Samenstelling
Aciclovir infusie (als Na-zout) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 25 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 10 ml, 20 ml
- Toedieningsvorm
- Poeder voor infusievloeistof
- Verpakkingsvorm
- flacon 250 mg, 500 mg
Aciclovir tablet Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 200 mg, 400 mg, 800 mg
Zovirax suspensie GlaxoSmithKline bv
- Toedieningsvorm
- Suspensie
- Sterkte
- 40 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 125 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Valcyte (als hydrochloride) Cheplapharm Arzneimittel GmbH
- Toedieningsvorm
- Poeder voor drank
- Sterkte
- 50 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 100 ml met dispenser
- Toedieningsvorm
- Tablet, filmomhuld
- Sterkte
- 450 mg
Valganciclovir Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet, filmomhuld
- Sterkte
- 450 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Een cutane herpesinfectie verloopt in het algemeen niet ernstig en geneest meestal spontaan. Doorgaans kan volstaan worden met lokale behandeling met een indifferent middel met zinkoxide of zinksulfaat (eventueel met lidocaïne). Geef bij pijn paracetamol. Start bij acute herpes zoster neuralgie laagdrempelig met amitriptyline (bij ouderen nortriptyline). Orale antivirale behandeling met een nucleoside-analogon (aciclovir, famciclovir of valaciclovir) komt bij de herpesinfecties alleen in bepaalde situaties in aanmerking. Gezien het gebruiksgemak en de kosten gaat de voorkeur in het algemeen uit naar valaciclovir. De antivirale behandeling is slechts zinvol wanneer gestart binnen een bepaalde termijn na het verschijnen van de eerste symptomen. De lengte van deze termijn hangt af van het type infectie (herpes simplex of zoster, primo-infectie of recidief) en de immuunstatus van de patiënt.
Conjunctivitis: Bij een infectieuze conjunctivitis door een banale verwekker is een lokaal antibioticum niet geïndiceerd, behalve bij risicogroepen voor complicaties (bv. na recente oogoperaties, bij chronisch infectieuze oogziekten of immuungecompromitteerde patiënten) of soms, als de conjunctivitis langer dan 2 weken duurt. In deze gevallen gaat de voorkeur uit naar chlooramfenicol-oogdruppels en/of -oogzalf boven fusidinezuur-ooggel, vanwege een breder werkingsspectrum en minder snelle resistentieontwikkeling. Bij een herpes-simplexvirusconjunctivitis is aciclovir-oogzalf aangewezen. Verwijs, bij een conjunctivitis door het varicella-zostervirus, dezelfde dag naar de oogarts door en start direct met een oraal nucleoside-analogon (valaciclovir of aciclovir).
De i.v.-toepassing van aciclovir is vooral aangewezen bij verminderde immuunrespons, bij ernstige recidiverende Herpes zoster-infecties en bij Herpes simplex-encefalitis.
Voor aciclovir is voor de overige indicaties geen advies vastgesteld over de plaats in de medicamenteuze behandeling.
Advies
Bij de behandeling van cytomegalovirus-retinitis is de orale toediening van valganciclovir even effectief als de intraveneuze toediening van ganciclovir.
Voor onderhoudsbehandeling van cytomegalovirus-retinitis komt valganciclovir dan ook in aanmerking als alternatief voor intraveneuze toediening. De orale toediening heeft een groter gebruiksgemak en kan ook worden toegepast als inductiebehandeling bij CMV-retinitis bij AIDS-patiënten. De ervaring met valganciclovir is zeer beperkt.
Indicaties
Oraal
- Behandeling van Herpes simplex-virusinfecties van huid en slijmvliezen, waaronder initiële en recidiverende herpes genitalis;
- Profylaxe van (frequent) recidiverende Herpes-simplex-infecties bij immuuncompetente patiënten;
- Profylaxe van Herpes simplex-infecties bij immuungecompromitteerde patiënten (bv. na beenmerg- en orgaantransplantaties en bij remissie-inductiekuren voor acute leukemie);
- Behandeling van infecties van huid en slijmvliezen veroorzaakt door het Varicella zoster-virus, zoals gordelroos (incl. herpes zoster ophthalmicus), met name als een ernstig beloop kan worden verwacht.
Intraveneus
- Profylaxe en behandeling van Herpes simplex-infecties bij een verminderde immuunrespons;
- Behandeling van: primaire en recidiverende Varicella zoster-infecties bij een verminderde immuunrespons, gordelroos bij een adequate immuunrespons wanneer een ernstig verloop van de ziekte te verwachten is;
- Behandeling van: ernstige initiële herpes genitalis, van herpes encefalitis en van Herpes simplex-infecties bij pasgeborenen en zuigelingen tot 3 maanden (herpes neonatorum).
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Als inductie- en als onderhoudsbehandeling van CMV-retinitis bij volwassen AIDS-patiënten.
- Preventie van een CMV-aandoening bij CMV-negatieve volwassenen en kinderen (vanaf de geboorte) die een orgaantransplantatie hebben ondergaan met een solide orgaan van een CMV-positieve donor.
- Offlabel: behandeling van CMV bij kinderen (NKFK).
Doseringen
Om kristalvorming in de nieren te voorkómen zorgen voor goede hydratie, vooral bij oudere patiënten die intraveneus en/of met hoge doses aciclovir worden behandeld; bepaal ook vooraf de creatinineklaring.
Let op: de i.v.-dosering is sterk afhankelijk van de nierfunctie.
Behandeling Herpes simplex-infecties (waaronder initiële en recidiverende herpes genitalis)
Volwassenen (incl. ouderen) en kinderen ≥ 2 jaar
Oraal: Volgens de fabrikant: 200 mg 5×/dag iedere 4 uur, waarbij de nachtdosis komt te vervallen, gedurende 5 dagen. Bij een ernstige initiële infectie kan een langere behandelduur noodzakelijk zijn. De eerste dosis zo spoedig mogelijk na het begin van de infectie toedienen, bij een recidief gedurende de prodromale periode of zodra de laesies optreden. Bij ernstig immuungecompromitteerden (bv. na beenmergtransplantatie) of bij een verminderde absorptie in de darmen kan de keerdosis verdubbeld worden naar 400 mg, of overweeg intraveneuze toediening.
Oraal: Volgens de Multidisciplinaire richtlijn Seksueel Overdaagbare Aandoeningen (juli 2024, sectie C4.9.3) bij zwangeren: Behandeling bij een primaire anogenitale HSV-infectie met 400 mg 3×/dag, gedurende 5 dagen, en overweeg in de laatste 4 weken van de zwangerschap eveneens te behandelen met 400 mg 3×/dag. Voor het beleid rondom de partus daarbij, zie sectie C4.9.3 van de richtlijn. Bij een recidiverende anogenitale HSV-infectie: in principe geen antivirale behandeling (tenzij de vrouw ook HIV+ is), overweeg in de laatste 4 weken van de zwangerschap wel suppressieve therapie met 400 mg 3×/dag. Bij een recidiverende anogenitale HSV-infectie én gebroken vliezen < 34 weken amenorroeduur eveneens behandelen met 400 mg 3×/dag gedurende 5 dagen. Bij HIV + anogenitale HSV-infectie bij zwangerschap: bij een primaire infectie behandeling zoals hiervoor genoemd; bij een recidiverende infectie: overweeg suppressieve behandeling vanaf 32 weken amenorroeduur met 400 mg 3×/dag.
I.v.-infusie: 5 mg/kg lichaamsgewicht iedere 8 uur, gedurende 5–7 dagen.
Kinderen < 2 jaar
Oraal: 100 mg (2,5 ml suspensie) 5×/dag iedere 4 uur, waarbij de nachtdosis komt te vervallen, gedurende 5 dagen. Bij een ernstige initiële infectie kan een langduriger therapie noodzakelijk zijn. De eerste dosis zo spoedig mogelijk na het begin van de infectie toedienen. Voor de behandeling van herpes neonatorum wordt infusie geadviseerd, zie het voorschrift onder die indicatie hieronder.
Kinderen 3 maanden – 12 jaar
I.v.-infusie (bij ernstige vormen): 250 mg/m² lichaamsoppervlak iedere 8 uur, gedurende 5–7 dagen; volgens het Kinderformularium van het NKFK: gedurende 10 dagen.
Pasgeborenen en zuigelingen tot 3 maanden (congenitale HSV-infectie; herpes neonatorum)
I.v.-infusie: Volgens de fabrikant: 20 mg/kg lichaamsgewicht iedere 8 uur, gedurende 21 dagen bij een verspreid ziektebeeld en infectie van het CZS, of gedurende 14 dagen wanneer het ziektebeeld beperkt is tot de huid en slijmvliezen.
I.v.-infusie: Volgens het Kinderformularium van het NKFK (bij a terme neonaten tot 3 mnd.): 80 mg/kg lichaamsgewicht/dag verdeeld over 4 doses. Bij aantasting van alléén de huid, ogen en mond: gedurende 14 dagen; bij uitgebreide infectie en/of betrokkenheid van het CZS: gedurende 21 dagen.
Prematuren (zwangerschapsduur < 37 weken)
I.v.-infusie: Volgens het Kinderformularium van het NKFK: 60 mg/kg lichaamsgewicht/dag verdeeld over 3 doses. Bij aantasting van alléén de huid, ogen en mond: gedurende 14 dagen; bij uitgebreide infectie en/of betrokkenheid van het CZS: gedurende 21 dagen.
Herpes simplex-encefalitis
Volwassenen en kinderen > 12 jaar
I.v.-infusie: Volgens de fabrikant: 10 mg/kg lichaamsgewicht iedere 8 uur, gedurende 10 dagen.
I.v.-infusie: Volgens het Kinderformularium van het NKFK tot 18 jaar: 1500 mg/m² lichaamsoppervlak/dag verdeeld over 3 doses, gedurende 14–21 dagen.
Kinderen 3 maanden – 12 jaar
I.v.-infusie: Volgens de fabrikant: 500 mg/m² lichaamsoppervlak iedere 8 uur, gedurende 10 dagen. Volgens het Kinderformularium van het NKFK: de hiervoor genoemde dosis gedurende 14–21 dagen.
A terme pasgeborenen en zuigelingen tot 3 maanden
I.v.-infusie: Volgens het Kinderformularium van het NKFK: 80 mg/kg lichaamsgewicht/dag, verdeeld over 4 doses, gedurende 14–21 dagen.
Prematuren (zwangerschapsduur < 37 weken)
I.v.-infusie: Volgens het Kinderformularium van het NKFK: 60 mg/kg lichaamsgewicht/dag, verdeeld over 3 doses, gedurende 14–21 dagen.
Profylaxe van (regelmatig) recidiverende herpes simplex infecties (waaronder herpes genitalis en labialis) bij immuuncompetente patiënten
Volwassenen
Oraal: Volgens de fabrikant: 400 mg 2×/dag iedere 12 uur óf 200 mg 4×/dag iedere 6 uur. Een dosisverlaging tot 200 mg 3×/dag (iedere 8 uur) of zelfs 2×/dag (iedere 12 uur) kán nog doeltreffend zijn. Bij sommige patiënten kunnen echter toch doorbraakinfecties optreden, zelfs ondanks een totale dagdosis van 800 mg. De duur van de profylaxe wordt bepaald door de risicoperiode van de patiënt. Bij langdurige behandeling verdient het aanbeveling de behandeling na een aantal maanden (bv. 6–12 mnd.) te onderbreken om mogelijke veranderingen in het natuurlijk beloop van de infectie te kunnen waarnemen.
Oraal: Volgens de NHG-behandelrichtlijn Koortslip (herpes labialis) (2017) op p. 5: 400 mg 2×/dag gedurende 3–4 maanden, alléén toepassen bij zeer frequente (meermaals per maand) en hinderlijke of uitgebreide recidieven, in overleg met de patiënt en na uitleg over de bijwerkingen. De omvang van het effect is beperkt, het is niet bekend of het aanhoudt na het staken van de preventieve behandeling.
Profylaxe van Herpes simplex-infecties bij immuungecompromitteerden
Volwassenen en kinderen ≥ 2 jaar
Oraal: 200 mg 4×/dag iedere 6 uur. Zo nodig de dosis verdubbelen tot 400 mg 4×/dag iedere 6 uur bij ernstig immuungecompromitteerde patiënten (bv. na beenmergtransplantatie) of bij een verminderde absorptie in de darmen, of overweeg bij hen intraveneuze toediening. De profylaxe dient te beginnen op het moment dat de immuunstatus wordt verlaagd. De duur van de profylaxe wordt bepaald door de risicoperiode van de patiënt.
Kinderen < 2 jaar
Oraal: 100 mg (2,5 ml suspensie) 4×/dag iedere 6 uur. De profylaxe starten op het moment dat de immuunstatus wordt verlaagd. De duur van de profylaxe wordt bepaald door de risicoperiode van de patiënt.
Behandeling van Varicella zoster-infecties (zoals gordelroos)
Volwassenen
Oraal: 800 mg 5×/dag iedere 4 uur, waarbij de nachtdosering komt te vervallen, gedurende 7 dagen (bij herpes ophthalmicus 10 dagen); de eerste dosis zo spoedig mogelijk, liefst binnen 48 uur, na het begin van de eerste huidverschijnselen toedienen. Bij een herpes zoster van het hoofd-halsgebied (boven het sleutelbeen) zoals een herpes zoster ophthalmicus en herpes zoster oticus ook meer dan 72 uur na het verschijnen van de huiduitslag nog met de behandeling beginnen met oog op het voorkómen van oogcomplicaties. Zie voor aanvullende informatie de rubriek Advies.
Bij ernstig immuungecompromitteerde patiënten of bij verminderde absorptie uit de darm verdient i.v.-toediening via infusie de voorkeur.
I.v.-infusie: 5 mg/kg lichaamsgewicht iedere 8 uur, gedurende 5–7 dagen; bij immuungecompromitteerde patiënten 10 mg/kg lichaamsgewicht iedere 8 uur.
Kinderen vanaf 3 maanden
I.v.-infusie: Volgens de fabrikant vanaf 3 maanden tot 12 jaar (en normale nierfunctie): 250 mg/m² lichaamsoppervlak iedere 8 uur, bij immuungecompromitteerde patiënten 500 mg/m² lichaamsoppervlak iedere 8 uur gedurende 5–7 dagen.
I.v.-infusie: Volgens het Kinderformularium van het NKFK: vanaf 3 maanden tot 12 jaar met een normale immuunrespons en met een recidiverende infectie: 750 mg/m² lichaamsoppervlak/dag verdeeld over 3 doses, gedurende 10 dagen.
I.v.-infusie: Volgens het Kinderformularium van het NKFK: vanaf 12–18 jaar met een normale immuunrespons en met een recidiverende infectie: 15 mg/kg lichaamsgewicht/dag verdeeld over 3 doses, gedurende 5 dagen.
I.v.-infusie: Volgens het Kinderformularium van het NKFK: vanaf 3 maanden tot 18 jaar bij immuungecompromitteerde status: 1500 mg/m²/dag verdeeld over 3 doses, gedurende 7 dagen.
A terme pasgeborenen en zuigelingen tot 3 maanden
I.v.-infusie: Volgens het Kinderformularium van het NKFK: bij immuungecompromitteerde status: 80 mg/kg lichaamsgewicht/dag verdeeld over 4 doses, gedurende 7 dagen.
Prematuren (zwangerschapsduur < 37 weken)
I.v.-infusie: Volgens het Kinderformularium van het NKFK: bij immuungecompromitteerde status: 60 mg/kg lichaamsgewicht/dag verdeeld over 3 doses, gedurende 7 dagen.
Verminderde leverfunctie: Geen dosisaanpassing noodzakelijk.
Verminderde nierfunctie
Na een normale oplaaddosis gelden de volgende onderhoudsdoseringen:
- Oraal: Volwassenen:
- profylaxe en behandeling van Herpes simplex (immuuncompetent en immuungecompromitteerd):
- creatinineklaring < 10 ml/min: 200 mg iedere 12 uur.
- behandeling van Varicella zoster (bv. gordelroos) (immuuncompetent en immuungecompromitteerd):
- creatinineklaring 10–25 ml/min: 800 mg iedere 8 uur;
- creatinineklaring < 10 ml/min: 800 mg iedere 12 uur.
- Bij hemodialyse: volgens de fabrikant een extra dosis toedienen na iedere dialyse.
- profylaxe en behandeling van Herpes simplex (immuuncompetent en immuungecompromitteerd):
- I.v.-infusie: Volwassenen en kinderen:
- volgens de fabrikant: creatinineklaring 0–10 ml/min, bij hemodialyse of bij continue ambulante peritoneaaldialyse (CAPD): de aanbevolen dosering halveren en iedere 24 uur toedienen, in geval van hemodialyse direct na de dialyse toedienen;
- bij een creatinineklaring van 10–25 ml/min, en bij CVVH: de aanbevolen dosering iedere 24 uur toedienen;
- creatinineklaring 25–50 ml/min: de aanbevolen dosering iedere 12 uur toedienen.
Obesitas: Bij obese patiënten die intraveneus aciclovir krijgen op basis van hun werkelijke lichaamsgewicht, kunnen verhoogde plasmaconcentraties worden gemeten. Bij hen moet daarom een dosisverlaging overwogen worden als ze een verminderde nierfunctie en/of een hogere leeftijd hebben. Bij doseren op basis van het ideale lichaamsgewicht waren in een onderzoek bij 7 morbide obese patiënten de piekconcentraties ca. 29% lager dan bij patiënten met een normaal lichaamsgewicht die een dosis kregen op basis van het totale lichaamsgewicht. De gevolgen van de lagere piekconcentraties voor de werkzaamheid zijn onbekend.
Toediening
- Dispergeerbare tabletten: deze kunnen geheel worden ingenomen met ruim water of vóór inname tot oplossing worden gebracht in water.
- Suspensie: voor gebruik goed schudden. De suspensie niet verdunnen.
- Intraveneuze infusie toedienen over een periode van 1 uur, in combinatie met adequate hydratie. Niet toedienen als snelle - of bolusinjectie.
Doseringen
De drank is bio-equivalent aan de tabletten, waardoor de dosering hetzelfde is.
2×/dag 900 mg oraal valganciclovir is therapeutisch equivalent aan 2×/dag 5 mg/kg lichaamsgewicht i.v. ganciclovir.
Inductiebehandeling bij actieve CMV-retinitis
Volwassenen
900 mg 2×/dag gedurende 21 dagen. Een langere inductiebehandeling vermeerdert de kans op beenmergtoxiciteit.
Onderhoudsbehandeling CMV-retinitis
Volwassenen
Na de inductiebehandeling of bij een niet-actieve CMV-retinitis: 900 mg 1×/dag. Als de retinitis verergert eventueel de inductiebehandeling herhalen. De duur van de onderhoudsbehandeling individueel bepalen. Houd echter rekening met de mogelijkheid van virale resistentie tegen (val)ganciclovir.
Offlabel: Behandeling CMV
Kinderen vanaf 1 maand tot 18 jaar
Volgens de pagina valganciclovir op het Kinderformularium van het NKFK: 900 mg/m² lichaamsoppervlak/dag in 2 doses, max. 1800 mg/dag.
Preventie van CMV-aandoening bij solide orgaantransplantatie
Volwassenen
900 mg 1×/dag, te beginnen binnen 10 dagen na de transplantatie en voortzetten tot 100 dagen na de transplantatie. Bij een niertransplantatie is het ook mogelijk de profylaxe voort te zetten tot 200 dagen na de transplantatie; de kans op leukopenie en neutropenie neemt dan echter toe.
Kinderen (vanaf de geboorte)
Volgens de fabrikant: de dagelijkse dosis berekenen aan de hand van het lichaamsoppervlak (Mosteller-BSA-formule) en de creatinineklaring afgeleid van de Schwartz-formule (CrCLS). De pediatrische dosis (mg) = 7 × BSA × CrCLS; de maximum waarde van de in te vullen creatinineklaring is 150 ml/min/1,73 m². De tablet kán worden gebruikt als de berekende dosis binnen de 10% van de beschikbare tabletdosis ligt; dus als de berekende dosis ligt tussen 405 en 495 mg, dan kan de tablet van 450 mg genomen worden, mits het kind deze heel kan doorslikken. Het gebruik van de drank heeft echter de voorkeur omdat hiermee afgerond kan worden op incrementen van 25 mg. De maximale dosering is 900 mg. De profylaxe met de berekende dosis (1×/dag) starten binnen 10 dagen na transplantatie en gedurende 100 dagen na transplantatie voortzetten, na niertransplantatie gedurende 200 dagen na transplantatie. Tijdens de profylaxe rekening houden met eventuele veranderingen in lengte en gewicht; tevens regelmatig het serumcreatinine-niveau controleren.
Volgens de pagina valganciclovir op het Kinderformularium van het NKFK is de dosering bij kinderen vanaf 1 maand: 520 mg/m² lichaamsoppervlak per dag in 1 dosis, maximaal 900 mg/dag.
Verminderde nierfunctie
- Volwassenen, inductiebehandeling:
- creatinineklaring 40–59 ml/min: 450 mg 2×/dag.
- creatinineklaring 25–39 ml/min: 450 mg 1×/dag.
- creatinineklaring 10–24 ml/min: met de drank 225 mg 1×/dag, met de tablet: 450 mg om de dag.
- bij hemodialyse: drank: 200 mg 3×/week na de dialyse.
- Volwassenen, onderhoudsbehandeling:
- creatinineklaring 40–59 ml/min: 450 mg 1×/dag.
- creatinineklaring 25–39 ml/min: met de drank 225 mg 1×/dag, met de tablet 450 mg om de dag.
- creatinineklaring 10–24 ml/min: met de drank 125 mg 1×/dag, met de tablet 450 mg 2×/week.
- bij hemodialyse: drank: 100 mg 3×/week na de dialyse.
- Controleer tijdens zowel therapie als profylaxe regelmatig het serumcreatinine en pas zonodig de dosering aan. Toediening van de tablet bij een creatinineklaring < 10 ml/min wordt niet aanbevolen.
- Kinderen: de dosering bij kinderen na een solide orgaantransplantatie wordt individueel bepaald op basis van nierfunctie, lengte en lichaamsgewicht. Zie ook de pagina valganciclovir op het Kinderformularium van het NKFK voor dosisaanpassingen bij kinderen (> 3 mnd.) met nierfunctiestoornissen.
Verminderde leverfunctie: er kan geen dosisaanbeveling worden gedaan vanwege onvoldoende gegevens.
Toediening
- De tabletten heel (zonder stukbreken of kauwen) innemen, en in verband met de biologische beschikbaarheid bij voorkeur samen met voedsel.
- De drank na reconstitutie met behulp van meegeleverde dispenser afmeten, bij voorkeur toedienen samen met voedsel.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): misselijkheid, braken, diarree, buikpijn. Hoofdpijn, duizeligheid. Vermoeidheid, koorts. Huiduitslag (incl. fotosensibilisatie), jeuk.
Soms (0,1-1%): urticaria, toename van diffuse haaruitval.
Zelden (0,01-0,1%): angio-oedeem, anafylaxie. Dyspneu. Reversibele stijging van bilirubine- en leverenzymwaarden. Verhoging van ureum en creatinine in het bloed.
Zeer zelden (< 0,01%): convulsies, encefalopathie, coma, tremor, ataxie, dysartrie, slaperigheid. Agitatie, verwardheid, hallucinaties, psychose. Hepatitis, geelzucht. Acuut nierfalen, pijn in nierloges. Anemie, leukopenie, trombocytopenie.
Verder zijn gemeld: myoklonieën, lethargie, asterixis, hemi-paresthesie.
Na i.v.-toediening komen ook voor: hypotensie. Diaforese. Snelle stijging van ureum- en creatininespiegels in het bloed (vooral bij dehydratie, slechte nierfunctie en/of te snelle infusie), waarschijnlijk door precipitatie van aciclovirkristallen in de niertubuli en in zeldzame gevallen leidend tot acuut nierfalen. Ernstige lokale ontstekingen en tromboflebitis op de injectieplaats, bij extravasatie leidend tot ulceraties.
Bij neonaten: let op neutropenie (bij ca. 20%; gaat meestal vanzelf over tijdens gebruik of na het staken) en vermindering van de nierfunctie (nefrotoxisch bij ca. 6%).
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): dyspneu, bovensteluchtweginfecties. Diarree. Anemie, (ernstige) neutropenie (meestal in de eerste of tweede week van de behandeling).
Vaak (1-10%): sepsis. Orale candidiasis, misselijkheid, braken, dyspepsie, dysfagie, buikpijn, obstipatie, flatulentie. Verminderde eetlust, anorexie, gewichtsverlies. Hoesten. Oorpijn. Macula-oedeem, retinaloslating (alleen bij behandeling CMV-retinitis), glasvochtstrengetjes ('mouches volantes'), pijn in het oog. Koorts, rillingen, pijn op de borst, malaise, asthenie, vermoeidheid, influenza. Hoofdpijn, slapeloosheid, smaakstoornis, hypo-esthesie, paresthesie, perifere neuropathie, duizeligheid, convulsies. Depressie, angst, verwardheid, abnormaal denken. Rugpijn, spierpijn, gewrichtspijn, spierspasmen. Dermatitis, cellulitis, nachtzweten, jeuk, huiduitslag, urticaria. (Ernstige) trombocytopenie met mogelijk levensbedreigende bloeding, (ernstige) leukopenie, (ernstige) pancytopenie. (Ernstige) abnormale leverfunctie (daarnaast bv. verhoogde waarden van AF, ASAT). Urineweginfectie, verminderde creatinineklaring, verminderde nierwerking.
Soms (0,1-1%): anafylactische reactie. Hartaritmie, hypotensie. Tremor. Visusstoornis, conjunctivitis. Doofheid. Mondulceraties, opgezette buik, pancreatitis. Agitatie, psychotische aandoening, hallucinaties. Beenmergdepressie. Hematurie, nierfalen. Onvruchtbaarheid bij de man. Urticaria, droge huid, alopecia. Verhoogde waarde ALAT.
Zelden (0,01-0,1%): aplastische anemie, agranulocytose, granulocytopenie.
Bij kinderen zijn de meest frequente bijwerkingen diarree, misselijkheid, neutropenie, leukopenie en anemie. Koorts en buikpijn worden vaker gemeld dan bij volwassenen. Daarnaast worden bovenste luchtweginfecties en dysurie, welke overigens ook kenmerkend zijn voor deze populatie, gemeld. Neutropenie komt eveneens vaker voor (overigens zonder correlatie met bijwerkingen als infecties).
Interacties
Comedicatie die nefrotoxisch is, o.a. ciclosporine, tacrolimus, vergroot de kans op nierbeschadiging; controleer op veranderingen in de nierfunctie.
Gelijktijdig gebruik van cimetidine, mycofenolzuur of probenecide kan de blootstelling aan aciclovir doen toenemen. Dosisaanpassing is echter niet nodig vanwege de grote therapeutische breedte van aciclovir.
Bij gelijktijdig gebruik van zidovudine kunnen neuropathie, convulsies en lethargie optreden. Bij gelijktijdige toepassing van interferon α (2a en 2b) of (intrathecaal) methotrexaat is er een grotere kans op neurologische bijwerkingen.
De blootstelling aan theofylline kan bij gelijktijdige behandeling ca. 50% toenemen; volg de plasmaconcentratie van theofylline.
Sterk verhoogde lithiumspiegels zijn gemeld bij hoge i.v.-doses (case-report); controleer voor de zekerheid de lithiumspiegel.
Sorbitol, in de suspensie, kan de biologische beschikbaarheid van andere oraal toegediende geneesmiddelen beïnvloeden.
Interacties
Toxiciteit kan toenemen bij combinatie met andere myelosuppressieve of nierfunctieverminderende middelen, zoals:
- nucleoside- en nucleotideanalogen zoals adevofir, tenofovir(disoproxil of -alafenamide) en zidovudine;
- immunosuppressiva (ciclosporine, mycofenolaatmofetil, tacrolimus);
- anti-neoplastische middelen (doxorubicine, hydroxycarbamide, vinblastine, vincristine);
- trimethoprim met een sulfonamide, bv. sulfamethoxazol (= cotrimoxazol) of met sulfametrol;
- amfotericine B, dapson, pentamidine.
Wees terughoudend met de toepassing van in bovenstaande lijst genoemde combinaties. Zowel ganciclovir als zidovudine kunnen neutropenie en anemie veroorzaken; overweeg dosisverlaging.
Probenecide vermindert de renale tubulaire excretie van ganciclovir (met 20%); resulterend in een (40%) toegenomen blootstelling aan ganciclovir. Controleer bij gelijktijdig gebruik op tekenen van toxiciteit van ganciclovir.
Bij gelijktijdige toediening met imipenem/cilastatine kunnen gegeneraliseerde insulten optreden.
Cytochroom P450-enzymen spelen geen rol bij de farmacokinetiek van ganciclovir.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens zijn bij een groot aantal zwangerschappen geen schadelijke effecten gezien na oraal gebruik. Er is beperkte ervaring met de toepassing van intraveneus aciclovir. Bij dieren alleen aanwijzingen voor schadelijkheid bij doseringen die toxisch waren voor het moederdier.
Advies: Kan oraal, ook tijdens het 1e trimester, worden gebruikt bij primaire en recidiverende herpes genitalis-infecties. De intraveneuze toediening alleen op strikte indicatie gebruiken, voor ernstige infecties.
Zwangerschap
De actieve metaboliet ganciclovir passeert gemakkelijk de placenta.
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. In dierproeven bij hogere dosering (vergelijkbaar met 2× de humane dosis) teratogeen gebleken. Er zijn enkele casussen van gezonde neonaten na intra-uteriene blootstelling aan ganciclovir. Valganciclovir is een prodrug van ganciclovir. De biologische beschikbaarheid van valganciclovir is hoger.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Vruchtbaarheid: Het is waarschijnlijk dat ganciclovir de spermatogenese tijdelijk of permanent remt (vermindering aantal en beweeglijkheid spermacellen) en de fertiliteit bij de vrouw onderdrukt. In een klein klinisch onderzoek leek het effect op de spermatogenese reversibel ca. 6 maanden na het staken van de therapie. In dierproeven is eveneens remming van de spermatogenese gezien, ook testiculaire atrofie werd waargenomen.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 30 dagen na de therapie. Een mannelijke patiënt dient een condoom toe te passen tijdens én tot ten minste 90 dagen ná de therapie, tenzij de vrouwelijke partner niet zwanger kan worden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in geringe mate (na oraal gebruik). De zuigeling kan zo via de moedermelk tot 0,3 mg/kg lichaamsgewicht/dag binnen krijgen; dit is slechts een klein percentage van de toegestane zuigelingendosering. De relatieve kinddosis is 1–2%, berekend op basis van enkele cases. Er is zeer beperkt ervaring opgedaan met intraveneus gebruik tijdens de lactatie. De opname door de zuigeling is waarschijnlijk laag, de biologische beschikbaarheid is rond de 20%.
Farmacologisch effect: Nadelige effecten bij de zuigeling zijn nooit gemeld.
Advies: Kan veilig oraal worden gebruikt, en ook intraveneus gebruik is waarschijnlijk veilig.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, bij dieren. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten. Er zijn onvoldoende gegevens (geen case reports) bekend om een uitspraak te doen over de risico's.
Advies: Het geven van borstvoeding is gecontra–indiceerd.
Contra-indicaties
- Overgevoeligheid voor (val)aciclovir.
Contra-indicaties
- overgevoeligheid voor ganciclovir en (val)aciclovir.
Zie ook de rubriek Lactatie.
Waarschuwingen en voorzorgen
Wees voorzichtig bij bestaande neurologische afwijkingen, ernstige hypoxie, lever- of elektrolytafwijkingen.
Bij ouderen en bij een verminderde nierfunctie neemt de kans op neurologische bijwerkingen toe; controleer hier nauwkeurig op. Ze verdwijnen meestal na het staken van de behandeling.
In verband met de kans op renale bijwerkingen na intraveneuze toediening gedurende enkele uren letten op de urineproductie van de patiënt. Zorg voor goede vochtinname bij hoge orale doseringen en bij intraveneuze toediening. Overweeg bij intraveneuze toepassing van aciclovir bij obesitas in combinatie met pre-existente verminderde nierfunctie een dosisreductie, zie rubriek Doseringen onder Obesitas. De aantasting van de nierfunctie reageert gewoonlijk snel op rehydratie van de patiënt en/of een verlaging van de dosis (zie rubriek Doseringen) of het staken van de behandeling met aciclovir. Let bij kinderen op niertoxiciteit; bepaal het serumcreatinine 2×/week.
Bepaal bij kinderen het bloedbeeld 2×/week in verband met het frequent optreden van neutropenie in deze groep.
Resistente virussen kunnen zich ontwikkelen bij immuungecompromitteerde patiënten na langdurige of herhaalde behandeling.
Hulpstoffen: Let op het natrium, in de infusievloeistof, bij een natriumarm dieet.
Waarschuwingen en voorzorgen
Verminderde nierfunctie: Wees voorzichtig bij nierfunctiestoornissen. De tablet niet toepassen bij hemodialyse-patiënten, omdat hiermee geen gepaste dosering kan worden bereikt.
Bloedbeeld: Wees voorzichtig bij bestaande hematologische cytopenie of met een geneesmiddel-gerelateerde hematologische cytopenie in de voorgeschiedenis en bij radiotherapie. Bepaal voorafgaand aan en regelmatig tijdens de behandeling het complete bloedbeeld, incl. aantal trombocyten. Bij bestaande verminderde nierfunctie en bij kinderen kan een frequentere controle nodig zijn. Bij ernstige neutropenie (< 0,5 × 109/l) en/of trombocytopenie (< 25 × 109/l) en/of als het hemoglobine < 5 mmol/l bedraagt deze behandeling niet starten. Als er ernstige hematologische afwijkingen ontstaan tijdens de therapie, overweeg dan een behandeling met hematopoëtische groeifactoren en/of onderbreking van de behandeling.
Valganciclovir dient als potentieel mutageen, teratogeen en carcinogeen te worden beschouwd en heeft een nadelig effect op de fertiliteit. Zowel vruchtbare mannen als vrouwen dienen anticonceptieve maatregelen te nemen tijdens de behandeling; zie ook de rubriek Zwangerschap.
Na contact van poeder, drank of gebroken tabletten met de huid en slijmvliezen deze grondig wassen met water en zeep.
Onvoldoende onderzocht: De veiligheid en effectiviteit zijn niet vastgesteld bij ouderen (> 65 jaar) en bij patiënten met een verminderde leverfunctie.
Hulpstoffen: Natriumbenzoaat, in het poeder voor drank, kan geelzucht bij pasgeborenen < 4 weken verergeren.
Overdosering
Zie voor informatie over symptomen en behandeling van een vergiftiging met aciclovir de monografie op vergiftigingen.info.
Overdosering
Symptomen
Beenmergdepressie, waarschijnlijk ook nefrotoxiciteit. Daarnaast zijn bij overdosering met ganciclovir hematologische toxiciteit, lever-, nier- neurotoxiciteit en gastro-intestinale toxiciteit gemeld.
Therapie
Hydratie, hemodialyse.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met valganciclovir contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Purine (guanine) nucleoside-analogon. Aciclovir is een antivirale stof met in vitro grote werkzaamheid tegen Herpes simplex-virus type 1 en 2 en Varicella zoster-virus. Aciclovir wordt in de cel door middel van, door het virus geïnduceerd thymidinekinase, omgezet in aciclovirmonofosfaat, dat door cellulaire enzymen verder wordt omgezet tot het actieve aciclovirtrifosfaat. Aciclovirtrifosfaat remt competitief het virale DNA-polymerase en voorkomt verdere virale DNA-synthese, met als gevolg blokkade van de vermenigvuldiging van het virus.
Kinetische gegevens
F | ca. 10-20% |
T max | 1½–2 uur. |
V d | ca. 0,37 l/kg; bij neonaten geboren na zwangerschapsduur 36–41 weken: ca. 2,5 l/kg; 30–35 weken: ca. 4,5 l/kg; < 30 weken: ca. 2,9 l/kg. |
Overig | Er is wijde verspreiding in het lichaam, zoals in de nieren, lever, longen en hersenen. Penetratie in de liquor: de concentratie is ca. 50% ten opzichte van die in het plasma. |
Metabolisering | deels tot 9-carboxymethoxymethylguanine, mogelijk verantwoordelijk voor neuropsychiatrische bijwerkingen, m.n. bij een verminderde nierfunctie. |
Eliminatie | ca. 75% onveranderd via de nieren via glomerulaire filtratie en actieve tubulaire secretie, en ca. 10-15% van de toegediende dosis als 9-carboxymethoxymethylguanine. Aciclovir kan door middel van hemodialyse uit het lichaam worden verwijderd; de plasmaspiegel daalt met ca. 60% tijdens een hemodialysesessie. |
T 1/2el | ca. 2,8-4,1 uur, bij creatinineklaring 15–50 ml/min ca. 3,5 uur, bij anurie ca. 20 uur, gedurende hemodialyse ca. 6 uur; bij neonaten 0–3 mnd.: 3,8 uur, geboren na een zwangerschapsduur van 36–41 weken: ca. 3 uur; 30–35 weken: ca. 6,5 uur; < 30 weken: ca. 10 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Valganciclovir is een L-valylester en prodrug van ganciclovir. Het wordt na orale toediening door esterasen in de darm en lever snel en volledig gemetaboliseerd tot het actieve ganciclovir. Dit is een synthetisch analoog van 2'–deoxyguanosine en remt de replicatie van herpesvirussen. Ganciclovir wordt in geïnfecteerde cellen door viraal kinase gefosforyleerd tot ganciclovirmonofosfaat en verder door cellulaire kinasen tot de trifosfaatverbinding. Ganciclovir heeft een virusstatische activiteit. Het remt competitief de incorporatie van deoxyguanosinetrifosfaat in DNA door viraal DNA-polymerase. Tevens veroorzaakt het een beëindiging of sterke beperking van de verdere virale DNA-elongatie door de incorporatie van ganciclovirtrifosfaat in viraal DNA.
Gevoelig zijn: humaan cytomegalovirus (HCMV), herpes simplex virus-1 en -2 (HSV-1 en HSV-2), humaan herpes virus-6, -7 en -8 (HHV-6, HHV-7 en HHV-8), Epstein-Barrvirus (EBV), varicella zostervirus (VZV) en hepatitis B-virus. Na systemische toediening worden ook intra-oculair voldoende werkzame concentraties bereikt tegen de meeste cytomegalovirusstammen.
Resistentieontwikkeling is beschreven, zie voor meer informatie hierover rubriek 5.1 van de officiële productinformatie CBG/EMA via 'Zie ook'.
Kinetische gegevens
Resorptie | goed. Wordt in darmwand (en lever) snel en volledig omgezet in ganciclovir. |
F | hoger wanneer ingenomen met voedsel en is dan ca. 60% (ganciclovir) |
V d | ca. 0,68 l/kg (ganciclovir). |
Metabolisering | snel en volledig tot ganciclovir. Er zijn geen andere metabolieten aangetroffen. |
Eliminatie | voornamelijk met de urine (ca. 81%), via glomerulaire filtratie en tubulaire secretie (als ganciclovir). Hemodialyse kan de bloedspiegel verlagen. |
T 1/2el | ca. 4 uur (ganciclovir, bij HIV- en CMV-seropositieve patiënten), bij kinderen 2–5,5 uur (oplopend met de leeftijd), bij neonaten ca. 3 uur. Bij verminderde nierfunctie: bij een creatinineklaring van 21-50 ml/min: ca. 10 uur; 11-20 ml/min ca. 22 uur; < 10 ml/min ca. 67 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
aciclovir hoort bij de groep nucleoside- en nucleotide-analoga.
Groepsinformatie
valganciclovir hoort bij de groep nucleoside- en nucleotide-analoga.