koloniestimulerende factoren
Werking
Werkingsmechanisme
Koloniestimulerende factoren (G-CSF):
- stimuleren de overleving en differentiatie van de late voorlopercellen van de neutrofiele granulocyten in het beenmerg;
- veroorzaken voortijdige afgifte van neutrofielen uit beenmerg, en vergroten de fagocytaire en bactericide activiteit van neutrofielen;
- beïnvloeden nauwelijks de monocyten, eosinofielen en basofielen.
Effect
- toename van het aantal leukocyten, m.n. neutrofielen.
Typerende bijwerkingen
Relatief frequent
- voorbijgaande botpijn;
- leukocytose;
- trombocytopenie;
- splenomegalie (vaak asymptomatisch);
- pulmonale bijwerkingen (interstitiële pneumonie, longoedeem, longinfiltraten, longfibrose), (fataal) 'Acute Respiratory Distress Syndrome' (ARDS);
- hoofdpijn.
Minder frequent
- cutane vasculitis;
- miltruptuur;
- sikkelcelcrisis (bij sikkelcelanemie of bij dragers van het sikkelcelgen);
- capillaire-leksyndroom;
- aortitis.
Meer informatie
Botpijn treedt vaker op bij gebruikers van hoge doses G-CSF en verdwijnt meestal ondanks voortzetting van de behandeling. Zeer zelden is ernstige botpijn gemeld die niet reageerde op pijnstillers; dit werd veroorzaakt door necrose van het beenmerg 1.
Leukocytose kan optreden als gevolg van de werking van G-CSF. Controleer de trombocytenaantallen en staak de behandeling bij optreden van leukocytose.
Behandeling met G-CSF sluit het optreden van trombocytopenie niet uit; controleer regelmatig het aantal trombocyten.
Hoofdpijn is vaker gemeld bij patiënten jonger dan 35 jaar dan bij oudere patiënten 1.
Miltruptuur is gemeld, zowel bij patiënten met kanker als bij gezonde donoren.
Gebruik van G-CSF is mogelijk geassocieerd met een grote risico van myelodysplastisch syndroom of acute myeloïde leukemie 1.
Kosten
Kosten laden…Vergelijken
koloniestimulerende factoren vergelijken met een andere geneesmiddelgroep.