V d | ca. 7,5–40 l/kg. |
Overig | Sterke binding aan bloedcellen, vooral aan trombocyten (78%). Wordt in sterke mate opgenomen in longweefsel en niet in het centraal zenuwstelsel. |
Metabolisering | in de lever door CYP3A4 en door carboxylesterase tot o.a. de actieve metaboliet 4-O-desacetylvinorelbine. |
Eliminatie | vnl. via de gal als metabolieten en onveranderde stof, < 20% met de urine (vnl. onveranderd). |
T 1/2el | ca. 40 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Alkaloïd van de roze maagdenpalm (Catharanthus roseus; oude naam: Vinca rosea). Vincristine remt de mitose in de metafase o.a. door binding aan intracellulaire tubuline-eiwitten, waardoor de aanmaak van microtubuli wordt verhinderd. Resistentie-ontwikkeling komt voor. Er bestaat niet altijd kruisresistentie tussen vinblastine, vincristine en vinorelbine.
Kinetische gegevens
V d | ca. 8,4 l/kg. |
Overig | Passeert na i.v.-toediening de bloed-hersenbarrière vrijwel niet. |
Overig | Binnen 15–30 minuten wordt > 90% verdeeld vanuit het serum naar de weefsels en bloedcomponenten. Wordt voor > 50% gebonden aan bloedcomponenten, vooral aan trombocyten, die hoge concentraties tubuline bevatten. |
Metabolisering | uitgebreid, in de lever, o.a. door CYP3A4. |
Eliminatie | 10–20% met de urine, 80% met de feces. |
T 1/2el | 85 uur (19–155 uur), bij leverfunctiestoornis langer. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
vinorelbine hoort bij de groep vinca-alkaloïden.
Groepsinformatie
vincristine hoort bij de groep vinca-alkaloïden.