sertraline
Samenstelling
Sertraline (als hydrochloride) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 50 mg, 100 mg
Zoloft (als hydrochloride) Viatris Netherlands bv
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor oplossing voor oraal gebruik
- Sterkte
- 20 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 60 ml
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 50 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
De initiële behandeling van depressieve klachten bestaat uit voorlichting. Bij een depressie ook uit dagstructurering, activiteitenplanning en een kortdurende psychologische behandeling. Start in de eerstelijnszorg alleen een antidepressivum bij onvoldoende effect van niet-medicamenteus beleid bij een depressie zonder ernstig sociaal disfunctioneren, grote lijdensdruk of ernstige psychische comorbiditeit én als er een voorkeur voor antidepressiva boven psychotherapie bestaat. Bij (jong)volwassenen zijn de serotonineheropnameremmers (SSRI’s) citalopram, escitalopram, fluoxetine en sertraline voorkeursmiddelen; bij ouderen zijn dit citalopram of sertraline. Switch bij onvoldoende of geen respons naar een andere SSRI van voorkeur. Bij goede respons de behandeling ten minste 6 maanden (ten minste 1 jaar bij recidief depressie) voortzetten na bereiken van remissie. Bouw daarna het antidepressivum af.
Start in de tweedelijnszorg (basis gegeneraliseerde GGZ of gespecialiseerde GGZ) eventueel met een tricyclisch antidepressivum (TCA), een SSRI, een niet-selectieve serotonineheropnameremmer (SNRI), bupropion, mirtazapine of vortioxetine. Bij klinisch opgenomen patiënten heeft een TCA de voorkeur.
Bij een angststoornis met een geringe ziektelast volstaan voorlichting en zelfhulpadviezen. Bij onvoldoende effect daarvan of bij ernstige ziektelast zijn cognitieve gedragstherapie, een antidepressivum of beide aangewezen. Er is een lichte voorkeur voor SSRI’s boven serotonerge TCA’s vanwege een geringere kans op ernstige bijwerkingen. Bij sociale fobie komen TCA’s niet in aanmerking. Na herstel van de angststoornis is begeleiding bij het stoppen van het antidepressivum en terugvalpreventie belangrijk. Bij examenangst/plankenkoorts kan incidenteel propranolol gegeven worden.
De plaats van een antidepressivum bij de behandeling van een depressieve episode van een bipolaire stoornis is in algemene zin controversieel vanwege relatief weinig bewijs voor effectiviteit. Als een antidepressivum wordt toegevoegd, hebben SSRI’s (uitgezonderd paroxetine) en bupropion de voorkeur. Het toevoegen van een serotonine-noradrenaline-heropnameremmer (SNRI) of een tricyclisch antidepressivum (TCA) (uitgezonderd imipramine) pas overwegen als andere antidepressiva niet effectief zijn gebleken. Antidepressiva kunnen een manie uitlokken. Voor de standaardbehandeling van een bipolaire stoornis, zie Bipolaire stoornis.
Indicaties
- Depressieve episoden. Preventie van heroptreden van depressieve episoden;
- Paniekstoornis, met of zonder agorafobie;
- Obsessieve-compulsieve stoornis bij volwassenen en kinderen ≥ 6 jaar;
- Sociale fobie (sociale angststoornis);
- Posttraumatische stressstoornis.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Bij dit geneesmiddel wordt (tevens) gedoseerd op geleide van de bloedspiegel; zie voor meer informatie hierover op selectieve serotonine heropnameremmers van tdm-monografie.org.
Depressieve episoden
Volwassenen
Begindosering 50 mg 1×/dag 's morgens of 's avonds; indien nodig met tussenpozen van minimaal 1 week verhogen met 50 mg/dag, max. 200 mg 1×/dag. Behandeling gedurende ten minste 6 maanden voortzetten om er zeker van de zijn dat patiënt vrij is van symptomen. Om een nieuwe episode te voorkomen kan de dosering vaak langere tijd gegeven worden.
Obsessieve-compulsieve stoornis
Volwassenen
Begindosering 50 mg 1×/dag 's morgens of 's avonds; indien nodig met tussenpozen van minimaal 1 week verhogen met 50 mg/dag, max. 200 mg 1×/dag. Voortgezet gebruik regelmatig evalueren omdat een preventief effect niet is aangetoond.
Kinderen 13–17 jaar
Begindosering 50 mg 1×/dag 's morgens of 's avonds; indien nodig met tussenpozen van minimaal 1 week verhogen met 50 mg/dag, max. 200 mg/dag. Houd bij dosisverhoging rekening met het lichaamsgewicht.
Kinderen 6–12 jaar
Begindosering 25 mg 1×/dag 's morgens of 's avonds, zo nodig na 1 week verhogen tot 50 mg 1×/dag; bij onvoldoende effect met tussenpozen van minimaal 1 week verhogen met 50 mg/dag, max. 200 mg 1×/dag. Houd bij dosisverhoging rekening met het lagere lichaamsgewicht van kinderen.
Paniekstoornis, sociale fobie, posttraumatische stressstoornis
Volwassenen
Begindosering 25 mg 1×/dag, na 1 week verhogen tot 50 mg 1×/dag; indien nodig met tussenpozen van minimaal 1 week verhogen met 50 mg/dag, max. 200 mg 1×/dag. Voortgezet gebruik bij paniekstoornis regelmatig evalueren omdat een preventief effect niet is aangetoond.
Pas bij CYP2C19-polymorfisme zo nodig de dosering of het middel aan in overleg met de apotheker.
Bij zwangerschap: zie voor het doseeradvies de informatie van Lareb.
Bij ouderen voorzichtig doseren vanwege de kans op hyponatriëmie. Ouderen kunnen gevoeliger zijn voor de bijwerkingen.
Bij verminderde nierfunctie is een dosisaanpassing niet nodig.
Bij verminderde leverfunctie lager of minder frequent doseren.
Zie voor informatie over geleidelijk afbouwen het multidisciplinair document het afbouwen van SSRI's en SNRI's van het Nederlands Huisartsen Genootschap. Voorbeelden van afbouwschema's zijn weergegeven in tabel 2 en 3 van het document.
Zie voor informatie over overschakelen van en naar andere antidepressiva de switchtabel van psychiatrienet.nl.
Toediening: Het concentraat moet vóór gebruik worden verdund en is met name bedoeld als tabletten niet gebruikt kunnen worden.
Bijwerkingen
Toon bijwerkingen per frequentieToon bijwerkingen per tractus.
Zeer vaak
Algemeen en toedieningsplaats
- Vermoeidheid
Maagdarmstelsel
- Diarree
- Droge mond
- Nausea
Psyche
- Insomnia
Voortplantingsstelsel en borst
- Ejaculatiestoornis
Zenuwstelsel
- Duizeligheid
- Hoofdpijn
- Somnolentie
Vaak
Ademhalingsstelsel, borstkas en mediastinum
- Geeuwen
Algemeen en toedieningsplaats
- Asthenie
- Borstkaspijn
- Malaise
- Pyrexie
Bloedvaten
- Opvlieger
Hart
- Hartkloppingen
Huid en onderhuid
- Hyperhidrose
- Rash
Infecties
- Bovenste-luchtweginfectie
- Faryngitis
- Rhinitis
Maagdarmstelsel
- Braken
- Buikpijn
- Dyspepsie
- Flatulentie
- Obstipatie
Oog
- Visuele stoornis
Oor en evenwichtsorgaan
- Tinnitus
Psyche
- Agitatie
- Angst
- Bruxisme
- Depersonalisatie
- Depressie
- Libidoverlies
- Nachtmerrie
- Nerveuze spanning
Skeletspieren en bindweefsel
- Artralgie
- Myalgie
Stofwisseling en voeding
- Gestimuleerde eetlust
- Verminderde eetlust
Voortplantingsstelsel en borst
- Erectiele disfunctie
- Menstruatiestoornis
Zenuwstelsel
- Bewegingsstoornis
- Concentratieverlies
- Dysgeusie
- Dystonie
- Extrapiramidale aandoening
- Hyperkinesie
- Hypertonie
- Paresthesie
- Tremor
Soms
Ademhalingsstelsel, borstkas en mediastinum
- Bloedneus
- Bronchospasme
- Dyspneu
Algemeen en toedieningsplaats
- Dorst
- Gezichtsoedeem
- Koude rillingen
- Oedeem perifeer
Bloedvaten
- Bloeding
- Hypertensie
- Overmatig blozen
Endocrien
- Hypothyroïdie
Hart
- Tachycardie
Huid en onderhuid
- Alopecia
- Dermatitis
- Droge huid
- Koud zweet
- Pruritus
- Purpura
- Urticaria
Immuunsysteem
- Overgevoeligheid
- Seizoensgebonden allergie
Infecties
- Gastro-enteritis
- Otitis media
Maagdarmstelsel
- Dysfagie
- Gastro-intestinale bloeding
- Glossitis
- Hemorroïden
- Melaena
- Oesofagitis
- Oprisping
- Speekselvloed
- Tandaandoening
- Tongaandoening
Nieren en urinewegen
- Nachtelijke mictie
- Pollakisurie
- Polyurie
- Urine-incontinentie
- Urineretentie
Onderzoeken
- Gewichtstoename
- Gewichtsverlies
- Transaminasen verhoogd
Oog
- Mydriase
- Periorbitaal oedeem
Oor en evenwichtsorgaan
- Benigne paroxysmale houdingsafhankelijke draaiduizeligheid
- Oorpijn
Psyche
- Abnormale gedachten
- Agressie
- Apathie
- Euforie
- Hallucinatie
- Psychose
- Suïcidaal gedrag
Skeletspieren en bindweefsel
- Osteoartritis
- Rugpijn
- Spierzwakte
Tumoren (inclusief cysten en poliepen)
- Neoplasma
Voortplantingsstelsel en borst
- Menorragie
- Seksuele disfunctie
Zenuwstelsel
- Amnesie
- Convulsie
- Coördinatie verstoord
- Hypo-esthesie
- Migraine
- Spraakstoornis
- Syncope
Zwangerschap, perinataal en postpartum
- Postpartumbloeding
Zelden
Ademhalingsstelsel, borstkas en mediastinum
- Dysfonie
- Eosinofiele pneumonie
- Hik
- Hyperventilatie
- Hypoventilatie
- Interstitiële longziekte
- Laryngospasme
- Stridor
Algemeen en toedieningsplaats
- Gangafwijking
- Hernia
- Ontwenningssyndroom bij staken van antidepressiva
Bloed en lymfestelsel
- Leukopenie
- Lymfadenopathie
- Trombocytopenie
- Veranderde bloedplaatjesfunctie
Bloedvaten
- Perifere ischemie
- Vasodilatatie
Endocrien
- Hyperprolactinemie
Hart
- Bradycardie
- Myocardinfarct
- Torsade de pointes
Huid en onderhuid
- Angio-oedeem
- Bulleuze dermatitis
- Fotosensitiviteitsreactie
- Haartextuur abnormaal
- Huidgeur afwijkend
- Mond- en tongzweren
- Rash folliculair
- Stevens-Johnson-syndroom
- Toxische epidermale necrolyse
Immuunsysteem
- Anafylactische reactie
Infecties
- Diverticulitis
- Vulvovaginitis
Letsels, intoxicaties en complicaties
- Hyphaema
Lever en galwegen
- Hepatitis
- Leverfalen
Maagdarmstelsel
- Bloed in ontlasting
- Pancreatitis
- Stomatitis
Nieren en urinewegen
- Hematurie
- Oligurie
- Urineaarzeling
Onderzoeken
- Elektrocardiogram QT verlengd
Oog
- Diplopie
- Fotofobie
- Glaucoom
- Hemoftalmie
- Ongelijke pupillen
- Scotoom
- Traanklieraandoening
Psyche
- Conversiestoornis
- Paranoia
- Slaapwandelen
- Voortijdige ejaculatie
Skeletspieren en bindweefsel
- Botaandoening
- Rabdomyolyse
Stofwisseling en voeding
- Diabetes mellitus
- Hypercholesterolemie
- Hyperglykemie
- Hypoglykemie
- Hyponatriëmie
Voortplantingsstelsel en borst
- Balanoposthitis
- Galactorroe
- Gynaecomastie
- Priapisme
- Spermatogenese abnormaal
- Vaginale afscheiding
Zenuwstelsel
- Acathisie
- Choreoathetose
- Coma
- Dyskinesie
- Hyperesthesie
- Neuroleptisch maligne syndroom
- Psychomotore rusteloosheid
- Reversibele cerebrale vasoconstrictiesyndroom
- Serotoninesyndroom
- Zintuigellijke stoornis
Beschreven, met onbekende frequentie
Letsels, intoxicaties en complicaties
- Botbreuk
Maagdarmstelsel
- Colitis microscopisch
Nieren en urinewegen
- Enurese bij kinderen
Oog
- Maculopathie
Psyche
- Morbide dromen
Skeletspieren en bindweefsel
- Trismus
Ademhalingsstelsel, borstkas en mediastinum (Tussen de 1% en 10% van de gevallen)
Geeuwen | Vaak |
---|---|
Bloedneus | Soms |
Bronchospasme | |
Dyspneu | |
Dysfonie | Zelden |
Eosinofiele pneumonie | |
Hik | |
Hyperventilatie | |
Hypoventilatie | |
Interstitiële longziekte | |
Laryngospasme | |
Stridor |
Algemeen en toedieningsplaats (In meer dan 10% van de gevallen)
Vermoeidheid | Zeer vaak |
---|---|
Asthenie | Vaak |
Borstkaspijn | |
Malaise | |
Pyrexie | |
Dorst | Soms |
Gezichtsoedeem | |
Koude rillingen | |
Oedeem perifeer | |
Gangafwijking | Zelden |
Hernia | |
Ontwenningssyndroom bij staken van antidepressiva |
Bloed en lymfestelsel (Tussen de 0,01% en 0,1% van de gevallen)
Leukopenie | Zelden |
---|---|
Lymfadenopathie | |
Trombocytopenie | |
Veranderde bloedplaatjesfunctie |
Bloedvaten (Tussen de 1% en 10% van de gevallen)
Opvlieger | Vaak |
---|---|
Bloeding | Soms |
Hypertensie | |
Overmatig blozen | |
Perifere ischemie | Zelden |
Vasodilatatie |
Endocrien (Tussen de 0,1% en 1% van de gevallen)
Hypothyroïdie | Soms |
---|---|
Hyperprolactinemie | Zelden |
Hart (Tussen de 1% en 10% van de gevallen)
Hartkloppingen | Vaak |
---|---|
Tachycardie | Soms |
Bradycardie | Zelden |
Myocardinfarct | |
Torsade de pointes |
Huid en onderhuid (Tussen de 1% en 10% van de gevallen)
Hyperhidrose | Vaak |
---|---|
Rash | |
Alopecia | Soms |
Dermatitis | |
Droge huid | |
Koud zweet | |
Pruritus | |
Purpura | |
Urticaria | |
Angio-oedeem | Zelden |
Bulleuze dermatitis | |
Fotosensitiviteitsreactie | |
Haartextuur abnormaal | |
Huidgeur afwijkend | |
Mond- en tongzweren | |
Rash folliculair | |
Stevens-Johnson-syndroom | |
Toxische epidermale necrolyse |
Immuunsysteem (Tussen de 0,1% en 1% van de gevallen)
Overgevoeligheid | Soms |
---|---|
Seizoensgebonden allergie | |
Anafylactische reactie | Zelden |
Infecties (Tussen de 1% en 10% van de gevallen)
Bovenste-luchtweginfectie | Vaak |
---|---|
Faryngitis | |
Rhinitis | |
Gastro-enteritis | Soms |
Otitis media | |
Diverticulitis | Zelden |
Vulvovaginitis |
Letsels, intoxicaties en complicaties (Tussen de 0,01% en 0,1% van de gevallen)
Hyphaema | Zelden |
---|---|
Beschreven, met onbekende frequentie | |
Botbreuk |
Lever en galwegen (Tussen de 0,01% en 0,1% van de gevallen)
Hepatitis | Zelden |
---|---|
Leverfalen |
Maagdarmstelsel (In meer dan 10% van de gevallen)
Diarree | Zeer vaak |
---|---|
Droge mond | |
Nausea | |
Braken | Vaak |
Buikpijn | |
Dyspepsie | |
Flatulentie | |
Obstipatie | |
Dysfagie | Soms |
Gastro-intestinale bloeding | |
Glossitis | |
Hemorroïden | |
Melaena | |
Oesofagitis | |
Oprisping | |
Speekselvloed | |
Tandaandoening | |
Tongaandoening | |
Bloed in ontlasting | Zelden |
Pancreatitis | |
Stomatitis | |
Beschreven, met onbekende frequentie | |
Colitis microscopisch |
Nieren en urinewegen (Tussen de 0,1% en 1% van de gevallen)
Nachtelijke mictie | Soms |
---|---|
Pollakisurie | |
Polyurie | |
Urine-incontinentie | |
Urineretentie | |
Hematurie | Zelden |
Oligurie | |
Urineaarzeling | |
Beschreven, met onbekende frequentie | |
Enurese bij kinderen |
Onderzoeken (Tussen de 0,1% en 1% van de gevallen)
Gewichtstoename | Soms |
---|---|
Gewichtsverlies | |
Transaminasen verhoogd | |
Elektrocardiogram QT verlengd | Zelden |
Oog (Tussen de 1% en 10% van de gevallen)
Visuele stoornis | Vaak |
---|---|
Mydriase | Soms |
Periorbitaal oedeem | |
Diplopie | Zelden |
Fotofobie | |
Glaucoom | |
Hemoftalmie | |
Ongelijke pupillen | |
Scotoom | |
Traanklieraandoening | |
Beschreven, met onbekende frequentie | |
Maculopathie |
Oor en evenwichtsorgaan (Tussen de 1% en 10% van de gevallen)
Tinnitus | Vaak |
---|---|
Benigne paroxysmale houdingsafhankelijke draaiduizeligheid | Soms |
Oorpijn |
Psyche (In meer dan 10% van de gevallen)
Insomnia | Zeer vaak |
---|---|
Agitatie | Vaak |
Angst | |
Bruxisme | |
Depersonalisatie | |
Depressie | |
Libidoverlies | |
Nachtmerrie | |
Nerveuze spanning | |
Abnormale gedachten | Soms |
Agressie | |
Apathie | |
Euforie | |
Hallucinatie | |
Psychose | |
Suïcidaal gedrag | |
Conversiestoornis | Zelden |
Paranoia | |
Slaapwandelen | |
Voortijdige ejaculatie | |
Beschreven, met onbekende frequentie | |
Morbide dromen |
Skeletspieren en bindweefsel (Tussen de 1% en 10% van de gevallen)
Artralgie | Vaak |
---|---|
Myalgie | |
Osteoartritis | Soms |
Rugpijn | |
Spierzwakte | |
Botaandoening | Zelden |
Rabdomyolyse | |
Beschreven, met onbekende frequentie | |
Trismus |
Stofwisseling en voeding (Tussen de 1% en 10% van de gevallen)
Gestimuleerde eetlust | Vaak |
---|---|
Verminderde eetlust | |
Diabetes mellitus | Zelden |
Hypercholesterolemie | |
Hyperglykemie | |
Hypoglykemie | |
Hyponatriëmie |
Tumoren (inclusief cysten en poliepen) (Tussen de 0,1% en 1% van de gevallen)
Neoplasma | Soms |
---|
Voortplantingsstelsel en borst (In meer dan 10% van de gevallen)
Ejaculatiestoornis | Zeer vaak |
---|---|
Erectiele disfunctie | Vaak |
Menstruatiestoornis | |
Menorragie | Soms |
Seksuele disfunctie | |
Balanoposthitis | Zelden |
Galactorroe | |
Gynaecomastie | |
Priapisme | |
Spermatogenese abnormaal | |
Vaginale afscheiding |
Zenuwstelsel (In meer dan 10% van de gevallen)
Duizeligheid | Zeer vaak |
---|---|
Hoofdpijn | |
Somnolentie | |
Bewegingsstoornis | Vaak |
Concentratieverlies | |
Dysgeusie | |
Dystonie | |
Extrapiramidale aandoening | |
Hyperkinesie | |
Hypertonie | |
Paresthesie | |
Tremor | |
Amnesie | Soms |
Convulsie | |
Coördinatie verstoord | |
Hypo-esthesie | |
Migraine | |
Spraakstoornis | |
Syncope | |
Acathisie | Zelden |
Choreoathetose | |
Coma | |
Dyskinesie | |
Hyperesthesie | |
Neuroleptisch maligne syndroom | |
Psychomotore rusteloosheid | |
Reversibele cerebrale vasoconstrictiesyndroom | |
Serotoninesyndroom | |
Zintuigellijke stoornis |
Zwangerschap, perinataal en postpartum (Tussen de 0,1% en 1% van de gevallen)
Postpartumbloeding | Soms |
---|
Toelichting
- Botbreuk: vooral boven de leeftijd van 50 jaar (bij gebruik van een SSRI of TCA).
- Hyponatriëmie: mogelijk als gevolg van een overmaat ADH.
Interacties
Gelijktijdig gebruik met pimozide is gecontra-indiceerd, omdat sertraline via een onbekend mechanisme de pimozideconcentratie verhoogt en pimozide een nauwe therapeutische breedte heeft.
Het concentraat is vanwege het alcoholgehalte gecontra-indiceerd tijdens gelijktijdig gebruik van disulfiram of binnen 14 dagen na stoppen van een behandeling met disulfiram.
Gelijktijdig gebruik met irreversibele MAO-remmers is gecontra-indiceerd, vanwege het risico op het 'serotoninesyndroom' met ernstige verschijnselen als agitatie, hyperthermie, tremor, convulsies en delirium. Niet binnen 7 dagen na staken van sertraline starten met een MAO-remmer (incl. moclobemide, methyleenblauw). Niet gebruiken binnen twee weken na behandeling met een irreversibele MAO-remmer (tranylcypromine, fenelzine, selegiline); na gebruik van een reversibele MAO-A-remmer (moclobemide) kan men een onttrekkingsperiode van 1 dag aanhouden. Niet gelijktijdig gebruiken met de zwakke reversibele MAO-remmer linezolid.
In combinatie met andere serotonerge middelen (zoals opioïden (fentanyl, tramadol, buprenorfine), amfetaminen, triptanen, sint-janskruid en andere serotonerge antidepressiva) neemt de kans op serotonerge bijwerkingen toe.
Gelijktijdig gebruik met alcohol vermijden.
Gelijktijdig gebruik met grapefruit-/pompelmoessap vermijden, omdat inname van 3 glazen per dag de plasmaconcentratie sertraline met 100% verhoogt.
Gelijktijdig gebruik van SSRI’s met lithium neemt de kans op tremoren toe.
Wees voorzichtig met gelijktijdig gebruik met geneesmiddelen die het risico op bloedingen verhogen (zoals anticoagulantia, acetylsalicylzuur, NSAID's, TCA's, atypische antipsychotica en fenothiazinen).
Sertraline remt CYP2D6 dosis-afhankelijk, waardoor interacties kunnen optreden met door CYP2D6 gemetaboliseerde geneesmiddelen (propafenon, flecaïnide, TCA's, antipsychotica).
Bij poor metabolizers van CYP2C19 is de plasmaconcentratie van sertraline met circa 50% verhoogd ten opzichte van normal metabolizers.
Gelijktijdig gebruik met krachtige CYP3A4-remmers wordt afgeraden vanwege een mogelijk verhoogde sertraline-blootstelling.
Gelijktijdig gebruik met CYP3A4-inductoren als carbamazepine, fenytoïne en metamizol (ook een CYP2B6-inductor) kan de sertralinespiegel verlagen. Controleer bij gebruik van metamizol de klinische respons en/of de geneesmiddelspiegels. Meet bij gebruik van fenytoïne de fenytoïnespiegel na starten van behandeling met sertraline. Het is niet uitgesloten CYP3A4-inductoren als fenobarbital, rifampicine en sint-janskruid (Hypericum perforatum) een afname van de sertralinepiegel kunnen veroorzaken.
De kans op QTc-verlenging en/of ventriculaire aritmieën neemt toe bij gelijktijdig gebruik met andere middelen die QT-interval verlengen, zoals bepaalde antipsychotica en antibiotica. SSRI's kunnen door remming van de choline-esteraseactiviteit de werking van neuromusculaire blokkers verlengen.
Zwangerschap
Teratogenese: Een licht verhoogd risico op specifieke (hart)afwijkingen is niet uitgesloten.
Farmacologisch effect: Het optreden van persisterende pulmonale hypertensie bij de neonaat (PPHN) is beschreven bij het gebruik van SSRI’s. Na langdurig gebruik van antidepressiva tot aan de bevalling kunnen neonatale onthoudingsverschijnselen optreden (zoals prikkelbaarheid, hypertonie, tremoren, onregelmatige ademhaling, slecht drinken en hard huilen); de verschijnselen zijn doorgaans mild, van voorbijgaande aard en dosisafhankelijk. Er is onvoldoende bekend over lange-termijneffecten bij het kind na gebruik van een SSRI tijdens de zwangerschap. Observationele gegevens laten een verschil zien van post-partumbloedingen, namelijk bijna tweemaal vaker na blootstelling aan een SSRI/SNRI in de maand voorafgaand aan de geboorte.
Advies: Maak een zorgvuldige afweging tussen de nadelige gevolgen van de depressie voor moeder en kind, tegen die van het geneesmiddel. Het abrupt staken of switchen van een antidepressivum tijdens de zwangerschap wordt afgeraden. Het niet behandelen van een depressie tijdens de zwangerschap kan nadelige gevolgen hebben voor moeder en kind, zoals vroeggeboorte of een te laag geboortegewicht. Zie voor het doseeradvies de informatie van Lareb. Controleer de pasgeborene op onthoudingsverschijnselen en verschijnselen van PPHN, zoals blauwe verkleuring en ademhalingsproblemen.
Vruchtbaarheid: Er zijn aanwijzingen dat sommige SSRI's bij mannen de kwaliteit van het sperma (reversibel) veranderen. Er is geen effect op de vruchtbaarheid bij de mens waargenomen.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja; in geringe hoeveelheden. Relatieve kinddosis is < 3%.
Farmacologisch effect: Bloedspiegels van sertraline bij de zuigeling waren in de meeste studies niet aantoonbaar.
Advies: Kan veilig worden gebruikt. Controleer voor de zekerheid de zuigeling de eerste weken op slecht slapen, sufheid, geïrriteerdheid, veel huilen, koliek, slecht drinken en slecht groeien.
Overige: Wees voorzichtig met ethanol (in het concentraat). Met alle antidepressiva is onvoldoende ervaring opgedaan om een uitspraak te kunnen doen over de effecten op de lange termijn.
Contra-indicaties
Zie voor contra-indicaties de rubriek Interacties.
Waarschuwingen en voorzorgen
Bij acathisie kan het schadelijk zijn om de dosis te verhogen.
Patiënten controleren op voortekenen/symptomen van een serotoninesyndroom of neuroleptisch maligne syndroom; bij een combinatie van symptomen als agitatie, tremoren, myoklonieën en hyperthermie dient men hierop bedacht te zijn.
Staak de behandeling bij insulten.
Overweeg de behandeling te staken bij symptomen van hyponatriëmie (zoals hoofdpijn, concentratiestoornis, verwardheid, hallucinatie, valneiging, insult en coma).
Wees voorzichtig bij overschakelen van andere (vooral langwerkende) antidepressiva en middelen tegen obsessieve stoornissen naar sertraline.
Comorbiditeit: Wees voorzichtig bij epilepsie, diabetes mellitus, leverinsufficiëntie, gesloten kamerhoekglaucoom en bij een voorgeschiedenis van (hypo)manie of glaucoom.
Toegenomen bloedingstijd en/of abnormale bloedingen, zoals ecchymose, gynaecologische, gastro-intestinale, cutane en mucosale en post-partumbloeding zijn gemeld bij gebruik van SSRI's. Wees voorzichtig bij een verhoogde bloedingsneiging en bij gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die de bloedplaatjesfunctie beïnvloeden (zie ook de rubrieken Interacties en Zwangerschap).
Wees voorzichtig bij aanwezigheid van risicofactoren voor QT-verlenging zoals hypocalciëmie, hypokaliëmie, hypomagnesiëmie, relevante hartziekte, bradycardie, comedicatie met geneesmiddelen die QT-interval verlengen, en congenitaal of verworven QT-verlenging.
Psychiatrische effecten: Een onderliggende manie kan manifest worden. Psychotische symptomen kunnen verergeren bij patiënten met schizofrenie.
Er zijn meldingen geweest van langdurige seksuele disfunctie bij gebruik van SSRI's, die bleef aanhouden na het staken van de behandeling.
Bij suïcidaal gedrag in de voorgeschiedenis, evenals bij patiënten jonger dan 25 jaar is extra controle aangewezen, met name in de eerste weken van de therapie (als het middel nog onvoldoende effectief is) en na dosisaanpassingen. Er is een groter suïciderisico in het vroege stadium van herstel.
Sertraline kan tot enkele dagen na staken fout-positieve resultaten geven van urine-immunoassay-onderzoeken op benzodiazepinen; bevestiging kan gekregen worden met behulp van gaschromatografie/massaspectrometrie.
Vanwege onthoudingsverschijnselen een behandeling niet plotseling staken, maar de dosis afbouwen gedurende ten minste 2–4 weken, zie ook de rubriek Doseringen. Bij afbouwen niet om de dag doseren, omdat door de relatief korte halfwaardetijd van dit middel dan onthoudingsverschijnselen kunnen optreden. Risicofactoren voor het krijgen van onthoudingsverschijnselen zijn: behandeling met hogere doses dan de minimale effectieve dosis, het ervaren van onthoudingsverschijnselen bij een gemiste dosis, eerdere mislukte stoppoging.
Onderzoeksgegevens: Over gelijktijdige toepassing van ECT ontbreken onderzoeksgegevens. Niet gebruiken bij kinderen < 18 jaar (behalve voor obsessieve-compulsieve stoornis (OCS) in de leeftijd van 6–17 jaar) vanwege een toegenomen kans op suïcidaal gedrag en vijandigheid, terwijl de werkzaamheid niet voldoende is vastgesteld. De veiligheid op de lange termijn met betrekking tot de cognitieve, emotionele, fysieke en puberale rijping bij kinderen en adolescenten in de leeftijd van 6 tot 16 jaar met OCS werd geëvalueerd in een observationeel langetermijnonderzoek gedurende maximaal 3 jaar. Controleer tijdens (vooral aan het begin van) de behandeling op suïcidale symptomen en controleer bij langdurig gebruik de groei en ontwikkeling. Vanwege onvoldoende klinische gegevens niet gebruiken bij een ernstige leverfunctiestoornis.
Hulpstoffen
- Wees voorzichtig met ethanol, in het concentraat, bij alcoholisme, zwangerschap, lactatie en jonge kinderen. Ethanol kan een effect op andere medicatie hebben. Wees bij risicogroepen voorzichtig met gelijktijdig gebruik van andere middelen die een substraat van alcoholdehydrogenase, zoals ethanol of propyleenglycol, bevatten.
- Glycerol, in het concentraat, kan hoofdpijn, maagklachten en diarree veroorzaken.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Overdosering
Symptomen
Overdosering kan het QT-interval verlengen. Daarom wordt ECG-monitoring aanbevolen in alle gevallen van overdosering. Na sertraline overdoses alleen of in combinatie met andere middelen en/of alcohol zijn doden gemeld.
Zie voor meer symptomen en behandeling de monografie op vergiftigingen.info en toxicologie.org.
Eigenschappen
Specifieke serotonineheropnameremmer (SSRI). Het remt de heropname van serotonine in het neuron. Werking is pas na 1–2 weken merkbaar.
Kinetische gegevens
Resorptie | uitgebreid 'first pass'-effect. |
T max | 4,5–8,4 uur. |
Overig | therapeutische plasmaspiegel: 50–300 microg/l. |
Eiwitbinding | 98%. |
Metabolisering | via CYP3A4, CYP2C19 en CYP2D6 ; sertraline en de belangrijkste metaboliet desmethylsertaline zijn substraat voor P-glycoproteïne. |
Eliminatie | met de urine en feces. |
T 1/2el | 26 uur, bij verminderde leverfunctie langer. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
sertraline hoort bij de groep serotonineheropnameremmers, selectief.