atenolol/​chloortalidon

Samenstelling

Zie voor hulpstoffen de productinformatie van CBG/EMA of raadpleeg een apotheker.

Atenolol/Chloortalidon Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Tablet '50/12,5', omhuld

Bevat per tablet: atenolol 50 mg, chloortalidon 12,5 mg.

Toedieningsvorm
Tablet '100/25', omhuld

Bevat per tablet: atenolol 100 mg, chloortalidon 25 mg.

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

atenolol/​chloortalidon vergelijken met een ander geneesmiddel.

Advies

Bij hypertensie verlagen angiotensine I converterend enzym (ACE)-remmers, angiotensine receptor-blokkers (ARB’s), calciumantagonisten (dihydropyridinen), thiazidediuretica en β-blokkers de bloeddruk effectief en verminderen het tienjaarsrisico op cardiovasculaire morbiditeit en mortaliteit. Comorbiditeit en specifieke patiëntkarakteristieken bepalen welke groepen en welke middelen als eerste in aanmerking komen. Als één middel onvoldoende effectief is bij de aanbevolen dosering, is het toevoegen van een middel uit een andere groep effectiever dan het ophogen van de dosering; het risico op het optreden van dosisafhankelijke bijwerkingen wordt daarmee beperkt. Een vaste combinatie in de juiste dosisverhouding heeft om reden van therapietrouw de voorkeur.

Indicaties

  • Hypertensie, die onvoldoende heeft gereageerd op behandeling met een β-blokker of diureticum alléén.

Gerelateerde informatie

Doseringen

Klap alles open Klap alles dicht

Hypertensie

Volwassenen

1 tablet 50/12,5 mg per dag, bij voorkeur 's ochtends. Bij onvoldoende effect dosering verhogen tot 100/25 mg 1× per dag. Bij ouderen: 1 tablet 50/12,5 mg per dag.

Verminderde leverfunctie: Geen dosisaanpassing nodig.

Bijwerkingen

Vaak (1–10%): bradycardie. Koude extremiteiten. Maag-darmklachten (misselijkheid, braken, diarree). Vermoeidheid. Hyperurikemie, hyponatriëmie, hypokaliëmie, verminderde glucosetolerantie (hyperglykemie, glucosurie).

Soms (0,1–1%): slaapstoornissen. Verlies van eetlust. Verhoogde transaminasespiegels.

Zelden (0,01–0,1%): verslechtering van hartfalen, manifestatie van totaal hartblok, hartaritmieën. Orthostatische hypotensie, syncope, fenomeen van Raynaud, verergering van claudicatio intermittens. Bronchospasmen (bij astmatische klachten in de anamnese), idiosyncratisch pulmonair oedeem. Duizeligheid, hoofdpijn, paresthesie. Stemmingswisselingen, nachtmerries, verwardheid, psychosen, hallucinaties. Droge ogen, visusstoornissen (myopie, retina-oedeem, xanthopsie). Droge mond. Hepatische toxiciteit, waaronder intrahepatische cholestase. Pancreatitis. Trombocytopenie, leukopenie, agranulocytose, eosinofilie, purpura. Alopecia, psoriasisachtige huidreacties, exacerbatie van psoriasis, huiduitslag, fotosensibilisatie. Impotentie.

Zeer zelden (< 0,01%): toename van antinucleaire antilichamen (ANA). Libidostoornis.

Verder zijn gemeld: hypotensie, cyanotische extremiteiten, spiervermoeidheid. Overgevoeligheid, angio-oedeem. Exantheem, necrotiserende vasculitis van de huid, toxische epidermale necrolyse (syndroom van Lyell), peri–orbitaal oedeem. Vasculitis. Lupusachtig syndroom. Obstipatie. Interstitiële nefritis. Niet-ketotisch hyperosmolair coma. Depressie. Choroïdale effusie. Hypercalciëmie, matige verhoging van serumlipiden, hypomagnesiëmie.

Meer details:

Interacties

Het kaliumverlies (intra- en extracellulair) kan leiden tot toegenomen toxiciteit van digoxine en niet-depolariserende spierrelaxantia. Het effect op de kaliumhuishouding kan worden versterkt door gastro-intestinale aandoeningen of gelijktijdig gebruik van corticosteroïden of kaliumarm dieet.

Combinatie met calciumantagonisten die voornamelijk een negatief-inotroop, -chronotroop en -dromotroop effect uitoefenen (zoals verapamil en diltiazem) wegens kans op hypotensie, AV-geleidingsstoornissen en insufficiëntie van de linkerventrikel – vooral bij gestoorde hartfunctie – vermijden. Ook bij de dihydropyridinederivaten (zoals nifedipine) geldt dat er mogelijk een te grote versterking van het antihypertensief effect kan optreden, met name bij pre-existente geleidingsstoornissen of een slechte hartfunctie. Intraveneuze toediening van een β-blokker of een calciumkanaalblokker niet starten binnen 48 uur na staken van het andere geneesmiddel.

Digoxine vertraagt ook de AV-geleiding, waardoor bij combinatie AV-dissociatie kan optreden.

Negatief-inotrope stoffen (bv. inhalatie-anesthetica) of negatief-chrono- of dromotrope stoffen (bv. membraanstabiliserende anti-aritmica) kunnen het effect versterken.Ook baclofen versterkt het antihypertensieve effect.

Prostaglandinesynthetaseremmers kunnen het bloeddrukverlagend effect verminderen; vooral bij een gestoorde nierfunctie of bij volumedepletie kan door deze combinatie de nierfunctie (verder) achteruit gaan én is er meer kans op hyperkaliëmie.

Sympathicomimetica antagoneren de werking.

De werking van insuline en orale bloedglucoseverlagende middelen kan worden geantagoneerd, de hyperglykemische werking van diazoxide versterkt.

De renale lithiumklaring neemt af, zodat dosisaanpassing van lithium nodig kan zijn. De renale uitscheiding van cytostatica kan verminderen waardoor het myelosuppressieve effect van het cytostaticum versterkt kan worden.

Harsen zoals colestyramine kan de absorptie verminderen; deze ten minste 4 uur vóór of 2 uur ná atenolol/chloortalidon toedienen.

Wees voorzichtig bij combinatie met centraal werkende antihypertensiva, zoals clonidine, vanwege het risico van ernstige reboundhypertensie bij het staken van het gebruik. Stop de β-blokker daarom eerst en wel enkele dagen eerder. Bij vervanging van clonidine door de β-blokker, eveneens voorzichtig zijn (vanwege deze reboundhypertensie); in dit geval eerst enkele dagen eerder clonidine stoppen voordat met de β-blokker gestart wordt.

Door ergotaminegebruik veroorzaakte doorbloedingsstoornissen in de extremiteiten kunnen worden versterkt.

Bij combinatie met allopurinol neemt de kans op overgevoeligheidsreacties toe, bij combinatie met amantadine de kans op bijwerkingen.

Gelijktijdig gebruik met vitamine D kan een verdere verhoging van het serum–calcium veroorzaken.

Zwangerschap

Atenolol en chloortalidon passeren de placenta.

Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens.

Farmacologisch effect: Bij gebruik van β-blokkers is contractie van de uterus, verminderde uterus- en placentadoorbloeding en remming van foetale autonome reflexen gemeld. Intra-uteriene groeivertraging is waargenomen. Verder kunnen bij gebruik tijdens zwangerschap en partus ongewenste bijwerkingen (m.n. bradycardie, hypotensie en hypoglykemie) bij foetus en neonaat optreden. Het pasgeboren kind bij onbedoelde blootstelling aan de combinatie strikt controleren. De kans op hart- en longcomplicaties bij de pasgeborene in de postnatale periode is vergroot. Op grond van de farmacologische werkzaamheid van chloortalidon dient bij de vrouw rekening te worden gehouden met afname van het circulerend bloedvolume, bij de neonaat met icterus neonatorum, trombocytopenie en verstoring van de elektrolytenbalans (hyponatriëmie, hypokaliëmie).

Advies: Gebruik is gecontra–indiceerd.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Ja (atenolol, chloortalidon), de concentratie atenolol in moedermelk is driemaal zo hoog als de bloedspiegel.

Farmacologisch effect: Het is mogelijk dat deze hoeveelheid atenolol farmacologische effecten (bradycardie, hypoglykemie) bij het kind veroorzaakt. Chloortalidon kan mede door de lange halfwaardetijd (met kans op stapeling) ook een farmacologisch effect op het kind hebben.

Advies: Gebruik is gecontra–indiceerd.

Overige: Hooggedoseerd kan chloortalidon de melkproductie remmen door versterkte diurese.

Contra-indicaties

  • bradycardie;
  • sick-sinussyndroom;
  • tweede- en derdegraads AV-blok;
  • hypotensie;
  • cardiogene shock;
  • ernstige perifere arteriële circulatiestoornissen;
  • ongecontroleerd hartfalen;
  • onbehandeld feochromocytoom;
  • metabole acidose;
  • ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring < 30 ml/min), zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen;
  • overgevoeligheid voor sulfonamiden.

Zie voor meer contra-indicaties de rubrieken Zwangerschap en Lactatie.

Waarschuwingen en voorzorgen

Voorzichtig zijn bij chronische obstructieve longaandoeningen, eerstegraads AV-blok, langdurig vasten, leverfunctiestoornissen, myasthenia gravis, diabetes mellitus, behandeld hartfalen, Prinzmetalangina-pectoris, perifere circulatiestoornissen (fenomeen van Raynaud, claudicatio intermittens) en bij jicht in de voorgeschiedenis.

Tevens voorzichtig zijn bij ernstige overgevoeligheidsreacties in de voorgeschiedenis en tijdens desensibilisatietherapie, omdat met name niet-selectieve β-blokkers de gevoeligheid voor allergenen en de ernst van anafylactoïde reacties kunnen vergroten.

Therapie onder controle van de polsslag instellen (bv. 1× per 2 w. gedurende 3–6 w.), indien voor de combinatietablet geen monotherapie met een β-blokker werd gegeven. Verlaag de dosering als de hartfrequentie afneemt tot 50–55 slagen/min. Bij 'ernstiger' bradycardie (< 50 slagen/min) de behandeling staken.

Controleer periodiek serumelektrolytconcentraties en corrigeer zo nodig, met name van kalium en natrium. Dit is vooral van belang bij ouderen, ascites, nefrotisch syndroom, overmatig braken, diarree, diabetes mellitus, parenterale toediening van vloeistoffen en een streng zoutarm dieet, omdat dan de kans op hypokaliëmie is toegenomen. Hyponatriëmie met neurologische symptomen (misselijkheid, zwakte, progressieve desoriëntatie, apathie) is waargenomen bij thiazide-diuretica; bij ouderen en mensen met levercirrose is frequentere controle nodig. Een hypokaliëmie die verband houdt met een hypomagnesiëmie kan refractair zijn voor behandeling, tenzij het serummagnesium wordt gecorrigeerd.

β-Blokkers kunnen de adrenerge symptomen van hyperthyroïdie en van hypoglykemie maskeren. Herstel van de glucosespiegel na hypoglykemie kan worden vertraagd; de selectieve β-blokkers hebben dit effect in veel mindere mate.

Bij hyperlipidemie serumlipiden extra controleren.

Bij een verminderde nierfunctie is atenolol/chloortalidon volgens de fabrikant minder effectief. Bij ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring < 30 ml/min) is atenolol/chloortalidon volgens de fabrikant onwerkzaam en gecontra-indiceerd. Er zijn echter aanwijzingen dat thiazide(-achtigen) wél werkzaam zijn bij een verminderde nierfunctie, zie ook hypertensie (essentiële of primaire)#behandelplan.

Bij een verminderde leverfunctie voorzichtig toepassen omdat verschuivingen in het vloeistof- en elektrolytenevenwicht coma hepaticum kunnen bevorderen.

Bij continuering van de toediening tijdens algehele anesthesie rekening houden met een veranderde hemodynamische respons op stress.

Bij acute oogpijn of daling van de gezichtsscherpte (binnen enkele uren tot weken na start van de behandeling) de behandeling onmiddellijk staken. Choroïdale effusie met visusstoornissen, acute myopie en gesloten-kamerhoekglaucoom zijn gemeld bij gebruik van sulfonamide(derivaten). Indien de oogdruk verhoogd is, deze proberen te verminderen vanwege de kans op acuut gesloten-kamerhoekglaucoom. Een van de risicofactoren voor het ontwikkelen van acuut gesloten-kamerhoekglaucoom kan zijn een voorgeschiedenis van een sulfonamide- of penicilline-allergie.

Stoffen verwant aan thiaziden verminderen de calciumuitscheiding en kunnen zo hypercalciëmie veroorzaken, wees daarom voorzichtig bij maligne aandoeningen of hyperparathyroïdie. Wegens hun invloed op het calciummetabolisme kunnen thiaziden bijschildklierfunctieproeven verstoren.

Beëindiging – ook tijdelijk – van een behandeling met β-blokkers dient, zo mogelijk, geleidelijk plaats te vinden gedurende 1–2 weken. Plotseling staken kan leiden tot ernstige aritmieën of verergering van angina pectoris

Niet toepassen bij kinderen < 18 jaar vanwege onvoldoende ervaring.

Overdosering

Symptomen

Bradycardie, hypotensie, acute hartinsufficiëntie, coma, shock, bronchospasme, verstoring van de water- en elektrolytenbalans.

Therapie

Zie voor meer symptomen en behandeling vergiftigingen.info.

Eigenschappen

Combinatie van een aan thiaziden verwant diureticum en een niet-lipofiele selectieve β-blokker zonder intrinsieke sympathicomimetische of membraanstabiliserende activiteit. Werkingsduur minimaal 24 uur.

Kinetische gegevens

Groepsinformatie

atenolol/chloortalidon hoort bij de groep bètablokker met diureticum.

Kosten

Kosten laden…

Zie ook

Geneesmiddelgroep

Indicaties

Externe links